Foto
Inhoud blog
  • Instellingen bij Teach 2000
  • woordpakket 7.3 (meester Axel)
  • woordpakket 7.1 (meester Axel)
  • woordpakket 6.3 (meester Axel)
  • woordpakket 6.1 (meester Axel)
  • WP 5.1 (meester Axel)
  • WP 4.2 (juf Julie)
  • WP 4.1 (juf Julie)
  • WP 3.3 (juf Julie)
  • WP 3.2 (juf Julie)
  • WP 3.1 (juf Julie)
  • WP 2.2 (juf Julie)
  • WP 2.1 (juf Julie)
  • WP 1.2 (juf Julie)
  • WP 1.1 (juf Julie)
  • Contact 15 grammaire (le passé composé)
  • Contact 15 uitdrukkingen
  • Contact 15 woorden
  • Contact 14 uitdrukkingen
  • Contact 14 woorden
  • Herhaling contact 5-8 grammaire
  • Herhaling contact 1-4 grammaire
  • Contact 13 grammaire (Persoonlijke voornaamwoorden)
  • Contact 13 grammaire (pouvoir/vouloir)
  • Contact 13 zinnen
  • Contact 13 woorden
  • Contact 12 grammaire (les verbes pronominaux)
  • Contact 12 grammaire (lire et dire)
  • Contact 12 zinnen
  • Contact 12 woorden
  • Contact 11 grammaire (verwijswoorden le, la les)
  • Contact 11 grammaire (acheter/payer)
  • Contact 11 woorden
  • Contact 11 zinnen
  • Contact 10 (bezitsvormen)
  • Contact 10 woorden
  • Contact 10 zinnen
  • Contact 9 woorden
  • Contact 9 grammaire (les sports)
  • Contact 9 grammaire (devoir/voir)
  • Contact 9 zinnen
  • Contact 8 (Werkwoorden 1 tot 8)
  • Contact 8 zinnen
  • Contact 8 woorden
  • Contact 7 (la date)
  • Contact 7 (aan/naar/in/van)
  • Contact 7 (ouvrir et faire)
  • Contact 7 (Getallen tot 1000)
  • Contact 7 (zinnen)
  • Contact 7 woorden
  • Contact 6 (mannelijk vrouwelijk)
  • Contact 6 (meervoud zinnen)
  • Contact 6 (meervoud)
  • Contact 6 (kleuren)
  • Contact 6 zinnen
  • Contact 6 woorden
  • Contact 5 zinnen
  • Contact 5 (de ontkenning)
  • Contact 5 woorden
  • Contact 4 (vraagwoorden en aanwijswoorden)
  • Contact 4 (werkwoorden op -ir)
  • Contact 4 zinnen
  • Contact 4 woorden
  • Contact 3 (futur proche)
  • Contact 3 (aller-être-avoir)
  • Contact 3 (l'heure)
  • Contact 3 (aller)
  • Contact 3 woorden
  • Contact 3 zinnen
  • Contact 2 woorden
  • Contact 2 zinnen
  • Contact 2 (être et avoir)
  • Contact 2 (getallen tot 100)
  • Contact 1 (werkwoorden op -er)
  • Contact 1 (woorden)
  • contact 1 (zinnen)
  • Alle leerstof contact 13 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 12 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 11 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 10 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 9 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 8 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 7 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 6 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 5 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 4 (behalve uitdrukkingen)
  • Alle leerstof contact 3 (behalve uitdrukkingen)
  • Woordengroep 1
  • Woordengroep 2
  • Woordengroep 3
  • woordengroep 4
  • Woordengroep 5
  • Woordengroep 6
  • Woordengroep 7
  • Woordengroep 8
  • Woordengroep 9
  • Woordengroep 10
  • Woordengroep 11
  • woordengroep 12
  • Woordengroep 13
    leerstof6de
    Hier vind je alle leerstof voor Frans en dictee, 6de leerjaar Onze Ark Woesten
    01-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 9 grammaire (les sports)
    turnen=de la gym
    voetbal=du foot
    tennissen=du tennis
    joggen=du jogging
    atletiek=de l'athlétisme
    basket=du basket
    zwemmen=de la natation
    judo=du judo
    dansen=de la danse
    fietsen=du vélo
    volleybal=du volley
    skiën=du ski

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 9 grammaire (devoir/voir)
    ik moet=je dois
    ik zie=je vois
    jij moet=tu dois
    jij ziet=tu vois
    hij moet=il doit
    hij ziet=il voit
    zij moet=elle doit
    zij ziet=elle voit
    men moet=on doit
    men ziet=on voit
    wij moeten=nous devons
    wij zien=nous voyons
    jullie moeten=vous devez
    jullie zien=vous voyez
    zij (m) moeten=ils doivent
    zij (v) moeten=elles doivent

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 9 zinnen
    Gaan we er met de tram naartoe?=On y va en tram?
    Hij stopt vlakbij=Il s'arrête tout près.
    Doe je aan sport?=Tu fais du sport?
    Ik doe aan judo.=Je fais du judo.
    Ik speel voetbal.=Je joue au foot.
    Ik ben lid van een club.=J'appartiens à un club.
    Ze is erg goed in dit spel.=Elle est très fort à ce jeu.
    Wat bedoel je?=Comment ça?
    Hij gaat een vriend bezoeken.=Il va voir un copain.
    We moeten de brug oversteken.=On doit traverser le pont.
    Men moet de vierde straat nemen.=Il faut prendre la quatrième rue.
    Ik begrijp het.=Je vois.
    Ze hem goedendag.=Dis-lui bonjour.


    28-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 8 (Werkwoorden 1 tot 8)
    ik hou van=j'aime
    jij heet=tu t'appelles
    zij verkiest=elle préfère
    wij wonen=nous habitons
    jullie helpen=vous aidez
    zij (m) beginnen=ils commencent
    men haat=on déteste
    zij (v) dragen=elles portent
    hij blijft=il reste
    ik eet=je mange
    jij bent=tu es
    zij heeft=elle a
    zij is=elle est
    wij hebben=nous avons
    jullie gaan=vous allez
    zij (m) komen=ils viennent
    men vertrekt=on part
    zij (v) gaan het huis uit=elles sortent
    hij slaapt=il dort
    ik doe=je fais
    jij opent=tu ouvre
    zij (m) wachten=ils attendent
    jullie verkopen=vous vendez
    zij (v) nemen=elles prennent
    men zet, plaatst=on met

    27-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 8 zinnen
    Wat een volk=Que de monde
    Ik kom onmiddellijk=Je viens tout de suite
    Ik ben bang=J'ai peur
    Ik heb dorst=J'ai soif
    Het is niet gevaarlijk=Ce n'est pas dangereux
    Ik ben moe(m)=Je suis fatigué
    Ik ga mij aankleden=Je vais m'habiller
    Je hebt mooi spreken=Tu parles
    Wacht je op mij=Tu m'attends

    26-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 8 woorden
    een muts=un bonnet
    een café=un café
    een douche=une douche
    een ijsje=une glace
    een uitgang=une sortie
    een reuzeglijbaan=un toboggan
    gevaarlijk (m)=dangereux
    gevaarlijk (v)=dangereuse
    moe (m)=fatigué
    moe (v)=fatiguée
    wachten=attendre
    afdalen, naar beneden komen=descendre
    zich aankleden=s'habiller
    spreken=parler
    springen=sauter
    vendre=verkopen
    zien, bezoeken, begrijpen=voir
    voor(aleer)=avant
    onmiddellijk=tout de suite

    25-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 7 (la date)
    le premier février=01/02
    le huit mars=08/03
    le douze avril=12/04
    le quinze mai=15/05
    le vingt-cinq juin=25/06
    le trente juillet=30/07
    le trente et un août=31/08
    le printemps commence=le vingt et un mars
    l'été commence=le vingt et un juin
    l'automne commence=le vingt et un septembre
    l'hiver commence=le vingt et un décembre

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 7 (aan/naar/in/van)
    Je vais ... garage. (naar)=au
    Je viens ... garage. (van)=du
    Je vais ... école. (naar)=à l'
    Je vais ... maison. (naar)=à la
    J'ai mal ... yeux. (aan)=aux
    Tu habites près ... magasin? (van)=du
    Elle répond ... téléphone. (aan)=au
    Il a mal ... oreille. (aan)=à l'
    Vous allez ... Pays-Bas? (naar)=aux
    Nous allons ... bois. (naar)=au
    Tu es content ... cadeau? (van)=du
    Quel est le premier jour ... semaine? (van)=de la
    Ces enfants habitent près ... gare. (van)=de la
    Le petit chien tombe ... escalier. (van)=de l'

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 7 (ouvrir et faire)
    ik open=j'ouvre
    jij opent=tu ouvres
    hij opent=il ouvre
    zij opent=elle ouvre
    men opent=on ouvre
    wij openen=nous ouvrons
    jullie openen=vous ouvrez
    zij (m) openen=ils ouvrent
    zij (v) openen=elles ouvrent
    ik doe=je fais
    jij doet=tu fais
    hij doet=il fait
    men doet=on fait
    zij doet=elle fait
    wij doen=nous faisons
    jullie doen=vous faites
    zij (m) doen=ils font
    zij (v) doen=elles font

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 7 (Getallen tot 1000)
    cinq cent quarante-trois=543
    deux cent septante-cinq=275
    neuf cent trente-huit=938
    trois cent vingt et un=321
    six cent dix-sept=617
    quatre cent cinquante-deux=452
    sept cent soixante-quatre=764
    huit cent nonante-six=896
    neuf cent quatre-vingt-neuf=989
    quatre cent septante-huit=478

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 7 (zinnen)
    Het zijn de mooiste dagen.=Ce sont les plus beaux jours.
    Niets is gezelliger!=Rien de plus agréable!
    We versieren de kerstboom.=Nous décorons le sapin de Noël.
    Mijn moeder plaatst de ballen.=Ma mère met les boules.
    Zij opent de pakjes.=Elle ouvre les paquets.
    De verrassingen komen daarna.=Les surprises viennent après.
    Het is niet altijd gemakkelijk.=Ce n'est pas toujours facile.
    Vrolijk kerstfeest!=Joyeux Noël!
    Gelukkig nieuwjaar!=Bonne année!

    24-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 7 woorden

    een jaar=une année

    een bol=une boule

    een kerstbal=une boule de Noël

    een kerststronk=une bûche de Noël

    een geschenkbon=un chèque-cadeau

    een feest=une fête

    een eindejaarsfeest=une fête de fin d'année

    een slinger=une guirlande

    nieuwjaarsdag=le jour de l'An

    Kerstmis=Noël

    een pakje=un paquet

    een maaltijd=un repas

    kerstavond=le réveillon de Noël

    oudejaarsavond=le réveillon du jour de l'An

    sinterklaasfeest=la Saint-Nicolas

    een kerstboom=un sapin de Noël

    een verrassing=une surprise

    gezellig=agréable

    enkele, enige=quelques

    daarin=en cela


    23-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 6 (mannelijk vrouwelijk)
    beau=belle
    grand=grande
    froid=froide
    bon=bonne
    long=longue
    vieux=vieille
    beau / Quelle ...voiture.=belle
    grand / C'est un ... magasin.=grand
    froid / L'eau n'est pas ... .=froide
    bon /  C'est une ... poire.=bonne
    long / Cette jupe est trop ... .=longue
    vieux / C'est une ... maison.=vieille

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 6 (meervoud zinnen)
    Le petit enfant est dans la rue.=Les petits enfants sont dans la rue.
    Ce n'est pas un beau pull.=Ce ne sont pas de beaux pulls.
    C'est une gentille fille.=Ce sont de gentilles filles.
    Le mur est blanc.=Les murs sont blancs.
    C'est un garçon heureux.=Ce sont des garçons heureux.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 6 (meervoud)
    la porte blanche=les portes blanches
    le stylo vert=les stylos verts
    le nouveau jeu=les nouveaux jeux
    une vache brune=des vaches brunes
    une porte noire=des portes noires
    un café chaud=des cafés chauds
    un enfant malheureu=des enfants malheureux
    une bonne idée=de bonnes idées
    un grand appartement=de grands appartements
    une nouvelle élève=de nouvelles élèves
    une belle moto=de belles motos
    un beau matin=de beaux matins
    un petit garage=de petits garages

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 6 (kleuren)
    wit (m)=blanc
    wit (v)=blanche
    blauw (m)=bleu
    blauw (v)=bleue
    bruin (m)=brun
    bruin (v)=brune
    groen (m)=vert
    groen (v)=verte
    zwart (m)=noir
    zwart (v)=noire
    roze=rose
    oranje=orange
    geel=jaune
    rood=rouge


    22-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 6 zinnen
    Het is een moderne broek.=C'est un pantalon moderne.
    De winkel is gesloten.=Le magasin est fermé.
    De winkel is open.=Le magasin est ouvert.
    Vooruit dan maar.=Allons-y.
    Helemaal niet.=Pas du tout.
    Hebt u een voorkeur voor een bepaalde kleur?=Vous avez une couleur préférée?
    Hij is in de mode.=Il est à la mode.
    Deze kledingstukken zijn in de uitverkoop.=Ces vêtements sont en solde.
    Wilt u de broek passen?=Vous voulez essayer le pantalon?
    U maakt een goede keuze.=Vous faites un bon choix.

    21-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 6 woorden

    een kassa=une caisse

    een keuze=un choix

    een mode=une mode

    een broek=un pantalon

    de prijs=le prix

    een trui=un pull

    de uitverkoop=les soldes

    een kledingstuk=un vêtement

    kort(m)=court

    kort(v)=courte

    gesloten(m)=fermé

    grijs(m)=gris

    lang(m)=long

    lang (v)=longue

    paars=mauve

    open(m)=ouvert

    perfect(v)=parfaite

    wit(m)=blanc

    blauw(m)=bleu

    bruin(v)=brune

    groen(v)=verte

    zwart(m)=noir

    roze=rose

    oranje=orange

    geel=jaune

    rood=rouge


    20-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 5 zinnen
    Ik bel je op.=Je t'appelle.
    Je antwoordt nooit.=Tu ne réponds jamais.
    Hij is op de grond gevallen.=Il est tombé par terre.
    Hij werkt niet meer.=Il ne marche plus.
    Ze koopt een nieuwe gsm.=Elle achète un nouveau portable.
    Ik heb niet genoeg geld.=Je n'ai pas assez d'argent.
    Wil je geld verdienen?=Tu veux gagner de l'argent?
    Bijvoorbeeld.=Par exemple.
    Ik doe de afwas.=Je fais la vaisselle.
    Hij wast mijn wagen.=Il lave ma voiture.
    Ik pas op de baby van de buurvrouw.=Je garde le bébé de la voisine.

    19-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Contact 5 (de ontkenning)
    Tu fais la vaisselle? (ne pas)=Je ne fais pas la vaisselle.
    Il lave ta voiture? (ne pas)=Il ne lave pas ma voiture.
    Vous allez chez cette dame? (ne jamais)=Je ne vais jamais chez cette dame.
    Tu sais quelque chose?=Je ne sais rien.
    Il y a quelqu'un?=Il n'y a personne.
    Elle a un portable? (ne pas)=Elle n'a pas de portable.
    Il a un ordinateur? (ne plus)=Il n'a plus d'ordinateur.
    Il fait un petit travail? (ne jamais)=Il ne fait jamais de petit travail.
    C'est un bébé? (ne plus)=Ce n'est plus un bébé.
    Tu es d'accord? (ne plus)=Je ne suis plus d'accord.
    Tu as des oiseaux? (ne pas)=Je n'ai pas d'oiseaux.
    Ce sont des livres? (ne pas)=Ce ne sont pas des livres.
    Elle écoute les informations? (ne jamais)=Elle n'écoute jamais les informations.
    Il cherche quelque chose?=Il ne cherche rien.
    Tu trouves quelqu'un?=Je ne trouve personne.



    Leesoefeningen
  • Interview met meneer Verhoeven

  • Techniek
  • krukas 1 (uitleg)
  • krukas 2 (motorblok auto)
  • krukas 3 (carnavalpopje)
  • Origami vlinder
  • Herhalingsoefeningen techiek


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs