Inhoud blog
  • Sex sells
  • De koningin van Fellini
  • Virtueel café
  • Een fluitje van een cent
  • Déja vu
  • Tijd voor een Wereldmannendag?
  • Luctor on stage
  • Hamerende heipalen en ziedende gitaren
  • Airwick
  • De warme bakker
  • Irish coffee
  • Liefde in de sneeuw
  • De ACN-generatie
  • iPod-kisses
  • En daarmee basta!
  • Uitvinding: lul met snuif-functie
  • Geëtst voor het leven
  • Sauna
  • Het jaar van de spiegel
  • Vuurwerk
  • 2010: toen wandelen weer mogelijk was, een regering ónmogelijk was en het kerkcrapuul in bloei stond
  • 2009: En toen kwam een olifantje met een lange slurf...
  • 2008: Alleen de aandelen van rolstoelen gingen de hoogte in
  • 2007: Le jour de gloire est arrivé!!!
  • Winter, niets dan ellende
  • België - Belgique: liefde met een vervaldatum
  • De pet van mijn opa
  • Wat is Kerst?
  • De zak van Sinterklaas
  • Niet elk einde is een nieuw begin
  • Mijn engelen slapen nog
  • Let's talk about sex
  • Wat is oud?
  • Fees(t)boek?
  • Nooit meer oorlog
  • Luctor for president
  • Trein
  • Nestbevuiling
  • Zappen is slecht voor de lijn
  • Brief aan mijn ouders
  • Cirque De l'Enfer
  • Logisch denken
  • De pure mens: een specimen dat nog op twee plaatsen te vinden is
  • Mag er een beetje gel in?
  • Recht in je schoenen
  • tien-tien-tien, de dag des Heeren
  • Trouwen is houwen!
  • In het land van de Heilige Annick, waar Chinezen thuis zijn.
  • David Robert Jones
  • Gazettenklap
  • I Still Haven't Found What I'm Looking For...
  • Venus en Mars
  • De macht van de paardenkracht
  • Dinsdagen
  • Oorden van verderf
  • Het verdriet van België
  • Bloemen op mijn graf
  • Als eieren zo groot
  • Over banken, elektriekers en Pukkelpop...
  • Dood en leven weerspiegelen in water
  • Niets mag nog.
  • Linda
    Blog als favoriet !
    Gastenboek
  • wèr ar joe, Luctor?
  • niet volledig onbaatzuchtig...
  • pedagogische academie basisonderwijs
  • Gelukkige verjaardag!
  • Herkenning

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Mijn favorieten
  • Go2
  • open directory project
  • Sente XL - de onafhankelijke website over Sint-Laureins
  • Een eigenzinnige kijk in het leven van een kunstfotograaf
  • columns in Limburg: eine inne daag neet geschrieven, eine inne daag neet gelaef
  • Copyright:
    Deze teksten zijn auteursrechterlijk beschermd.
    Schending van het auteursrecht, waaronder wordt verstaan een verveelvoudiging en verspreiding zonder de vereiste voorafgaande toestemming van de auteur is een misdrijf!
    de wereld van Luctor
    Homo Sapiens non urinat in ventum
    Een bescheiden column over hoe een oud kind de wereld rondom zich ervaart...
    03-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zak van Sinterklaas
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bijna is het weer zover. Nog een paar keer slapen en we worden wakker op 6 december. De dag van Sinterklaas.

     

    Ik herinner mij nog hoe het vroeger ging, way back in the sixties, toen ik nog een klein jongetje was. De avond voor zes december was elk detail belangrijk. Er was geen dag in het jaar dat ik méér gehoorzaam was dan die avond. Zo kort voor de streep kon ik mij geen enkel foutje veroorloven, waardoor mijn kansen op speelgoed en lekkers zouden verbrod worden. Lang voor het avondeten was mijn huiswerk al klaar en nog voor mam het gevraagd had, zat ik al fris gewassen in de zetel. Pyjamaatje aan en de nog natte haartjes in het meest rechte streepje van het hele jaar. “Tandjes gepoetst, jongen?” Wat dacht je? Geschrobd zijn ze. Drie keer! Desnoods met bruine zeep. Alles om de Sint goed te stemmen. Mijn schoentje met de wortel en de suikerklontjes voor Slecht Weer Vandaag werd nog minstens drie keer gecheckt vooraleer ik met een gerust hartje mijn bed inging.

     

    ’s Anderendaags mocht de wekker een half uurtje vroeger aflopen. Absoluut overbodig trouwens, want al uren voor het ochtendlicht lag ik klaarwakker en met ijskoude voetjes in bed te trappelen tot mam kwam roepen dat ik mocht opstaan. Voor de dooie dood zou ik het niet gewaagd hebben om vroeger naar beneden te gaan. Stel je voor dat je de Sint of Zwarte Piet zou betrappen, terwijl ze net uit je schoorsteen kropen… My goodness, ik mocht er niet aan denken. Elk geluidje in huis was een teken van de Sint. Bij ieder kraakje van het hout ging mijn hartslag met tien eenheden de hoogte in en lag ik doodstil in het donker te turen of ik misschien geen stemmen zou horen. Een dakpan die een beetje verschoof deed mij rillen van angst dat Slecht Weer Vandaag juist op ons dak zijn sierlijke paardenbenen zou breken. Want wat als de Sint nu eens mee naar beneden zou tuimelen? Dan was ik zeker verdoemd voor de rest van mijn dagen. Door een stomme dakpan.

     

    Gelukkig heeft geen enkele van al deze doemscenario’s zich ooit voorgedaan. Maar de stress was er zeker niet minder om. Ze piekte tot ongekende hoogte toen mam op mijn kamertje kwam en zei dat het tijd was om naar beneden te gaan.

     

    Op de ochtend van 6 december fluisterde ze altijd. Stel je voor dat de Sint nog niet vertrokken was. Ik voel mijn hartje nog altijd in mijn keel bonzen op de moment dat mam en ik behoedzaam, trede voor trede, naar beneden gingen.

    “Sssst”, fluisterde ze, “Er brandt licht in de keuken. Voorzichtig. Ik durf bijna niet naar beneden. Zou hij nog niet weg zijn? Zou hij het licht vergeten uitdoen zijn?” Haar stem trilde van gespeelde angst.

    Het donker en haar gefluister hadden zo’n verlammend effect op mij dat ik haar niet eens durfde te antwoorden. Met grote angstogen zocht ik bescherming dicht bij haar aan. Ieder jaar opnieuw sloeg ze zowat halfweg de trap haar arm geruststellend om mijn tengere kinderschoudertjes, waardoor ik mij kon vastklauwen in de zachte stof van haar kamerjas.

    Stapje voor stapje daalden we verder de trap af en had ik gedurfd, dan was ik vermoedelijk ín haar kamerjas gekropen op zoek naar nog meer bescherming. Op de laatste treden was het licht in de keuken zó dichtbij dat we zelf al in het schijnsel stonden. Nog maar een paar meter…

     

    Gelukkig hebben we de Sint nooit betrapt en lag de keukentafel ieder jaar weer vol speelgoed, marsepein, chocolade, mandarientjes en speculoos. Van pure opluchting spurtte ik telkens linea recta naar de achterdeur om daar, keihard,  ‘Dankuwel Sinterklàààààs’ in de ochtendlijke buitenlucht te gillen. En geloof het of niet, maar echt ver kon de Sint nooit geweest zijn, want meestal hoorde ik achter in de tuin een zware stem terugroepen: “Als je flink bent kom ik volgend jaar terug”. Niet eens een paar minuten later kwam ik bijna iedere keer pap in de veranda tegen. Ik heb eigenlijk nooit goed geweten waar hij op dat ogenblik al vandaan kwam, maar ik was veel te zenuwachtig en vooral veel te blij met al die prachtige cadeaus om het hem te vragen.

     

    Mijn God, waren dat mooie momenten. Jarenlang heb ik mijn best gedaan om ze over te brengen op mijn dochter en later ook op mijn zoon. Aan hun gelukkige gezichtjes te zien, denk ik zelfs dat ik er vrij goed in geslaagd ben om ook hun te laten proeven van die prachtige herinneringen uit mijn eigen kindertijd. Ook mijn kinderen stonden jaar na jaar op blote voetjes in de koude ochtendlucht de Sint ‘dankjewel’ toe te roepen voor alles wat hij gebracht had. Ook zij kregen van achter het tuinhuis de boodschap dat de Sint beslist volgend jaar zou terugkomen als ze flink zouden blijven en ook zij vroegen zich waarschijnlijk ieder jaar weer af wat ik zo vroeg op de ochtend al uit de tuin kwam gewandeld. Ze hebben er mij nooit naar gevraagd, zenuwachtig en gelukkig als ze waren.

     

    Helaas zal dat vanaf dit jaar allemaal verleden tijd zijn. Ik doe niet meer mee. Geen haar op mijn hoofd dat daar nog aan twijfelt. Eigenlijk komt het hierop neer dat ik het hele Sintgedoe gewoon niet meer vertrouw. Al eens goed gekeken hoe de Sint eruit ziet? Een mijter, een kromstaf, een koormantel, een tabbaard, een soutane en een robijnring. Hoeveel méér bisschop kan je zijn, waarde lezer? Noem mij gerust kortzichtig of belachelijk, ik trek er mij geen fluit van aan. Na de Pedofiele Avonturen van Roger Vangheluwe vertrouw ik geen bisschoppen meer in de buurt van mijn kinderen. Zelfs geen verklede! Punt.

    ‘Ja, maar ja’, zeggen puristen, ‘er is toch een duidelijk verschil’. Ze verwijzen daarbij naar het verbod op identieke namaak van de drieëndertig knoopjes aan een bisschopsoutane, die het aantal levensjaren van Christus symboliseren. De Heilige Nicolaas zal dus altijd minder of meer knoopjes moeten hebben. Nooit drieëndertig! Ooit al eens een uk van drie bij de Sint op schoot gezet en aan dat ventje proberen uitleggen dat hij eerst de knoopjes moet tellen? Tegen de tijd dat hij aan tien zit, is hij al drieëndertig keer verkracht.

     

    Hoe weet ik trouwens dat de Sint die mijn zoontje op schoot pakt niet Hete Roger himself is? Weet u ‘m zitten? Ik in elk geval niet en in het cachot, waar hij thuis hoort, daar zit hij al helemaal niet. Iedere witgrijze baardmans die dezer dagen met een bende gevederde negerkes rondloopt zou hem best kunnen zijn? Ahja, hij is uit zijn ambt ontzet en voor zover ik weet geeft een C4 met ontslagreden ‘verkrachting van minderjarigen’ geen recht op werkloosheidsuitkeringen. Hij moet toch ergens van leven. Sint spelen zou dus een optie kunnen zijn en bovendien moet Vangheluwe zijn Sintenpakje niet eens gaan huren. In zijn kast hangt het wellicht vol. Allemaal exact drieëndertig knoopjes. Het enige waaraan je hem mogelijks nog zou kunnen herkennen, is zijn rode koormantel, die op kindermondjeshoogte wellicht nog vol vieze witte vlekken zit. De gore smeerlap!

     

    Neenee, geen Sint meer voor mijn zoontje. Ik neem geen risico’s met een Roger Vangheluwe -goedgeilig man en de kindervriend bij uitstek- nog op vrije voeten. Ik word er gewoon kotsmisselijk van. En dan heb ik het nog niet eens over al die Sinterklaasliedjes die aangepast zouden moeten worden.

     

    Zie ginds komt de bisschop uit Brugge al aan.

    Hij toont ons zijn piemel, we zien hem al staan.

    Hoe huppelt zijn knuppel al op en al neer.

    Hoe zwaaien zijn kloten al heen en al weer.

     

    Godverdomme toch, waar is de tijd dat ik als kind schrik had voor de zak van Zwarte Piet? Ik vertelde het ooit aan de Sint, toen ik in de Nopri op zijn schoot werd gehesen. Als ik braaf was, dan hoefde ik daar geen schrik voor te hebben, zei de Sint en hij gaf mij een kruisje op mijn voorhoofd.

     

    Zo zie je maar dat tijden veranderen, want als er nu een bisschop het woord ‘kruisje’ nog maar uitspreekt in de nabijheid van mijn zoon, dan heb ik ‘m alvast één ding geleerd: spurteeeeeuh!

     

    Luctor

    03-12-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    30-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet elk einde is een nieuw begin
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Drie weken geleden zouden  Maarten en Regina bij ons op bezoek komen. Dat was al maanden zo gepland.

     

    Ik ken Maarten al meer dan dertig jaar. Bijna veertig, zelfs. Zijn vader, toen al weduwnaar, had destijds een vakantiehuisje in Cadzand, vlak naast dat van mijn ouders. Alle zomers tussen 1972 en 1978 trokken Maarten en ik samen op. Aanvankelijk waren we vriendjes die samen voetbalden en op warme dagen naar het strand trokken om er in zee te zwemmen, maar naarmate we ouder werden, werd de vriendschap hechter en intenser. We werden echte soulmates, ook al bestond dat woord in die tijd nog niet. Het strand werd een plaats die enkel nog diende om af te spreken met meisjes en het voetbal werd vanaf een zeker moment gewoon vervangen door tientallen muziekcassetjes met de nieuwste songs van Deep Purple, Uriah Heep, Yes en Jethro Tull.

    Ik schat dat we allebei een jaar of vijftien moeten geweest zijn toen we stiekem onze eerste joint rolden en nadien urenlang -stoned als een garnaal- lagen te gieren met al onze fantasieën over de meisjes die onze hormonen op hol joegen. Maarten kwam uit het Nederlandse Tilburg en ik was een Waaslands suikermannetje. Twee jongens, twee werelden, maar met dezelfde dromen.

     

    Begin 1978 ging pap dood en nadien ben ik nooit meer naar Cadzand geweest. Niet dat het één iets met het ander te maken had; het was gewoon zo. Maarten zag ik dus ook niet meer tot er begin jaren tachtig een uitnodiging in de bus viel voor zijn huwelijk. Ik heb niet getwijfeld.

     

    Het weerzien met Maarten was hartelijk, ook al vond ik zijn toenmalige bruid van meet af aan een Hollandse trut zonder weerga. ‘Sóóó, ben jij Luctor??? Blij je te leren kennen, ség. Godsamme… Ik heb sóóó feel over je gehoord… Jeetje, een Belg op ons feesie! Kijk ’s an. Kijk ’s an. Wat leuk…’.

    Jak! Gelukkig valt er op een gemiddeld trouwfeest in Nederland niet al te veel te vreten, want had dat wel het geval geweest, dan had ik hoogstwaarschijnlijk mijn hele lijf gewoon uitgekotst. Een eerste kennismaking met zo’n schijnheilig pokkewijf is immers méér dan eten en drinken tegelijk. Jesus! Nuja, lang heeft het huwelijk met de trut overigens niet geduurd, want na een paar jaar stond Maarten plots aan mijn deur met zijn nieuwe vriendin. Regina. Sindsdien hebben we contact gehouden en zo’n twee à drie keer per jaar komen we bij mekaar over de vloer. Drie weken geleden zouden Maarten en Regina bij ons gekomen zijn. ’s Zaterdags uitgebreid eten, lekker bijkletsen, blijven slapen en ’s zondags weer naar Tilburg.

     

    In de loop van die zaterdagvoormiddag belde Maarten.

    "Mijn vader is ziek", zei hij. "Hij is gisteren onwel geworden en naar het ziekenhuis gebracht voor onderzoek. Niets om ons zorgen over te maken, maar het lijkt toch verstandigst dat we nu even niet naar België komen. Je weet maar nooit. Bovendien heeft ie ook geen bezoek als wij er niet zijn".

    “Tuurlijk”, zei ik. “Geen probleem. We spreken later wel opnieuw af. Hou mij op de hoogte hoe het met je vader verloopt en wens hem alvast veel beterschap van ons”.

    “Doe ik”, zei Maarten. “Jij ook de groeten daar aan je wijfie”, en hij haakt in.

    Vorige zaterdag is de vader van Maarten begraven.

     

    De gsm in mijn jaszak biepte oorverdovend schel in het muisstille en ijskoude Tilburgse wijkkerkje. En ook al kent niemand mij hier, toch vond ik het strontgênant. Iedereen zit je aan te gapen alsof je de onbeschaamdheid zelve bent. Of het mogelijks te maken zou kunnen hebben met de toch altijd ietwat minore Belg-Hollander-relatie weet ik niet, maar ik had veel zin om al die stomme koppen meteen van antwoord te dienen. ‘Sorry Hollandse oetlullen, maar ik heb géén moord gepleegd en ik heb evenmin uw vrouwen en dochters verkracht. Ik heb gewoon mijn gsm vergeten uitschakelen en een smsje hebt ontvangen. Mag het? Kijk dus gewoon met je stomme bek naar voor, wil je.’

    Maar ik zei helemaal niets. Ik keek de stomme koppen in tegendeel alleen maar een beetje verontschuldigend aan en hield voor de rest mijn mond. Uit respect voor Maarten. En voor Arie,  zijn dooie vader.

     

    Het gevoel van vochtige kilte in het kerkje leek nog te verscherpen door de karige opkomst. Ik schat dat er niet eens veertig mensen waren, familie inbegrepen. En ondanks het feit dat het vorige zaterdag nog niet echt winterde, toch merkte ik bij zowat iedereen kleine ademwolkjes, die treurig meedeinden op het gesnotter van de eerste rijen. Overal stonden kragen recht en waren sjaals omgeslagen. Het leek alsof de kilte van de dood bezit had genomen van de hele kerk en iedereen die er zat.

    Hoedanook, bezeten door de kilte van de dood of niet, na een paar minuten had geen van de kerkgangers nog aandacht voor mij of mijn gsm. Ik keek rondom mij en zag dat iedereen alweer diep in zichzelf gedoken zat, hoogstwaarschijnlijk verzonken in de eigen gedachtenwereld. Rekeningen die nog moeten betaald worden, de auto die dringend naar de garage moet, een minnares die dreigt alles te komen vertellen aan je vrouw,… De honderdduizend kleine dingen van alledag. Alles leek zo gewoon. Belgisch bijna. Ik moet eerlijk toegeven dat ik mij iets totaal anders had voorgesteld bij een begrafenis in een Gereformeerde Gemeenschap.

     

    Al moet ik toegeven dat die gereformeerden één ding toch wel bijzonder goed gesnapt hebben: een begrafenis is een korte dienst om afscheid te nemen. Punt. Geen uitgebreide misviering zoals bij ons. De dominee gaat voor in de dienst en Gods woord staat centraal om troost te vragen voor de nabestaanden. Er wordt een psalm gezongen en een gebed voorgelezen, and that’s it. Geen oeverloos gezwets zoals bij onze katholieke pastoors, die de overledene centraal stellen en zelfs bij het grootste crapuul nog staan te getuigen hoe goed hij wel was voor mens en omgeving. Ook geen tientallen familieleden die vooraan de kerk snikkend komen vertellen hoe erg ze papa, mama, opa of oma zullen missen. Neen, niets van dat alles. Gewoon sec! Kort. Krachtig. Ajuu paraplu! Hollandser kan niet, vrees ik.

     

    Ik knipoog naar Maarten als ik de dichtste familie onmiddellijk na de dienst ga condoleren. Regina geef ik een kus. Ze knijpt eventjes in mijn arm en fluistert ‘dankjewel’. Maarten houdt me nog even staande. Zijn gezicht is betraand en zijn ogen zijn bloeddoorlopen. “Fijn, kerel!”, zegt hij. “Fijn, dat je hiervoor die hele reis hebt gemaakt.” Zijn stem klinkt stil en gebroken. Hij trekt mij stevig tegen zich aan en geeft mij een hele lieve kus op de wang. Ik smaak het zout van zijn tranen en ik voel dat er niet veel meer moet gebeuren voor ik zelf ook vol schiet.

    “We bellen wel”, zeg ik, mijn tranen verbijtend.

    “Doen we”, zegt hij.

    Ik ben blij dat ik weer buiten ben. De frisse lucht doet deugd en de koude wind droogt mijn ogen.

     

    Terwijl ik terug naar mijn auto wandel, een paar straten verderop, lees ik het smsje dat ik tijdens de begrafenis heb ontvangen. Het is van mijn vrouw, die er door omstandigheden niet bij kon zijn. Of ik Maarten en Regina veel sterkte wou wensen en of ik op de terugweg nog in een paar winkels wou binnenwippen om boodschappen af te halen. Ze heeft alles al besteld en ik moet het alleen maar even ophalen. Vlees en beleg bij slagerij De Clercq, de Collect&Go-bestelling in de Colruyt en nog een bak plat water van de drankencentrale. Brood hoefde niet, want dat zat al in de bestelling van Colruyt. Afsluiten doet ze altijd met drie kruisjes.

    “ok. X”, antwoord ik. Ik zet nooit meer dan één kruisje.

     

    Mijn gsm biept als bevestiging dat mijn antwoord verzonden is, maar hier in de straten hoor je het amper. Ik denk aan die stomme koppen van daarstraks in de kerk. Het doet mij glimlachen. Arie was een leuke vent en Cadzand was de mooiste tijd van mijn jeugd…

     

    Luctor

     

    30-11-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (15 Stemmen)
    28-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn engelen slapen nog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het was zonnig maar barkoud toen ik vanmorgen mijn auto parkeerde onder de winterkale takken op de bijna verlaten parking van het oude, maar statige Hotel De Lourdes in Oostakker.  De sneeuw ligt er tapijtdik en absorbeert alle geluiden tot een bedwelmende doofheid. Alleen het gekraak van verse sneeuw onder mijn voetstappen benadrukt de pontificale stilte. Frivole ademwolkjes dansen op de melodie van mijn stappen en verdwijnen dan even vrolijk in het niets. Ongerepte sneeuw verscherpt de zintuigen, maar verzacht ook mens en weemoed, herinner ik mij de wijze woorden van mijn vader. Hij heeft gelijk. Zelfs de lang vervlogen grandeur van het hotel-restaurant lijkt onder deze witte sluier weer tot leven te komen. De knusse warmte achter de  statige ramen kan je als het ware tot buiten proeven.

     

    Ik ben ruim een halfuur te vroeg voor een afgesproken fotosessie op het aanpalend bedevaartsoord en dus geef ik met graagte toe aan de verleidelijke warmte van het hotel voor een kop koffie.

     

    Hoewel een paar obers voortdurend af en aan lopen, zijn binnen amper twee tafeltjes bezet. Vlakbij het tafeltje dat ik uitkies, zitten twee oerdeftige oude dames met hoed en Hyacinth Bucket-jurken, rustig keuvelend over hun goedgevulde ontbijtborden heen. Iets verderop, vlakbij een raam, zit een jonge blonde vrouw genietend van haar koffie te nippen. Als een krolse kat zoekt ze aanhoudend naar de ideale positie om zoveel mogelijk van het winters zonnetje op haar huid te laten stralen. De knoopjes van haar zwart-wit geblokte blouse staan zover open, dat elkeen die het wil vrije inkijk krijgt op de aanzet van haar weelderige boezem. Haar donkergrijze rokje is kort genoeg om het frivole kantwerk van haar zwarte bilkousen net niet te verbergen. Ze is absoluut aantrekkelijk -het tegendeel beweren zou een leugen zijn- maar het totaalplaatje is mij toch iets te ordinair om haar stijlvol knap te noemen. Al bij al een vrouw waar je graag naar kijkt, maar liever niet mee gezien wil worden. Ik geniet van mijn koffie en besteed er verder geen aandacht aan.

     

    Terug buiten merk ik toch al meer beweging op de besneeuwde parking. De ene na de andere auto ontmaagdt het vredige wintertafereel. Behalve af en toe een enkeling, zijn het merendeels koppels die uit de wagens stappen en in uiterste rust naar de ingang van het gebedsdomein wandelen. Schrijden bijna. Het valt mij op dat er heel weinig gesproken wordt tussen de bedevarende paren en als er al iets gezegd wordt, dan gebeurt dat in stilte en is het antwoord van de ander vaak niet meer dan een kort knikje of een glimlach. Een jonge vader met drie kleine kinderen heeft aan een kort maar krachtige ‘sssst’ voldoende om zijn jonge grut mee in het stille bedevaartsjuk te hijsen.

     

    Van zodra ik de parking verlaat en een eind het terrein van de Lourdesgrot ben opgewandeld, op zoek naar de fotograaf, omringt mij weer diezelfde sfeer van ongerepte, stille waardigheid. Het hele terrein blijkt omringd door een groot bos. Middenin staat een grillige rotsstructuur, die gebouwd is rond het fel verlichte beeld van de Heilige Maria. Vlak voor de rotspartij tal van lange houten banken, voldoende voor zeker een paar honderd bedevaarders. De banken liggen er besneeuwd bij, maar voor een achttal zittende gelovigen is een nat gat duidelijk geen bezwaar. Eentje zit zelfs in de sneeuw geknield, vlak voor een kruisbeeld met een ondergesneeuwe Jezus. Nog een  tiental andere bedevaarders kuieren traag langs één van de twee ommegangen. Ze stoppen bij elke statie en prevelen gebedjes. Een paar vechtende kauwen verstoren de stilte. 
     

    Hoe fel ik ook onder de indruk ben van de ingetogen rust die hier heerst, toch realiseer ik mij dat er hier, behalve de aanzet van het paar mooie borsten in het hotel, bijzonder weinig goddelijke verschijningen voor mij zullen weggelegd zijn. Ik ben totaal vreemd in deze wereld en het minste wat je kan zeggen is dat ik spiritualiteit van de andere bedevaarders ontbeer.

     

    Een jonge kerel van goed in de dertig, pepert mij dat nog eens ongewild in. Op amper twee meter van mij staat hij rechtstaand en luidop te bidden in een taal waar ik niets van begrijp. Zijn gebogen armen allebei in de lucht gespreid, zijn ogen onlosmakend gebrand op het verlichte Mariabeeld. Om de paar minuten buigt hij door de knieën en herneemt hij zijn onverstaanbaar gebed. Tientallen keren na elkaar. Gefascineerd door zoveel passionele devotie blijf ik hem minutenlang onbeschaamd aanstaren. Het geeft mijn een lomp en onbeleefd gevoel, maar het is sterker dan mezelf. Ik blijf hem begapen als een koe die een paard ziet voorbijvliegen. Een echte verschijning had me waarschijnlijk met niet meer stomheid kunnen slagen.

     

    Op het moment dat schaamte toch de bovenhand haalt op mijn verbazing, steek ik een sigaret op en wandel ik terug naar de parking, nog steeds op zoek naar de fotograaf die nu toch stilaan moet gaan toekomen. Ik ben niet eens vijf passen gestapt als een stem mij tot de orde roept: “U kan beter niet roken in een gebedsoord, want u jaagt de engelen weg…”. Ik draai mij om in de richting van de stem en ik kijk in het vriendelijk glimlachende gezicht van de man die daarnet een taal stond te prevelen waar ik geen woord van begreep.

     

    Het valt mij nu pas op hoe klein en tenger hij is. Bijna fragiel. Zijn mager, invallend gezicht wordt omringd door een verzorgde korte baard. Zijn ogen zijn donker en zacht, maar tegelijk ook vastberaden en pienter en ze zoeken onbeschaamd die van mij. Hij draagt een donkerbruine jeans en een iets lichterbruin modieus ski-jack van een peperduur merk. Rond zijn hals -boven de jas- bengelt een houten blokje aan een soort veter. Het primitieve sieraard heeft een ietwat grillige vorm, maar het is onmiskenbaar een soort kruis.

    “Neemt u mij niet kwalijk dat ik u dat zo voor de voeten gooi”, zegt hij, “maar ik wou u iets leren”.

    Op het moment dat hij aanstalten maakt om zijn weg verder te zetten, hou ik hem staande. “Als u het dan toch allemaal zo goed weet”, zeg ik, “neem er dan wat tijd voor en leg mij dan minstens uit wat ik fout doe.”

     

    In een kort gesprek dat gaandeweg meer op een striemend sermoen lijkt, kom ik te weten dat de man Erik heet. Hij blijkt een aanhanger van de Ethiopisch-orthodoxe Kerk en bidt in het Ge’ez, een oud-Hebreeuwse taal der Engelen. Ik begrijp werkelijk geen kloten van alles wat hij me probeert wijs te maken, maar het komt erop neer dat tientallen Engelen rond mijn hoofd zouden vliegen om mij de juiste weg te tonen. Hij ziet ze! Ik moet op mijn lip bijten om niet te zeggen dat ik eerder denk dat hij ‘ze ziet vliegen’, maar daar krijg ik geen kans meer voor. Zonder op een wederwoord te wachten, beent mijn nieuwe vriend stevig richting parking. Ik kijk nog snel even rondom mij, maar ik zie alleen een paar vallende bladeren en mijn eigen ademwolkjes. Mijn Engelen slapen nog.

     

    Op de parking tref ik de fotograaf wachtend in zijn auto. We groeten en ik help hem met het uitladen van zijn fotomateriaal. Even verderop zie ik Engel Erik wachtend, geleund tegen een gitzwarte Porsche. Een jonge, blonde vrouw verlaat het hotel en stapt lachend op hem toe. Ze loopt een beetje wankel op haar hoge stiletto's in de verse sneeuw, maar ze weert zich om gracieus te blijven. Ik herken het korte, donkergrijze rokje boven sexy zwarte nylons, waarvan je nog net de kanten bovenrand kan zien. Onder haar openhangend jasje merk ik een zwart-wit geblokte blouse. Er volgt een lange intense tongzoen.

     

    Rondom mij, nog steeds alleen maar vallende bladeren en mijn eigen ademwolkjes. Kust nu mijn kloten…

     

    Luctor

    28-11-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (9 Stemmen)
    21-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Let's talk about sex
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als een piekerige carnavalspruik hing ik vanmorgen in de zetel wakker te worden. De luiken zijn nog nachtelijk gesloten, op de salontafel dampt een bak schuimende Senseo. De rest van het gezin ligt nog slapend in bed. Het is zes uur en ik ben net opgestaan. Buiten is alles nog donker en stil, binnen hoor ik alleen het getik van verwarmingsradiatoren die tot leven komen. Eén van onze poezen kromt zich krols aan mijn voeten en gaat dan weer lusteloos liggen, één oog half geopend op mij gericht. Een zondagochtend zoals bijna alle andere, ten huize Luctor.

     

    Ik verdeel mijn ontwakende aandacht tussen mijn kop koffie, een herhaling van het laatavondnieuws en een verfomfaaide Cosmopolitan, waarin mijn teerbeminde gisteren zat te lezen en die ze opengeslagen heeft achtergelaten op de leuning van de bank. Terwijl ik blader tussen negenennegentig verleidelijk-erotische lingerietips, vertelt Jan Becaus dat paus Benedictus XVI het gebruik van condooms onder bepaalde omstandigheden heeft goedgekeurd. Om zes uur ’s ochtends vind ik deze combinatie van beide berichten zo tongue in cheek dat ik mij afvraag of een wereld zonder seks aan hetzelfde tempo zou draaien als die waarin we leven. Want je staat er misschien niet dagelijks bij stil, maar om onze soort in stand te houden hebben we eigenlijk geen seks meer nodig. Als we schapen kunnen klonen, dan kunnen we dat beslist ook met mensen -laat dat duidelijk zijn- maar ook voor wie zich eerder proefbuisgewijs wil voortplanten, hoeft die piemel niet noodzakelijk in dat spleetje.

     

    Waarom hebben we dan toch nog seks, vraag ik mij af. Omdat het gewoon fijn is, natuurlijk! Het blijft immers een fantastische ervaring om als twee geliefden zo dicht bij elkaar te zijn dat je als het ware in elkaar tot een versmelting komt. Ik ben naïef genoeg om dat nog als nummer één te plaatsten, maar ik besef ook dat seks soms gewoon een gevolg is van pure geilheid. Het middel bij uitstek voor het bevredigen van onze oerdriften. Ook niks fout aan, toch?

     

    Soms is seks ook gewoon handig. Vraag dat maar aan alle carrièrevrouwen en –mannen, die talloze treden op de hiërarchische ladder gestegen zijn door respectievelijk in te spelen op het lulverstand van hun baas of het laten ontbranden van de hitsigheid in de string van hun bazin. De ver van je bedshow? Ik dacht het niet! Wat is het verschil met de gewone huisvrouw, die extra kortgerokt en bijna tettenbloot-gedecolleteerd naar de autokeuring of het containerpark gaat? Of met de sympathieke buurman die eerst nog even zijn haar goed strijkt, vooraleer hij bij zijn bevallig buurvrouwtje het gras gaat maaien, terwijl het onkruid in zijn eigen tuin kniehoog staat? Met je lul in haar hand komt ze door het ganse land en via haar spleet kom je in de hemel voor je het goed en wel weet! Man, man, man, bronstige bonobo’s, dàt zijn we. Allemaal!

     

    Maar nóg fascinerender dan waarom we seks hebben en met wie, is de vraag hoe we het doen!

    Onze eigen seksuele voorkeuren vinden we allemaal zo normaal als de nacht die volgt op de dag, maar wat er dan precies allemaal tussen de lakens wordt uitgespookt is een ontdekkingsreis waar zelfs de avonturen van Christoffel Columbus bij verbleken. Akkoord, zowat overal ter wereld is ‘le moment suprême’ een pinneke wat in een gaatje verdwijnt, maar de weg er naartoe is vaak nog spannender dan een ritje op ’s werelds meest imposante rollercoaster.

     

    Het is een feit dat onze cultuur daar een belangrijke rol in speelt. In vergelijking met veel islamitische landen, waar de seksuele normen vaak heel strikt zijn vastgelegd, lijkt onze westerse cultuur met een relatief vrije seksuele moraal op een soort Alice in Wonderland. En dat begint al bij het voorspel, want lang niet iedereen raakt zomaar opgewonden door een knap exemplaar van de andere of eigen sekse. De één smelt van een zachte massage, terwijl de ander pas kickt als er met een zweep op haar of zijn gat gekletst wordt. Sommigen voelen dan weer seksuele opwinding als er voor hen gestript wordt en nog anderen willen juist de gekste verkleedpartijen om in ‘the mood’ te geraken. Je kan het zo gek niet bedenken of het bestaat. Ja, waarde lezer, als het bij u niet zo is, dan toch zeker bij één van uw buren. Als je het allemaal zou weten, de wereld zou er plots heel anders uitzien.

     

    Stel je voor dat je van je bankier weet dat hij geil wordt van zijn vrouw in een weinig verhullend verpleegsterspakje, terwijl ze eerst zijn poepke poeiert vooraleer dat hij aan de tiet mag. Je zou je gespaarde geld plots minder veilig wanen bij zijn bank. Kan je je inbeelden dat de dokter die vorige week naar je longen luisterde, kickt op het zich laten pijpen door in leder gehulde mannen in een openbaar park? Hoe zou je brood smaken als je wist dat de bakker en zijn vrouw fervente beoefenaars zijn van poep- of plasseks. En dan ga ik er voor het gemak nog vanuit dat hij uitvoerig gedoucht heeft vooraleer hij zijn bruinbrooddeeg begint te kneden… Kortom, de variaties zijn eindeloos en de geilheid evenzeer. Alleen, de vragen blijven meestal onbeantwoord.

     

    Maar Luctor zou Luctor niet zijn, als hij toch niet op zoek was gegaan naar hoe onze medeburgers het doen. Het was een doortastende en moeilijke zoektocht, mijn waarde lezer, en bovendien zal ik u moeten ontgoochelen. Ik heb geen antwoorden gevonden. Niemand van mijn studieobjecten was bereid om mij eerlijk te bekennen hoe ze het doen. Zo ben ik niet te weten gekomen of Rik Torfs voorleest uit de bijbel als hij klaarkomt, net zo min als ik heb kunnen uitvlooien hoe hard koningin Fabiola vloekt als de batterijen van haar kutbrommer het begeven een seconde voor ze haar orgasme bereikt. Ik weet dat Luc Appermont en Bart Kaëll een koppel zijn, maar wie het pinneke speelt en wie het gaatje wilde niemand kwijt. Je kan veronderstellen dat Joëlle Milquet fantaseert over groepsverkrachtingen door stoere politici, maar of ze daarom voortdurend ‘non’ roept, blijft onduidelijk…

    Om maar te zeggen, waarde lezer, dat wij met onze vrije Westerse moraal over seksbeleving toch niet al te bereid zijn om letterlijk tussen onze lakens te laten gluren. Al zijn er natuurlijk vanzelfsprekendheden, waarvoor geen empirisch onderzoek noodzakelijk is.

     

    Zo schijnt het dat Jean-Marie Pfaff en Carmen heet worden van reclame. In die zin kan je er met enige verbeelding een passend seksleven bij verzinnen. Stel je voor: El Sympatico nadert het echtelijke bed waar Carmen al zwoel ligt te wachten. Zij in een sexy zwart lingeriesetje, hij enkel met een handdoek om zijn middel. Op zijn gat staat ‘Aliplast’ getatoeëerd. Terwijl hij het behaatje van Carmen losknoopt, maakt zij bij hem de handdoek los. Ze schrikt, want op zijn lul staat ‘Aids’ geschreven. Toch ontspant ze alweer snel, want als hij merkt dat haar borsten versiert zijn met de logo’s van Volvo en Mercedes, huilt hij als een hitsige wolf en groeit zijn paal tot volle lengte. Daardoor merkt Carmen dat 'Aids' langzaam 'Adidas' wordt. Geef toe, het zou kunnen, niet?

     

    En zo zijn er nog. Van Pietje Huyzentruyt mag je verwachten dat hij een opnamecamera in zijn slaapkamer hangen heeft. Tijdens een pijpbeurt door zijn teerbeminde trekt de televisiekok voortdurend bedenkelijke bekken naar de camera.

    “Mo meiske toch, wuk nen bronselboel maakte gie der hier van. Alez, SOS Piet zal het je ne keer uutleg’n. Worstjes moe je nie skrepen. Wórtels moe je skrepen! En es mien worstje oranje? Bah nent, tes nie oranje. Awel, ton est gene wortel... Meiske, toch! Meiske toch! Alez, Pietje zal mo weeral ne keer een beetje help’n.”

    Mevrouw Huyzentruyt kijkt een beetje blozend in de camera en verontschuldigd zich voor alle kijkers en probeert het opnieuw met de goede raad van haar ventje. Deze keer gaat het al een stuk beter, maar de afwerking doet Piet toch liever zelf.

    Met de gelukzaligheid van zijn orgasme nog op het gezicht en de sporen ervan op dat van haar, legt hij zijn arm rond haar schouders en blikken ze samen recht in de camera. “En wat hebben we geleerd vandaag? Ten eerste…”

     

    Ziet u, waarde lezer, eigenlijk heeft u mij niet nodig. Sommige mensen zijn dermate publiek bezit geworden, dat je er met een beetje verbeelding zelf kan bij verzinnen hoe ze de edele daad der voortplanting bedrijven. Doe de oefening en u zal merken dat het makkelijker is dan je denkt. Bij Sergio zal het wellicht brullend zijn. Bart De Wever heeft waarschijnlijk iets geils in petto met Latijnse spreuken en Jean-Luc Dehaene pakt de problemen pas aan als ze zich stellen. Vermoedelijk geeft hij ook ‘geen commentaar’.

     

    Maar het kan natuurlijk ook dichter bij huis. Hoe doet de koster het? Of de kruidenier? De burgemeester? Ik vraag mij trouwens af hoe mijn eigen burgemeesteres het zou doen. Ze is middeljong, ze is knap en ze is single. Wat voor vonken zou dat geven?  Bij onze inwonersverwelkoming in dit prachtige dorp heb ik een paar woorden met haar mogen wisselen en even, héél even, keek ze mij toen diep in de ogen. Helaas nét niet lang genoeg om te kunnen peilen hoe ze tussen de lakens zou zijn. Het mysterie blijft en het maakt me langzaam gek.

     

    Maar ze weet dat ze mij mag bellen…

     

    Luctor

     

    21-11-2010 om 21:14 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    17-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is oud?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Met twee veel te grote, gestreepte, plastic strandtassen -één over haar schouder en één in haar winkelwagentje- schuifelt het oude wijfje richting kassa.

     

    Wekelijks doet ze op woensdag haar boodschappen in de supermarkt van het provinciestadje, niet ver van het dorp waar ze woont. Voor de dagelijkse zaken zoals brood en beleg, gaat het oude wijfje bij de bakker en de slager om de hoek, maar voor wat ze de ‘grote inkopen’ noemt, rijdt ze altijd mee met de auto van mevrouw De Vos, haar iets jongere buurvrouw die ze steevast ‘Voske’ noemt. Samen tuffen ze dan naar de supermarkt, zo’n tien kilometer verderop. Het is al jaren zo.

     

    Eigenlijk moet ik schrijven: ‘het is jaren zo geweest’, want twee weken geleden is mevrouw De Vos plots overleden. Niet eens tachtig was ze en dik vier jaar jonger dan het oude wijfje met haar veel te grote strandtassen. ’s Morgens waren ze nog samen om ‘grote inkopen’ geweest en leek er niets aan de hand, maar in de vooravond was het plots een drukte van belang voor het huis van mevrouw De Vos. Blauwe zwaailichten van een politiecombi, een ziekenwagen en een MUG kleurden grillige en spookachtige taferelen op de gevels van de huizen in de buurt. Voske was plots onwel geworden en had zelf nog naar de hulpdiensten gebeld, maar de hulp was te laat gekomen.

     

    Vorige week heeft het oude wijfje de ‘grote inkopen’ in de stad overgeslagen, want op woensdag werd mevrouw De Vos begraven. Maar vandaag konden de inkopen echt niet meer uitgesteld worden. Hoe erg het oude wijfje er ook tegenop zag. Ze moest met de fiets, want zelf had ze geen auto of rijbewijs en haar man was al jaren dood. Net als bij mevrouw De Vos overigens. De kinderen van het oude wijfje woonden allemaal een eind weg en een bus tussen haar dorp en de stad was er niet. Van een belbus had het oude wijfje nog nooit gehoord.

     

    Vandaag zag ik ze schuifelen in de supermarkt richting kassa. Hoewel ze door haar van ouderdom gebogen rugje amper boven het winkelwagentje uitkomt en ze meer sloft dan stapt, laveert ze traag maar handig tot bij de kassa. Eerst leegt ze de strandzak op haar rug en daarna zet ze ook de inhoud van haar karretje op de loopband. De twee zakken staan nu leeg en wijd opengesperd in het winkelwagentje, wachtend om opnieuw gevuld te worden met elk artikel dat door de kassierster werd bepoteld tot het piepte.

    Het oude wijfje zoekt ondertussen in haar portemonnee naar haar klantenkaartje, waarop elke aankoop in puntjes meespaart voor een nieuw koffieservies. Ze vindt het kaartje snel, maar toch wordt haar gezichtje plots asgrauw. Haar kleine grijze krulletjes lijken eensklaps meer op een versmachtende badmuts dan op een kapsel. Verwilderd zoeken haar uitpuilende oogjes in alle vakjes van haar portemonnee… ‘Waar is het sleuteltje van mijn fietsslot?’

     

    Als van de ene seconde op de andere dringt het tot het oude wijfje door hoe drukkend warm het is in de supermarkt. Toch scharrelen haar bezwete handjes driftig door haar handtasje en al haar jaszakken. Ze voelt nu ook dat ze veel te weinig lucht krijgt en zoekt met opengesperde en paniekerige ogen naar hulp. Op het moment dat ze mij recht in de ogen kijkt en ik haar angst bijna kan proeven, zakt ze met een zacht plofje op de grond.  Hulp wordt nog geboden door omstaanders met EHBO-kennis, maar het oude wijfje is al op weg naar buurvrouw Voske…

     

    Dit hàd, waarde lezer, een waargebeurd verhaal kùnnen zijn. Zo uit het leven gegrepen. Gelukkig is het dat niet. Ten eerste ga ik nooit op woensdag naar de supermarkt, dus hoe zou ik in godsnaam getuige kunnen geweest zijn van dit menselijk drama? Maar vooral, oude wijfjes en oude ventjes zoal ik ze hierboven beschreven heb, zijn een uitstervend ras. Iedereen kent ze nu nog wel, maar over pakweg een paar jaar zullen ze definitief uit ons straatbeeld verdwenen zijn. Zeker weten! Uitgestorven. Net als de Blauwe Antilope, de Westelijke Zwarte Neushoorn en de Vliegende Vlaamse Korhoen. Wat nog overblijft zal een oud ras zijn dat even hard van zich afbijt als de rest van de bevolkingsgroepen. De tijd van de hulpeloze, miezerige en meelijwekkende besjes is voorgoed verleden tijd! De oudjes van morgen zullen niet meer opgezet zijn met betutteling. Daar zullen ze geen tijd voor hebben, tussen twee rockconcerten en drie betogingen door… Wrinkle-power rules!

     

    De eerste tekenen van deze kenmerkvervaging zijn al duidelijk. Wie is namelijk nog nooit afgebekt door een norse oude vent of een tang van een oud wijf, zonder dat daar enige reden toe was? Het lijkt wel of de nieuwe generatie oudjes behalve van kenmerkvervaging ook last lijkt te krijgen van normvervaging. Alsof iedereen die niet pensioengerechtigd is, in hun ogen potentiële criminelen zijn met maar één doel:oudjes beroven, beledigen en bij uitbreiding in het ziekenhuis meppen. Nog maar een paar jaar geleden vond iedereen je een egoïstische boerenpummel als je je plaats op de bus niet afstond aan een meereizende oma of opa. Maar riskeer je eens om vandaag de dag op te staan en een oudje je plaats aan te bieden… Oma omklemt meteen haar sacoche alsof je van plan bent haar te beroven en voor je het weet komt er een pepperspray-dreigende opa op je af ‘of-hij-eens-even-op-je-bek-moet-slaan? Ouwe-mensen-hatende-oetlul-die-je-bent’. Als je pech hebt bellen ze meteen de politie, die je bij de volgende halte netjes van de bus plukt. En leg het dan maar uit…

     

    Hoedanook, mij was het nog nooit overkomen. Tot vanavond. Terwijl mijn vrouw in het lokale zwembad één van haar wekelijkse revalidatie-trainingen aan het afwerken is, zocht ik na een uurtje de warmte van de sporthalkantine op. Een warm soepje zou mij deugd doen en tegen de tijd dat het op zou zijn, schatte ik dat ze zo ongeveer vanonder de douche zou komen. Samen klaar en dan in de kortst mogelijke tijd naar huis zodat we alsnog een beetje op tijd kunnen eten. Morgen is het namelijk gewoon werkdag.

     

    Het is er behaaglijk warm, in de kantine en ondanks mijn bewasemde brilglazen merk ik nog één vrij plaatsje aan de vensterbank, tussen twee overvolle tafels in. Uiterst voorzichtig om geen soep op iemands kleren te morsen, wring ik mij tussen de twee rijen tafels door. Ik merk dat iemands jas van de stoel is gevallen en probeer er met morsgevaar voor eigen lijf en leden over te stappen. Van zodra ik mijn soepje op de vensterbank heb gezet, raap ik de jas van de grond op. Ik krijg geen tijd om te vragen van wie hij is…

    “Wilde gij wel ne keer mee uw ongewijde poten van mijne frak blijven, ventje…”. Twee stoelen verder is een oud wijf opgeveerd alsof ze van een wesp gestoken is. Ze krijst zo luid dat minstens de helft van de kantine het gehoord heeft en zich onmiddellijk in nieuwsgierige stilte hult.

    “Excuseer mevrouw”, zeg ik, “maar die jas lag op de grond en ik wou…”.

    Ik krijg niet eens de kans om mijn zin af te maken. Een ouwe, kale knar van een paar meter verderop heeft zich met rasse schreden naar de crime scène begeven en begint mij uit te schelden voor al wat lelijk is. Hij komt tussen de tafelrijen zó dicht bij mij dat ik ‘m beleefd verwittig niet dichter te komen.

     

    Stomend van woede trekt hij de jas uit mijn handen, geeft hem aan de eigenares en verdwijnt weer naar zijn plaats zoals hij gekomen is. Met wijd opengezakte mond kijk ik de woest roepende en armenwapperende, kale knar na. Liefst van al had ik hem ter plaatse een enorme dreun verkocht zodat ik zijn idiote kop zag uiteenspatten tegen de toog, maar ik besef dat toch iemand zijn beleefde zelf moet blijven. Met zoveel publiek in de buurt, besluit ik dat het beter is als ik dat ben.

     

    In mijn soepje heb ik allang geen zin meer en ik laat het onaangeroerd staan als ik mij direct na het incident weer naar buiten wurm. Op het ogenblik dat ik de bitch voorbij ga, beloof ik haar dat ik haar jas de volgende keer op de grond zal laten liggen. Meer nog, ik zal er mijn voeten op vegen en als het even lukt, schijt ik erop bovendien.
    Ik hoor ze nog iets krijsen, maar ik doe geen moeite om de woorden te begrijpen. Ik kijk zelfs niet meer om.

     

    Wat is dat toch godverdomme met die zeventigplussers van vandaag? In niets dragen ze nog de heroïek van de ouderdom, zoals Louis Couperus het zo prachtig omschreef in ‘Van Oude Menschen, de dingen die voorbij gaan’: “De dofheid nevelde weer over hem heen; het hoofd zakte, de oogen glaasden. En hij zat daar, zoo broos en oud-fijn, als zou men het leven uit hem weg kunnen blazen als een zwevende pluim.”.

    Dàt is hoe lieve oma’s en opa’s horen te zijn. Zacht, lief, rustig en met een beetje flouë breekbaarheid.

     

    Het is al ver gekomen met deze maatschappij als nu ook al de jongere generatie moet beginnen zeggen dat het vroeger allemaal zoveel beter was. Maar helaas, net als bij de Blauwe Antilope, de Westelijke Zwarte Neushoorn en de Vliegende Vlaamse Korhoen: het is te laat om er nu nog een kweekprogramma voor op te zetten…

     

    Luctor

    17-11-2010 om 21:10 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    14-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fees(t)boek?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dik anderhalf jaar geleden kreeg ik een mail van mijn dochter. Op zich geen vreemd fenomeen in dit ultra-technologisch tijdperk, maar die bewuste keer vond ik het toch nogal bizar. Niet in de minste plaats omdat we op dat ogenblik zowat naast mekaar in de zetel zaten, maar vooral de inhoud van haar bericht deed me toch de wenkbrauwen fronsen. Of ik haar vriend wilde worden… Alles wat ik moest doen was klikken op de link die in haar mail vervat zat. Twee seconden later ging de wondere wereld van Facebook voor me open.

     

    Ik moet toegeven dat ik aanvankelijk bijzonder kritisch of ouderwets -het is maar hoe je het bekijkt- op verkenning ging. Virtueel netwerken, daar had ik immers geen tijd voor en bovendien onderhield ik mijn sociale contacten veel liever in het echt dan via een koud oplichtend computerscherm. Trouwens, als ik iets te bespreken had met vrienden, dan deed ik dat tot nader order wel in levende lijve en niet via een forum waarop de rest van de wereld kon meelezen.

     

    Om u niet onnodig te vervelen, waarde lezer, bespaar ik u de beschrijving van het gevecht wat ik voerde met Facebook, met mezelf en met aandringende vrienden, maar weet dat ik vandaag toch ook al kan uitpakken met een ‘vriendenkring’, die de kaap van de honderd ruimschoots overschreden heeft. Of ik daar trots op mag zijn, is maar zeer de vraag, maar ik ben in elk geval niet alleen in mijn virtuele wereld. Liefst meer dan een half miljard mensen maken deel uit van ons clubje en de enige die daar écht wel bij gevaren is, is de Amerikaanse oprichter Mark Zuckerberg. Sinds de oprichting in 2004 heeft Facebook hem immers met een persoonlijk vermogen van meer dan zeven miljard dollar, op de vijfendertigste plaats gepiloteerd in de lijst van de rijkste mensen ter wereld. Niet slecht voor een ideetje dat aanvankelijk geen grotere ambities had dan een eenvoudig communicatieforum te zijn voor de studenten aan de Harvard-universiteit.

     

    Zoals gezegd ben ik inmiddels ook al uitgegroeid tot een ervaren gebruiker. Ik vond er oud-klasgenoten terug, oude liefjes en ex-collega’s van zowat elk bedrijf waar ik ooit gewerkt heb. Ik post vrijwel dagelijks een paar videoclips van oude en recente liedjes en als ik er zin in heb moei ik mij af en toe ook wel eens live in gesprekken, die vrijwel nooit het niveau van een brabbelende peuter overschrijden. Want laat dat nu de echte sterkte zijn van Facebook. Thuis, met de vingers op het klavier, liggen de contacten toch wel een stuk makkelijker dan in het echte leven. Zelfs de meest timide man of vrouw communiceert vlot als er twee computerschermen tussen zitten.

     

    Ook nieuwe liefdes blijken makkelijker te ontluiken als je mekaars adem niet hoeft te ruiken. Een brits onderzoek wees zelfs uit dat ruim dertig procent van de Facebook-gebruikers een zo aantrekkelijk mogelijke foto van zichzelf uploaden om potentiële partners aan te trekken. Meer dan de helft van deze sloebers blijkt al getrouwd te zijn of in een relatie te zitten.

    “Ik ga even facebooken, schat”, is inderdaad een veel tolerantere smoes dan dat je aan je partner moet uitleggen dat je een uurtje op een echte dating-site wil gaan rondstruinen, op zoek naar een geile scharrel.

     

    Eén op de tien gaat zelfs nog verder en geeft toe dat ze niet alleen potentiële scharrels willen aantrekken, maar dat ze zelfs al één of meerdere affaires of onenightstands hadden met iemand die ze via Facebook leerden kennen of na jaren weer ontmoet hadden. Waar zijn de good old days van de fuiven, de td’s en de bals, vraag ik mij dan af. Hoopvol toekomen aan zaal of tent, proberen binnenglippen zonder betalen, rondkijken, zenuwachtig contact zoeken met de uitverkorene en dan al dan niet een blauwtje lopen. De drifte paringsdans, de zweterige La Bamba’s en de zwoele één-tegel-buikschuivers ten spijt, ik vrees oprecht dat virtueel daten de norm is geworden. Het is jammer voor de adrenaline en de hartkloppingen…

     

    Maar waar relaties ontstaan, daar gaan er ook kopje onder. Zo vernam een vrouw uit het Engelse Blackburn dat haar relatie ten einde was nadat haar man om sigaretten was vertrokken en hij net voor zijn vertrek nog even zijn Facebook-status had aangepast naar ‘Neil Brady heeft zopas zijn huwelijk met Emma beëindigd’. Dat hij nog altijd om sigaretten is, mag duidelijk zijn. Of hoe je een smoes zo oud als de straat in een modern jasje steekt.

     

    In grote delen van Europa is het zelfs al zover dat bij één op de vijf scheidingen Facebook als een reden tot scheiden wordt genoemd. Volgens de gerenommeerde Britse scheidingsadvocaat Mark Keenan gaat het niet alleen over flirts of relaties die via het medium tot stand komen, maar vooral ook doordat koppels gewoonweg uit mekaar groeien omdat ze avond aan avond naast mekaar doorbrengen, laptop op de schoot en elk teruggetrokken in zijn virtuele Facebook-wereld.

    “Ik heb zin om te neuken, liefje…”

    “Vanavond niet, schat. Ik moet mijn Farmville-boerderij nog onderhouden!”.

     

    In Amerika gaan ze nóg een stapje verder en gebruiken veel scheidingsadvocaten Facebook zelf actief om belastend bewijsmateriaal te vinden zodat ze de tegenpartij meer alimentatie kunnen ontfutselen. Op CNN gaf advocaat Ken Altshuler grif toe dat Facebook nu de eerste plek is waar hij kijkt om aan belastend materiaal te komen. Het blijft immers een perfecte bron voor het ontmaskeren van de schuinsmarcheerder, die zelf zijn graf gedolven heeft omdat hij onvoldoende op de hoogte was hoe berichten of foto’s konden afgeschermd worden voor de buitenwereld.

     

    Dat Facebook inderdaad af en toe wel eens minder onschuldig kan zijn dan het lijkt, mocht onlangs ook Assisenpleiter Jef Vermassen ondervinden. De uitspraak in het proces van de parachutemoord was nog niet koud of tal van Facebookgroepen staken al de kop op.

    “Ik stel vast dat zowel in de titel als in een aantal reacties mijn naam wordt vermeld waarbij deze vermeldingen lasterlijk zijn en aanzetten tot haat”, kloeg Vermassen in een paar kranten. “Ik dien er u op te wijzen dat ik naar aanleiding van dergelijke berichten zelfs rechtstreekse doodsbedreigingen ontving, zowel ten aanzien van mijn persoon als ten aanzien van mijn familie”.

     

    Gelukkig voor Showbizz-Jef  bleken de berichten niet meer dan een vermanende vinger van een aantal mensen die vonden dat je als Assisenpleiter niet ongestraft handtekeningen kunt staan uitdelen, nadat je een paar minuten voordien een vrouw voor dertig jaar hebt laten opsluiten zonder dat ze bekende of dat er zelfs maar enig materieel bewijs tegen haar bestond.

    Dan had Paul Gillian uit Manchester, vader van drie kinderen, minder geluk. Tijdens een avondje stappen werd hij in een pub dodelijk neergestoken door een negentienjarige coke-junk, die dezelfde avond op zijn Facebookprofiel had aangekondigd dat hij door overmatig druggebruik was beginnen flippen en dat hij dezelfde avond iemand ging vermoorden.

    Stel je voor! Moord via Facebook. Het lijkt wel een titel voor een spannend boek. Je zou godverdomme al opgelucht zijn als je er vandaag of morgen achter kwam dat je vrouw je enkel mààr virtueel bedriegt. Oef, het is maar dat…

     

    En ik die dacht dat Facebook alleen maar ging over ‘vriendjes maken’…

     

    Luctor

    14-11-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    12-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nooit meer oorlog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Aan de oostrand van het bos van Compiègne, zo’n tachtig kilometer ten noorden van Parijs, staat een immens kasteel dat in de vijftiende eeuw in opdracht van Lodewijk van Orléans werd gebouwd. Om onduidelijke redenen liet Kardinaal de Richelieu het zowat honderd jaar later weer ontmantelen, maar later werd het door Napoleon III weer gerestaureerd en herschapen in één van de meest romantische bouwwerken van Frankrijk.

     

    In de nacht van 11 november 1918 glimmen de grijze, natgeregende leien daken van het kasteel sprookjesachtig in het maanlicht. Niet ver daar vandaan, op het grondgebied van de piepkleine gemeente Rethondes, ligt een heel bijzondere open plek in het bos. De beuken en eiken rondom de open plaats wiegen zacht in de nachtelijke wind en de afvallende bladeren zijn doordrongen van de regen die nu al uren aanhoudt.

     

    Dwars door het bos loopt een spoorweg en temidden van de open plek staat een wagon. Het is er al de hele nacht een drukte van jewelste. Belangrijke mensen in legeruniformen lopen af en aan.

    Om twee uur ’s nachts wrijft de franse maarschalk Ferdinand Foch driftig door zijn gigantische, borstelige snor. Hij ijsbeert door de vaalverlichte wagon. Handen op de rug en licht voorover gebogen. Af en toe stopt hij zijn sterke stappen en kijkt een delegatie duitse militairen diep in de ogen. “C’est fini!”, buldert hij.  

    De duitse hoge officieren wringen een beetje moeilijk op de houten banken. Ze voelen dat uitstellen geen zin meer heeft. De oorlog is verloren.

    Om kwart na vijf ‘sochtends wordt het verdrag getekend. Exact om elf uur zal het van kracht worden. ‘Den Grooten Oorlog’ is voorbij, de wapenstilstand een feit.

     

    De oorlog had meer dan acht miljoen levens gekost en alleen al in Westvlaanderen sneuvelden vierhonderdduizend jonge mensen in de loopgraven. Gisteren was het tweeënnegentig jaar geleden dat een einde kwam aan de eerste wereldoorlog. Traditioneel herdenken we dan de wapenstilstand. 

     

    In feite herdenken we op 11 november het einde van de beide wereldoorlogen. Direct na de bevrijding in 1945 is nog gepoogd om het einde van de tweede wereldoorlog te vieren op 8 mei, maar om een wildgroei aan vrije dagen en feestdagen te vermijden is deze ‘Victory-dag’ in de loop der jaren een stille dood gestorven. Hoedanook, in Brussel vindt nog jaarlijks een ceremonie plaats aan het graf van de Onbekende Soldaat, terwijl op hetzelfde moment in de Westhoek tal van evenementen plaatsvinden ter herdenking van de gesneuvelden in de loopgraven.

     

    Vraag mij niet waarom, maar gisteren was ik uitgenodigd voor de Poppy Parade in Ieper.

     

    Drie, vier keer heb ik de sierlijke uitnodigingskaart omgedraaid en vanuit alle mogelijke hoeken en kanten bekeken. Zou er misschien een fout adres op staan? Is de kaart mogelijks voor iemand anders bestemd en door de postbode verkeerdelijk in mijn brievenbus gedeponeerd? Wat heb ik in godsnaam met de oorlog of met wapenstilstand te maken? Zit er ergens een uitleg of een verwijzing bij waarom ik ben uitgenodigd? Is dit een grap? Ik vraag mijn vrouw zelfs of ze weer eens in mijn naam heeft deelgenomen aan één of andere internetwedstrijd en of deze uitnodiging daar mogelijks een prijsgevolg zou van kunnen zijn? Niets van dat alles. Hoe meer ik erover nadenk, des te vreemder doet het mij aan. Er zit zelfs een klein kaartje bij dat mij met dezelfde sierlijke letters uitnodigt om na de plechtigheid van The Last Post deel te nemen aan de receptie en de walking dinner. Tja, dan ga je maar zeker, hé…? Voor een gratis bord patatten met groenten en vlees, moet een mens al eens iets over hebben, niet?

     

    Het lijkt wel of de oorlogsgoden geroken hebben dat het 11 november was, want de rit naar Ieper stond zowat gelijk met een helletocht. Nu ben ik in mijn geliefde Sente wel wat gewend qua polderwinden, maar het weer wat ik doorheen het Westvlaamse achterland over mij heen kreeg, leek wel de aankondiging van de apocalyps. De regen viel met bakken uit de lucht, die er bij momenten gevaarlijk donkerpaars uitzag. Door opspattend water was de zichtbaarheid op de snelweg quasi nul en de aquaplanning in combinatie met windstoten van meer dan zeventig kilometer per uur, joegen mijn auto van het ene rijvak op het andere, als was het een luciferdoosje. Het ene na het andere oorlogskerkhof dat ik op mijn weg voorbijreed, leek alle minuten te zullen openbarsten als een woeste, kwaadaardige oorlogszweer.

    Ik voelde mij ontzettend klein worden in deze desolate landschappen en mijn gedachten dwaalden voortdurend af naar oorlogstaferelen, waarin jonge soldaten elkaar afslachtten in modderzwelgende en bloedbrakende loopgraven. Overal dode lichamen in deze eindeloze vlakten vol slijk en ijskoude regen. Hier en daar het zachte gekreun van een stervende.

     

    De confrontatie met de paar duizend lachende gezichten aan de ieperse Menenpoort kon niet groter zijn. Dankzij mijn uitnodiging hoefde ik niet achter de dranghekkens, maar werd ik begeleid naar een droge plaats met stoeltjes, voor mij en nog tientallen andere genodigden. Onder hen heel wat Britten en ook opvallend veel jonge mensen.

    Ik krijg mijn stoel aangewezen en een paar minuten later blijken de twee vrije stoelen voor mij voorbehouden te zijn voor twee oude Engelse knarren.

     

    Britser gesnord dan dit konden ze niet zijn, bedacht ik. Allebei. Ik schatte beide heren een eind in de tachtig, nog stevig rechtop en met een gezond buikje. Oorlogsveteranen van de eerste wereldoorlog konden het onmogelijk zijn. Dan hadden ze minstens honderdentien moeten zijn, of zoiets en ik geloof zelfs dat ik eens ergens heb gelezen dat de laatste levende WO I-veteraan in 2004 is gestorven. Toch waren het met zekerheid ex-militairen. De een droeg een beige regenjasje met daarop vier knoerten van medailles en de ander -ietsje kleiner dan zijn vriend- was gehuld in een donkergroen aftands soldatenjasje met een medaillevervangende streepjescode van hier tot in Rotterdam. De grijze kopjes van de beide gentlemen waren getooid met een zwarte baret, voorzien van een klein bordeaux embleem.

     

    Bijna bewegingsloos volgden ze de hele plechtigheid. Af en toe wisselden ze een paar woorden. Pas toen de duizenden klaproosblaadjes als eerbetoon aan de gesneuvelden naar beneden dwarrelden -onmiddellijk na de laatste noten van de ‘Last Post’- vergaten ze even hun Britse flegma en joelden ze als tieners op een rockconcert. Het beige regenjasje trok in plooien samen toen de eigenaar driftig met zijn armen in de lucht zwaaide en de baret van zijn buurman werd meerdere keren de lucht in gegooid. “Hurray-Hurray-Hurray!” De laatste landing van de baret was recht in mijn handen.

    “I am terribly sorry sir, but you’ve got no clue how important this moment is for us”. Het Oxford-English glom en glansde als het vanonder zijn royale knevel vertrok.

    “No problem”, zei ik. “Wat is precies de betekenis van deze neerdwarrelende klaproosblaadjes?”

    “Don’t you know?”, vroeg mijn nieuwe Engelse vriend enigszins verbaasd en hij legde mij uitvoerig uit dat het eigenlijk een gedicht was van ene luitenant John McCrae, die het op het einde van de oorlog schreef toen hij stervende was in een veldhospitaal.

    “An above that”, besloot hij, “hebben de ‘poppies’ een hele grote symboolwaarde. De klaproos bloeit namelijk pas als alle andere planten in de buurt dood zijn. Bovendien zijn de blaadjes dieprood zoals het bloed van de gesneuvelden en is het hart van de bloem pikzwart. Color of sadness en mournfulness”.

     

    Hij neemt zijn baret uit mijn handen en legt zijn rechterhand op mijn linkerschouder. Zijn ogen schieten vol en net op het moment dat ik een wijze levensles van deze oude man voel aankomen, port zijn vriend hem vol in de ribben en wijst hij op Yves Leterme en Geert Bourgeois, die samen een deel van het afscheidprotocol uitvoeren.

     

    “Who the fuck are they?”, vraagt het beige regenjasje.

    “The left one is Letùrm”, zegt zijn vriend. “He’s the prime minister of Belgium”

    “And the other one?”, vraagt het jasje weer.

    “I don’t know”, zegt de ander, “But he sure looks like a needle-pin”

     

    Hun schaterlach galmt onder de Menenpoort en vult mij met een warme gelukzaligheid. Ik bedenk dat oorlog zinloos is en ik hoop dat mijn kinderen ervan gespaard zullen blijven.

    De regen is gestopt en er prijkt zowaar een regenboog boven Flanders Fields…

     

    Luctor



    Het gedicht van luitenant John McCrae (1872-1918)

    In Flanders fields the poppies blow

    Between the crosses, row on row

    That mark our place; and in the sky

    The larks, still bravely singing, fly

    Scarce heard amid the guns below.

    We are the dead. Short days ago

    We lived, felt dawn, saw sunset glow

    Loved, and were loved, and now we lie

    In Flanders fields.

    Take up our quarrel with the foe:

    To you from failing hands we throw

    The torch; be yours to hold it high.

    If ye break faith with us who die

    We shall not sleep, though poppies grow

    In Flanders fields.

    12-11-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    10-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luctor for president
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik heb alles.

    We kunnen drinken als we dorst hebben en eten als de honger knaagt. We hebben een dak boven ons hoofd en we kunnen de leefruimte tussen onze vier muren verwarmen nu het wat kouder wordt. We hebben kleren en schoenen.

    Mijn zoon haalt prima cijfers in het vierde studiejaar en in zijn vrije uren is hij gepassioneerd met voetbal bezig. Mijn dochter kreeg een vaste baan aangeboden, onmiddellijk nadat ze voor de tweede keer afstudeerde. Volgend jaar wil ze gaan samenwonen. Allebei mijn kinderen zijn kerngezond en ze zien mekaar doodgraag.

    Met mijn vrouw gaat het elke dag beter. Twee jaar lang kluisterde een mysterieuze hersenkortsluiting haar aan een rolwagen, maar ze vocht terug. Dokters, specialisten en professoren trokken hun schouders op en gaven haar een kans van minder dan vijf procent om ooit nog te lopen. Maar des te meer de proffen schuddebolden, des te hardnekkiger weigerde ze zich bij de situatie neer te leggen. Met een soort oerkracht begon ze aan een tocht van twee volle jaren en knabbelde ze millimeter voor millimeter aan het prijsgegeven terrein. Vandaag staat ze rechtop, stapt ze, zwemt ze en rijdt ze opnieuw met haar autootje. Nog alle dagen revalideert ze zich in beken zweet doorheen pijn en ellende voor dat ene, nog resterende doel: méér spierkracht en spiermassa kweken om opnieuw haar plaats in de samenleving op te eisen. Opnieuw gaan werken! Zoals ik zei: ik heb alles!

     

    Wat er ook van zij, dergelijke medische mirakelverhalen als dat van mijn teerbeminde, zijn ‘gefundenes Fressen’ voor heel wat mensen. Het lijkt wel een oer-Amerikaanse feel-good-movie, maar dan in het echt. Een sequel op “To Walk Again” van Marc Herremans, met een happy ending. Het mag je dus niet verwonderen dat nogal wat journalisten uit alle media-segmenten dagelijks bij mijn vrouw aan de telefoon hangen om deze tearjerker in het lang en het breed te mogen uitsmeren in hun magazines, kranten, tv-programma’s of whatever… Waren we Amerikanen geweest, we zwommen wellicht al in de dollars. Maar we zijn Belgen en bovendien weigert mijn vrouw steevast elk verzoek tot interview, reportage of wat dan ook.

     

    Misschien is het juist door haar vastberaden 'njet' dat ik ben beginnen nadenken over de vluchtigheid van het leven. Van mijn leven . Ik heb alles, dacht ik, maar als ik morgen doodga, dan weet -op een paar intimi na- niemand dat ik ooit geleefd heb. Integendeel, de wereld zal er zelfs nog geen nanoseconde bij stilstaan dat ik er niet meer ben. Bij velen onder ons zal die gedachte misschien een goed gevoel geven, maar bij mij is het precies andersom. Ik wil nog beroemd worden, dacht ik. Wéreldberoemd! Maar ik besefte plots ook dat de tijd tikt. Razendsnel en in mijn nadeel.

     

    In mijn gedachten heb ik de voorbije dagen dus alle mogelijkheden lopen afwegen om wereldberoemd te worden. Wie is wereldberoemd, dacht ik en hoe zijn ze zover kunnen komen? Want, let op, waarde lezer, als ik dan wereldberoemd word, dan moet het toch met enige klasse zijn. In welk vakgebied dan ook, maar het moet niveau hebben. Ik heb geen zin om de hoer uit te hangen om beroemd te worden. Neen, zelfs niet voor wereldroem!

     

    Afijn, ik kwam al snel tot de constatatie dat wereldberoemd worden, geen sinecure zou zijn. Er zijn maar een paar vakgebieden waarin de kans bestaat dat je wereldroem vergaart, maar een mens moet ook een beetje realist blijven. Hoe zou ik bijvoorbeeld nog zo beroemd kunnen worden als pakweg Bono of Bruce Springsteen, als zelfs mijn katten al buitenvluchten als ik onder de douche vocaal nog maar mijn klep opentrek? Muzikale roem: uitgesloten!

    Een grote kunstcarrière zoals die van mijn favoriete schilders -James Ensor en René Magritte- is ook al niet voor mij weggelegd. Niet alleen ben ik daarvoor een veel te beperkt tekenaar en schilder, maar vooral de idee dat ik eerst moet doodgaan voor de ware roem en erkenning mijn deel kan zijn, trekt mij totaal niet aan. Als ik dan toch beroemd ben, dan wil ik het ook ten volle beseffen. Roem door schilderkunst: uitgesloten!

     

    Sport, dacht ik dan, maar om nog een carrière uit te bouwen naar het model van mijn absoluut idool, de staalharde FC Barçelona-verdediger Carles Puyol, ben ik echt wel te oud en voor een zitje in de Formule 1 ben ik gewoon te dik. Golf ware misschien nog een optie, maar als ik hoor dat Tiger Woods naast de eighteen holes, ook tientallen pussies te vullen heeft… Ik geloof nooit dat mijn vrouw mij naar de golfbaan zou laten vertrekken. Sportroem: uitgesloten!

     

    Acteurs doen alles fake en bovendien moeten ze kilometers tekst uit het hoofd leren, dat leek mij dus sowieso al geen optie  om te scoren. In de wereldpolitiek daarentegen heb ik nog drie vette kansen. Maar helaas ben ik niet zwart genoeg om Obama te kunnen evenaren en draag ik te zelden een lange jurk om ook maar in het spoor van Osama Bin Laden te geraken. Restte mij nog de mogelijkheid om Europees president te worden, maar als ik zie wie dat nu is… Brrr, daar wil ik zelfs niet op lijken. Ik heb mij zelfs al meerdere keren afgevraagd of ‘damp-rag-Van-Rompuy’ mogelijks al niet dood zou kunnen zijn en hij voor elk publiek optreden nog snel een minuutje of vijf in de microgolfoven gaat. Film- en politieke roem: uitgesloten!

     

    In mijn afstreeplijstje bleven nog twee kansen over om wereldberoemd te worden. Twee kansen, twee namen, twee carrières: Charles Manson en Jack The Ripper. Bij nader toezien heb ik ook die twee laatste mogelijkheden doorstreept. Van Manson mogen dan wel tientallen films zijn gemaakt, de man kan ze niet eens zelf bekijken vanop death row. Niet interessant, dus. En voor het vermoorden en verminken van een vijftal prostituees à la The Ripper moet je toch een beetje bloed kunnen zien, lijkt me. En laat dat nu een eigenschap zijn,die mij niet is toebedeeld. Misdaamroem: uitgesloten!

     

    Als ik dus nog beroemd wil worden, dan zal het op bescheidener niveau moeten zijn. Lokaal niveau misschien?

     

    Zonder dat mijn vrouw het wist, begon ik dus op alle mogelijke uren van de dag en de nacht door mijn geliefde dorp Sint-Laureins te dolen. Soms met de fiets, soms te voet. Uren struinde ik door dag of nacht, op zoek naar mogelijkheden om minimaal in mijn eigen heimat de lokale roem te kunnen proeven. Tientallen gesprekken met de locals brachten mij weinig hoop. Ook in dit meest noordelijke stukje België zit de bevolking niet te wachten op middelmatige sportlui of muzikanten van middelbare leeftijd. De ene deur na de andere ging onverbiddelijk dicht en mijn kansen op eeuwige roem en glorie smolten ook in de Sentse polders als sneeuw voor de zon.

     

    Eén kans heb ik nu nog. Eén! De dorpspolitiek!

    Aanvankelijk zag ik mezelf niet elke avond de hort op gaan voor vergaderingen, sociaal dienstbetoon of het instuderen van zware dossiers. Er leek mij een gemakkelijker manier. Ik moet gewoon onze vrijgezelle burgemeesteres binnen doen, dacht ik en ik heb zoveel lokale roem als ik maar kan dromen.

    Ze is lang niet zo zwart als Obama, da’s al één voordeel. Ze draagt weliswaar lange jurken zoals Osama Bin Laden, maar ze heeft beduidend minder baard -pluspunt nummer twee-en tot slot straalt ze meer vuur en passie uit dan haar partijgenoot, de europese microgolf-president.

    Tientallen keren heb ik onze first lady gezien tijdens mijn dorpsomzwervingen. Soms gewoon als burgervrouw, soms in functie en dus uitgedost met haar tricolore burgemeestersjerp. Iedere keer als ik haar zag, steeg mijn hartslag met tientallen slagen per minuut. Daar stond mijn kans op een toekomst, mijn droom op eeuwige roem. Maar nooit zag ze mij. Tenminste, soms zag ze mij wel en knikte ze vriendelijk gedag, maar ik wou méér. Ze begreep mijn smachten niet. En als ze het wel begreep, dan ziet ze mij in elk geval niet als mogelijke kanshebber op een leven aan haar roemrijke zijde. Het zij zo…

     

    Maar wie niet met mij is, is tegen mij, sprak Jezus en Zijn woorden indachtig, rest mij geen enkele andere mogelijkheid meer dan zelf in de politiek te stappen om mijn laatste sprankel hoop op lokale beroemdheid te vrijwaren. Daarom en daarom alleen, zal ik met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 mijn eigen partij oprichten. Geen grote politieke familie, geen coalities, geen kartels,… gewoon één partij met één lid! Op naar 2012  met slechts één naam op de lijst: Luctor !

     

    Luctor van de partij L.U.C.T.O.R.:

     

    L staat voor:     Leefbaar, Landelijk en Lijnrecht

    U staat voor:    Uitzonderlijk, Uniek en Uitdagend

    C staat voor:    Competent, Consequent en Capabel

    T staat voor:     Tijdloos, Toegewijd en Transparant

    O staat voor:    Onafhankelijk, Ondubbelzinnig en voor Ommekeer

    R staat voor:    Respectvol, Realistisch, Rationeel en……………………………..ROEM !!!

     

    Luctor

    10-11-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (17 Stemmen)
    05-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trein
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het monotone gedender van de vooruitjagende trein brengt mij bijna in trance.

    Bomen, struiken en gebouwen flitsen sneller voorbij dan mijn ogen de beeldenwaas kunnen vasthouden. Buiten vecht het laatste restje nacht een verloren strijd tegen het ochtendgloren en de gelige binnenverlichting in mijn coupé zorgt ervoor dat ik mezelf in spiegelbeeld zie zitten. Mijn contouren zijn haarscherp en onbeweeglijk contrasterend tegen de voorbijgierende, duistere beeldenstroom van een ontwakende wereld. Een wereld waarin akkers en weilanden moeizaam de ochtendnevel proberen weg te geeuwen.

     

    Zo’n twee keer per maand neem ik de trein naar Brussel. Ik vertrek altijd vroeg genoeg om de echte spitstreinen voor te zijn. Niet dat ik een ochtendmens ben, wel integendeel, maar ik haat het om op een overvol perron te staan wachten op een trein, die je van bij het instappen zo mogelijk nog beklemmender in de menigte verplicht. ’s Avonds heb ik veel minder last van die hectische drukte, maar ’s morgens wil ik vooral rust. Tussen tientallen pratende, hoestende, lachende, bellende en drummende pendelaars in een veel te warme en stinkende treincoupé is die rust onmogelijk te vinden. Ik kots van al die ochtendlijke pendelaars met hun driftig gedoe. Hun gebrek aan respect voor de wakker wordende medemens noodzaakt mij zelfs om vroeger dan nodig te vertrekken. Ik heb geen keuze.

     

    Gelukkig heeft het nemen van vroegere treinen ook nog andere voordelen. Niet in het minst hou ik ontzettend van het soort sacrale rust dat in deze treinen heerst, maar bovendien kom ik ook vrijwel nooit te laat op een afspraak.

    Je ziet ook telkens dezelfde mensen terug. Tenminste als je, net als ik, altijd op ongeveer dezelfde plaats op het perron staat te wachten tegen het moment dat de trein het station binnendendert. 

    De reizigers rondom staan hier wellicht elke dag en ook al maak ik zelf maar een tweetal keer per maand deel uit van hen, toch herken ik de meesten in een oogopslag. Samen op het perron, samen opstappen en samen in altijd dezelfde coupé IC-222, waar we dan ook nog eens op dezelfde plaats gaan zitten. Ik ook, trouwens. Soms vraag ik mij zelfs af wie op 'mijn plaats' zit, op de dagen dat ik er niet ben. Eén van hen, misschien? Of  toch niemand…

     

    Hoedanook, die anonieme samenhorigheid van de ochtendtrein wekt een soort “we-gevoel” op, waar ik wel van houd. Een knikje van herkenning, maar met voldoende afstand en zonder verplichtingen. Meer hoeft dat niet te zijn, vind ik. We blijven als het ware een soort wildvreemde kennissen van elkaar. Bekend genoeg om te hérkennen, maar toch voldoende vreemd om bij elk van mijn medepassagiers een volledig eigen leven te kunnen fantaseren. Ongegeneerd.

     

    ‘De militair’ zit meestal op het hoekje van de bank, schuin links tegenover mij. Eigenlijk zit hij daardoor tegen de rijrichting in, maar dat lijkt hem niet te deren. Hij is grijzend aan beide slapen en zijn haar lijkt dik en stug, maar eigenlijk zou hij net zo goed kaal kunnen zijn. Ik zag 'm nooit zonder kepie op. Qua leeftijd, schat ik hem begin de vijftig. Van standen en rangen in het leger ken ik niets, maar ik ga ervan uit dat hij hiërarchisch toch wel iets hoger staat dan een simpele soldaat. Tenminste als die paar strepen op zijn mouwen en die gouden ster daar iets mee te maken hebben. De vleugeltjes op zijn kepie laten mij vermoeden dat hij bij de luchtmacht zit. Maar misschien gok ik dat totaal verkeerd.

    Tijdens één van mijn vorige ritten ben ik toevallig te weten gekomen dat de militair nog jonge kinderen heeft. Zeker meer dan één. Het gejengel van zijn mobiel wekte mij die keer abrupt uit mijn ochtendlijke dagdromen en ik hoorde hem heel duidelijk zeggen ‘dat ze zich daar maar geen zorgen in moest maken, want dat papa er wel ging voor zorgen dat hij op tijd thuis zou zijn om nog met mama en zus te gaan zwemmen”.

    En wat als net dan de oorlog uitbreekt, dacht ik toen, maar ik glimlachte in mezelf en hield wijselijk mijn mond.

     

    Rechtover de militair zit Sylvia, een dame van dik in de veertig, stevig in het vlees en met halflang gitzwart haar. De kleren die ze draagt zijn meestal ietwat aan de stijve kant en het lijkt erop alsof de mantelpakjes Sylvia pas bereiken nadat de mode al is gepasseerd.

    Dat ze Sylvia heet heb ik niet zelf verzonnen. Ze heet namelijk écht zo. Dat ben ik te weten gekomen uit één van de gesprekjes tussen haar en de militair. Zij schijnen elkaar namelijk te kennen en af toe slaan ze een praatje. Niet dat ze vaak met elkaar kletsen -meestal zit de militair strak voor zich uit te staren, terwijl Sylvia in een boek leest- maar af en toe komt het tot een uiterst rudimentaire vorm van een babbel. Bijna altijd komt het erop neer dat Sylvia iets zegt of vraagt en dat de militair daar kort op antwoordt. Met een paar woorden. Het hoogstnodige. Alsof hij een bevel geeft aan één van zijn ondergeschikte paljassen. Wat er ook van zij, op een bepaald moment noemde de militair haar bij haar naam. Sylvia. Dat had ik heel duidelijk gehoord.

     

    Een andere constante is dat ik telkens weer in Sylvia’s ogen de hoop kan lezen dat ‘haar militair’ de gesprekjes eens een keer iets langer gaande zou houden. Ik merk het aan kleine dingen. Bij elke sprankel conversatie bergt ze onmiddellijk haar boek op, bijvoorbeeld. Maar vaak is haar tas nog niet eens open of de militair kijkt alweer strak voor zich uit. In stilte.

    De hunker in Sylvia’s donkere ogen naar dat extra zinnetje, naar dat ene woordje méér, die hunker sterkt mijn vermoeden dat Sylvia dringend ‘op zoek’ is.

    Ze is het type dat nog bij haar oude moeder woont en dat zich vermoedelijk nooit veel zorgen maakte over haar single-zijn. Wellicht is ze recent tot het besef is gekomen dat haar beste jaren in sneltreinvaart voorbij schieten. Ze weet dat ze er weldra oud en uitgezakt zal uitzien en dat ze dan enkel nog zal kunnen kiezen tussen klaplopers en dronkaards. Met dat besef zou ze zich wàt graag in de beschermende armen van de militair nestelen. Ik voel aan alles dat het nooit zover zal komen...

     

    De bank achter de militair is altijd op volle lengte bezet door “Kabaske”. De verkleinvorm van de naam die ik hem in mijn fantasie gaf, rijmt totaal niet met de enorme verschijning van de man zelf, maar dat doet er voor de rest niet toe. Kabaske heb ik zijn naam gegeven doordat ik hem gedurende al die jaren nooit gezien heb zonder zijn vaalbruine, aftandse lederen boekentas. Elke keer stapt deze imposante reus van meer dan twee meter de coupé binnen, schuifelt rustig naar zijn plaats en frommelt zijn jas tot een soort hoofdkussen, waartegen hij zijn gigantische hoofd te rusten legt. Zijn enorme onderuitgezakte lichaam bezet daardoor quasi de hele bank en zijn boekentas houdt hij altijd met beide handen tegen zijn bijzonder volumineuze buik gedrukt.

    Kabaske spreekt nooit. Met niemand. Ik heb er totaal geen idee van wat hij dagelijks in Brussel gaat zoeken en het is bijzonder moeilijk om een standvastig leven bij hem te verzinnen. Af en toe denk ik dat hij gewoon een bouwvakker is, die werkt op één van de vele chantiers in onze hoofdstad, maar ik moet toegeven dat ik hem zo nu en dan ook wel een rol in de onderwereld toedicht. In het ene geval is zijn boekentas wellicht gevuld met boterhammen, thermossen en een paar flesjes bier en in het andere geval met boksijzers, een revolver en een kalasjnikov met afgezaagde loop.

     

    Over de andere habitués, Den Dikken, Snottebelle, K3, De Pinne en De Coiffeuse vertel ik later nog wel eens, want vandaag is iedereen op zijn ongemakken. Het is duidelijk geen ochtend zoals alle andere. Al op het perron wandelde een jonge vrouw, die ik nooit eerder had gezien. Ze laveerde rustig en zelfbewust tussen de vaste bewoners van coupé IC-222 en afgaande op de vooral nieuwsgierige en steelse blikken van mijn vaste medereizigers, was ik er al snel van overtuigd dat dit ook voor hen een indringster was.

     

    Ook nu, nu de trein zich in beweging had gezet, was de spanning te snijden. Iedereen leek uit zijn gewone doen en bij het indringende geluid van haar hakken op de houten treinvloer, scheen iedereen zich af te vragen wààr in onze coupé de rustige stap van de indringster halt zou houden. Tak-tak-tak-tak…

     

    De militair was zijn gebruikelijke stoïcijnse zelf merkbaar kwijtgespeeld en hoewel zijn lichaam dezelfde strakheid vertoonde van altijd, spiedden zijn ogen voortdurend door de middengang, op zoek naar de hoek waaruit de vijand zou opduiken. Tak-tak-tak-tak…

    Sylvia bladerde uiterst nerveus door haar boek, driftig op zoek naar de bladzijde waar ze het verhaal eerder had achtergelaten. Voortdurend blikte ze op en af tussen de woorden in het boek en de ogen van haar militair. Naarmate de stappen dichter kwamen werden kleine zweetdruppeltjes op haar bovenlip zichtbaar. Tak-tak-tak-tak…

    Zelfs Kabaske leek er niet helemaal gerust in. Hoewel er op het eerste zicht niets te merken viel aan zijn gebruikelijke houding, toch was het me in de voorbije minuten opgevallen dat hij zijn ogen niet altijd gesloten hield. Af en toe zag ik namelijk zijn wenkbrauwen uiterst miniem bewegen en trokken zijn ogen lichtjes en bijna onmerkbaar, tot spleetjes. Ik wist zeker dat Kabaske niet sliep.  Tak-tak-tak-tak…

     

    In de reflectie van mijn venster zie ik dat een gestalte achter mij halt houdt en op de bank recht tegenover mij gaat zitten. Ik kijk in de ogen van een mooie, onbekende brunette. Ze is gekleed in een lange donkerblauwe hangkraagpull en een strakke zwarte broek, die op kniehoogte in haar sportieve laarzen verdwijnt. Ze is groot, slank en de sex-appeal spat eraf.

    Ze zegt me vriendelijk goeiemorgen.

    Ik zeg goeiemorgen terug en op het moment dat ze zich voorover buigt om iets uit haar handtas te nemen, kijk ik onbeschaamd in het diepe decolleté van de hangkraag. Alsof ze mijn blikken letterlijk op haar mooie volle borsten voelt branden, drukt ze met één vlakke hand haar decolleté dicht. Haar ogen zoeken de mijne en ze kleurt lichtjes. Geluidloos en in slow-motion vormen mijn lippen het woordje ‘wow’. Ze kleurt nog meer. Maar ik merk dat ze zelf ook geniet mijn van stoute onbeschaamdheid. Ze gebruikt haar speelse ogen en haar glimlach om me dat duidelijk te maken. Ze wil dat ik het weet.

     

    Ik kijk terug naar buiten en ik vraag me af welk soort leven ik bij deze knappe vrouw zal verzinnen. Het zal er in elk geval stomen...
     

    Luctor

    05-11-2010 om 21:02 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
    03-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nestbevuiling
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat is er toch aan de hand met ons land?

    Bijna vijf volle maanden zijn er verstreken sinds de verkiezingen van 13 juni 2010 en in dat klein half jaar kende ons land al formateurs, préformateurs, koninklijk verduidelijkers en dito bemiddelaars. Helaas is er tot op de dag van vandaag nog niemand in geslaagd om zelfs maar in de buurt te komen van wat een ietwat basis voor een echte regeringsvorming zou kunnen zijn. Laat staan dat er al sprake zou zijn van een solide regeringsploeg, die ons door de naweeën van de zwaarste financiële en economische crisis ooit zou moeten kunnen loodsen…

     

    De Wever, Di Rupo, Milquet, Beke, Van Besien en noem ze maar allemaal op… Allemaal beloven ze onze arme Koning Albert II dat het wit konijn weldra uit een of andere hoed zal springen, maar niets is minder waar. Beseffen die formatieonderhandelaars eigenlijk wel dat ze onze vorst op de rand van de werkloosheid brengen? En welke gevolgen zal dat hebben, denk je? Wie zal de koning zijn C4 tekenen? Welke reden van ontslag zal erop vermeld worden? “Reorganisatie” of “faling van het land”? Waar moet die mens gaan doppen?

    Aaah, is daar al eens over nagedacht? En dan wil ik het hier nog niet eens hebben over alle extra kosten die onze vorst de laatste maanden heeft moeten maken om al die onderhandelaars keer op keer weer te ontvangen: koffie, koekskes, chocolaatjes,… Het schijnt zelfs dat de paleisdeuren compleet uit hun scharnieren hangen van voortdurend al dat politiek volk te ontvangen en dat het bordes van Laken vol vetvlekken ligt, afkomstig van de prehistorische en oliezeikende Toyota, waarmee één van de onderhandelaars naar het paleis werd gevoerd.

     Afijn, om maar te zeggen dat we geen zak vooruit geraken in deze opvoering van een aangekondigde dood.

     

    Gisteren nog heeft koninklijk bemiddelaar Johan Vande Lanotte een korte mededeling gedaan aan de pers, nadat hij eerder de vorst had ingelicht over de nieuwe stand van zaken!

    Spannèèèèènd! Maar hoeveel zijn we vooruitgekomen in de voorbije twee weken, dacht u? Inderdaad, alweer geen kloten! Het was bijna meelijwekkend om Vande Lanotte zijn mededeling te zien voorlezen.

    “Alle partijen zullen zich op een eerlijke manier inspannen om dichter bij een akkoord te komen”, zei hij. “Maar de weg naar zo’n akkoord is bijzonder moeilijk en onzeker en zal van iedereen nog grote inspanningen vergen”.

    Hij keek diep in de camera om zijn woorden kracht bij te zetten en hij fronste even met de stukjes kale huid, waar bij een normaal mens de wenkbrauwen zitten.

     

    Kust nu mijn kloten, dacht ik. Moeten ze daarvoor Vande Lanotte uit Oostende laten overkomen? Voor zulke nietszeggende zoetzure saus? Daar hadden ze nu toch even goed Caroline Gennez kunnen voor laten opdraven. Die heeft tenminste wenkbrauwen. En knappe benen, bovendien. Maar boven alles heeft die van het uitkramen van dergelijke dwaasheden haar handelsmerk gemaakt. Je hebt dan een ‘paradepaardje der domheid’ in huis, Sire, gebruik het dan ook!

     

    Hoedanook, waarde lezer, Vande Lanotte gaat in de komende dagen nog maar eens aan tafel zitten met alle voorzitters van de zeven onderhandelende partijen, in de hoop dat er eindelijk eens een basis zou kunnen gelegd worden voor een definitieve regeringsvorming. Daarvoor moet natuurlijk eerst een akkoord gevonden worden voor een nieuwe financieringswet. Want dat het al lang niet meer gaat over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, dat zal iedereen inmiddels wel al duidelijk zijn.

     

    Waarover gaat het dan wel? In feite is het peanuts. Ik probeer het in een paar regels en in eenvoudig Vlaams uit te leggen:

    De federalisering van België heeft ervoor gezorgd dat de gemeenschappen en de gewesten een pak bevoegdheden hebben gekregen om zelf zaken te organiseren en uit te voeren. Daarvoor zijn centen nodig natuurlijk en die krijgen de deelgebieden van Mama Staat. Mama Staat int immers het gros van de belastingen.

    Daar tegenover staat dat het kruim van onze economen het erover eens is dat dit ‘asymetrisch model’ niet bepaald bevorderlijk is voor een goed bestuur. Om die reden zijn er voorstellen om de deelgebieden zelf een deel van de personenbelasting te laten innen. Wil Vlaanderen of Wallonië dus meer uitgeven, dan moeten ze niet langer bij Mama Staat gaan aankloppen voor meer centjes, néén, dan zullen ze zelf hun eigen percentage personenbelasting een beetje moeten verhogen. Simple comme dire bonjour!

    Om nu te voorkomen dat daardoor een te grote inkomensongelijkheid zou ontstaan tussen de deelgebieden, is er een solidariteitsmechanisme, dat corrigerend kan en zal optreden..

    End of Story.

     

    Is dat nu zo moeilijk? Nee toch?

    Trouwens, nog steeds volgens datzelfde kruim der economen kan een dergelijk model alleen maar positieve gevolgen hebben op de autonomie en de kracht van de deelgebieden. En neem het van mij aan, waarde lezer, die professoren economie vind je aan beide zijden van de taalgrens.

    Maar euh… Als u het begrijpt… en ik begrijp het… en al de economisten beweren en bewijzen het… Hoe komt het dan dat al die politieke bollebozen er voortdurend op uitglijden?

     

    Wel, waarde lezer, de reden is simpel: de politieke kanonnen van vroeger zijn vervangen door plastieken waterpistooltjes. Verkiezing na verkiezing werden de echte zwaargewichten aan de kant geschoven en vervangen door flauwe copycats.

    Zeg nu zelf -en met alle respect- maar hoeveel is het verschil in politiek gewicht tussen bijvoorbeeld een Wouter Beke of een Marianne Thyssen en pakweg  Jean-Luc Dehaene?

    Geloof je echt dat een snaak als Alexander De Croo zijn tanden even krachtdadig en succesvol in een monsterdossier kan zetten zoals een Guy Verhofstadt dat deed?

    Straalt een Caroline Gennez -ja, zij weer- dezelfde krachtdadigheid uit zoals haar illustere kameraden-voorgangers à la Louis Tobback. Akkoord, in centimeters zijn ze even groot, maar daarmee is dan ook alles gezegd…

     

    Verkiezing na verkiezing is de politieke spoeling dunner geworden. En voeg daar dan nog maar gerust bij dat sedert eind van de jaren negentig bij iedere op til staande verkiezing weer een verse lading Bekende Vlamingen naar het politieke toneel werd aangevoerd. Inderdaad, dat levert de partijen massaal veel stemmen op, maar leg mij nu asjeblief eens uit wat wij aan politiek voordeel kunnen hebben aan dit soort opportunistisch stemmengeronsel. Hoe wil je als regering gaan besturen als je hele nest bevuild is met artiesten en sportvedetten, die Brussel enkel weten liggen omdat ze er toevallig al eens moesten optreden of spelen?

     

    Voor de gein heb ik eens nagekeken welk bekend volk zich recent tot de echte waarden van het leven hebben bekeerd door deelname aan een politieke verkiezing. Neen mijnheer, als je ze hoort willen de verlichte BV’s niet aan de zijlijn van de politieke arena staan. Ze willen actief deelnemen aan het beleid en hun ‘ervaring’ ten gunste van de gemeenschap offeren!!!

    Welke ervaring, waarde lezer?

    De ervaring dat je als meest verwijfde nicht van West-Europa al in de jury zat van ‘Sterren Op De Dansvloer’, zoals Davy Brocatus (VLD)?

    Of toch eerder de ervaring dat je als opperhoofd van de federale politie wekelijks in ‘Kijk Uit’ aan de televisiekijker mag uitleggen hoe de verkeersregels in elkaar zitten om dan zelf tegen de alcohollamp te lopen, zoals Flor Koninckx (SP-a)?

     

    De ervaring misschien van Anke Van Dermeersch, die in 1991 verkozen werd als Miss België en daarna als  muurbloempje mocht fungeren bij respectievelijk de VLD en het Vlaams Belang?

    Of toch liever de ervaring van een Annelien Coorevits die in 2007 de titel van Miss België binnenrijfde en sindsdien het bed mag delen met de Anderlecht-bleiter Olivier De Schacht?

     

    Misschien dat we de knopen rond de financieringswet iets makkelijker doorhakken met de ervaring van een Karel Deruwe (LDD), die toch bijzonder succesvol kan terugblikken op heel wat intriges die hij quasi moeiteloos oploste in de VTM-soap ‘Familie’?

    Of misschien dat we toch beter veldloopster Veerle Dejaeghere inschakelen om Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen, want die schijnt toch wel een paar crossen te hebben gewonnen in die regio. Tja, alle beetjes helpen hé…

     

    De lijst is eindeloos, waarde lezer. Van de Oerang Oetang van het Belgische judo tot de Mister Bean van het Kerkelijk Recht… En alles wat daar tussen zit. Zij dragen onze toekomst…

    En mocht het met hen toch niet lukken om ons land te redden, dan kweken we toch gewoon nog een paar nesten BV’s bij. Wacht dacht je van Kabouter Plop of Betty uit Big Brother?  Sam Gooris misschien? Of Eddy Planckaert.

    Zij hebben vast wel een steengoed advies!

     

    Alhoewel…, wonen de Planckaerts niet in Wallonië…?

     

    Luctor

    03-11-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    01-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zappen is slecht voor de lijn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    For the loser now, will be later to win… For the times they are a-changin…’.

    Bob Dylan neuzelde deze prachtsong in 1964 de wereld in. Een klassieker, daar niet van en wat mij betreft zelfs één van mijn persoonlijke favorieten, maar om nu te zeggen dat good ol’ Bob daarmee overschot van gelijk had… I have my doubts. Zeg nu zelf, het zijn toch alleen maar de invullingen van het leven die veranderen. De essentie blijft al millennia lang ongewijzigd.

     

    Neem nu de Oerman. Als we de prentjes en de cartoons mogen geloven sleepte hij zijn oervrouw aan de haren over zijn terrein, daarbij vervaarlijk zwaaiend met een knots. Alle oerburen mochten het zien hoe hij haar over de eerste beste rotspartij duwde om dan grommend te zorgen voor het nageslacht. Een scenario wat zich meerdere keren per dag herhaalde. Het is duidelijk wie destijds de broek droeg en in die zin zou Bob Dylan nog gelijk kunnen gehad hebben, ware het niet dat de gemiddelde cartoon niet klopt met de realiteit. Totààl niet zelfs.

     

    De waarheid is dat de oerman ’s morgens in zijn grot wakker werd met een ontzettend dikke ochtendknots en rustig wachtte tot zijn oereega wakker werd om dan, geheel in tegenstelling tot zijn verwachtingspatroon, door de oermadame uit de rotspartij te worden geschopt om op jacht te gaan.

    ’s Avonds kwam hij dodelijk vermoeid terug. De gehoopte mammoetvangst was meestal uitgebleven en dus kloven hij en zijn vrouw aan de restjes van gisteren. Grommend zocht de oerman een beetje aandacht van zijn dame, maar aangezien zij vond dat hij hen alweer niet veel hogerop had gebracht in het leven, negeerde ze hem straal en begon ze ijverig de grot uit te vegen. De oerman trok zich dan maar terug tegen een aangenaam stukje rotswand en begon uit pure verveling uren in de vlammen van het kampvuur te turen, tot hij uitgeput in slaap viel.

     

    De man van nu vertrekt ’s morgens naar zijn werk, komt ’s avonds uitgeput weer thuis, eet en legt zich daarna languit op de bank. Uit pure verveling tuurt hij urenlang in de vlammenzee van zijn HD-flatscreen-televisie, terwijl zijn moderne meewerkende echtgenote nog snel even de swiffer neemt of met de stofzuiger rondschaatst. The times they are a-changin’? Ik zou het niet durven beweren. Met één subtiel verschil misschien toch, want de moderne man kan zijn vlammenzee voortdurend laten veranderen. Hij beschikt namelijk over de zapper, de hedendaagse knots.

     

    Of ik nu in één adem het bewijs heb geleverd waarom mannen meer zappen dan vrouwen, dat wil ik hier nog in het midden laten, maar ik ben blij dat ik in elk geval een plausibele verklaring heb gevonden om aan mijn huisgenoten uit leggen waarom ‘het bakske’ nooit verder dan tien centimeter uit mijn buurt ligt.

     

    Ik wed dat nogal wat mannen mij heel goed zullen begrijpen. Ook al is die zapper soms meer een gesel dan een zegen, want zapverslaafd als ik ben struikel ik tegenwoordig op zowat elke zender over tientallen kookprogramma’s. Je ontkomt er gewoon niet meer aan. Op elk mogelijk of onmogelijk uur staat er achter elke zap wel weer zo’n oetlul-met-koksmuts klaar om je avond te vergallen. Het is net als onkruid. Om je televisie te bevuilen hebben de akkerdistel, de brandnetel en noem maar op zich tegenwoordig handig vermomd als Jeroen Meus, Peter Goossens en Sergio Herman, maar het effect is exact hetzelfde: zo snel je een sprietje hebt uitgetrokken, zo snel staan er twee in de plaats. Hardnekkiger, storender en nóg meer op je zenuwen werkend als de voorgaande exemplaren. En dan heb ik het nog niet eens over het Harig Knopkruid, zo ellendig als de pest in je tuin en op je scherm subliem vertolkt door Piet 'onharige’ Huyzentruyt.

    Schijtziek word ik ervan. Letterlijk en figuurlijk.

     

    En denk nu niet dat ik een kookprogramma het televisielicht niet gun, maar helaas voor de huidige generatie televisiemakers ben ik oud genoeg om met weemoed terug te kunnen denken aan de gouden jaren van “Kijk en Kook” op ‘Brussel Vlaams’. Met de passie van een wereldverbeteraar offerde toen ene John Bultinck, een vooraanstaand advocaat uit die jaren, zijn weinige vrije tijd op om de koksmuts op te zetten en de Vlaamse huizenvrouwen te leren hoe je de dagelijkse platgekookte prak kon upgraden naar iets lekkers. Heerlijke trage televisie was dat, waar je nog eens wat van opstak. Als je dat vergelijkt met het blitse onkruid van vandaag…

     

    Wat heeft de huidige generatie kookprogramma’s eigenlijk nog met het echte koken te maken, vraag ik mij af. Welk kookprogramma is nog bezig met het upgraden van moeders middagpot? Vrijwel geeneen, waarde lezer. Boontjes stoven, patatjes koken en een bruin sausje maken, daarvoor moeten we het internet raadplegen of beter nog, de Kookboek van de Boerinnenbond. Dat leert “Gentse Waterzooi”, “Masterchef” of  pakweg “Plat Préféré” je niet meer. Dat moet je maar zelf ontdekken, vinden de chefs-presentatoren hautain. Hun programma’s draaien immers om het nog bekender maken van een stel eikels die zonodig -en in het belang van hun eigen restaurants- liever op televisie komen dan achter hun fornuis te staan.

     

    Erger is het nog gesteld met programma’s als “De Beste Hobbykok van Vlaanderen”, “Mijn Restaurant”, “Keukenrebellen”, Komen eten” en nog een tiental soortgelijke ondingen. In essentie hebben die zelfs nog amper met voeding te maken. Het thema mag dan weliswaar nog altijd ‘koken-eteken’ zijn, maar eigenlijk gaat het hier alleen nog over de tranen van het leven. Over het geluk van winnen of het verdriet van verliezen. Over de dreigende echtscheidingen van de deelnemers en recent ook helaas over de zelfmoord van een kandidaat, die het niet haalde om ‘zijn’ restaurant te winnen. Ik hoop dat Sergio Herman nog vaak eens zijn gore Zeeuwse muil zal voelen droogtrekken als hij terugdenkt aan zijn werkelijk denigrerende en vernederende taal, waarmee hij de toch al zo weifelende kok verder het zelfmoordpad opjoeg. Wat mij betreft mag deze beroemdste Sluizenaar -na Hendrik ‘De Dikke’ Van Dale- zijn sterrenzaak gerust van naam veranderen. Van “Oud Sluis” naar “Oud Vuil”, lijkt me nog zo gek niet…

     

    Nuja, een beetje journalist als ik nog steeds ben, leek het mij een boeiend idee om zo’n reality-kook-soap-wedstrijd ook eens van binnenuit te bekijken. Gelukkig ben ik gezegend met een echtgenote die in haar basisopleiding als kok afstudeerde en dus kon ik het mij permitteren om ons in te schrijven in zo’n kookprul. De naam “Varken zoekt Kok” had eigenlijk te maken met het verplicht te bereiden vlees, maar ik dacht dat het op de combinatie van het deelnemersduo sloeg. Vandaar dat ik dit programma de voor de hand liggende keuze vond voor onze deelname. En geloof het of niet, we werden uitgenodigd.

     

    Al in de preselecties werd duidelijk dat het programma eigenlijk op zoek ging naar kookteams die elkaar perfect aanvulden in de keuken. In de mate dat mijn vrouw ontzettend lekker kan koken en dat ik bijzonder graag eet, leek de format dus op ons lijf geschreven. Helaas kwam dat niet overeen met de visie van de programmamakers, die specifiek zochten naar echte duo-koks. Nuja, om een lang verhaal kort te houden, mijn vrouw kon de preselectie-jury imponeren met haar quasi eindeloze kookkennis en ik kon er mij handig uitlullen. Tot onze eigen verbazing werden we dus gekozen voor de opnames van “kookpersoonlijkheid voor de provincie Oost-Vlaanderen”.

    Mijn doel was bereikt. Vanaf nu kon mijn geplande show beginnen.

     

    Een paar weken later werden we uitgenodigd naar de hotelschool ‘Ter Duinen’ in Koksijde. In de sporthalgrote professionele keuken is een immense opnamestudio gebouwd. De presentatrice legt uit dat we vrij mogen gebruik maken van alle uitgestalde groenten, dranken en kruiden, maar dat het eindresultaat een exquis gerecht moet worden met vette varkensbuik en linzen als verplichte ingrediënten. Een bekende sterrenchef blijkt tegelijk belachelijkmaker en coach van dienst te zijn voor de deelnemende duo’s. Alle kandidaten staan stijf van de zenuwen. Mijn vrouw nog meer dan de rest, want zij weet wat komen gaat. Ik kan namelijk nog geen ei koken. Voor mij is het showtime. Ik voel me als Alice in Wonderland.

     

    Ik zal u niet teveel vervelen met alle opnamedetails, waarde lezer, maar besef dat ik zowel de regie, de presentatrice als de kookgeneraal in één uur tijd tot waanzin dreef. Om te beginnen begrijp ik geen jota van dat typische keukenjargon en als de sterrengeneraal in die franse kooktermen tegen mij begint te wauwelen, weet ik in geen honderdduizend jaar waar hij het over heeft. Bij alles wat ik doe, wordt er meer “cut” geroepen dan in eender welke doorsnee pornofilm. De zenuwen gieren de regie door de keel, maar ik… ik geniet als nooit tevoren. C'est mon moment de gloire!

     

    Omdat ik naar de zin van de kookgeneraal annex coach veel te veel sta af te wassen in plaats van te koken, meent de oetlul mij op camera te moeten voorspellen dat een carrière als ‘plongeur’ voor mij is weggelegd. Ik dank ‘m beleefd en zeg dat ik een diploma heb van duizend meter vrije slag heb én een reddersbrevet. Ik voeg er in één adem aan toe dat hij daar met zijn belachelijk kokspakje nooit aan zou kunnen tippen.

    Afijn, de man is razend tegen het moment dat ik aan de beurt kom voor de individuele interviewtjes met de kandidaten. Wat een sympathiek item in het programma moet worden, is voor hem nu de kans om mij terug te pakken. Een vol uur lopen gitaarspelen op steelpannen, groenten julienne snijden die eigenlijk brunoise hadden moeten zijn, en nog tientallen blunders meer, hadden hem immers overduidelijk gemaakt dat ik in de keuken zo mogelijk nog vreemder was dan een olifant in een porseleinkast. Zijn openingsvraag voor het sympathieke interviewtje is navenant:

    “Zeg eens, Luctor…”, vroeg hij, “wat is jouw specialiteit qua koken?”

    De grijns op zijn muil is zo mogelijk nog giftiger dan de vraag zelf.

    “Ik ben vooral gespecialiseerd in het koken van water”, zeg ik. “Echt waar chef, nog nooit mislukt”.

    Ik zie ‘s mans gezicht nog altijd vertrekken als ik eraan terugdenk. Zijn kop kleurt vuurrood ten opzichte van de hagelwitte koksmuts en net als ik denk dat hij ze van pure ellende wil beginnen opeten, gooit hij de micro met een zwaai de keuken in en verdwijnt hij door een deur, die hij met een oorverdovende smak achter zich dichtgooit.

    “Cut-cut-cut-cut!”

     

    De rest van de opnames en vooral de perikelen met uw dienaar, zal ik u besparen, waarde lezer. Maar weet dat er ook een jury aanwezig was van koks en fijnproevers die de opnames niet konden volgen. Zij wachtten in een kamer aan de andere kant van de hotelschool en kregen enkel de gerechten te proeven. Tijdens mijn grenzeloos amusante opnameboycot van “Varken Zoekt Kok” was mijn vrouw gelukkig  onverstoorbaar blijven doorkoken. Zij kent haar zot.

     

    Wat er ook van zij, ze schotelde de jury een heerlijk mix voor van blokjes krokant aangebakken varkensbuik op satéstokjes van rozemarijntakken, afgewerkt met een eenvoudig gebakken aardappeltje en versierd met linzen, kikkererwten en amandelschilfers.

    Het was voldoende om te winnen!

     

    En ja, elke dag mag ik sindsdien dus aanschuiven aan de tafel van de ‘Kookpersoonlijkheid van de provincie Oost-Vlaanderen’. En weet je wat zo heerlijk is? We zijn niet gescheiden en ik heb er geen zelfmoordneigingen aan overgehouden. Als het programma dus op een koude winteravond nog eens heruitgezonden wordt, zap dan gewoon lekker door. Of beter nog, schakel de televisie uit, steek de open haard aan, zet een cd’tje van Bob Dylan op en tuur dan lekker een paar uur naar de vlammen in de haard.

     

    Het is heerlijk rustgevend. En denk eraan: “For the loser now, will be later to win… For the times they are a-changin”.

    Misschien dus toch…

     

     

    Luctor

     

     

    01-11-2010 om 21:26 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    28-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan mijn ouders
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dag mam,
    Dag pap,

     

    Hoe gaat het nog met jullie?
    Goed, hoop ik. Het is alweer zo lang geleden, niet? Maar zoals jullie wellicht hele dagen tegen elkaar lopen te mekkeren dat je zo weinig van je enige zoon hoort, wel zo kan ik precies hetzelfde zeggen. Ik hoor ook nooit eens iets van jullie. Het is zelfs zo dat ik telkens nog degene ben die de eerste stap zet. Ieder jaar weer opnieuw.
    Nuja, echt kwalijk neem ik het jullie niet. Ik snap ook wel dat pap op zijn vierennegentigste niet meer de vitaliteit heeft om veel uitstapjes te maken, laat staan dat hij zou staan te popelen om op bezoek te komen in een chaotisch gezin waar altijd ambiance heerst. Dat de mens een beetje voor zijn rust kiest, lijkt me logisch. Bovendien wonen we nu ook niet bepaald bij elkaar om de hoek. Meer nog, we wonen letterlijk in twee werelden.

     

    Hoedanook, zaterdag of zondag komen we nog eens langs. Waarschijnlijk zaterdag, maar hoe laat het precies zal zijn, hangt nog af van een aantal omstandigheden. Je ziet wel wanneer we opduiken. Je hoeft er in elk geval niets speciaals voor te doen of te laten. Ik weet zeker dat jullie toch thuis zijn en dat is het voornaamste. Echt lang blijven zullen we wellicht ook niet, maar ik weet dat jullie dat ook niet verlangen. Gewoon even kletsen over het leven van alledag. Hoe het met ons gaat en waar we mee bezig zijn in ons leven,… You know, just al little smalltalk. Zoals bij elk bezoekje, overigens.

     

    Het is nog lang niet zeker dat Kim meekomt. Eigenlijk weet ik het niet eens. Ze heeft me in elk geval gezegd dat ze in de loop van het weekend iets te doen had, maar ik zou begot niet meer weten wat het is of wanneer. Nuja, je kent haar, hé. Ze mag dan master in het maatschappelijk werk geworden zijn om andermans leven op de rails te krijgen, in haar eigen bestaan lijkt ze vooral cum laude afgestudeerd als Professor Doctor in de chaotica.
    Jesus, ik krijg er soms het warm-en-koud van. Ze spreekt iets af met ons –of ze denkt dat ze iets afgesproken heeft– en twee uur voordien blijkt dat ineens totaal niet te kloppen met wat er te gebeuren staat. Pas op, dan ligt het nog aan mij ook, hé. Ik heb dat weer niet goed opgelet toen het gezegd werd. Of ik ben het weer vergeten. Zegt ze!
    En néén, begin dat nu weer niet te minimaliseren, want het ís zo! En ook je verhaaltje over zo vader zo dochter, kan ik missen als kiespijn. Dat is bullshit. Dat weet je zelf ook! In mijn jonge jaren lag dat totaal anders. De tijden waren anders, tout court. Hoe zou ik jullie in godsnaam moeten verwittigen hebben dat ik wat later thuis zou komen? Met een gsm, die nog moest uitgevonden worden of zo? Neenee ouwelui, je kan dat niet vergelijken.
    Trouwens, als ik jullie eraan mag herinneren, hoeveel keer heb ik daar destijds niet voor onder mijn kloten gekregen? Er ging godverdomme geen week voorbij of het was weer van dattum. En akkoord, jullie hadden het toen misschien wel bij het rechte eind, maar stop dan alstublief met je kleindochter nu gelijk te geven als het nu om precies hetzelfde gaat. Hoedanook, ze is een schoon mens geworden en daar ben ik trots op. Ze mag dan bijna vierentwintig zijn op punt staan om te gaan samenwonen, het blijft toch altijd een beetje mijn klein meisje. Het blijft moeilijk om de dagelijkse zorg voor haar uit handen te geven aan een wildvreemde kerel. Ook al lijkt het een geschikte jongen, die haar vermoedelijk onsterfelijk gelukkig zal maken. Ik hoop het voor hun allebei.
    Afijn, of je kleindochter er bij zal zijn dit weekend, valt dus nog af te wachten.

     

    Onze Jarne zal er komend weekend zeker bij zijn. Je zal raar kijken als je hem zult zien, want het is nu al voor het derde jaar op rij dat hij weigert naar de kapper te gaan. Hier valt de appel inderdaad niet ver van de boom, hoor ik jullie denken. En terecht deze keer! Het enige verschil is dat ik er -in vergelijking met jullie- geen problemen mee heb. Dus bespaar hem alstublief jullie flauwe opmerkingen zoals ik ze heel mijn jeugd heb moeten horen. Wat heeft het trouwens uitgehaald? Het enige wat je er mee zou bereiken is dat het hem pijn zou doen als oma en opa al te veel commentaar zouden hebben op zijn lange lokken. Zeg gewoon dat het mooi is of als je dat niet door je strot krijgt, zeg dan gewoon niets. Je mag niet vergeten dat hij al twee weken aan een stuk zit te knutselen aan een cadeautje, dat hij speciaal voor jullie aan het maken is. Elke keer als we bij jullie langs komen, ziet hij immers zijn tekeningen van het vorige bezoek tegen nog de grote vaas prijken en dat stimuleert hem zodanig dat hij telkens iets nieuws wil maken. Deze keer is hij al dagen in de weer met zijn strijkparels. Voor opa maakt hij een soldaat en voor oma een bloem, zegt hij. Ik ben benieuwd, maar je kent hem hé. Een groot kunstenaar is het niet, maar hij doet zijn best en het is met volle overgave dat hij eraan werkt. So, be nice please en zit hem niet af te zeiken omwille van zijn haar.

     

    Tja, dat Evelien meekomt, dat staat boven alle twijfel. Je weet -of je weet niet- dat ze nu snel beter aan het worden is. Inderdaad, tot zes weken geleden kon ze totaal niets met haar benen, maar nu is ze zover dat ze begint te kunnen stappen en dat ze zelfs al met de auto mag proberen rijden. Als alles goed gaat, zou ze in volgend jaar maart of april misschien weer mogen beginnen werken, voorspellen de artsen. Het lijkt een mirakel, ook al zit ze voorlopig nog in haar rolwagen. Zeker als ze buiten komt. Thuis stapt ze al met een looprekje, maar op de oneffen buitengrond is dat nog te moeilijk. Te gevaarlijk om te vallen ook.
    Jullie tuintje zal ik dus nog een keer zelf onder handen moeten nemen. Het spijt me. Ik weet dat je het fijner vindt als Evelien dat doet –het is ook beter gedaan dan– maar daarvoor is het nu nog te vroeg. Jammer, maar het is niet anders. Ik beloof dat ik het zo goed mogelijk zal doen, als dat een troost is. En wees gerust, Evelien zal trouwens wel in de gaten houden of ik geen onkruidsprietje uit het oog verlies en of ik geen streepje Noordergroen op de stenen ben vergeten weg te schuren. Het komt wel in orde.

     

    Ohja, ik zou het nog vergeten. Evelien heeft prachtige bloemen besteld voor jullie.
    Ik weet dat bloemen jou niet zoveel zeggen, pap, maar mam zullen we er zeker een groot plezier mee doen. Niet, mam?
    Het is echt niets klassieks, maar een fris herfststuk met veel geel, oker, rood en bruin. Ik weet dat je van die kleuren houdt.

    Voor jou heb ik niets, pap. Ik weet dat je nooit drinkt thuis. Waarom zou ik dus een fles drank kopen, die je toch nooit zelf zal uitdrinken? En aangezien jullie ook nooit bezoek krijgen, zal die fles daar vermoedelijk volgend jaar nog staan. Onaangeroerd. Dat vind ik een beetje zonde van het geld.
    Wat er ook van zij, pap, ik weet dat je ontzettend veel zal hebben aan het knutselwerkje van onze Jarne. Mam ook, daar niet van, maar bij jou toch wel bijzonder. Zo is het toch, hé? Op dat punt zijn we gelijken. Méér nog dan van een materieel cadeautje, kan ik net als jij genieten van een goed rapport of van een mooie beweging die hij maakt op het voeltbalveld.

     

    Waarover wil je het eens hebben, zaterdag of zondag? Denk daar maar alvast eens over na. We vertellen iedere keer hetzelfde gezeik! 't Is toch waar! Hoe het met de gezondheid gaat, hoe Jarne het op school doet, hoe Kim het stelt op haar werk en hoe het evolueert met de invaliditeit van Evelien.
    Kunnen we voor de verandering niet eens over de wijven lullen, pap? Gewoon ventenklap! Zou toch leuk zijn… We doen dat eigenlijk nooit.
    Evelien en mam kunnen het ondertussen eens hebben over de dingen die vrouwen interesseren. Maakt niet uit wat. Schoenen, kleren, shoppen, cultuur,… Koken misschien? Mam zou zeker nog iets kunnen leren van Evelien als het over koken gaat. Al denk ik dat ze zich daar te trots voor voelt. Nuja, mij maakt het niet uit, pap, jij bent het tenslotte die de geschifte saus in zijn botten moet slaan.
    No hard feelings, mam. Ik ben er groot en sterk mee geworden!


    Enfin, die gespreksonderwerpen, dat zien we dan van ’t weekend wel. Ik zou content zijn mocht je zelf ook eens een beetje initiatief tonen om te vertellen. Het is al zo lang geleden dat dat nog eens het geval was. Gesprekken en initiatieven in die zin moeten altijd van mij komen. Van mij, van Evelien of van de kinderen. Nooit eens van jullie!
    Maar zoals ik in het begin van mijn brief al zei, pap en mam, ik neem het jullie echt niet kwalijk. Alles wat je moest zeggen om mij tot op dit niveau door het leven te loodsen, heb je gezegd. Af en toe heb ik daar flink mijn kloten aan geveegd en deed ik vierkant mijn goesting, maar vaak ook probeerde ik mij te herinneren wat jullie visie was en voerde ik ze minutieus uit.

     

    Waar zit ik mij eigenlijk mee te moeien?
    Weet je, als jullie ook dit jaar geen zin hebben om iets terug te zeggen tegen ons, zwijg dan gewoon! Je bent ons geen verantwoording schuldig. Geniet dan gewoon van de rust en van het feit dat jullie kinderen en kleinkinderen op bezoek zijn. Je weet toch dat we elk jaar terugkomen. Zo rond de periode van Allerheiligen...

    Trouwens, of je nu wel of niet antwoordt… het gemis blijft!
    Gelukkig hebben jullie elkaar, wherever you may be. En dat stelt me gerust. 
    En weet je wat het gekke is? Dat wij hier voortdurend verder evolueren en jullie niet. Het kan niet anders of ooit moeten die paden weer kruisen.
    Dan hebben we tijd zat om bij te kletsen...

     

    De groeten van iedereen hier en tot in de loop van het weekend.

     

    Luctor

     

    28-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (18 Stemmen)
    23-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cirque De l'Enfer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat maakt een mens tot mens?

    Honderden wetenschappers hebben er in de loop der tijden hun hoofd over gebroken. Lang hebben we gedacht dat we simpelweg ‘de kroon der schepping’ waren, maar Darwin plaatste ons met onze apenpoten keihard terug op de grond. Descartes dacht dan weer dat het door ons bewustzijn kwam, maar de wetenschap trok ook door die thesis een vette, rode streep. Dan kan het niet anders of het moet aan onze enorme dosis genen liggen, dachten een aantal wetenschappers recent? Maar toen ook die geteld werden, bleek dat we er ochot niet meer hadden dan een stomme veldmuis.

     

    Waar ligt het verschil dan wél, vraag ik mij af? Wel, in alle eerlijkheid, ik zou het niet weten. Maar misschien moeten we eens een totaal tegenovergesteld denkpatroon durven onderzoeken. Misschien moeten we ons eens durven afvragen of een mens niet een mens wordt door zijn enorm vermogen om te blunderen… Of door zijn ongelimiteerde eigenschap om zijn verstand niet te gebruiken? Of misschien om dat we niets leren uit onze fouten?  Als ik de recente gebeurtenissen in België eens van wat naderbij bekijk, denk ik dat er misschien in die drie redeneringen wel een stukje waarheid zit.

     

    Wat is dat hier nu toch voor een kloteland? Ik vraag mij af hoe buitenlanders ondertussen naar ons kijken. Het is blijkbaar nog niet genoeg dat we er nu al twee keer op rij niet in slagen om op een treffelijke manier een regering te vormen, néén, nu moet er ook zonodig juridisch nog een boeltje van worden gemaakt. Een bisschop die –bewezen én bekend– met zijn gore tengels niet van kinderen af kan blijven… Moet die niet in den bak, mijnheer? Neen, natuurlijk niet, mijnheer! Den bak, dat is nu sedert het proces over de ‘parachutemoord’ iets voor mensen die niet bekennnen en waartegen bovendien geen enkel materieel bewijs bestaat. En we zijn goed bezig, waarde lezer, want amper één dag na het arrest in Tongeren werd de veroordeling van Els Clottemans al gebruikt om de assisenjury van de ‘Marollenmoord’ ervan te overtuigen  dat materiële bewijzen absoluut niet noodzakelijk zijn om iemand voor moord de vergeetput in te draaien. Hoera, welkom op deze voorstelling van Cirque Du Soleil. My ass! Als je het mij vraagt is het hier Cirque De l’Enfer!

     

    En geef toe, een circus, dat is toch het minste wat je er kan van zeggen. Even kort de feiten op een rijtje. Clottemans heeft nogal een rare jeugd, maar op een dag ziet ze de zon weer schijnen in haar leven en om dat te onderstrepen sluit ze zich aan bij de para-club van Zwartberg. Daar leert ze Els Van Doren kennen en de Nederlander Marcel Somers. Somers is de minnaar van Els Van Doren, maar straffe poeper als hij is, onderhoudt hij met plezier ook het venusheuveltje van Clottemans. Maar Clotje wil méér. Ze vertelt blijkbaar wel dat ze zich kan neerleggen bij een driehoeksverhouding, maar al snel ondervindt ze in vrije val dat ze Somers voor haar alleen wil. Dat is dan weer niet naar de zin van de Hete Hollander, want die wil liefst van de twee poesjes tegelijk blijven snoepen. Wanneer Els Van Doren op zaterdag 18 november 2006, vanop een hoogte van ruim vierduizend  meter in een tuin in Opglabeek te pletter stort, blijken zowel de valscherm als de reserveparachute gesaboteerd te zijn. Meteen wordt Clottemans als schuldige aangewezen.

     

    Dat Clottemans tot op de dag van de uitspraak deze week haar onschuld is blijven uitschreeuwen, is blijkbaar in ons rechtsysteem totaal irrelevant. “Ha ja”, zeggen de speurders, “Het kan gewoon niet anders. Alle vermoedens wijzen in haar richting. Ze zal wel jaloers geweest zijn op het feit dat ze de Hete Hollander niet voor haar alleen kon hebben én bovendien had ze de gelegenheid en de tijd”.

    Nogal een geluk dat ik 100% hetero ben, denk ik dan, want waarschijnlijk had ik ook de gelegenheid en de tijd. Voor het zelfde geld zat ik nu achter de tralies en moest ik in Vorst of waar dan ook alle dagen gaan douchen met dichtgenknepen billen.

     

    Maar goed, dat is de thesis van de speurders, denk ik dan, het gerecht zal zijn werk wél naar behoren doen. Zonder bekentenis en zonder enige vorm van bewijs kan je toch niemand in de vergeetput steken. Dat zijn praktijken die men in de Middeleeuwen op vermeende heksen toepaste, maar toch niet in een moderne rechtstaat annex democratie. En voor zover ik weet leefde Clottemans niet met trollen en padden, maakte ze geen soep van spinnen en giftige kruiden en vloog ze niet op een bezemsteel door de lucht. Daar had ze een parachute voor...

     

    Hoedanook, voor de zoveelste keer in mijn leven moet ik vaststellen dat ik een kalf en een naïeveling ben. Het Hof Van Assisen in Tongeren volgt de visie van de speurders wel en om dat te staven roepen ze niet minder dan honderdéénenzeventig getuigen op. Honderd-één-en-zeventig! Op mijn betere Facebook-dagen kom ik niet eens aan honderd ‘vrienden’, waarvan meer dan de helft mij amper kent. Laat staan dat ze iets zinnigs over mij zouden kunnen komen vertellen als ik voor moord of doodslag zou terecht staan. Maar goed, in Limburg, waar het leven toch een stuk langzamer gaat dan elders, hebben de mensen misschien meer tijd voor vrienden en kennissen en is het sociale leven een stuk intenser dan elders in ons land. Het zou kunnen. Maar dan nog, doet dit immense aantal al vermoeden dat zo’n Assissenprocedure veel meer show en vertier is dan pakweg de eerste de beste uitzending van “Het Rad Van Fortuin”.

     

    U lacht…? U vindt dat ik overdrijf…? Leg mij dan eens uit waar het over ging in de nieuwsberichten?
    “Els Clottemans heeft vandaag voor het eerst een lachje getoond toen ze haar moeder in het publiek zag zitten”.
    “Toen ze de uitspraak hoorde merkten we voor het eerst een traan in een ooghoek”.
    “De echtgenoot van de vermoorde Els Van Doren zegt opgelucht te zijn met de veroordeling, maar daarover straks meer want de overwinnaar van de procedure heeft zopas meegedeeld dat hij straks een persconferentie zal geven. We zullen er live bij aanwezig zijn”.

    Dat is toch je reinste brood en spelen…

     

    En dan heb ik het nog niet eens over de opiniepeiling die Het Belang van Limburg op haar website organiseerde voor haar lezers. “Is Els Clottemans schuldig, ja of neen”. Nogal goed dat ze er niet nog een prijs aan verbonden hebben bovendien. Assisenvoorzitter Jordens haalde hierover zeer fel uit naar de pers. “Dit is geen prijskamp”, zei hij, “maar bittere ernst waar over het leven van mensen wordt beslist”.  Een meer dan terechte opmerking, vond ik dat, maar de voorzitter tuimelde wat mij betreft weer even snel van zijn sokkel toen hij er -al dan niet toevallig- voor zorgde dat de uitspraak van het Hof precies in de zenduren viel van de televisiejournaals. Het viel me nog mee dat hij niet even gedag zwaaide naar de familie in de huiskamer.

    En wat dan te zeggen van Meester Jef Vermassen, die onmiddellijk na de zitting vlotweg handtekeningen staat uit te delen aan zijn fans. Ik dacht eerst nog aan een ronduit wansmakelijke grap van de Benidorm Bastards, maar het bleek gewoon écht!!! De rauwe realiteit. Hoe klein kan een mens zijn? Dat sommige mensen zo dwaas zijn om een handtekening van een Assisenpleiter te gaan vragen, daar kan ik nog medelijden mee hebben, maar dat een verstandig man dat dan ook nog doet…???

    “Een handtekeningske, madam? En waar zou u dat graag gewild hebben? In uw boekske of toch liever op uw tetjes? En wil je er nog drie pieperkes bovenop? Ja, goed hé madam, dertig jaarkes in den bak en zonder enige vorm van bewijs… Gôh, ik ben toch ne straffen, hé. Hahahaha…”

    Wal-ge-lijk!!!

     

    Weet je, ik ben maar een eenvoudige columnist met een mening over de wereld waarin hij leeft. Veel liever had ik hier vandaag weer uitgepakt met een of ander grappig verhaaltje van alledag, maar af en toe kan je niet anders dan standpunten innemen. Dit is zo’n moment. De mens wordt mens doordat hij niet leert uit zijn blunders. Hoorde ik voormalig justitieminister Jo Vandeurzen na het arrest in de zaak Joe Van Holsbeeck -neergestoken in volle spits voor zijn MP3-spelertje door Mariusz O. en Adam G.- niet verkondigen dat er lessen moesten worden getrokken en dat Assisen dringend moest hervormd worden?  Wat is ervan gekomen? In elk geval niet genoeg om schertsvertoningen zoals in de afgelopen weken te vermijden. Méér nog, het zijn gemediatiseerde schertsvertoningen, waarin bloedmonsters in de Marollenmoord verwisseld blijken te zijn en waarin cruciale parachutemoord-bewijsstukken als het make-uptasje van Els Van Doren plots weer opduiken.

     

    Laat dan de Rechtbankvoorzitter maar fulmineren dat Assisen bittere ernst is, waar over het leven van mensen wordt beslist. Ik hoor het hem graag zeggen. En wat dan te denken van de jury die moet beslissen over schuld of onschuld van de verdachte. Twaalf schapen van mensen die moeten beslissen over het leven van een medemens in dergelijke complexe zaken als “De Parachutemoord”, “De Marollenmoord”, “De MP3-moord”, “De Zaak Renneboog”, “De Sidmarmoord”, enzovoort…

     

    Daarin zijn we trouwens wel onovertroffen goed, wij Belgen. In het verzinnen van ronkende namen voor ophefmakende Assisenprocedures, bedoel ik. Wel ik weet er nog één: “De Assisenmoord, het circus van de Hel”!

    Afschaffen die handel!!!

     

    Luctor

    23-10-2010 om 16:48 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (13 Stemmen)
    20-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Logisch denken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vanmorgen hoorde ik een opmerkelijk bericht in de auto: Eén op de honderd papa’s zou niet de biologische vader zijn van zijn kind ... Daarmee weerlegt de Leuvense genetica-expert Jean-Jacques Cassiman weliswaar de eerdere veronderstelling dat het aantal onechte kinderen één op tien zou bedragen, maar toch blijf ik het een fenomenaal hoog aantal vinden. Eén op honderd mannen is namelijk niet de vader van zijn kind. Mannen hebben dan van nature vaak de neiging om die gedachte snel naar hun eigen kinderen te reflecteren en de thesis simpelweg weg te lachen. Maar vergeet niet dat, los van je eigen gezin, de kans dus evenzéér bijzonder groot is dat u –of u nu een man of een vrouw bent– eigenlijk papa zegt tegen een kerel die weliswaar met je moeder getrouwd is, maar die totaal niet je verwekker is… Yep, je staat op zijnen boek, maar je komt niet uit zijn broek… één kans op honderd!

     

    Honderden, zoniet duizenden moppen over vreemdgaan en onechte kinderen hebben al menige toog gekleurd. En terecht, want er bestaan heerlijke kluchten over. Van de meest subtiele en fijnzinnige mopjes tot de meest gore bakken. Wat ik mij dan afvraag is hoe zouden de moppentappers reageren mochten ze plots te weten komen dat ze eigenlijk hun eigen leven aan het vertellen zijn? Zouden de lachers even diep in een deuk liggen mocht plots blijken dat ze zich eigenlijk om hun eigen ellende aan het bescheuren zijn?

    Nu,we moeten daar natuurlijk ook niet té doemdenkerig over doen. Maar even logisch redeneren doet toch geen pijn. Uitgangspunt is dat één op de honderd papa’s een kind groot brengt wat niet van hem is. Dat betekent dus ook dat één op de honderd moeders onderandere ook mama is van een kind, wat niet van haar man is.

    Als we daarnaast ook rekening houden met het feit dat er anticonceptiva bestaan in alle mogelijke vormen en soorten, dat we er mogen vanuit gaan dat de overspelige vrouwen er toch logischerwijs alles aan zullen doen om niet zwanger te worden van hun minnaar én dat ook in de verboden liefde niet alle scheuten prijs zijn, dan kom ik maar tot één constatatie: de rendez-vous-hotels moeten gouden zaken doen.

     

    Omdat mijn kennis van statistiek en kansberekening te beperkt is om hier in no time de juiste conclusies uit te trekken, ben ik op zoek gegaan naar een paar goed onderbouwde studies om te weten te komen hoe groot de kans is dat onze vrouwen er een loverboy op nahouden en minimaal op regelmatige tijdstippen de koffer induiken met de postbode, de melkboer of voor mijn part met de pastoor. Al is de kans op dit laatste eerder klein als je vrouw meerderjarig is.

     

    Bon, het vergde wat opzoekingswerk, maar uiteindelijk kon ik toch hier en daar proefschriften en studies raadplegen met betrouwbare gegevens over scheef schaatsende dames. Vertrekkende van mijn eigen redenering was ik al tot de conclusie gekomen dat er redelijk veel op los gevogeld wordt, maar de naakte cijfers die ik vond, hebben mij ronduit op mijn gat gezet. Een Brits onderzoek onder tweeduizend vrouwen heeft namelijk aangetoond dat een kwart van alle vrouwen al een buitenechtelijke affaire had of nog steeds heeft. Een kwart… vijfentwintig procent… één op de vier. Wat zeg ik, de rendez-vous-koten doen gouden zaken? Een miljoenenbusiness is het! Ik kan maar beter stoppen met werken en een zelfstandig statuut aanvragen om onmiddellijk met zo’n boîte d’amour te starten. Binnenkort vul ik mijn dagen met verse lakens leggen en kamers luchten. Goe geweten! Succes verzekerd!

     

    Eén op de vier…?!? Bij de mannen is het zelfs een stuk minder. Niet meer dan achttien procent heeft zich al eens of meerdere keren bezondigd aan het inzaaien van andermans akker.

    Nu ik de cijfers ken, begrijp ik overigens ook totaal niet meer waarom de dames de mannen daar altijd persé een schuldgevoel willen over aanpraten? Alsof wij mannen, zoals een postbode, van gleuf naar gleuf lopen tot onze zak leeg is...

    Neen, natùùrlijk is dat niet zo! Maar geef toe, de dames willen ons wel altijd graag op die wijze afschilderen: de onrespectvolle vent die om de acht seconden aan seks denkt. Mijn kloten, Gérard.

     

    Pas op, het wordt nog erger. Wat nog bijkomend uit het Britse onderzoek blijkt, is zo mogelijk nog straffer: de dames gaan niet vreemd uit geilheid. Welneen, zo dierlijk zijn toch alleen maar die gore venten! Neen, onze dames gaan vreemd omdat hun mannen niet regelmatig genoeg laten voelen dat de dames speciaal zijn voor hen. Alstublief, mijnheer! En gij nu! Terwijl dat u een hele shift uw nikkel ligt af te draaien in de fabriek, ligt uw dame met de buurman te vozen en ’t is nog allemaal uw schuld bovendien…

     

    Vreemdgaan doen onze dames trouwens niet voor de seks, zo blijkt. In de praktijk komt het er weliswaar op neer dat ze het behang van de muren vogelen in het rendez-vous-hotel, maar dat zou absoluut niet de reden zijn waarom ze er een lief op nahouden. Neen, seks is een pure bijkomstigheid. Het gaat onze dames meer om de aanraking, om de aandacht en om het goed gesprek met de minnaar.

    Als je dus vandaag of morgen een getrouwde vrouw met slinkse bedoelingen op je ziet afkomen, heren, wees niet bang! Ze zal verwachten dat je haar meeneemt naar zo’n kriebelhotel, maar je mag je lul gerust thuis laten. Uw minnares is enkel op zoek naar emotioneel begrip en beschermende intimiteit.

     

    Wat er ook van zij, één op de vier vrouwen die wel eens een scheve schaats rijdt, het blijft een gigantisch aantal. Wie zijn die vrouwen, vraag ik mij af? Hoe kan je ze herkennen?

     

    Vanavond in het naar huis rijden heb ik –waar het verkeer dat toeliet– in elke auto binnengekeken. Je ziet natuurlijk alleen maar het kopje van de dames in hun auto, maar ik schat dat ik er toch zo’n veertig gezien heb. Tien keer prijs, dus! Maar wie?

    Vier van de dames zaten als passagier in de auto. Hun man reed. Eén van die vier kerels is ferm de lul, als je het mij vraagt. Maar wie?

    Toevallig of niet, maar verspreid over de dag ben ik vandaag professioneel aangesproken door  vier vrouwen. Ik zag een struise blonde met modieuze bril, een grote, slanke brunette met krullen, een knappe rosse met donkere ogen en een klein zwartje met grote boobies. Logisch gezien moet één van de vier ontvankelijk zijn, om het maar beleefd uit te drukken. Het gevogelte lag dus voor het grijpen, maar bij wie?

     

    Wie? Dat is inderdaad de vraag die mij een dag lang bezig hield.


    Vanavond ging ik nog een glas drinken in mijn stamkroeg.

    De gebruikelijke woensdagavondklanten waren aanwezig. Bakker, beenhouwer, gemeenteraadslid, postbode en nog een paar mensen, die ik alleen van gezicht ken. Het gebeurt regelmatig dat we samen in de kroeg naar het Europees voetbal kijken.Maar soit, na verloop van tijd breng ik het gesprek op de één op honderd papa’s die niet de biologische vader is en het vreemdgaan van één op de vier vrouwen. Het duurde niet lang of de eerste moppen werden afgevuurd. Hilariteit alom.

    Tot ik er op een gegeven moment mijn drie tooggenoten opmerkzaam op maak dat wij daar eigenlijk met z’n vieren zitten en dat dus één van onze dames misschien wel… You know… Even werd het muisstil in ons gezelschap, maar dan gierden we het alle vier weer uit. Stel je voor… Toch niet die van ons…!!! Hell no!

     

    Toen ik een paar uur later thuis kwam, zat mijn teerbeminde op de bank televisie te kijken.

    “Dag schat”, zei ze. “Was het leuk met de jongens?”

    “Absoluut”, zei ik. “We hebben tranen gelachen. Weet je wat onze facteur nu beweerde?”

    “Vertel…”, zei ze

    “Wel”, zei ik, “Hij beweerde dat hij al alle vrouwen in onze wijk geneukt heeft, behalve één!”

    “Behalve één?”, vroeg mijn vrouw.

    “Ja”, zei ik, “Behalve één.”

    Mijn vrouw dacht diep na en ik zag haar ogen wegdromen. Na een paar seconden keek ze mij weer helder en met een speelse blik aan.

    “Dan is dat zeker weer die trut van hier rechtover…”, zei ze

     

    De rest van de avond heb ik haar overladen met aandacht, emotioneel begrip en beschermende intimiteit. I love my bitch!

     

    Luctor

    20-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (15 Stemmen)
    18-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pure mens: een specimen dat nog op twee plaatsen te vinden is
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat is nu anoniemer dan een naaktstrand? Op strandslippers en voor de rest helemaal bloot zijn we immers allemaal gelijken. Akkoord, je merkt wel verschillen in lichaamsbouw, maar maatschappelijk gezien geven grote of kleine borsten niet weer wat je in het dagelijkse leven doet, net zo min als kleine piemeltjes of grote meetlatfluiten een indicatie zijn van je sociale status.

     

    Helemaal “Niemand” ben je natuurlijk nooit. Zelfs als alle kleren wegvallen, dan nog kun je soms dingen vaststellen, die je iets meer vertellen over de bloterik haar- of hemzelve. Gewoon aandachtig zijn is soms al genoeg.

     

    Hoewel alle kledingstatus op naaktstranden wegvalt, blijven er toch een aantal maatschappelijke aspecten zichtbaar. Zo vroeg ik mij lange tijd af waarom sommige mensen –mannen én vrouwen– een hele dag lang in het zand liggen te bakken zonder enige vestimentaire bescherming, terwijl ze toch een petje opzetten als ze gaan pootje baden of jeu-de-boulen. Duizenden redenen probeerde ik eraan vast te knopen, maar geen enkele leek plausibel. Tot ik op een dag een man zijn petje zag afnemen en er zijn sigaretten en zijn aansteker zag uithalen. Hoe stom kon ik zijn? De petjes op het naaktstrand zijn gewoon de rokers in onze samenleving. Let er maar op! Je zal merken dat ik gelijk heb.

     

    En zo zijn er nog wel een paar elementen waaraan je kan inschatten tot welke sociale categorie de blote medemens behoort, maar aangezien ik zelf rook en weiger om in mijn bloot gat met zo’n onnozel petje rond te lopen, zoek ik liever andere uitdagingen om mensen te proberen inschatten los van hun maatschappelijke status.

     

    Op een voetbalveld, bijvoorbeeld. En dan bedoel ik niet de grote of kleine stadions, waar supporters massaal naartoe trekken om hun favoriete ploeg aan te moedigen en er desnoods voor te vechten… Neen, de terreinen die ik bedoel zijn de gewone jeugdterreinen, zonder dure of goedkope plaatsen en zonder loges of staantribunes. Gewoon een grasveld met een aantal witte lijnen en daar rond een afsluiting met alleen maar papa’s en mama’s, mémé’s en pépé’s, hooguit een broer en/of een zus.

     

    Sjaals, vlaggen en wimpels zie je hier amper. Fanatisme van ouders die hun zoon in zijn team willen zien schitteren, des te meer. Beroepen en maatschappelijke status bestaan niet aan de rand van een jeugdterrein. Hier staan alleen leeuwen die hun zonen vooruit jagen en leeuwinnen die gevaarlijk kunnen klauwen als hun welpje gewond op het terrein blijft liggen. De mens als ouder is bijna even puur als de mens in zijn blootje.

     

    Jeugdvoetbal brengt mens en emotie in beweging, zei ik gisteren tegen een medesupporter met wie ik tijdens de rust van een wedstrijd van onze zonen, het veld rondwandelde. De man was het met mij eens. Of althans, hij gaf mij gelijk. Toch is dat bewogen oudergedrag maar een verschijnsel van de laatste tijd.

     

    Ik herinner mij dat wij vroeger op training toekwamen en dan hadden we er al een fietstocht van een paar kilometer opzitten. Toch is dat amper vijfendertig jaar geleden. De trainingen in die tijd waren niet veel meer dan een paar rondjes rond het veld lopen en daarna een matchke onder elkaar spelen. Onze trainer was een lokale zelfstandige in herenkleding en hij stond ons instructies te geven vanaf de zijkant van het terrein. In wit hemd, das en grijze stoffen broek. Rechtstreeks van tussen zijn kledingrekken gerukt. Van voetbal kende hij wellicht nog minder dan de eerste de beste hoekschopvlag en nu ik ‘m mij terug voor de geest haal, léék hij daar zelfs een beetje op. Hij was minstens zo gespierd als de vlaggenstok en als het flink waaide, dan wapperde zijn ene pluk lang haar, waarmee hij de rest van zijn kale knikker probeerde te camoufleren, als een vlag in een strakke noordoosten bries.

    Na afloop van training en wedstrijden  konden we ons niet in een warme kleedkamer terugtrekken om de modder van ons lijf te spoelen onder een heerlijk warme douche, maar moesten we het stellen met elk één plastic wasteiltje koud water in een soort stal die als kleedkamer moest dienst doen. In de winter was het geen uitzondering dat op ons teiltje gewoon een laagje ijs op was gevroren. Maar we voetbalden alsof ons leven er van afhing en we amuseerden ons rot.

     

    Ouders van nu zouden het nooit meer pikken mochten hun kleine Maradonna’s en Ronaldinho’s vandaag nog zo behandeld worden. En terecht, laat mij duidelijk zijn! Maar soms gaat de betrokkenheid wel erg ver.

    Ik herinner mij dat wij na de wedstrijd thuis kwamen en dat we eerst aan mam en pap gingen vertellen of we gewonnen of verloren hadden en of we goed gespeeld hadden. Niet dat ze daar veel interesse voor hadden, maar bon, je kon hen maar net zo goed inlichten en een overwinning navertellen is immers meer dan dubbele pret. Héél uitzonderlijk gebeurde het dat bij een wedstrijd een mama of een papa aan de kant stond te kijken. Maar dat kan ik doorheen alle jeugdreeksen echt wel op één hand tellen.

    Vandaag de dag worden de kids als sterren-in-spé met de auto naar de training gebracht en staan de ouders zelfs de trainingen te bestuderen en in alle ernst te becommentariëren.

     

    Grappiger wordt het nog als papa’s en mama’s tijdens de wedstrijden adviezen tegen zoonlief staan te schreeuwen. Meer dan eens druist dat loodrecht in tegen wat de coach staat tieren. De coach ziet zijn team; mama en papa zien hun zoon. Vaak een wereld van verschil.

    “Naar voor, Emiel!”, “Naar achter, Emiel!”, “Ga diep, Emiel!”, “Blijf bij je man, Emiel!”. Het is nooit moeilijk om uit te vissen wie Emiel is. Zoek gewoon het spelertje dat als een jojo over het veld stormt en je hebt ‘m te pakken.

     

    Helaas zijn er veel te veel Emiel’s. En met Emiel’s bedoel ik niet de zonen van ouders die vol vuur en vol passie hun kind en zijn team aanmoedigen. Daar is helemaal niets fout mee. Integendeel. Het grote probleem zijn de voetbalouders, die geen fluit verstand hebben van het voetbalspelletje an sich en die dus nooit objectief zijn tegenover de geleverde prestatie. Het enige wat ze zien is hun eigen ‘Ronaldinho’ en geef toe, die doet nooit iets verkeerd. No way! Als er iets fout is gegaan dan heeft de kleine Beckham gewoon teveel naar de stomme uitleg van de trainer geluisterd. Weet je wat we doen? We schreeuwen gewoon nóg iets harder dan de trainer om te zeggen hoe het wél moet.

     

    Ik heb afgelopen zondag speciaal op de ouders van ons team gelet. Een paar staan rustig het verloop van de match te volgen. Anderen zijn iets heviger en moedigen het team op een positieve manier aan. “Goed Tibo”, “Goeie pass, Kleinen”, “Goed gespeeld, Eli”, “Goe gepakt, Jinse”, “Go Maxie, Go”, “Prima bal, Ollie”…

    Elke keer toen ik de andere ouders en de trainer “OK, Jarne, goeie bal”, hoorde roepen, warmde mijn hart een klein beetje op. Mijn kind schoon kind, is immers ook deze kritische ziel niet vreemd.

    Bij de rust staat het 2-0 voor ons.

     

    Na de rust lijkt het alsof onze ploeg een gedaanteverwisseling heeft ondergaan. Onze jongens  komen er totaal niet meer aan te pas. De tegenstander is sterker, beter en scherper uit de kleedkamers gekomen, maar ondanks dat lopen we toch tot 3-0 uit. Maar goed ook, want de ‘blauwtjes’ komen naar het einde toe nog sterk terug en met een 3-2 stand wordt ons doel in de laatste tien minuten gewoon belegerd. Gelukkig houden we stand en winnen we de wedstrijd.

    Onmiddellijk na de wedstrijd, klampt een tegenstander-papa mij aan. Dat mijn zoon toch wel bijzonder driest op zijn nakomeling is ingegaan en dat het ronduit een smerige fout was... Dat het een schande was dat die van mij een volle kop groter was en dan nóg zo'n smerige overtreding maakte... Of die van mij niet meer verstand onder zijn lang haar had...? En of ik 'm had opgevoed met de gebruiken van de brousse?
    Ik heb de man alleen maar eens vriendelijk toegelachen en gedacht: 'als je nog wat lang zaagt, dan heb je mijn kruk tegen je tanden'
    Ik was tenslotte een volle kop groter dan hem. Of... heb ik het niet gedacht en toch gewoon gezegd? Ik zou het begot niet meer weten.

    Seconden later komt onze Jarne met een stralend gezichtje naar mij toegespurt.

    “Spannende match hé”, zegt hij. Er hangt modder aan zijn voorhoofd en in zijn haar.

    “En of.”, zeg ik. “Heb je je geamuseerd?”

    “Jàààà”, zegt hij vol overtuiging. “En jij, papa? Heb jij je geamuseerd”

    “Tuurlijk”, zeg ik.

    Hij knipoogt, geeft mij een kus en stuift weg naar zijn warme douche.

    Ik pink een traan weg om zoveel kinderlijke blijdschap en ik bedenk dat het heerlijk is om een (voetbal)papa te zijn.

    En je hoeft niet eens een belachelijk petje op te zetten om je sigaretten onder te steken...

     

     

    Luctor

    18-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (13 Stemmen)
    14-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mag er een beetje gel in?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn zoon is negen en hij heeft lang haar. Niet zomaar een beetje, neen, écht héél lang haar. Maar wie ben ik om te zeggen dat hij naar de kapper moet? Ik was namelijk een tiener in de jaren zeventig, toen lang haar de norm was. Zelfs in de veel cleanere jaren tachtig, toen new wave en punk plots weer korte coupes predikten, hield ik vast aan mijn lange lokken. Pas diep in de jaren negentig vond ik de moed om er afscheid van te nemen. Ik herinner mij dat elke knip van de kapster mij het gevoel gaf dat een stuk van mijn leven werd weggesneden. Kleine dingen, grote dingen,… herinneringen en gebeurtenissen, die als lange, afgeknipte manen op de grond dwarrelden om daarna te worden samen geveegd en genadeloos in de vuilbak te verdwijnen.

     

    Die ene kapbeurt waar ik als nozem op de stoel ging en als nerd het kapsalon verliet, zal mij altijd bij blijven. Tot op de dag van vandaag houd ik er een slecht gevoel aan over. In die mate zelfs dat kapsalons zonder discussie tot mijn absolute top-drie behoren van te vermijden plaatsen. Mortuaria en operatiezalen zijn de twee andere.

    Tot voor kort probeerde ik het aantal kapbeurten per jaar dan ook tot een absoluut minimum te beperken. Maximaal twee tot drie keer per jaar vond ik de moed om een afspraak te maken, wat er natuurlijk in resulteerde dat ik meer dan de helft van het jaar rondliep met een soort  dweil op mijn hoofd, die eigenlijk mijn kapsel was.

     

    Brrr, kapsalons, alleen de gedachte geeft me al koude rillingen. Om te beginnen hangt er in elk kapsalon zo’n typische chemische geur. Het is te moeilijk om die vreemde  mengeling van goedkope parfum en bijtende toiletontstopper exact te beschrijven, maar ik wed dat u zeker weet wat ik bedoel. Het is er ook altijd zo ongezond warm in kapsalons, maar het ergste van al vind ik het geluid. Dat is echt om horendol van te worden. Een soort nimmer afhoudende kakafonische druk, zo overheersend dat hoofdpijn nooit ver weg is. Gesis van stromend water in de wasbekkens, gezoem van een paar UFO-haardrogers die op volle toeren evenveel oude besjes hun haar blauw drogen, handföhnen die mensen hun hersenen vanop twee centimeter afstand gaarkoken, liefst nog een televisietoestel met één of ander hippe muziekzender er bovenop én natuurlijk… het onvermijdelijke gekwetter en gekakel van knippers, knipsters en geknipten. En dat alles door mekaar. En zonder ophouden. Hèèèèlp, ik krijg er nu al het heen-en-weer van. Alleen maar door eraan te denken.

     

    Op één of andere wijze lijken kapsalons ook qua sfeer en beleving blauwdrukken van elkaar. Iedere keer hetzelfde verhaal. Je hebt een afspraak, je komt ruim vijf minuten te vroeg aan -want hoe eerder je er bent, hoe eerder je er weer weg kan- maar hoe vaak gebeurt het dat je stipt op tijd in de stoel gaat? Nooit! Altijd zit je daar minstens twintig minuten in een veel te krap zeteltje ergernis te verbijten. “Sorry mijnheer, we lopen een klein beetje achter op schema, maar ’t zal direct aan u zijn. Had u graag een koffietje gewild? Of liever iets fris?”.

    Nee trut, ik wil dat je gewoon mijn haar afknipt en nog wel snel ook! Ik heb wel wat beters te doen dan hier in die chemische stank mijn tijd zitten te verprutsen!

     

    Maar goed, wachtende klanten is bij kappers nu eenmaal een vast onderdeel van ‘klokvast op afspraak werken’ en dus probeer je in afwachting toch ietwat interessant leesvoer te vinden tussen de stapels “Cosmopolitan”, “Flair” en “Libelle”. Bij de dokter kan je nog wel eens geluk hebben om een oude, verfomfaaide “Humo” of “Knack” tussen het stapeltje te vinden, maar daar mag je in een gemiddeld kapsalon absoluut niet op rekenen. Ergst van al zijn nog de modellenboeken. Veel te grote boeken van superduur en dik, glanzend papier met op elke pagina een ‘coupe’ die absoluut niet bij jouw gezicht past. Ken je ze? “Hairstyle - Najaar 2009, meer dan tweehonderd modekapsels met stijlvarianten en voor alle haarlijnen”, “Trendy Hair Gallery - Spring 2010, de nieuwste trends in haute coiffure voor hem en haar”,…

    Daar moet je dan zogenaamd uit kiezen. Ten eerste zijn de helft van die boeken stratenoud en loop je dus in het trendy wereldje met een oldtimer op je kop en ten tweede, kijk eens naar de blik van die modellen in zo’n boek… Er is er geen één die lacht! Allemaal, van de eerste tot de laatste, kijken ze vals of kwaad. Hoe zou je zelf zijn, denk ik dan? Als ze mij met sommige van die carnavalstoestanden op mijn kop zouden buitensturen, ik zou de coiffeuse godverdomme eigenhandig vermoorden.

     

    De volgende etappe in de marteltocht is ook overal identiek. Net nadat je gedacht hebt ‘als ik hier nog vijf minuten langer moet wachten, dan kunnen ze hier vierkant mijn kloten kussen en ben ik weg’, komt er een leermeisje of een leerjanet naar je toe gehuppeld om je ‘u-mag-mij-volgen’ naar de wasbak te begeleiden. Ooit al eens goed op die leerling-haarwasmachines gelet? Doen! Volgens mij moet er ergens een kapperslaboratorium bestaan waar die gasten gekloond worden. Allemaal hebben ze zo’n blik van het-interesseert-mij-hier-geen-reet-en-ik-zou-liever-nog-in-mijn-nest-liggen-maar-bon-het-moet-voor-school. Zelfs qua uitzicht lijken het allemaal broertjes en zusjes. De meisjes-haarwasmachines hebben meestal veel te dikke billen voor hun veel te korte rokjes en de jongens zijn quasi altijd van die glitterjanetten met veel te spannende broeken, waarin zelfs de Prince Albert -dwars door hun fluit- haarscherp staat afgetekend. Bovendien schrobben die haarwasmachines stuk voor stuk dermate hard op je kop dat zelfs je dubbele kin er strak gaat van staan. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat ze àllemaal pas vragen of het water niet te koud is, als je lul al voor meer dan de helft in je buik is gekropen.

     

    Eenmaal je haar met zevenendertig verschillende soorten professionele shampoo is gewassen en ingemasseerd met glans-conditioner wordt je als een natte poedel door het salon geloodst naar een vrije stoel met dito spiegel. Wow, nu gaan we echt wel een level hoger. Je komt nu namelijk in de handen van de echte professionals. Zij die hun diploma al hebben. Volgens mij kan je dat zelfs aflezen aan de hoeveelheid make-up die de dames hebben gesmeerd. Dat is beduidend meer dan de haarwasmachientjes, die je tot dan toe in handen hadden. Ook de kapsels van de echte coiffeuses zijn gedurfder dan bij hun leerlingen. Hier zie je voor het eerst hoe de modellenboeken tot leven komen. Het enige verschil is dat kapsters in tegenstelling tot de echte boekmodellen wél glimlachen. Dat doen ze namelijk allemaal. Plastiekerig en overvloedig. Waarschijnlijk geleerd op de kapperschool. Je voelt de routine.

     

    En dan, dé absolute horror: “Hoe zou u het graag gewild hebben, mijnheer?”, terwijl ze je stoel met krachtige voetbewegingen in schokjes de hoogte intrappen.

    Ik vraag mij dan altijd af hoe het lieftallig kapstertje zou reageren mocht je op zo’n moment zeggen: “Nou lieve schat, laten we het vandaag eens op zijn hondjes doen”.

    Maar goed, beleefd en welopgevoed als we zijn, doen we dat natuurlijk niet. Integendeel, aanvankelijk deed ik zelfs nog pogingen om uit te leggen dat het vooraan niet te kort mocht, dat ik liefst had dat het rond mijn oren werd geknipt en dat ik niet zo hield van een uitgeschoren nek. Maar het vervelende van de zaak is dat die professionals dan meteen uitpakken met allerlei moeilijke vragen over ‘laagjes of gewoon rechtdoor’, ‘verknipt of stijl’ en ‘moet het streepje links of in het midden?’

     

    Later ben ik dus gewoon maar gestopt met uitleggen hoe ik het wou. “Overal een stukje af en doe voor de rest je zin maar”, werd mijn motto. Het gekke is dat het resultaat altijd precies hetzelfde was. Zelfs bij verschillende kapsters en kappers. In verschillende steden en gemeenten. In feite kwam het er telkens op neer dat het op geen kloten trok, dat ik daar een kleine dertig euro moest voor neertellen om dan als een vogelschrik naar huis te rijden en mijn kop onder de kraan te steken. Neen, ook met het echte coiffeursgild heb ik het ook wel gehad.

     

    En dan wil ik het hier nog niet eens hebben over de gesprekken aan en rond je kappersstoel. “Triestig weerke, hé mijnheer. Er zijn veel zieke mensen, zunne. Heb je kindjes, mijnheer? Grote? Kleintjes? Studeren ze goed? Al op reis geweest, mijnheer? Dat kan toch deugd doen, hé mijnheer, er zo eens een paar daagjes tussenuit. Een mens heeft dat nodig hé. Wreed hé van die mijnwerkers in Chili…”

    Aaaaarg, zot word ik ervan!

     

    Of beter… zot wérd ik ervan. De kapsalons zijn immers voorgoed verleden tijd voor mij. Ik ben namelijk overgeschakeld naar de ‘kapper aan huis’. Een hele fijne kerel, die je graag over de vloer krijgt, die je haar netjes knipt voor een prikje en die zijn vrouw meebrengt. Ik kan iedereen dit duo aanbevelen. Echt waar! Top! Maar wel best je doos pralines achter slot en grendel bewaren…

    Luctor

    14-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (14 Stemmen)
    12-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recht in je schoenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De slogan “de politie uw vriend” is duidelijk niet voor mij uitgevonden. Ik heb namelijk altijd al een beetje een moeilijke relatie gehad met de Hoeders van de Wet. Dat ligt deels aan mij -ik besef dat- maar om daarom de schuld nu volledig bij mij te leggen… Het spijt me, dat gaat toch echt te ver. Sommigen van onze blauwe broeders gaan er immers per definitie van uit dat zij zich àlles kunnen veroorloven. Machtsvertoon, onbeleefdheid, afblaffen, noem maar op… Wel, helaas voor hen en helaas voor mijn portemonnaie, komen ze af en toe eens iemand tegen die al dat gezeik niet pikt.

     

    Laat ik misschien eerst even terugduiken in de tijd en veel zal duidelijk worden. Ik draai de klok terug tot midden jaren tachtig. Op een barslechte weekdag was ik op weg naar een vergadering in een kleine provinciestad. Ik was zeker niet te laat voor de meeting, maar echt veel overschot aan tijd had ik toen ook weer niet. Om niet nog meer tijd te verliezen, rijd ik door het oranje licht. Een duidelijke overtreding, daar gaat het niet om.

    Achter het hoekje staat een Golf GTI met een rood streepje erover en gezwind komt die speedbolide achter mij aangestoven. Wieuw-wieuw-wieuw.

    Niet eens vijfhonderd meter voorbij het verkeerslicht sta ik al aan de kant. GTI netjes achter mij geparkeerd en twee oranje poppetjes rond mijn auto. Het regent dat het giet.

    “Mijnheer weet zeker niet goed wat het oranje licht betekent?”, grijnst een van de poppetjes.

    “Toch wel”, zeg ik, “maar ik ben gehaast en daarom heb ik het licht genegeerd. Het spijt me”.

    “Zou mijnheer mij dan toch eventjes kunnen uitleggen wat de betekenis is van het oranje licht?”, vraagt de politieman en zijn grijns trekt zowaar tot achter zijn oren.

    “Mijnheer zou dat zeker kunnen”, zeg ik, “maar tot nader order is dit geen examen en ik heb haast. Als u dus zo snel mogelijk mijn boete wil schrijven, dat ik mijn weg kan verder zetten.”

     

    Dit was duidelijk niet het antwoord waar de agent op had gerekend, want van de ene op de andere seconde slaat de sfeer om. Weg is plots de grijns.

    “Uitstappen”, beveelt de kanarie.

    “No way”, zeg ik. “U wordt betaald om in de regen te staan. Ik niet.”

    Zijn volièregenoot had tot dan toe enkel een beetje rond mijn auto gefladderd, maar na mijn antwoord stond hij plots naast zijn vriendje, werd mijn deur opengegraaid en enkele seconden later plakte ik letterlijk tegen de carrosserie van mijn auto. In de regen…

    Niet eens vijf minuten daarna  kwam al een combi ter plaatse en werd ik -zeiknat ondertussen- met galante druk in het politiebusje gemanoeuvreerd.

    Ik zal u de details van het uiterst geanimeerde halfuurtje wat erop volgde besparen, maar ik geef nog wel mee dat onze babbel maanden later werd beslecht met een fikse boete wegens smaad. De opmerking van de flik dat mijn ‘schoon lang haar’ en een snelle auto mij niet de permissie gaven om een 'franke muil' op te zetten, was blijkbaar in de tijd vervlogen. Maar dat ik hem daarop had geantwoord dat hij niet moest denken dat heel het land aan zijn kloten hing omdat hij met zo'n belachelijke cachepot op zijn hoofd rondliep... dàt hadden ze wel onthouden. Het heeft mij veel centjes gekost.

     

    Begrijpt u nu een beetje mijn moeilijke relatie met de politie, waarde lezer? En toch ben ik nog altijd bereid om toe te geven dat het waarschijnlijk niet altijd een pretje moet zijn om flik te zijn. Als je daar op een regenachtige dag langs de weg staat en wordt voor de zoveelste keer uitgescheten door een bezopen lulhannes, die de sleutels van zijn gepimpte leasebak moet inleveren omdat hij niet door de alcoholcontrole kwam… Ik kan mij voorstellen dat je er niet vrolijker van wordt.

    Net zo min trouwens als je dan toch eens een fietsendief hebt gevangen en je brengt ‘m vol trots naar het politiekantoor, dat je daar moet vaststellen dat er voor die gasten een speciaal soort draaideur is geïnstalleerd, waardoor ze nog sneller weer buiten zijn dan jij, als goedmenende flik, je shift kan beëindigen. Ik snap het best. Maar geeft dat de smurfenbrigade het recht om brave burgers af te katten voor een prul? Ik dacht het niet!  En al zeker niet als je niets verkeerd doet…

     

    Neem nu vanochtend.

    Het is al niet prettig dat je een volledige dag verlof moet nemen om naar het ziekenhuis te gaan om daar aan een reeks martelonderzoeken te worden onderworpen, alleen maar om een diagnose te krijgen die je zelf al lang had gemaakt. Knie kapot! Dat was inderdaad vandaag mijn tijdverdrijf.

     

    Als ik dan uiteindelijk, uren later, weer naar huis reed -plukkesuf van het ziekenhuiswachten en met mijn kop barstensvol medische zorgen- merkte ik in mijn achteruitkijkspiegel twee politie-uniformen in een anonieme wagen vlak achter mij.

    In een flits overliep ik de volledige situatie. Gordel, check, OK. Snelheid, check, OK… Ik wed dat je dat gevoel kent.

    Afijn, net op het moment dat ik tot de constatatie kom dat ik niets verkeerd doe en de ontspanning weer intreedt, komt dat smurfenvehikel naast mij rijden en geeft de hoofdsmurf -dat is altijd degene die niet achter het stuur zit- mij een teken dat ik aan de kant moet. Wel godvermiljaarde, wat zal het nu weer zijn?

     

    “U weet dat telefoneren aan het stuur verboden is, mijnheer?”

    En of ik dat weet. Twee keer heb ik de staatskas al met honderd euro mogen sponsoren omdat ik tegen de regel had gezondigd.

    “Ik was niet aan het bellen”, zeg ik.

    “U was wèl aan het bellen”, zegt de politieagent.

    “U bent zeker de grappigste thuis”, zeg ik. “Ik heb niet eens een gsm bij. Fouilleer mij maar”

    De agent vraagt mij vriendelijk om uit te stappen.

    Mijn avontuur van meer dan vijfentwintig jaar geleden indachtig, doe ik gedwee wat hij vraagt.

    De blauwe twinbrothers kijken vluchtig mijn auto in en vragen mij om mijn zakken leeg te maken.

    “U verliest uw tijd, heren”, zeg ik. “En dat terwijl er duizenden boeven vrij rondlopen”.

    De blik van de oppersmurf is duidelijk. Dergelijke grapjes kan ik beter achterwege laten.

     

    Omdat blijkt dat ik inderdaad geen gsm bij heb, worden de twee er niet vriendelijker op.

    “Wat zat u dan aan uw oor te prutsen?”, vraagt de knechtsmurf.

    “Weet ik veel”, zeg ik, “jeuk zeker…” Ik voel dat mijn lachje te triomfantelijk is voor de situatie, maar ik kan het niet onderdrukken.

    “Twee kilometer aan een stuk in je oor pulken?”, pikt de oppersmurf weer in. Zijn stem is alle vriendelijkheid verloren. “Volgens mij heb je het opzettelijk gedaan om ons te laten denken dat je zat te bellen. Daar staan boetes op, vriend.”

    Vriend! Vriend? Ik voel honderdduizend verwijten op mijn tong bruisen, maar ik pers mijn lippen stijfdicht.

    “Wel...?”, blaft de oppersmurf, “Zat je ons voor de gek te houden?”

    “Nee mijnheer.”, zeg ik mak. Ik voel dat hij mij op de knieën wil, maar ik weiger mijn blik af te wenden en blijf hem staalhard in de ogen kijken.

    Oppersmurf is de eerste die wegkijkt. Hij zoekt de blik van zijn collega en de twee agenten kijken elkaar heel even aan zonder iets te zeggen. Ik voel dat het tij keert.

     

    God, wat had ik zin om te vragen of ze hier werkelijk hun dagen moeten mee vullen. Gelukkig hield ik de kalmte en zweeg. Ik blijf tenslotte een man. En dat blijft toch dé te straffen sekse in de ogen van dergelijke ordehandhavers. Was ik een schaarsgekleed jong meisje geweest, dan hadden we direct een fotosessie kunnen houden zoals op de City Parade van Brussel, enkele weken geleden. Een paar jonge scharrels lieten daar en toen uitdagende foto’s van zichzelf nemen met wapenstokken en politieschilden in de hand. Een paar bronstige flikken, gierend van opgewonden pret, op de achtergrond. Wow, was dat even fun zeg…

     

    Voor alle duidelijkheid, die fotoflikken van de City Parade waren niet dezelfde als mijn twee vrienden van deze voormiddag. Ik hoop het tenminste voor hun. En voor hun trouwe echtgenotes die thuis de was en de plas doen... en waarschijnlijk nog de broek dragen, bovendien.

     

    Hoedanook, de twee van vanmorgen nemen afscheid van mij, evenwel niet zonder mij op het hart te hebben gedrukt dat het goed is voor één keer en dat ik de volgende keer ‘prijs’ zal hebben.

    “Ik wist niet dat aan je oor krabben strafbaar was”, zeg ik nog bij wijze van een sympathieke adieu.

    De oppersmurf snokt zich om als was hij van een wesp gestoken.

    “Gij komt gegarandeerd nog in den bak met uw arrogante mond”, snuift hij en weg rijden ze. Op naar een volgende krabber.

     

    Ja, ook een eerste straatverhoor met een videocamera erbij, lijkt mij nog niet zo’n slecht idee, bedenk ik. Zeker niet als je recht in je schoenen staat. Dan kan je bij zo’n audiovisuele opname alleen maar baat hebben, lijkt me.

    Maar ja, zover zal het wel nooit komen. Ten eerste moet deze verhoortechniek volgens de Europese richtlijnen enkel worden toegepast bij ‘levensbedreigende misdaden’ en voor zover ik weet is oorkrabben daar niet bij. Bovendien gaan de flikken volgende week ook nog eens in staking tegen deze maatregel.

     

    Maar nog eens: als je recht in je schoenen staat…

     

    Luctor

    12-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    10-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.tien-tien-tien, de dag des Heeren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Deze voormiddag is Solomon Burke overleden. We zeggen en schrijven 10 oktober 2010…

    Tien-tien-tien.  

    Dinsdag aanstaande zou de soullegende een concert geven in de Amsterdamse Paradiso, maar zover is het dus nooit gekomen. Tijdens de landing na een vlucht uit Los Angeles is Burke vanmorgen op Schiphol schielijk overleden. Er zijn op dit moment nog geen details over de juiste omstandigheden  bekend, maar ik durf er bijna om te wedden dat Solomon de pijp uitging om exact tien voor tien. Of tien na tien, misschien. Dat kan ook.

     

    Wat is dat toch met al die vreemde cijfercombinaties zoals 10-10-10? Waarom wil iedereen uitgerekend vandaag in het huwelijk treden, vraag ik mij af? Op een zondag, notabene. Stukken van mensen moeten ze op een dag als vandaag voor hun huwelijksviering betalen, de trouwlustigen, maar ze hebben het ervoor over. Alleen maar om die 10-10-10 op de trouwkaart te kunnen zetten… Start je huwelijk daarmee onder een beter gesternte of is het misschien om nog een uitdaging achter de hand te hebben en op 12 december 2012 te kunnen scheiden? Dàt hebben we mooi kunnen passen, hé! Jupla, twee keer in de gazet! Of straffer nog: misschien willen ze er wel al de brui aan geven op 11 november 2011… Knal op Wapenstilstanddag. Voor de fijnproevers die niet van een vechtscheiding houden!

     

    Afijn, mensen hebben iets met cijfers. En zeker met ‘tien’. Zo geldt 'even tot tien tellen' als een remedie tegen onbezonnenheid en als ze zeggen dat je 'nog niet tot tien kunt tellen', dan is dat niet bepaald een teken van intelligentie. Ook in het voetbal is 'tien' een speciaal iets. Je speelt het spel met een doelman en 'tien' veldspelers en in de grote stadions hoor je de spreekkoren vaak al vanaf de vijf-nul  “tien-tien-tien” scanderen. “Zes-zes-zes” zou mij logischer lijken, maar neen, geen supporter die daaraan denkt. De dubbele cijfers, daar gaan ze voor. Of dat mede te maken heeft met angst voor het 'Teken van het Beest', is mij al evenmin duidelijk, maar soit.

     

    Mensen die er verstand van hebben, zeggen dat het te maken heeft met de positieve vibe die het getal tien in zich heeft. Net zoals dertien voor een ongeluksgetal doorgaat, blijkt tien het perfecte getal. Behalve voor Solomon Burke dan natuurlijk...

    Maar er is meer. 'Tien' staat voor ook het woord van God in de vorm van de tien geboden. Er waren de tien plagen van Egypte en als er tien mannen aanwezig zijn, kan de dienst in een joodse synagoge plaatsvinden. Tien is ook de som van de eerste vier cijfers één, twee, drie en vier. And last but not least: ieder mens heeft tien tenen en tien vingers. Arbeiders uit de houtzagerijen nu even buiten beschouwing gelaten.

     

    Over die tien geboden van God valt trouwens wel het één en ander te vertellen. Het verhaal begint bij Mozes, die de berg Horeb in de Sinaï-woestijn werd opgestuurd om er te luisteren naar wat de Almachtige hem te zeggen had. Ik heb lang gedacht dat Sinaï een gemeente was tussen Lokeren en St-Niklaas –dus zó ver leek mij dat nu ook niet–  maar Bijbel-leergierig als ik ben, leerde ik in het Boek der boeken al snel dat mijn oorspronkelijke thesis niet bleek te kloppen. Trouwens in Sinaai zijn geen bergen. Hooguit een viaduct over de spoorweg. Maar we dwalen af.

     

    Hoedanook, Mozes mocht helemaal niet afdwalen, want niemand minder dan De Grote Baas had hem opgedragen om helemaal tot boven op de berg Horeb te klimmen. Een immense tocht vol gevaren, zo bleek. Al was het maar omdat tweeduizend jaar geleden ook de mannen in jurken en op patersletskes rondliepen. Er was in die tijd dus nog totaal geen sprake van een deftige klimmersuitrusting met aangepast schoeisel, een helm of musketons om je te beveiligen als je een steile bergwand moet bedwingen.

     

    Kan je je voorstellen hoe Mozes daar bovenop die berg toekwam na zijn slopende tocht? Zijn jurk totaal in het zweet, zijn tenen op alle mogelijke plaatsen geschaafd door tegen de puntige rotswanden te schuren en een keel die compleet dicht gesnoerd zat van een verstikkende dorst. Helaas, van toeristische terrasjes was er in die tijd nog totaal geen sprake en een gezellig pintje drinken met God om eventjes te bekomen van de gedane inspanning, zat er dus niet in voor Mozes. In tegendeel. In de plaats van een verfrissende cola of een blikje ijsgekoelde Jupiler Blue, steekt Onze Lieve Heer hem daar twee stukken beton in zijn poten met een hoop tekst op. Nogal goed dat Mozes was opgevoed aan het hof van farao Thoetmosis de tweede, of hij had nog niet eens kunnen lezen wat erop stond.

     

    De boodschap was al even ontgoochelend als de stukken beton zelf. In plaats van de nieuwsfeiten van de dag of beter nog, de korste weg terug naar beneden, mag de arme Mozes weer naar benenden sukkelen met de tien geboden op zijn rug. Kom daar maar eens mee aanzetten bij je medeburgers.
    "Hallo, hier ben ik weer en ik heb een boodschap mee van Onze Lieve Heer dat het uit is met de pret, want de volgende tien dingen mogen we niet meer doen".
    Ik had verdorie de betonblokken naar de Almachtige zijn hoofd gegooid! Zeker weten! Minstens had ik gezegd dat hij ze kon steken waar de zon nooit schijnt. Kruip daarvoor heel die berg op…

     

    Bovenal bemin één God.

    Santé! Mijnheer heeft aandacht nodig zeker? En dan zijn we nog maar juist vertrokken…

     

    Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

    Dank u God, ik kan mijn column dus al net zo goed opbergen…

     

    Heilig steeds de dag des Heeren.

    Akkoord, daar valt iets voor te zeggen. De wereld is geschapen in zes dagen en op de zevende dag rustte God. Wij moeten dat dus ook! Allemaal goed en wel, maar Onze Lieve Heer moest in die tijd nog niet fulltime gaan werken. Had hij in ploegen bij Volvo of Sidmar gewerkt -ik zeg zomaar wat- dan liep hij de zevende dag ook achter zijn grasmaaier te puffen. Net zoals wij. Niks geen tijd om te rusten! Wie zegt er trouwens dat zijn scheppingswerk perfect was? Dat hij met andere woorden in die eerste zes dagen niet hier en daar een foutje heeft gemaakt? Hij had die zevende dag dus heel goed kunnen gebruiken om hier en daar nog een kleinigheidje te herstellen. Maar neen, ho maar! Mijnheer moest rusten. Het is nochtans genoegzaam bekend dat hij zich bewust was van enkele kleine onvolmaaktheden. Waar komt anders het verhaal vandaan over de schepping van de man en de vrouw? Aaah, leg dat maar eens uit! Want wat staat er in de Bijbel? God schiep de man… en hij zag dat het goed was. God schiep de vrouw… en hij dacht: ze zal zich wel een beetje bijschminken.

     

    Je ziet, zo perfect was het ook allemaal niet geregeld in die tien geboden. Akkoord, je mag niet moorden en je mag niet stelen. Maar hebben we daar die geboden voor nodig? Het lijkt me niet. En dan heb ik het nog niet eens over de nonsens als 'Vader en moeder zult gij eren', bijvoorbeeld. Graag mijnheer God. Ik weet niet wat je te doen hebt op 1 november, maar als je zin hebt mag je met met mij mee naar het kerkhof. Je mag zelfs de potten chrysanten dragen. Eén voor pap en één voor mam. Voor het geval dat je er nog niet aan gedacht zou hebben, echt fijn om ze te staan eren aan een met rijm bedekte grafzerk is het niet. En terwijl je er dan toch bent, dan mag je meteen even aan mijn zoontje uitleggen hoe je dat eren aanpakt, als je oma en opa nooit gekend hebt. Je mag dat ventje dan meteen ook troosten, want ieder jaar weer is dat manneke er kapot van.
    Ja God, je hebt nog geluk bovendien: 1 november valt op een maandag dit jaar. Tot nader order is dat geen rustdag.

     

    Wat er ook van zij -we kunnen er niet rond- de leukste geboden blijven toch de onkuisheid en de begeerte. Die zonden waren al van bij aanvang een succes in Humo, maar ook in het dagelijkse leven wordt er nogal wat op los begeerd. Tenminste als je de definitie van de Bijbel volgt. In het Grote Boek worden de twee gemakshalve maar samengetrokken. De auteur van dé bestseller aller tijden omschrijft begeerte en onkuisheid als ‘Pleeg geen overspel en zet uw zinnen niet op het huis van een ander; evenmin op zijn vrouw, op zijn slavin, op zijn rund of op zijn ezel’. Waar slaat dat nu in Godsnaam op? Kijk naar de wereld en je ziet niets anders. Kijk naar je televisie. Kijk naar je buurt, je werk, je hobbyclub… Jaja, kijk ook maar naar de regeringsonderhandelingen in ons land en naar het gekrakeel over de financieringswet tussen Walen en Vlamingen. Van een staaltje onkuise begeerte gesproken!

     

    Bullshit in het kwadraat, Mijnheer God. Weet je wat ik onkuis vind? Iemands kind laten verongelukken. Dàt vind ik onkuis! Of iemands ouders afpakken op jonge leeftijd en hem ieder jaar met een potje bloemen naar het kerkhof sturen. Of iemands geliefde in een rolstoel spijkeren zonder dat ze daar schuld aan heeft... Of...of...of... Holy shit man, kom alstublief niet aan mijn oren zeiken met dat gelul over je zinnen zetten op de vrouw of de ezel van de buren. Godver, Godver, Godverdomme!
     

    Het ga je goed, Solomon Burke. Ook al is je “Cry To Me” nooit een echte nummer-1-hit geweest, het blijft toch een steengoede song. En wat was de hoogste notering in de American Billboard ook alweer? Ik durf te wedden dat het nummer 10 was...

     

    Luctor

    10-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    06-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trouwen is houwen!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Even dacht ik zondagavond dat de mediaoorlog terug in alle hevigheid zou oplaaien. Na jaren van saaie rust en misselijk makende, kleffe vriendelijkheid tussen de openbare en de commerciële zenders, zou er eindelijk weer wat te beleven vallen op en vooral àchter de schermen van televisieland. ‘Scherp de messen en laad de geweren, beste televisiemakers’, supporterde ik. Slacht elkaar af voor het oog van kijkend Vlaanderen. Vecht en zweet bloed en tranen voor de gunst van kijker. Steel elkanders vedetten, kerker ze met exclusiviteitscontracten en vermoord opkomende talenten van de concurrentie. Stop met die makke, vriendelijke verdeling van Gouden Ogen… Blauwe Ogen, gezwollen van pijn en tranen, dàt willen we zien!

     

    Mijn bron van vreugde en mijn hoop op dit soort hernieuwde vijandigheid in medialand was Eén-omroepster, Saartje Vandendriessche. Zondagavond kondigde ze ‘De Jaren Stillekes” aan en ze verwees daarbij meteen ook al naar een aflevering van ‘De School van Lukaku’ op maandagavond. “Een héél interessante aflevering”, noemde ze de docu-soap over de school van de Anderlecht-spits en ze voegde daar in één adem aan toe: “Laat ‘Boer Zoekt Vrouw’ maar eens voor wat het is, want die boeren gaan toch niet lopen. Stem morgen dus gewoon af op Eén”.

     

    Saartje, you are my hero, dacht ik. ‘My queen of tv-catfight, my witch of media-war’. Het was een heerlijk spannend gevoel om na het jarenlange, duffe ‘we-gunnen-elkaar-de-zon-in-de-tuin’ eindelijk nog eens iemand te zien opstaan, die live on screen een verbale middenvinger durfde op te steken en daarmee letterlijk het licht uit de ogen van de concurrentie zoog. Heerlijk, dacht ik en ik hoopte innig dat de familie Van den Bossche daags nadien in “Familie” zou zeggen dat “Thuis” op geen kloten trekt.

     

    Niets was evenwel minder waar. Helaas… Daags na de uitval van Saartje verschijnen in zowat alle kranten en op media-websites huizenhoge verontschuldigingen van de openbare omroep aan het adres van VTM. “Het was maar een grapje”, beweerden ze aan de Reyerslaan. “Een knipoog naar het verleden, toen de degens nog gekruist waren…”

    “Hahaha, die Saartje toch… Altijd met haar grapjes… Whoehaha, wat een giller!”

    Ik word misselijk van dergelijke excuses. Een grapje van Saartje? No way! Ik weiger het te geloven. Nog in geen duzend jaar! Saartje is wel slimmer dan dat! Ze wist heel goed was ze zei, toen ze opriep om niet naar ‘Boer Zoekt Vrouw’ te kijken. Ik vind het dan ook ronduit belachelijk dat de VRT-directie met de broek op de knieën gaat om de uitspraak van haar omroepster te vergoelijken. Alles voor de lieve vrede, blijkbaar. Stelletje losers!

     

    Maandagavond weiger ik dan ook ostentatief om naar “De School van Lukaku” te kijken. Niet dat daar iemand wakker zal van liggen, maar zo ben ik nu eenmaal. Een beetje de Don Quichote van de moderne tijden. De televisie is mijn windmolen. De zapper is mijn zwaard. Al kijkt heel de wereld vanavond naar de zwarte parel van Paars-Wit, ik kijk naar ‘Boer Zoekt Vrouw’. Punt. Een beetje kennis van het agrarische leven kan trouwens nooit kwaad als je nog niet zolang geleden bent neergestreken in een van de laatste echte plattelandsgemeenten van België.

     

    Dina Tersago blijkt mijn gids doorheen deze landbouwkundige datingtelevisie. Met een enthousiasme dat zevenendertig takes van iedere scène verraadt, begroet ze vijf boerenmensen die elk op zoek zijn naar de liefde van hun leven. Het lijkt een eenvoudige formule, maar groot is mijn verwondering als ik merk dat de boer niet moet zoeken –zoals de programmatitel laat vermoeden–, maar dat de boer moet kiezen! Zoveel chance heb ik nooit gehad en ik ben niet eens een boer…

     

    Soit, de programma-intro geeft een overzicht van de uitzendingen van de voorbije weken en ik leer al snel dat de vijf boeren, waar het allemaal om draait, drie uitverkorenen hebben gekozen uit een schare van tientallen huwelijkskandidaten. “Loopse Trontinette Wil Boer”, lijkt dus een veel juistere benadering van de feiten, dan de eerder misleidende titel “Boer Zoekt Vrouw”. Helemaal correct is die visie trouwens ook niet, want onder de huwbare boeren blijkt ook een vrouwelijk exemplaar te zitten, die op haar beurt dan weer achterna gezeten wordt door drie bronstige mestkevers.

     

    De avonturen van boeren en gewillige trouwlustigen levert een soort programma op, waarvan je je al bij de eerste minuut afvraagt of dit nu echt is dan wel pure fictie. Misschien komt het omdat ik de voorgaande uitzendingen heb gemist… Naarmate het programma vordert wordt mij immers duidelijk dat ik de serie eigenlijk kom binnengerold op een moment dat de boeren al een aantal kandidaten hebben naar huis gestuurd. Er blijven er nu nog drie over en die zijn blijkbaar voor een weekje uitgenodigd op de boerderij om ‘elkaar beter te leren kennen…’

     

    Boer Damien, een weinig spraakzame en verlegen bio-boer uit Deftinge, is daar alvast duidelijk over. Onder ‘beter leren kennen’ verstaat hij een motortochtje met één van zijn Loopse Trontinetten, elk op een Japanse racemachine. Qua conversatiemogelijkheden lijkt mij dat niet bepaald je van het, dacht ik, maar dat was buiten de hete wil van de dame en de nuchterheid van de boer gerekend, zo blijkt.

    “Gôh…”, vraagt de Trontinette op een romantische tussenstop in de mais, “Hebde gij naar mijn kont zitten kijken, toen je achter mij reed, want soms zakt mijn broek zover af dat je een stukje van mijn gat kan zien…”

    “’k Heb toch geprobeerd”, antwoordt de boer en hij kleurt een soort rouge, waarmee zijn

    tomaten ongetwijfeld in de prijzen zouden vallen op grote tentoonstellingen.

     

    Bij Martine De Roo uit Leopoldsburg, de enige huwbare boerin in het bonte gezelschap, gaat het er iets volkser aan toe. Voor haar drie aanbidders geen macho motorfiets, neen, zelfs geen bed. Haar drie aanbidders, een slachter, een schrijnwerker en een mecanicien, moeten de nachten doorbrengen in een tent op het erf. Maar dat nemen de binken er graag bij en de sfeer onder elkaar is opperbest en jongensachtig uitgelaten.

    “Voor Martine doen we alles, hé mannen”, zegt één van hen en hij lacht daarbij een soort grijns, die zijn onderste lip dermate oprolt dat je er de hele tent in kan steken. Altijd handig als het hooi moet binnengehaald worden, lijkt me. Ik denk dat hij kans maakt…

     

    Van de derde boer leer ik dat zijn ouders een tiental jaar geleden hun boerderij in België hebben verkocht en naar Amerika zijn uitgeweken. Vandaag runnen ze daar een farm van liefst twintig vierkante kilometer met duizenden melkkoeien. Er werken dertig knechten op de farm en alles wat boer Gert moet doen is zorgen dat deze ranchers aan het werk blijven, zegt hij zelf.

    Tien lieven aan elke vinger zou je dus kunnen denken, maar neen, ook boer Gert schreef zich wanhopig in voor het datingprogramma. En dat hebben we geweten. De romantiek spoot letterlijk in het rond. Op een werkelijk vertederende manier toonde Gert aan zijn drie Loopse Trontinettekes hoe je een kalfje melk geeft met de fles. Ze kirden van plezier, zijn drie hete geitjes. Ze leerden dat je de kalfjes eerst even moet laten ‘tsjoezen’ op je vingers om dan die vingers ongemerkt weg te halen en te vervangen door de melkfles.

    Tja, zo werd het mij natuurlijk snel duidelijk waarom rich guy Gert geen tien lieven aan elke vinger heeft. Hoe zou je zelf zijn…

     

    Neen, voor het echte boerenleven moet je niet bij American Gert zijn. Deze jonge manager, die zijn boerderij elektronisch runt en waar alles computergestuurd gebeurt, staat immers mijlenver af van de noeste boer die wij kennen uit de tientallen Vlaamse succesfilms.

     

    Misschien dat boer Luc Vandewalle het landbouwersarchetype nog het dichtst benadert.

    Met zijn eerste gespaarde centjes kocht puber Luc een eigen dekstier. Trots als een stijve stierenfluit trok hij ermee van koe naar koe en vandaag -dik twintig jaar later- is hij de fiere eigenaar van een vleesveeboerderij in het Westvlaamse Lichtervelde.

    Acht jaar geleden trouwde hij met zijn grote liefde. Luc was toen net éénentwintig. Het geluk was evenwel van korte duur en na een slepende ziekte overleed zijn vrouw. Op haar sterfbed moest Luc beloven dat hij niet alleen zou blijven. Erg, zeer erg! Verschrikkelijk, vind ik het... Maar geef toe, dit verhaal ligt toch al een stuk dichter bij een scenario voor een groot boeren-epos dan alle voorgaande samen, niet?

     

    Groot is dus mijn genoegen als ik Luc ook als een échte boer door het programma zie stappen. Geen Don Juan die een poppemieke wil versieren, maar een nuchtere klomp boerenverstand, op zoek naar een vrouw met poten aan haar lijf. Ook hij heeft drie Loopse Trontinetten achter zijn gat lopen en omdat hij maar niet kan kiezen, heeft hij een grote feesttent op het erf opgetrokken en al zijn vrienden uitgenodigd voor een groots boerenfeest.

    “Wukke zoe je gie pak’n?”, vraagt hij aan een vijftal vrienden

    “Ja, vint, ta moelijk, wei. ‘k Zoen’t ek begot wok nie wiët’n.”, zegt er een

    “Da kliëntsje e noh een ferm moksje”, zegt een ander en hij kwijlt erbij als een stier die net aan de koe haar gat heeft geroken.

    “Ek zoe’n vo die struusche goan”, zegt weer een ander. “Da ziet er nog ne wèrker uut”.

    “ Moh vint toh…”, zegt boer Luc. ‘Ek bluuve twuffel’n. Tedsju toh, tedsju toh… En morgen komt Dina en ton moe’k kiez’n. Will’n of niet!”

     

    Waarschijnlijk ging het gesprek aan de rand van de tent nog uren op dit elan door, terwijl binnen de boerenleute hoogtij vierde. Wat had ik graag de hele rit uitgezeten bij dit geanimeerde gesprek onder boerenvrienden. De wijsheden volgende elkaar op in een tempo dat alleen door de flesjes Jupiler kon worden bijgehouden.

    Hoe graag had ik boer Luc bij zijn keuze willen helpen en hem toeschreeuwen dat hij zeker eens in ‘t gat moest knijpen om te voelen wat voor vlees hij in de kuip had. Of ’s morgens eens kijken in de mest. Om te zien of hij schoon zuiver is…

     

    Maar neen, die kans kreeg ik niet. De camera zwaaide al naar een vijfde boer met alweer drie geile deernen, die wat graag de bedsponde van het erf zouden willen delen. Maar daar had ik echt geen zin meer in. Tolerantie kent zijn grenzen!
     

    Elk zijn meug, zegt de boer en dus kijk ik volgende week weer gewoon naar de “De School van Lukaku”…

    Luctor

    06-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (11 Stemmen)
    03-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In het land van de Heilige Annick, waar Chinezen thuis zijn.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Verhuizen heeft iets van Kerstmis, vind ik altijd. Niet dat dit de reden was waarom wij eind vorig jaar de decembermaand hadden uitgekozen om te verhuizen, maar toch…

     

    Kerst is immers een periode van levensbezinning en dat is bij het verhuizen niet anders. Als je verhuist, gaat je hele verleden bij het inpakken nog eens door je handen. Sommige herinneringen worden zorgvuldig in beschermend krantenpapier gewikkeld en gaan dan voorzichtig de doos in om later weer bovengehaald te worden en een nieuw plaatsje te krijgen in een volgende levensfase. Werkelijk dozenvol spullen die je al lang vergeten was, toveren terug een mijmerende glimlach op je gezicht en evenveel dozen ballast worden genadeloos overboord gekieperd. Blij dat je er eindelijk vanaf bent.

     

    Kerst is ook de periode van cadeautjes. Van geven en krijgen. Als je verhuist is dat net zo. Spullen waar je toch vanaf wil, worden met de glimlach geschonken aan familie, vrienden en kennissen. Zelfs het huis wat je verlaat, wordt doorgegeven aan de volgende bewoners.

    Voor jezelf geldt dat trouwens ook. Je ziet de pakjes onder de verhuisboom liggen, je weet welke voor jou bestemd zijn, maar wat zit erin? Zal het huis plaatsen hebben waar het binnenregent bij de eerste de beste stortvlaag? Zijn de buren vriendelijk of zullen het juist van die klojo’s zijn die al na vijf minuten komen zeiken over vanalles en nog wat? Zullen onze nieuwe dorpsgenoten ons bekijken als gastarbeiders, allochtonen of wat weet ik nog allemaal? Zullen ze gastvrij zijn of ons juist behandelen met die typische blik van eigen volk eerst? En ook voor onszelf natuurlijk: wat heeft onze nieuwe omgeving te bieden? Zullen we hier nieuwe herinneringen opdoen waar we later mijmerend op zullen terugkijken of schenken we deze passage in ons leven over een aantal jaar met plezier door aan anderen? Blij dat we van dat prul ook weer vanaf zijn…

     

    Dik tien maanden ligt de verhuis nu al achter ons en de meeste pakjes zijn inmiddels uitgepakt. Hoera, het regent niet binnen, de buren zijn vriendelijk –ze delen eitjes en groenten van eigen kweek– en de goegemeente heeft ons aanvaard als waren we één van hen. We hebben zelfs al nieuwe vrienden gemaakt. Of zij daar zo gelukkig mee zijn, valt te betwijfelen, maar dat betekent ook dat het de hoogste tijd is om ons laatste pakje open te scheuren en te ontdekken wat ons nieuwe dorp en bij uitbreiding onze nieuwe streek te bieden heeft. Wat valt er te beleven én –slecht karakter als ik ben– wat ontbreekt er? Sint-Laureins, here we come! Lady Sente, toon me wat onder je rokken zit!

     

    Een paar klikken op het wereldwijde web zetten mij in eerste instantie al op het verkeerde been. Zoekend naar de leefomstandigheden in Sente, dacht ik aanvankelijk in een soort paradijs terecht gekomen te zijn. Gemiddelde temperatuur over het hele jaar berekend: 26 graden Celcius, bij een klimatologisch evenwicht van zo’n driehonderd dagen zon, een veertigtal dagen bewolking en een regenperiode van ongeveer een kleine maand. Nog groter werd mijn verwarring toen niet Sluis, Maldegem, Eeklo en nog een paar van die wereldsteden als buren werden aangestipt, maar Piosse, Catafé, Pieme en Quedanga. Blijkt dat Sente niet alleen een gemeente is in het uiterste Noorden van ons land, maar ook een piepklein dorp in het westen van Afrikaans Guinee-Bissau. Ik moet toegeven dat ik al op mijn hoede was toen ik nergens een verwijzing vond naar de deelgemeenten Watervliet, Sint-Margriete, Waterland-Oudeman en Sint-Jan-In-Eremo…

     

    Nog meer op mijn hoede waren mijn vrouw en ik toen we de eerste keer de streek gingen verkennen. Niet alleen duurde het soms kilometerslang vooraleer we een huis tegenkwamen, ook de schaarse stamleden die we op ons traject ontmoetten, konden ons geen fluit wijzer maken. Sterker nog ze spraken een andere taal.

    Langs de verlaten polderwegen zien we tientallen borden met het opschrift “polderpatatten en andjeuns”, maar nergens zijn de verkopers van dit inheemse en wellicht exotische goed te bespeuren. Echt kilometers rijden we zonder een levende ziel te ontwaren en mijn GPS zegt in dit desolate werelddeel al minstens een half uur niets anders meer dan “draai om”.

    Het begint al stilaan te deemsteren en net op het moment dat mijn vrouw een lichte hoe-komen-we-hier-ooit-uit-paniekaanval probeert te onderdrukken, ontwaren we in de verte een levend wezen. Een man in blauwe overall en zwarte rubberlaarzen staat –rug naar de weg– onafgebroken te turen over de eindeloze velden. Ook als onze auto vlak achter hem stopt, draait hij zich niet om.

    “Pardon mijnheer, mag ik iets vragen?”, opent mijn vrouw door haar zijvenster.

    De blauwe overall draait zich in slow motion om en een rond, vuurrood gezicht onder een veel te klein hoedje, leunt naar binnen in onze auto. Mijn vrouw schuift verschrikt achteruit.

    “ ‘Ndag”, orakelt de figuur.

    “Mag ik u iets vragen?”, herhaalt mijn vrouw.

    “Ah ge zij al bezig!”, zegt de man opnieuw en hij lacht een gekrakeleerd rokershoestje.

    Mijn eega had thuis een lijstje meegenomen met de namen van alle deelgemeenten en ze vraagt de weg naar Sint-Jan-In-Eremo.

    “Ja joo’ntsjen...”, zegt de figuur.

    Jongetje? Mijn vrouw heeft lang blond haar, is absoluut van het vrouwlijk geslacht en ze haat bovendien het ‘alle knoopjes dicht-principe’. Je moet dus al blind zijn om dat niet te zien. Maar de polderindiaan onder het veel te kleine hoedje heeft daar blijkbaar niets van gemerkt. Hij kijkt bedenkelijk in onze auto rond.

    “Tsjien Tsjan, joo’ntsjen… Ton zitte een guël end uit de boane, zelle”.

    Hij begint een uitleg die ons dwars door de polders naar de bewoonde wereld moet leiden, maar aangezien we niet naar China moeten, vervolgen we onze weg zonder zijn instructies te volgen. Het is al donker als we eindelijk ergens een wegwijzer vinden naar Sint-Jan-In Eremo.

    Pas in café De Tramstatie leren we dat Tsjien Tsjan niet in de buurt van Hong Kong ligt, maar dat de locals hun eigen gemeente zo noemen. By the way, een tram heb ik daar in de verste verte niet gezien, laat staan een halte of een station…

     

    Zoals gezegd, wonen we ondertussen al een klein jaar in St.Laureins en hebben we de meeste babylonische spraakverwarringen wel gehad. We hebben geleerd dat “Den Aa’man’ geen oude vent is, maar de lokale roepnaam voor “Waterland-Oudeman” en zoals je al gelezen hebt, spreken we zelf al niet meer over Sint-Laureins, maar vlotweg over “Sente”.

     

    Wat we ook geleerd hebben –via de nationale nieuwszenders dan nog wel– is dat onze gemeente is uitgeroepen tot één van de drie laatste echte plattelandsgemeenten van België en dat het de komende twee jaar de titel mag dragen van ‘Ambassadeur van Vlaanderen Lekker Land”, een titel die je enkel krijgt als bewezen is dat je over exquise toeristische en culinaire eigenschappen beschikt.

     

    Jaja, het is er goed wonen in Sente! Ons laatste verhuispakje had weliswaar een paar grappige verrassingen in petto, maar het is volledig uitgepakt nu en we voelen er ons thuis. Toch heeft het dorp nog veel onontgonnen mogelijkheden.

    De website van de gemeente geeft het zelf aan. Onder de rubriek trefwoorden kan je alfabetisch werkelijk àlles terugvinden wat het dorp te bieden heeft. Eén klik verder vind je een lange lijst met boeiende en minder boeiende bezigheden en bezienswaardigheden, maar Luctor zou Luctor niet zijn als hem niet was opgevallen dat men in Sente blijkbaar een alfabet gebruikt dat maar uit zeventien letters bestaat…

     

    Reden te meer dus om hier, in deze column, ‘gratis ende voor niets’ onze lokale politici te bevoorraden met ideeën, waarmee ze de komende gemeenteraadsverkiezingen zullen kunnen uitpakken en eindelijk dat bizarre alfabet vervolledigen. Er wacht hen niets minder dan eeuwige roem en willicht een standbeeld waar onze achter-achterkleinkinderen jaarlijks de groten der gemeente zullen eren.

     

    Bij de ‘E’ zou bijvoorbeeld “Egaal voetpad” kunnen staan, waar rolstoelgebruikers -zoals mijn vrouw- op risico van eigen leven niet voortdurend af moeten rijden om uit te wijken voor slecht geplaatste verkeersborden en verlichtingspalen.

     

    De ‘I’ is een makkie. Ik stel voor dat de gemeente een wegenkaart maakt met alle deelgemeenten in hun lokale roepnamen. Noem de kaart “Inwijkelingen-codex” en je trekt wellicht honderden nieuwe bewoners aan.

     

    De ‘J’ is ook nogal voor de hand liggend. Ik zou ‘m zelfs durven samentrekken met de ‘M’. Verwen de “Jongeren” met een “Mega-groot festival” à la Werchter. Kwestie van de gemeente op de landkaart te houden eens de ambassadeursperiode van Vlaanderen Lekker Land voorbij is. Toekomstgericht denken is de basis van elke goeie politiek, niet?

     

    Vier letters vul ik hier zomaar in. Op nog niet eens vijf minuten tijd. Laat staan tot wat dit kan leiden als een stel intelligente politici zich over de resterende blanco’s zullen buigen… Eentje wil ik nog cadeau doen. De “N”. Ik zou zeker ook op de alfabetische lijst vermelden dat je in een mum tot de “Notabelen” van het dorp kan behoren. Niet dat er hier dokters, pastoors, notarissen of wat dan ook tekort zijn, maar de functie van burgemeestersechtgenoot schijnt nog vacant te zijn. Voor al wie geïnteresseerd is: onze first lady, Annick Willems, is een donkerharige CD&V-deerne van vlot over de veertig. Huw deze jonkvrouwe en uw Sents broodje is gebakken!

     

    Oja, de “B” is al ingenomen, maar wat mij betreft mag daar nog een extra attractie bijkomen. Een jaar en tien maanden zat mijn teerbeminde in een rolstoel en sinds een paar weken stapt ze weer. Of het met Sente te maken heeft, dat betwijfelen we sterk, maar voor ons is het mirakel er niet kleiner om.

     

    Lourdes? What the fuck is Lourdes? Sente is vanaf nu hét Bedevaartsoord van West-Europa.
    Da’s nog eens iets waar je kan mee uitpakken op de gemeentelijke website.
    Ave Sente!!!

     

    Luctor 

    03-10-2010 om 00:00 geschreven door Luctor  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)


    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs