Gebed
Heer! Ontlast mij van die neiging tot de ledigheid,
die mij de tijd doet verkwisten en die mij van de bezigheid terughoudt; ontdoe
mij ook van de overtollige gedachten, die mij het geluk van uw tegenwoordigheid
en de aandacht in mijn gebeden doen verliezen; of wanneer ik in het gebed
zijnde, niet altijd aan U kan denken, maak dan, dat mijn onvrijwillige
verstrooidheden, schoon zij mijn geest van U aftrekken, mijn hart van U niet
verwijderen. En vermits mijn verstrooidheden in het gebed hieruit voortkomen,
dat ik mijn geest daarop niet genoegzaam toelegge, bid ik U, o mijn God! Mijn
hart door een levendige en vurige beweging te raken en te vervullen, opdat ik
in mijn gebed, en gedurende de dag, meer aan U dan aan mijzelf denke. Amen.
Dag 17 : Navolging van Christus
Thomas a Kempis Boek 1 : 24
Boek 1 Hoofdstuk 24
Over het oordeel en de zondestraffen
1. Let in alle dingen op het einde, en hoe gij voor die
strenge rechter zult staan, voor wie niets verborgen is, die met geen giften
wordt omgekocht, en die geen uitvluchten aanneemt, maar alles oordelen zal naar
de rechtvaardigheid.
O ellendige en dwaze zondaar! Wat zult gij God antwoorden, die al uw zonden
kent; gij die somtijds de aanblik vreest van een vergramde mens?
Waarom neemt gij geen voorzorg tegen de dag van het oordeel, alwaar niemand
door een ander beschermd of vrijgepleit zal kunnen worden, maar iedereen last
genoeg zal hebben aan zichzelf.
Nu is uw arbeid vruchtbaar, uw wenen aangenaam, uw zuchten verhoord, uw
droefheid verzoenend en zuiverend.
2. Hij heeft in dit leven een groot en zalig vagevuur, de
verduldige mens, die, het onrecht lijdende, bedroefder is voor de boosheid van
een ander, dan over eigen leed; die gaarne bidt voor zijn tegenstrevers, en hun
uit ter harte vergeeft het kwaad hem aangedaan; die zelf gewillig is om aan
anderen vergiffenis te vragen; die meer tot medelijden genegen is dan tot
gramschap; die zichzelf dikwijls geweld aandoet, en het vlees aan de geest
volkomen tracht te onderwerpen.
Het is beter zich nu van zijn zonden te zuiveren en zijn gebreken uit te
roeien, dan ze te bewaren om in het toekomende leven uitgeboet te worden.
Voorwaar, wij bedriegen onszelf door de ongeregelde liefde, die wij ons lichaam
toedragen.
3. Wat zal het eeuwig vuur anders verslinden dan uw zonden?
Hoe meer gij nu uzelf ontziet en uw vlees involgt, des te meer zult gij
hiernamaals boeten en zoveel te meer brandstof vergadert gij.
Waar de mens meest in gezondigd heeft, daar zal hij ook zwaarder in gepijnigd
worden. Daar zullen de luiaards met gloeiende prikkels voortgestuwd, en de
gulzigaards met geweldige honger en dorst gepijnigd worden.
Daar zullen de onkuisaards en de genotbejagers met ziedend pek en stinkende
solfer overgoten worden: en de nijdigaards zullen als dulle honden huilen van
de pijn.
4. Ieder zonde zal haar eigen pijn hebben.
Daar zullen de hovaardigen met schaamte overdekt, en de gierigaards met een
allerbitterste armoede benauwd worden.
Daar zal één uur lijden zwaarder vallen, dan hier honderd jaren in de
allerstrengste boetvaardigheid.
Hier staakt men somtijds het zwoegen, en geniet men troost van vrienden; dáár
integendeel is geen rust, geen troost voor de verdoemden.
Wees nu bekommerd en heb leedwezen over uw zonden, opdat gij in de dag van het
oordeel zonder angst moogt zijn met de gelukzaligen.
Want dan zullen de rechtvaardigen met
grote vrijmoedigheid zich verheffen over hen, die hen hier ten onrechte benauwd
en verdrukt hebben (1).
Dan zal hij recht staan om te oordelen, die zich hier ootmoedig onderwerpt aan
de oordelen der mensen.
Dan zal de arme en ootmoedige een grootvertrouwen hebben, en de hovaardige zal
van alle kanten met vrees bevangen zijn.
5. Dan zal blijken, dat hij hier zeer wijs is geweest, die om
Christus heeft leren dwaas en veracht te zijn.
Dan zal het lijden, dat men geduldig zal hebben verdragen, verheugen, en alle boosheid zal de mond sluiten (2).
Dan zullen alle godvrezenden zich verblijden, en de goddeloze zal in droefheid
gedompeld zijn.
Dan zal het getuchtigde lichaam zich meer verheugen dan indien het in de weelde
ware gekoesterd geweest.
Dan zal het grove kleed schitteren, en het fijne kleed zal duister worden.
Dan zal een arm hutteke meer geprezen worden dan een van goud glinsterend
paleis.
Dan zal het standvastig geduld meer helpen dan de macht van geheel de wereld.
Dan zal de eenvoudige gehoorzaamheid meer geprezen worden dan alle aardse
arglistigheid.
6. Dan zal een zuiver en goed geweten meer blijdschap geven dan
hoge geleerdheid.
Dan zal de versmading der rijkdommen zwaarder wegen dan al de schatten der
aarde.
Dan zult gij meer troost smaken om een godvruchtig gebed, dan om een kostelijke
maaltijd.
Dan zult gij blijder zijn over een welbewaard stilzwijgen, dan over lange
gesprekken.
Dan zullen de heilige werken van meerder waarde zijn, dan schone woorden.
Dan zal een streng leven en harde boete meer behagen dan alle wereldse
vermaken.
Leer nu in 't kleine lijden, opdat gij dan van het zwaardere bevrijd moogt
zijn.
Beproef eerst hier wat gij namaal zult kunnen lijden.
Kunt gij nu zo weinig verdragen, hoe zult gij dan de eeuwige pijnen kunnen
uitstaan?
Indien een matig lijden u hier zo ongeduldig maakt, wat zal de hel dan doen?
Zie, gij kunt geen twee vreugden genieten: hier in de wereld uw vermaakt nemen,
en daarna met Christus heersen.
7. Indien gij tot op de huidige dag toe in alle eer en weelde
geleefd hadt, wat zou dit alles u baten, indien gij nu op staande voet moest
sterven?
Alles is dus ijdelheid, behalve God beminnen en Hem alleen dienen.
Want die God uit ganser harte bemint, vreest noch dood, noch pijn, noch
oordeel, noch hel; wijl de volmaakte liefde veiliger toegang geeft tot God.
Maar het is geen wonder, dat hij, die nog vermaak schept in de zonde, de dood
en het oordeel vreest.
Het is echter goed, indien de liefde Gods u nog van de zonden niet
wederhoudt, dat de vrees der hel u beteugele.
Doch, die de vrees Gods weinig acht, kan niet lang in het goed volharden, maar
hij zal welhaast in de strikken van de duivel vallen.
1) Wijsh. 5:1 2) P. CVI:42
Oefening
Hoe geschikt is toch het aanschouwen en de vrees van de oordelen Gods en
van een ongelukkige eeuwigheid om onze driften in te tomen, om de oplopendheid
van onze inborst tegen te houden en om ons te dwingen de vermaken en verlokkingen
der zonden van ons te verwijderen! Waartoe (dienden wij somtijds onszelf te
vragen), waartoe zal het zondig vermaak van die wraak, van die onkuisheid, van
die oplopendheid, van die onrechtvaardigheid, van die kwaadsprekendheid dienen?
Tot het genieten van een ogenblik genoegen. Ik kom te sterven zonder
Sacramenten en zonder bekering, gelijk dit kan geschieden, en gelijk het aan
vele stervelingen geschiedt, waarop zal die voldoening der zonden dan uitkomen?
Op een ongelukkige eeuwigheid. Voor een ogenblik voldoening, een eeuwige pijn.
Nee, ik zal mij voor een kortstondig vermaak niet blootstellen voor altijd
ongelukkig te zijn. Ja, het is waar wat de Wijze man zegt dat, om niet te
zondigen, ten minste om niet uit gewoonte te zondigen, men alleen de uitersten
van de mens behoort indachtig te wezen. Want wanneer men dikwijls en innig
overdenkt dat men eens over de staat van zijn geweten, over zijn levenswijze en
over al zijn zonden rekenschap zal moeten geven aan een Rechter die alles kent
en die niets vergeet, wie is er, die over dit oordeel en over die schrikkelijke
rekening verschrikt, niet op zichzelf zal waken en, zijn leven niet zal
beteren? Wij moeten dan overtuigd zijn dat het ware middel om in het ander leven
niet veroordeeld te worden, bestaat in onszelf op aarde te veroordelen en te
straffen.
Gebed
Opperste Rechter der levenden en der doden, die in de stond van onze dood
onze eeuwigheid zult vaststellen, wees indachtig dat Gij zowel onze Zaligmaker
als onze Rechter zijt., en dat, voor zoveel onze zonden uw rechtvaardigheid
hebben getergd, uw wonden uw barmhartigheid hebben bewogen, Aanschouw dan die
wonden, welke gij voor ons hebt ontvangen, en uw Bloed dat Gij hebt gestort om
onze zonden uit te wissen, en wij smeken U, door dit dierbaar onderpand van
onze zaligheid, ons de vergiffenis van onze zonden toe te staan, en ons op te
wekken, opdat wij die aan onszelf nooit vergeven zouden.
Lucas : 16 : 1-8
Rijkdom en gerechtigheid
[1] Hij richtte zich
ook tot zijn leerlingen: Er was eens een rijke man die een rentmeester had en
te horen kreeg dat de rentmeester zijn eigendommen verkwistte. [2] De rijke man riep de rentmeester bij
zich en zei tegen hem: Wat hoor ik over jou? Leg verantwoording af van je
beheer, want je kunt niet langer rentmeester blijven. [3] Toen zei de rentmees-ter bij
zichzelf: Wat moet ik doen nu mijn heer mij het beheer afneemt? Werken op het
land kan ik niet, en voor bedelen schaam ik me. [4] Maar ik weet al wat ik moet doen om
ervoor te zorgen dat de mensen, wanneer ik van mijn beheer-derstaak ben
ontheven, mij bij hen thuis ontvangen. [5] Een voor een riep hij de schuldenaars
van zijn heer bij zich. De eerste vroeg hij: Hoeveel bent u mijn heer
schuldig? [6]
Honderd vaten olijfolie, antwoordde de schuldenaar. De rentmeester zei tegen
hem: Hier is uw schuldbewijs, ga zitten en maak er gauw vijftig van. [7] Daarna vroeg hij
aan de volgende schuldenaar: En u, hoeveel bent u schuldig? Honderd balen
graan, luidde het antwoord. De rentmeester zei: Hier is uw schuldbewijs, maak
er tachtig van. [8]
En de heer prees de oneerlijke rentmeester omdat hij slim had gehandeld. De
kinderen van deze wereld gaan immers slimmer met elkaar om dan de kinderen van
het licht.
Dag 18 : Lucas 17 : 1-10
Oproep aan de leerlingen
[1] Tegen zijn
leerlingen zei hij: Het is onvermijdelijk dat er mensen ten val worden
gebracht, alleen: wee degene die daarvoor verantwoordelijk is! [2] Het zou beter voor hem zijn als
hij met een molensteen om zijn hals in zee werd geworpen dan dat hij ook maar
een van deze geringen ten val zou brengen.
Broederlijke correctie
[3] Let dus goed op jezelf!
Indien je broeder zondigt, spreek hem dan ernstig toe; en als hij berouw heeft,
vergeef hem.
[4] En als hij
zevenmaal op een dag tegen je zondigt en zevenmaal naar je terugkeert en zegt:
Ik heb berouw, dan moet je hem vergeven.
Kracht van geloof
[5] Toen zeiden de
apostelen tegen de Heer: Geef ons meer geloof! [6] De Heer zei: Als jullie geloof
hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: Trek
je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee! en hij zou jullie
gehoorzamen.
Dienstbaarheid
[7] Als iemand van jullie
een knecht zou hebben die ploegt of de kudden weidt, dan zal hij, wanneer die
thuiskomt van het land, toch niet tegen hem zeggen: Ga maar meteen aan tafel?
[8] Zal hij niet
veel eerder tegen hem zeggen: Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel
om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en
drinken? [9]
Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen? [10] Hetzelfde geldt
voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg
dan: Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.
Navolging van Christus Thomas a
Kempis Boek 3 : 47
Boek 3, Hoofdstuk 47
Voor het eeuwig leven moet men alle
bezwaren verdragen
1. CHRISTUS. - Zoon! Word niet kleinmoedig in de arbeid, die
gij om mijnentwil op u hebt genomen, en wees niet neerslachtig om enige
kwellingen ; maar dat mijn belofte u bij iedere gebeurtenis versterke en
vertrooste.
Ik ben machtig genoeg om u daarvoor te lonen boven alle paal en maten.
Gij zult niet lang arbeiden of niet altijd gedrukt worden door smarten en
lijden.
Wacht een weinig, en gij zult welhaast het einde van uw ellende zien.
Het uur zal komen, waarop alle arbeid en pijn zullen ophouden.
Al wat met de tijd voorbijgaat, is klein en kortstondig.
2. Doe naarstig wat gij te doen hebt, arbeid getrouw in mijn
wijngaard, en Ikzelf zal uw loon zijn.
Schrijf, lees, zing, zucht, bid, verdraag kloekmoedig tegenspoed : het eeuwig
leven is dit alles en nog groter strijd waardig.
De vrede zal komen op een dag, die de Heer bekend is, en daar zal geen dag of
nacht meer gelijk wezen in deze tijd ; maar eeuwig licht en oneindige
klaarheid, vaste vrede en volle rust.
Dan zult gij niet zeggen: Wie zal mij
verlossen van dit sterfelijk lichaam? (1) ; of roepen: Helaas, dat mijn ballingschap zo lang duurt!
(2) want de dood zal teniet gedaan
zijn (3), en de zaligheid zal eeuwig duren ; daar zal geen vrees, maar
zalige blijdschap zijn en een eerlijk en zoet gezelschap.
3. Ach, hadt gij in de hemel de eeuwige kronen van zijn heiligen
gezien, en in hoe grote glorie zij zich nu verheugen, die eertijds door de
wereld versmaad waren, en gehouden werden als dit leven niet waardig te zijn ;
voorwaar, gij zoudt u aanstonds tot in het stof vernederen en liever begeren
aan allen onderworpen, dan boven één gesteld te zijn.
Gij zoudt hier ook geen blijde dagen verlangen, maar eerder u verblijden voor
God te lijden ; en gij zoudt voor een groot voordeel achten bij de mensen voor
niets gehouden te worden.
4. Ach, indien gij smaak vondt in deze leringen, en zij u diep ter
harte gingen, hoe zoudt gij een enkele keer kunnen klagen?
Moet men voor het eeuwig leven niet de zwaarste arbeid verdragen?
Het is geen kleine zaak het rijk Gods te verliezen of te winnen.
Hef dan uw ogen opwaarts tot de hemel, zie, Ik en mijn heiligen, die in deze
wereld grote strijd gehad hebben, zijn nu in blijdschap, in vertroosting, in
rust, en zullen eeuwig in het rijk van mijn Vader blijven.
(1) Rom. 7:24 (2) Ps. 119:5 (3) Is. 25:8
Oefening
Hoe hard valt niet dit woord: "Gij moet onophoudelijk lijden, te allen
tijde tegen uzelf strijden, altoos uzelf verzaken, en steeds aan uzelf sterven
; zonder dit is er geen zekerheid ter zaligheid! Maar hoezeer worden wij
opgewekt om de kwellingen en de onaangename toevallen te verdragen en er ons
aan te gewennen, door het geloof en de hoop op een gelukkige eeuwigheid, die
wij verdienen met ze te verdragen, aangezien het zeker is, dat in de dood niets
zozeer ons zal troosten als wat ons in dit leven als wat ons in dit leven
smarten heeft veroorzaakt, te weten, indien wij alles hebben aangewend om er
een goed gebruik van te maken : want alsdan zullen wij klaar zien dat wij enkel
voor God deden, wat wij tegen onszelf hebben gedaan, en dat een oprecht
christelijk leven, een leven van kruisen en van zelfverloochening is.
Gebed
Maak, o God! Dat wij door geloof en hoop in de eeuwige goederen levende,
mogen lijden, en de voorbijgaande kwellingen van dit leven aannemen, om het
eeuwig geluk van de andere waardig te worden. Wat toch zullen wij in het uur van
de dood niet willen gedaan, geleden en verlaten hebben om de hemel te
verdienen? Laat nu, Heer, enige van die vruchteloze begeerten, welke wij alsdan
zullen gevoelen, in onze harten komen om op die stond ware en krachtige
begeerten van zelfverloochening te doen ontstaan. Doe ons bevroeden, dat er
niets groots is dan wat eeuwig is, en dat al wat met de tijd voorbijgaat, klein
en verachtelijk is. O geluk, o vreugde, o eeuwige gelukzaligheid des hemels,
vertroost de christenen in al de smarten dezer aarde! En wijl er noodwendig
boetvaardigheid moet worden gepleegd, hetzij in de tijd of in de eeuwigheid, en
dat er in dit leven of in het ander geleden moet worden, geef ons dan moed
Heer! om met verduldigheid de kwellingen van dit leven te lijden, totdat wij het
eeuwig geluk in het ander bekomen. Amen.
Dag 19 : Lucas 18 : 15-30
Jezus en de kinderen
[15] De mensen probeerden ook
kleine kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken. Toen de
leerlingen dat zagen, berispten ze hen. [16] Maar Jezus riep de kinderen bij
zich en zei: Laat ze bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van
God behoort toe aan wie is zoals zij. [17] Ik verzeker jullie: wie niet
als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet
binnengaan!
De rijke aristocraat
[18] Een
hooggeplaatst persoon vroeg hem: Goede meester, wat moet ik doen om deel te
krijgen aan het eeuwige leven? [19]
Jezus antwoordde: Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, alleen God. [20] U kent de
geboden: pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, leg geen vals
getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en uw moeder. [21] De man zei: Aan dat alles heb
ik me sinds mijn jeugd gehouden. [22] Toen Jezus dat hoorde, zei hij:
Nog één ding ontbreekt u. Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst
onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en
volg mij! [23]
Toen de man dat hoorde, werd hij diepbedroefd. Hij was namelijk zeer rijk.
Het gevaar van rijkdom
[24] Toen Jezus zag dat de
man zo bedroefd werd, zei hij: Wat is het moeilijk voor rijken om het
koninkrijk van God binnen te gaan. [25] Het is gemakkelijker voor een
kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het
koninkrijk van God binnen te gaan. [26] Daarop zeiden zijn toehoorders:
Wie kan er dan nog gered worden? [27] Jezus zei: Wat bij de mensen
onmogelijk is, is mogelijk bij God.
Opgave
[28] Toen zei Petrus: Maar
wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten om u te volgen. [29] Jezus zei tegen hen: Ik
verzeker jullie: iedereen die huis of vrouw, broers of zusters, ouders of
kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God, [30] zal reeds in
deze tijd het veelvoudige ontvangen en in de tijd die komt het eeuwige leven.
Gebeden te bidden gedurende
deze 7 dagen
Litanie van de heilige Geest
Heer, ontferm U over ons.
Christus, ontferm U over ons.
Heer, ontferm u over ons.
Christus, aanhoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelse Vader, ontferm U over ons.
God Zoon, verlosser van de wereld, ontferm U over ons.
God Heilige Geest, ontferm U over ons.
Heilige Drievuldigheid, een God, ontferm U over ons.
Heilige Geest, die van de Vader en de Zoon voortkomt, ontferm U over ons.
Geest der Heren, God van Israël, ontferm U over ons.
Heilige Geest, die heerschappij voert over het mensdom, ontferm U over ons.
Heilige Geest, die de gehele aarde vervult, ontferm U over ons.
Heilige Geest, die alle krachten bezit, ontferm U over ons.
Heilige Geest, uit wie alle goed voortkomt, ontferm U over ons.
Geest der waarheid, die alle waarheid leert en alle gaven uitdeelt, ontferm U
over ons.
Geest van wijsheid en verstand, ontferm U over ons.
Geest van raad, sterkte, wetenschap en godsvrucht, ontferm U over ons.
Geest van de vreze des Heren en van voorzichtigheid, ontferm U over ons.
Heilige Geest, wiens zalving ons alle dingen leert, ontferm U over ons.
Heilige Geest, door wiens ingeving de heilige mannen gesproken hebben, ontferm
U over ons.
Heilige Geest, gave en belofte van de Vader, ontferm U over ons.
Heilige Geest, vertrooster, die de wereld overtuigt, ontferm U over ons.
Heilige Geest, door wie de duivelen worden uitgedreven, ontferm U over ons.
Heilige Geest, uit wie wij herboren worden, ontferm U over ons.
Heilige Geest, door wie de liefde Gods in onze harten is uitgestort, ontferm U
over ons.
Geest der aanneming tot kinderen Gods, ontferm U over ons.
Geest van genade en barmhartigheid, ontferm U over ons.
Geest, die ons in onze zwakheid te hulp komt en aan onze geest getuigt dat wij
kinderen Gods zijn, ontferm U over ons.
Heilige Geest, onderpand van onze erfenis die ons op de rechte weg leidt,
ontferm U over ons.
Opperste Geest, die levend maakt en versterkt, ontferm U over ons.
Geest van zaligheid, oordeel en blijdschap, ontferm U over ons.
Geest van geloof, ijver en vrede, ontferm U over ons.
Geest van ootmoedigheid, liefde en eerbaarheid, ontferm U over ons.
Geest van goedertierenheid, goedheid en lankmoedigheid, ontferm U over ons.
Geest van zachtmoedigheid, waarheid, eenheid en vertroosting, ontferm U over
ons.
Geest van leven, van geduld, onthouding en zedigheid, ontferm U over ons.
Geest van alle genade, ontferm U over ons.
Wees genadig, spaar ons, heilige Geest.
Wees genadig, verhoor ons, heilige Geest.
Van de geest der dwaling, verlos ons, heilige Geest.
Van de geest der onkuisheid, verlos ons, heilige Geest.
Van de geest der godslastering, verlos ons, heilige Geest.
Van alle verhardheid in het kwaad en van alle vertwijfeling, verlos ons,
heilige Geest.
Van alle vermetelheid en tegenspraak der bekende waarheid, verlos ons, heilige
Geest.
Van alle boosaardigheid en kwade gewoonte, verlos ons, heilige Geest.
Van alle zonden tegen de broederlijke liefde, verlos ons, heilige Geest.
Van onboetvaardigheid in ons stervensuur, verlos ons, heilige Geest.
Door uw eeuwige voortkomst van de Vader en de Zoon, verlos ons, heilige Geest.
Door uw onzichtbare zalving, verlos ons, heilige Geest.
Door de volheid van genade, waarmee Gij de heilige Maagd hebt begunstigd,
verlos ons, heilige Geest.
Door de wonderbare werking, waardoor Christus in de schoot der zuivere Maagd
ontvangen is, verlos ons, heilige Geest.
Door uw heilige verschijning bij de doop van Christus, verlos ons, heilige
Geest.
Door uw neerdaling over de apostelen, verlos ons, heilige Geest.
Door de onuitsprekelijke goedheid waarmee Gij de heilige kerk bestuurt, de
overheden verenigt, de martelaren versterkt, de leraars verlicht en de
geestelijke orden instelt, verlos ons, heilige Geest.
|