TALEN STERVEN ALMAAR SNELLER
Net als met
de biodiversiteit per uur verdwijnen drie biologische soorten gaat het met
de talenrijkdom op onze planeet de verkeerde kant uit. Van de ruim 6.500 talen
die wereldwijd gesproken worden, zal naar schatting de helft over een eeuw
uitgestorven zijn. Volgens een pessimistische raming heeft, op lange termijn,
amper een zeshonderdtal kans op overleven. Professor Mark Janse (RUG en UvA)
publiceerde onlangs een boek over taalsterfte als mondiaal probleem.
Van onze
medewerker Bart Biesbrouck
In 1989
stierf de laatste spreker van het Kamas, een Samojedische taal uit Aziatisch
Rusland. In de jaren negentig overleed de laatste spreker van het Ongkor Solon,
een Toengoezische taal uit China. Hoogbejaard zijn de laatste sprekers van het
Berbice, een op het Nederlands gebaseerde creooltaal uit Guyana, Eyak (Alaska),
Kiowa Apache (Oklahorna), Laua (Papoea-Nieuw-Guinea), Xiri (Zuid-Afrika),
Pitta-Pitta en Mulluk-Mulluk (Australië). Het zijn maar enkele van de 417 talen
die het nieuwe millennium niet hebben gehaald of op sterven na dood zijn. Zij
bezwijken onder de druk van sterkere cultuurtalen.
Wereldwijd
worden 6.912 talen gesproken. Zo staat het op de website van de Ethnologue, een
catalogus waarin alle bekende levende talen opgenomen zijn. Professor Mark
Janse vindt dat cijfer een beetje aan de hoge kant. Hij houdt het op een goede
6.500. Janse doceert Griekse en algemene taalkunde aan de Universiteit Gent en
Oud- en Nieuwgriekse taalkunde en dialectologie aan de Universiteit van
Amsterdam. Hij legt uit waarom talen tellen zo moeilijk is: Het grote
probleem is: hoe baken je een taal en een dialect van elkaar af? Onlangs kreeg
het Limburgs in Nederland het statuut van streektaal, aangezien het niet alleen
qua uitspraak en woordenschat verschilt van het Nederlands, maar ook qua
grammaticale structuren, die vaak eerder Duitse dan Nederlandse patronen
volgen. Ook de Nedersaksische dialecten van Groningen, Drenthe, Overijssel en
Gelderland zijn nu als streektaal erkend. Taalkundig gezien sluiten zij aan bij
de Plat- of Nederduitse dialecten van Noord-Duitsland. Wat dus een paar jaar
geleden voor de samenstellers van de Ethnologue nog een dialect was, wordt nu
beschouwd als een taal, of andersom.
Men zegt
wel eens dat een dialect een taal is met een leger en een regering (lacht).
Zo zijn bijvoorbeeld het Deens en het Noors twee varianten van dezelfde taal.
De enige reden om over Deens te spreken, is dat het de taal is van de
onafhankelijke staat Denemarken. Een tegenovergesteld voorbeeld is het Chinees.
Dat bestaat eigenlijk niet, het is een verzameling van talen geen dialecten
die sterk van elkaar verschillen.
Of je ze nu
taal of dialect noemt, ongeveer de helft wordt deze eeuw met uitsterven
bedreigd. Taalsterfte is te beschouwen als een extreme vorm van taalcontact.
Wanneer een gemeenschap in contact komt met de taal van een overheersende cultuur,
kan dat dodelijk zijn voor de eigen taal. Na een toestand van twee- of
meertaligheid gaan steeds minder sprekers in steeds minder situaties hun
moedertaal gebruiken. Ze wordt geleidelijk verdrongen door de dominante taal,
tot niemand ze nog spreekt. Dat is goed te merken bij het Turks-Griekse
dialect in Cappadocië, waarin ik gespecialiseerd ben, illustreert Janse. De
gemeenschap van orthodoxe christenen, die aanvankelijk een archaïsch Grieks
sprak, werd in de elfde eeuw volledig afgesloten van de rest van de Griekse
wereld. Eeuwenlang is hun taal door het Turks beïnvloed en steeds meer gingen
elementen van die dominante taal binnendringen. In sommige dorpen werd een
Turks-Griekse mengtaal gesproken, in andere is het Grieks volledig verdwenen.
Janse
bestudeerde ook de invloed van het hellenisme op de oorspronkelijke talen van
Klein-Azië (het huidige Turkije), een heus linguïstisch slagveld uit de
oudheid. De veroveringen van Alexander de Grote in het Midden-Oosten zorgden
ervoor dat in Klein-Azië bijna alle inheemse talen vervangen werden door het
Grieks.
Dat talen
sterven is dus niet nieuw. Onrustwekkend is vooral het hoge tempo waaraan dat
vandaag gebeurt. So what,
zullen sommigen denken, waar is die linguïstische diversiteit eigenlijk goed
voor? Zou één global language, het Engels bijvoorbeeld, niet gewoon
handiger zijn voor de communicatie tussen wereldburgers? Janse is niet
overtuigd: Een taal laat zien hoe bepaalde waarden afwijken van of
overeenkomen met de onze. Als ze verdwijnt, sterft ook een denkwijze, een
wereldvisie, want elke taal classificeert de werkelijkheid op een unieke
manier. Er zijn bijvoorbeeld talen waarin men de zelfstandige naamwoorden in
heel veel verschillende grammaticale klassen onderverdeelt, zoals in het
Dyirbal, een vrijwel uitgestorven Australische taal, waar vrouwen, 'vuur en
gevaarlijke dingen in dezelfde klasse ondergebracht zijn. Dat zegt toch een
en ander over die samenleving? Het zijn net die finesses die het eerst
verdwijnen als de taal onder druk komt te staan van een grote cultuurtaal.
Taalsterfte
is vaak het gevolg van linguïstische discriminatie, of zelfs bewuste linguïcide.
In de Verenigde Staten voerde de federale regering in de negentiende eeuw een English-only-politiek,
waarbij de indiaanse bevolking verplicht werd Engels te leren. Hetzelfde
gebeurt vandaag nog in de staat Arizona. English only zal binnenkort
bijna letterlijk werkelijkheid worden: in Noord-Amerika zijn 148 van de 187
talen ten dode opgeschreven.
De
bedreiging kan echter ook van binnenuit komen. Nationalistische tendensen doen
soms nieuwe talen ontstaan denk aan het Servo-Kroatisch, dat sinds kort is
opgesplitst in Servisch, Kroatisch en Bosnisch maar etnische identificatie
met een taal kan evengoed omgekeerd werken. Janse: Wanneer je etnische
identiteit niet meer meetelt of zelfs ongewenst is, zweer je je eigen taal af.
Zo'n ontwikkeling zie je bijvoorbeeld bij de derde generatie van de Turkse
Gentenaren. Om sociaal-economische redenen wordt het Turks langzaam maar zeker
hun tweede taal, om uiteindelijk enkel nog gebruikt te worden wanneer ze hun
identiteit sterk naar voor willen brengen. Veel jongeren zijn niet meer in
staat hun moedertaal vloeiend te spreken. Dat plaatst volgens mij ook
vraagtekens bij de plannen om nieuwelingen te verplichten Nederlandse of Franse
taallessen te volgen.
Hoever ga
je met die inburgering? Om te kunnen functioneren in onze maatschappij is het
uiteraard belangrijk dat een migrant Nederlands kent. Maar moeten het nu
allemaal Vlamingen worden? Wat is belangrijker, diversiteit of uniformiteit? De
grootste culturen uit de oudheid waren multiculturele samenlevingen en was het
niet Socrates die gezegd heeft dat het Grieks vol vreemde (barbaarse) woorden
zat?
Mark Janse & Sijmen Tol (eds.), Language
Death and Language Maintenance, J.N. Adams, Mark Janse & Simon Swain
(eds.), Bilingualism in Ancient Society,
2002
uit De Morgen
11-09-2007 om 09:47
geschreven door Elly D'haeyers 
|