Dan toch heeft het me ingehaald, het uur van de wolf.
Maandag, en opstaan met zo'n weltschmerz, weemoed, schurende heimwee. Murw geslagen in de touwen. Geen tunnel met op het einde... maar in een grot zitten.
Alles wordt in donkere vraag gesteld. Elk pijntje uitvergroot. Een attente opmerking van mijn broer afgemompeld. 't Ja, trop is trop.
De tocht was te kort, grommel, morgen te lang, grommel. De kapel is dicht, grommel. De laatste loodjes, maar zo laatst is het vandaag nog niet. In feite ben ik een thuismens. Met mijn voeten in de Vlaamse klei.
En dan stappen in mooi weer. Zo'n mooie zichten op de Pyreneeën. En toch. Grommel. Krijg ik daar nu geen bleingevoel aan de linkerhiel?
En dan komen we, onderweg, in een kappel. Daar waren twee moeders (denk ik) met drie kindjes 6 à 8 jaar (2 meisjes, 1 jongen). En die jonge mensen zongen samen een zo zo mooi lied in dat kappeletje, dat ik onwel werd van emotie. Wie had zo iets, hedentendagen kunnen denken.
Ik kreeg bijna niet tegen hen gezegd (wat spijtig meer en meer gebeurd) hoe mooi ik het vond, hoe dankbaar, en zo uniek.
En dan komen we aan in de volgende bestemming Arzacq. Gedoucht, gekazerneerd, dit geschreven, gewhatsapt met Ineke, en daar is dan toch de zon aan het einde van de...
Ik begin levenslange pelgrims te begrijpen, maar niet voor mij.
Melanie zingt het het allerbeste :
Take me disappearing down the smoke rings of my mind,
Through the foggy ruins of time, down past the frightened leaves, and the lifeless frozen trees
Way down to the windy beach,
Far from the twisted reach of crazy sorrow.
I want to dance beneath the diamond sky with one hand waving free,
Silhouetted by the sea, with all memory and fate driven deep beneath the waves.
Please let me forget about today until tomorrow
|