Licht bewolkt vanochtend: prima fietsweer! Terwijl we weer op en neer trapten door het golvende landschap, letten we op de gewassen die Jean-Francois teelde, zoals hij vertelde aan de ontbijttafel. Koolzaad, tarwe en gerst herkenden we daarvan, maar ook zonnebloemen en mais. De dorpjes bestonden maar uit enkele huizen of boerderijen en een kerk: geen winkels of cafes. We waren gewaarschuwd en hadden dan ook gisteren al voor de nodige proviand gezorgd. Zo merkten we in Thicourt een zak aan de voordeur, bedoeld voor de rondtrekkende bakker. Even verder verwarring: we bolden een dorpje binnen, genaamd Suisse. De echte bergen gaan we echter pas binnen enkele dagen in Zwitserland tegenkomen, vermoed ik.
Enkele kilometers verder knepen we onze remmen dicht in Harprich: ooievaarsnesten op bijna elke elektriciteitspaal in het dorp, dikwijls zagen we de moeder met enkele jongen pronken. Een man die net buitenkwam, beaamde dat het een echte fabriek voor kleintjes was. En bij de mensen is het hier van 't zelfde, grapte hij. We trokken maar snel verder, voor hun vrouwen ons opmerkten! Pas een tiental kilometer verder durfden we terug stoppen. Daniel zag me al snel met een plaatselijke schone, ook met een fiets aan de hand, babbelen. Ik voelde me gevleid toen ze vol lof en bewondering was over onze tocht. Haar verroeste fiets was een vooroorlogs model, en eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ze zelf ook niet veel jonger was...
En ja, we hebben het gepresteerd om verkeerd te rijden, links met rechts verwisseld. Mijn fietsvrienden van 't Vertier kijken daar vast niet van op: een omwegje maken noemen ze "een lucske doen."
Vanaf Mittelsheim schieten we het jaagpad op langs het Canal des Houlleres. Verschillende meren flankeren het kanaal, soms enkele meters lager, dan weer wat hoger. We zijn dan ook nog in het merengebied van Lotharingen.
Onze zoektocht naar een slaapplaats eindigt uiteindelijk in Abreschviller, nadat we wel enkele malen voor een gesloten hoteldeur stonden.
Rit: 124km
Stijgingsmeters: 675Hm
Totaal: 621km
|