• Homepage Labracolumns.
  • Archief Caedlih.
  • Archief Hondloos.
  • Categorieën
  • Niet verschenen op homepage. (8)
  • Labracolumns - Archief Doby.
    Columns met labrador Doby in de hoofdrol.
    Onderdeel van de site http://www.labracolumns.blogspot.be
    22-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ochtendstrijd.

    De strijd is nog onbeslist. Geen idee wie zal winnen.
    Het strijdtoneel? Een park in de buurt. Het uur? Onmenselijk vroeg (volgens mij), schandalig laat (volgens hem). Het onderwerp? Vreemd genoeg iets waar we het op elk ander moment van de dag gloeiend over eens zijn.

    Het begint nochtans allemaal heel onschuldig. Of zo lijkt het toch. Strijder 1 (Doby) kijkt strijder 2 (ik) vragend aan.
    Ik beantwoord zijn blik. Chagrijnig. Is het dan echt zo moeilijk om me een beetje rust te gunnen? Een beetje rust: om de watten in mijn hoofd te laten oplossen. Om olie tussen mijn roestige radertjes te krijgen. Om mijn koude, traag stromende bloed te laten opwarmen.
    Ik heb een ochtendhumeur. Aanspreken is niet aan te raden, storen ten zeerste te vermijden.

    Strijder 1 is echter een ochtendhond. Zo eentje die klaarwakker rechtveert bij het horen van de wekker. Die nauwelijks kan wachten tot we uit wandelen gaan. En die in tussentijd dan maar het badkamertapijtje aanvalt.
    En strijder 1 wil spelen. Nu

    “Baasje heeft geen speelgoed bij”, zeg ik, overtuigd van een makkelijke overwinning.
    En zie met lede ogen aan hoe hij dit interpreteert als: "Zoek bal". En alle hagen enthousiast afspeurt. Hagen die stuk voor stuk tennissers van al te kijklustig publiek moeten vrijwaren. Hagen die gretig elk balletje inslikken dat er per ongeluk op landt. En hagen van waaruit nu een triomfantelijke ochtendhond opduikt. Met bal.

    “Je gewrichten zijn nog niet opgewarmd”, verdedig ik me.
    En kijk zuchtend toe hoe hij die gewrichten dan maar opwarmt met een verwoede jacht op stokken. Niet zomaar stokken: alleen de grootste exemplaren, met de meeste zijtakken. Hij kan ze nauwelijks opheffen. Meesleuren lukt, vanwege al die zijtakken die voor en tussen zijn poten raken, ook niet goed. Struikelend en zwoegend, het hele pad versperrend, komt hij op me af.
    Ik kan een glimlach niet langer onderdrukken. “Wat een mooie stok!’, prijs ik hem. Meneertje interpreteert het als een teken van de nakende overwinning, en sleurt elke stok hoopvol een 200-tal meter mee.
    En laat die dan liggen voor de volgende dag.

    En zo heeft op een goede dag de eerste stok het volledige rondje afgelegd. En is terechtgekomen op een veldje met de ideale grootte voor spelletjes. Aan het einde van de wandeling. Wanneer bij mij de ergste sufheid verdwenen is. “Spelletje?”, vraagt hij. “Spelletje.”, antwoord ik. Zijn ogen schitteren, en ik gier het uit. Wakkerder dan anders kom ik thuis.

    Niettemin brengt de volgende dag een nieuwe veldslag. Die ik opnieuw verlies, aan het eind van de wandeling, waar onze stok geduldig ligt te wachten.

    Een paar dagen later geef ik me definitief over. En verstop onze stok in een boom bij het veldje. Zodat niemand anders ze meeneemt, en we elke ochtend verzekerd zijn van een spelletje. Want al vertrek ik nog steeds elke dag in de overtuiging vandaag niet te spelen, ik weet ondertussen dat mijn mening veranderd zal zijn eens we aan het eind van onze wandeling zijn. En dat ik het dan zelfs jammer vind, als er geen stok op ons ligt te wachten.

    Vandaag spring ik gezwinder dan ooit uit bed. Het eeuwige “ik blijf nog een paar minuutjes liggen” vervangen door een: “Joepi, straks gaan we spelen!” Ik kleed me aan, en voor ik de deur uitga, gooi ik een tas over mijn schouder. Een tas vol speeltjes.
    Ze zullen pas aan het eind van de wandeling tevoorschijn komen, dat nog wel.
    Maar op dat punt zal er weinig meer te merken zijn van een ochtendhumeur. Daarna al helemaal niet. Een strijdende, volhardende ochtendhond blijkt het beste antigif.


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    24-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet de bedoeling.

    Wat doet een mens met een energieke hond? Zo’n hond die in het bos in alle beken springt, en de takken erin van de verdrinkingsdood redt. Die boomstronken opgraaft, en er verwoed aan sleurt. En die proppen in zijn oren krijgt, indien niet voldaan aan zijn bewegingsbehoefte.
    Zal ik hem op een loopband zetten, hoogste tempo en hellingsgraad instellen, knopje induwen, en hupsakee? Fijn ernaast gaan zitten, voetjes omhoog, tijdschrift op schoot, drankje binnen handbereik?
    Hem voor een extra (vierde!) wandeling meegeven met de uitlaatservice? En me met een boek op de bank nestelen?
    Of schaf ik me een quad aan, en laat hem erachter aan hollen? Ondergetekende onderwijl genietend van het uitzicht, en zwaaiend naar voorbijgangers?

    Dat had ik allemaal kunnen doen. Maar nee, het leek me leuker om datgene aan te moedigen wat hij uit zichzelf al doet: de grootste takken in het hele bos zoeken, en er vervolgens mee aan het slepen gaan. Hoe groter de takken, hoe meer zijtakken, hoe meer ik juich en prijs. “Maak je maar lekker moe”, denk ik binnenin.
    En moedig hem nog wat extra aan door het ene uiteinde vast te grijpen, en gezellig met hem mee te slepen. Met in mijn hoofd fijne herinneringen aan Caedlih en haar zusje, dol op samen zeulen. En in mijn armen de sensatie van spieren die nu pas ervaren hoe zwaar die takken zijn. Als kers op de taart, voegt Doby er nog een trekspelletje aan toe.
    Wanneer ik al lang te moe ben, met spieren slap van de inspanning, worden er nog steeds onvermoeibaar takken voor mijn voeten gegooid. Dit is niet de bedoeling.

    Apporteren dan maar. In zo hoog mogelijk gras, om er zo veel mogelijk energie uit te persen. Maar hoe beloon ik hem? Hij houdt niet van knuffelen, en ik niet van koekjes.
    Een trekspelletje dan maar. Na 5 apportten, en even zovele trekspelletjes, houd ik het voor bekeken. Met spieren die trillen, en een zwoegende borstkas.
    Doby is ook moe, mijn doel is dus toch al half bereikt. Nu nog iets vinden dat alleen hem vermoeid achterlaat.

    Vandaag gaan we fietsen. Kan voor mij toch niet vermoeiend zijn?
    Aan zijn hoge kangoeroesprongen zie ik dat hij het een schitterend idee vindt. Hij grijpt zijn leiband vast, en besluit me, nog steeds onder het uitvoeren van een serie kangoeroesprongen, voort te trekken. Even duikt de gedachte in me op dat dit wel makkelijk zou zijn: fijn achteruitzitten, en hem al het werk laten doen. Helaas doemen er meteen röntgenfoto’s voor mijn geestesoog op: versleten gewrichten (van hem) en gebroken botten (van mij). “Kalm, Doby”, temper ik zijn enthousiasme. Het werkt. Even.
    Dan gaat hij steeds sneller lopen, en zet, mij vooruit trekkend, een galopje in. Weer duikt dezelfde verleidelijke gedachte op. Meteen gevolgd door dezelfde doemscenario’s. “Kalm, Doby”.
    We komen bij een smal pad tussen akkers en weiden. Goed opgewarmd, en een zachte ondergrond: hij mag los. Een drafje, een snufje, een sprintje: het is allemaal toegestaan. Zachte ondergrond. Drassig ook. En modderig. Ik moet opletten dat ik niet uitglijd. En moet trappen en trappen om vooruit te raken. Wat is dit drassig! Ik duw en duw, en puf en zucht. Het lijkt wel alsof er iemand achteraan mijn fiets trekt, zo zwaar is het.
    Dan gooi ik een blik achterom. En zie een hond die vol plezier en uit alle macht aan mijn fietstas sleurt.
    Wederom ben ik de enige die zich thuis laat neerploffen in de zetel. Diegene die moe had moeten zijn, duikt linea recta in zijn speelgoed.

    Toch blijven we zeulen met halve bomen, zullen we touwtrekken en fietsen. Want al is een vermoeide baas dan niet de bedoeling, we maken veel plezier.
    Ondertussen zoek ik verder naar een leuke én weinig vermoeiende manier om mijn hond zijn gewenste portie beweging te geven. Al is het goed mogelijk dat een betere conditie van de baas (ik dus) de enige oplossing zal zijn.


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    04-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Groots.

    Ø  “Hoe ga ik dit oplossen?”, vraag ik me af. Voor mijn ogen wordt  mijn hond achternagezeten door drie grommende en snauwende honden tegelijk; een maltezertje, een labradormix, en een bulldog. Ze vallen hem niet aan, bijten ook niet, maar geven hem duidelijk te verstaan dat hij niet mee mag spelen. Alle drie de honden waren voorheen speelmakkers, en Doby heeft niet het minste benul van wat er fout gelopen is.

    Ik wel. Maar hoe krijg ik hem uitgelegd dat andere honden het niet fijn vinden om ondersteboven gelopen te worden? Om  “getikt”  te worden door een achtervolger die met zijn beide voorpoten (en bijbehorende gewicht) op hun achterste springt. Of om een speelgevecht te doen met een tegenstander die zijn volledige lichaam boven op hen smijt.

     

    Al maanden probeer ik het op te lossen. En geef mijn onstuimig manneke  een time-out bij elke keer dat hij in de fout gaat. Het helpt. Wel twee volle minuten lang.

    Dan gaat hij weer in de fout. Voor mij niet verwonderlijk, ik weet immers al hoe volhardend hij is. Ik zucht wel eens, maar neem het hem niet kwalijk. Zijn speelmakkers wel.

    Na een paar keer willen die niet meer met hem spelen. Niet vlak na de time-out, niet na nog een stuk wandelen, niet de dagen en weken daarna.

    Ook daar snapt mijn hond niets van, en valt dan terug in opdringerig voor hun neus op en neer springen, korte porren met zijn neus uitdelen, en in ieniemienie cirkeltjes om hen heen sprinten.

    En wederom begrijpt hij niet waarom dit enkel op gegrom en gesnauw onthaald wordt. En gooit er dan nog een schepje bovenop. Een vicieuze cirkel is het.

    Ik zie mijn hond onzeker worden. En droef. En ik weet niet wat ik eraan kan doen.

     

    Na heel wat gepieker, ga ik op zoek naar honden die hem de nodige voorzichtigheid kunnen bijbrengen. Dat blijkt niet zo simpel.

    Want ze moeten voldoende zelfvertrouwen én sociale vaardigheden hebben om hem op een goede manier te kunnen corrigeren. Ze moeten ook minstens van zijn eigen grootte zijn, wil dat gegrom het juiste effect behalen. En ze moeten speels zijn.

    Ik vind er twee. En zie tot mijn opluchting hoe ze snel goede vriendjes worden, en zij hem de nodige hoffelijkheid bijbrengen.

    Maar helaas ontmoeten we deze honden niet vaak. En beperkt zijn nieuw ontdekte hoffelijkheid zich enkel tot hen. 

     

    Opnieuw verval ik in gepieker. Dan valt me op dat er één buurthond is die Doby keer op keer vergeeft. Een jonge hond, niet zelfverzekerd genoeg om mijn zwarte orkaan te corrigeren, maar wel bereid om hem steeds opnieuw te vergeven.

    Nochtans heeft Bobo alle redenen om mijn hond te ontwijken. Wegens een ernstige spierziekte heeft hij namelijk weinig kracht en coördinatie. Keer op keer eindigt hij na een onzachte botsing op de grond, keer op keer zakt hij door zijn ledematen na een poot op zijn schouders, en keer op keer landt hij op zijn rug na een gezamenlijke steigering.

    Telkens schrikt hij, en wil even niet meer spelen. En telkens geeft hij Doby een nieuwe kans.

    Na samenspraak met zijn baasjes, mag ik hem dagelijks oppikken. En al snel zie ik hoe mijn wildebras, bij zijn geliefde rondjes op topsnelheid, Bobo zorgvuldig ontwijkt . Hoe hij tikkertje speelt zonder zijn voorpoten te gebruiken. En hoe ze tegen elkaar steigeren, en Doby daarbij zorgzaam zijn gewicht boven zijn eigen achterpoten balanceert.

    En als ik het witte maltezertje opnieuw met mijn hond zie spelen, weet ik zeker dat deze zwakke, onzekere, jonge hond geslaagd is waar anderen faalden.

    Of: hoe een zwakke hond toch groots kan zijn.

     

     

     

     


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    10-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mountainbikegeluk.

    Ø  “Oh jee”, denk ik somber. Ik ben net vertrokken voor ons ochtendrondje in het park, en de straat ernaartoe staat vol geparkeerde auto’s. Her en der hijsen mensen in strakke, felgekleurde pakjes er fietsen uit. Een slecht voorteken. Het park en de wandelpaden die eruit vertrekken, zullen uit hun voegen barsten van de stevig doortrappende mountainbikers. Rust en stilte kan ik wel vergeten. Een fijn los lopende hond ook.

    En uitgerekend vandaag kan ik de auto niet gebruiken, ik ben aangewezen op de nabije omgeving. “Dat wordt weer leuk”, denk ik.

    Ik krijg gelijk. Zij het op een manier die ik me vooraf nooit had kunnen inbeelden.

     

    Onze eerste wandeling van de dag valt mee. Het inschrijvingslokaal ligt niet op onze route, en slechts een kort stukje van het parcours loopt door het park. Doby kan los en we kunnen zelfs ons gewoonlijke partijtje voetbal spelen.

     

    Maar wat later moeten we eropuit voor onze tweede wandeling. Tegen de middag, een uur waarop godzijdank weinig van die tweewielers hun tocht aanvangen. De meesten zullen op de terugweg zijn, en dat is altijd via de straat.

    Helaas merk ik al snel dat vandaag een uitzondering is: het einde van de tocht blijkt deels het beginstuk. Met een extra rondje om het park als kers op de taart. In plaats van alle terugkomers te missen, zitten we er middenin.

    Gelukkig  loopt Doby voorbeeldig aan de lijn (krijgt hij een dikke knuffel voor), en kan ik me prima vermaken met een denkbeeldige prijsuitreiking voor de meest bemodderde fietser.

    Tegen alle verwachtingen in, blijkt één van de wandelpaden achter het park mountainbikevrij. Zo kan Doby toch nog een stukje los lopen. Bovendien leidt dit pad naar een klein bosje. Het is er heerlijk rustig, en Doobemans kan er zich uitleven in een vijvertje. Tevreden wandelen we terug.

     

    En dan komen we terug de straat op. Het is er plots uitgestorven; geen fietsers, een voorbijrijdende auto’s, geen wandelaars. Alleen ik, en Doby, en de vele geparkeerde auto’s.

    Dan sla ik de hoek om. En valt mijn oog op iets. Nee, zie ik dat nou echt? Staat daar nou echt? Ik kijk nog wat beter, en ja: veilig weggedoken achter de openstaande deuren van een camionette (veilig, behalve voor wie plots, zoals ik, achterom komt) staat een man in zijn blote billen. Ik kijk nog eens, kan mijn ogen niet geloven, maar ja: die billen zijn echt bloot. Mooie billen, constateer ik, voor ik beleefd mijn blik afwend.

    Ondanks mijn goede voornemen kijk ik een paar seconden later nog eens (Ik moet er vlak langs, mag als verzachtende omstandigheid gelden. Toch?). Tot mijn opluchting (ik had anders niet geweten waar te kijken, of hoe me te gedragen) zit er nu een onderbroek rond de billen. Gestreept in leuke kleurtjes en nauw aansluitend. Zo’n kort shortje dat mooi de benen eronder benadrukt. Welgevormde benen, zie ik.

    Dan merk ik plots dat de eigenaar ervan me aankijkt. Aan zijn licht geneerde, doch vooral geamuseerde uitdrukking, zie ik dat hij op de hoogte is. Hij weet wat ik allemaal gezien heb. En wat ik ervan vond.

    Moeite doend mijn blik niet meer langs zijn benen te laten gaan (wat niet zo goed lukt), probeer ik de situatie te redden door een grapje te maken: “Gelukkig heb je mooie billen” (Oké, niet mijn meest geslaagde grapje ooit). Het ontlokt zijn maat de uitspraak: “dat mijn dag meteen goed is”. Ik kan niet anders dan het te beamen.

     

    En straks kan ik nog een keertje gaan wandelen. Een beetje later dan anders, zo rond de schemering. Wanneer de tweede vloot sportievelingen zich uit hun bemodderde kledij pelt.


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mooi plan.

    Ø  Ik heb een plan. Een mooi plan. Ik koop voor mijn nieuwe hond  geen speelgoed meer. Nee, ik volg het voorbeeld van mijn goede vrienden, en moedig hem aan om met tennisballen en stokken te spelen.

    Want die zijn gratis. Je hond vindt ze zomaar langs de kant van de weg. En het allerbelangrijkste: hun vervangbaarheid. De ene tennisbal lijkt precies op andere, de eerste stok is net zo leuk als de tweede. Geen winkels meer afschuimen dus, in de hoop een exacte kopie te vinden van een verloren lievelingsspeeltje.

                                                  

    Mijn plan verloopt voorspoedig. Na de eerste tennisbal, gevonden bij de tennisclub, heeft meneer de smaak te pakken. Bal na bal wordt uit hagen en struiken tevoorschijn getoverd. In het park (begrijpelijk gezien de aanwezigheid van een tennisclub), langs landweggetjes (al iets moeilijker), én in het bos (Waw!). We hebben al vlug een heuse verzameling.

     

    Al snel daarna ontwikkelt Doby een voorliefde voor stokken. De één na de ander wordt me voor de voeten gegooid, met een voorkeur voor zo groot en zo vertakt mogelijk.

     

    Nu kan het geen kwaad meer dat ik wel ver kan gooien, maar absoluut niet kan mikken (een belabberde combinatie). Een tennisbal onbereikbaar op een dak, in een diepe beek, hoog in een boom (je houdt het niet voor mogelijk waar ik allemaal in slaag),  ik kan er niet wakker van liggen. Ik haal gewoon een andere tevoorschijn.

    Geen speeltjes meer zoeken in lang, nat gras (waar de hond het eigenlijk had moeten vinden) met steeds natter wordende voeten en broek, en zenuwachtig de klok in de gaten houdend. Ik roep gewoon: “laat maar liggen, kan geen kwaad”.

    Nooit meer bij een vijver staan en sakkeren omdat ik de speeltjes weer vergeten ben. Ik zoek gewoon de eerste de beste stok.

    Ja, er zijn alleen maar voordelen.

     

    Dan besluit meneertje dat wat afwisseling wel mag. Een oude sandaal, een plastieken bowlingkegel, een stuk zeil, een kapotte kindervoetbal, een verkeerskegel, lege waterflesjes, een borstel zonder steel, een varkenskop (nou ja: zo’n kunststof hondenspeeltje): hij duikelt het allemaal op.

     

    En dan gaat het mis. De heer Doobemans vindt een bal. Niet zomaar een bal, nee, een toverbal. Ongeveer 10 centimeter in doorsnede, van stevig, doch soepel plastic, en binnenin gevuld met water. In dat water een boel lange stroken, elegant langs elkaar zwevend en prachtig glinsterend. Met de zon erop bijna lichtgevend.

    Mijn innerlijke kind, die saaie tennisballen al lang beu, leeft op. En telkens ik die magische bal uit mijn tas haal, draait ik ze even rond, en bewonder het schouwspel van de dansende, glinsterende stroken. Ik show ze aan alle andere hondeneigenaren. Niemand heeft ooit zo’n mooi exemplaar gezien.

    En Doby krijgt er niet genoeg van ze steeds opnieuw te apporteren. Want als ze op de grond landt, botst ze nog verschillende malen omhoog. Of rolt ze nog een heel eind door. Plots krijg ik heel wat meer aanvragen tot weggooien van de bal. Belonen is niet meer nodig, verspilling van de tijd. Ik geniet, en besef dat ik dit gemist heb.

     

    Dus ben ik er super voorzichtig mee: niet gooien naast beken, geen andere honden mee laten spelen (voor het geval dat zij niet zo’n zachte beet hebben als mijn labrador), genoeg afstand houden van daken, omheiningen, dikke hagen.

    Dat de bal zo glinstert is een meevaller: zo is ze makkelijk terug te vinden, ook in wat dichtere begroeiing. Alleen jammer dat ze niet blijft drijven.

    Maar toch: dit maal zal het me lukken.

     

    Dan slaat het noodlot toe, en rolt onze toverbal een ondiepe greppel in. Een greppel met een misleidend dikke modderlaag onder het heldere water. Dag bal.

    Ik prik over de hele lengte met een stok in de modder, Doby stopt zijn hoofd onder water. Het mag niet baten: toverbal laat zich niet meer zien.

     

    Op naar de winkel dan maar. Op zoek naar een waardig alternatief. Met de nodige miskopen en onnodige (extra) aankopen erbij. Mijn portefeuille zal het niet leuk vinden, mijn agenda ook niet. Mijn innerlijke kind wel, en mijn hond hopelijk ook.

     


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    18-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelijkenis.

    Ø  Zoals elke namiddag zijn Doobs en ik aan de wandel, en zoals wel vaker komen we een andere hondeneigenaar tegen en besluiten we gezamenlijk verder te wandelen. Even later groeit ons groepje nog wat aan. Wij mensen babbelen gezellig een eind weg, en de honden (vier in totaal) stuiven vrolijk hun balletjes achterna. Eerst in het water, daarna op het droge.

    Doby geeft zich volledig. Zo volledig dat een noodrem (als eerste bij het balletje) eindigt in een koprol. En zo volledig dat een volgende noodrem (nipt als eerste) eindigt in een harde botsing. Een herinnering borrelt op.

     

     Ik ben veertien jaar, en op kamp. We staan met zijn allen in een grote kring, en spelen “zakdoekje leggen”. Om beurt moeten twee kinderen om ter snelst in tegengestelde richting om de kring heen rennen, en het zakdoekje grijpen. Deze maal is het mijn beurt. Ik ren en ren,  zie dat ik het kan halen, en spring naar de zakdoek. Net op tijd, joepi!

    En dan pas merk ik dat ik val, onzacht in botsing gekomen met het andere meisje. Ik had haar niet gezien, zo gefocust was ik geweest op die zakdoek.

     

    Een andere herinnering, heel wat jaartjes later. Een met schaterlach gevulde avond met een vriendin. We hebben een aantal  potjes “zenuwen” achter de rug (een variatie op patience die je met twee speelt, en waarbij je om ter eerst op een pakje kaarten mept).

    En dan giechelt mijn vriendin dat ze bijna haar hand niet meer durft uit te steken. En weer sta ik verbaasd. Mep ik dan echt zo hard?

     

    Afgelopen weekend dan. Weer gezellig aan de wandel met een koppel en hun hond. We kunnen het goed met elkaar vinden, zijn beiden voorzien van een schoudertas met enkel hondenspulletjes erin, en gooien balletjes dat het een lieve lust is. Eerst nog met zachte tennisballen, daarna noodgedwongen met de enige twee balletjes die we nog bij ons hebben, toevallig beide rubberen.

    Plots krijg ik beide balletjes voor mijn voeten, een uitnodiging die ik niet laat liggen. Ik raap ze op, en zeg nog: “Jeetje, wat weeg jullie bal zwaar. Ik moet wel opletten dat ik hem niet tegen een hond gooi, daar ben ik namelijk goed in”. En dan, terwijl ik voor me blijf kijken om de honden te misleiden, gooi ik beide balletjes met een stevige zwaai over mijn schouders.
    Een luide schreeuw schrikt het bos op. Ik kijk verrast achterom, en daar… staat de man van het koppel. Oh nee, niet weer! Sorry! Ik kijk gespannen naar het gezicht van de man. Zou ik? Heb ik? Zie ik daar… een wonde?

    “Whaaaaaaaaaaaaa!”, roept de man geschrokken: “Die twee balletjes kruisten elkaar vlak voor mijn ogen, en scheerden rakelings langs mijn oren! Echt pal voor mijn ogen! En pal langs mijn oren! Ik heb de luchtverplaatsing gevoeld!” Oh jee, ik heb het weer gelapt. Maar ik heb hem niet geraakt? Echt niet? Oef!

    We kunnen er goed om lachen, maar de rest van de wandeling blijft de man wijselijk voor me uit lopen.

     

    Mijn hond en ik: we lijken op elkaar. En daar is wel wat aan bij te schaven, maar helaas meer ook niet.

    Want we doen ons best. Heus. We zijn alleen een beetje enthousiast. Een klein beetje maar.


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    28-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onverwacht gevolg.

    Ø  Doby houdt van ballen. Vooral van voetballen.

    In zijn mond  hebben die helaas een korte levensduur. Gratis ballen zijn dus niet te versmaden.

    En die zijn in deze periode (zware regenval) overvloedig aanwezig in beken. Her en der liggen ze netjes op ons te wachten, vastgehouden door drijfhout en andere rommel.

    Met als mooi gevolg dat ik me, bij wijze van uitzondering, eens superieur kan voelen.

     

    Want al is Doby handiger dan Caedlih (die in elk putje op het pad sukkelde), hij blijft een hond. En moet het dus stellen met vier pootjes, een mond, en een hondenbrein. Grote ballen uit diep water pakken, is daardoor niet mogelijk.

    Ik daarentegen heb lange armen, grijphanden, en een mensenbrein. En die staan me toe om zelfs bij een hoge, steile, betonnen oever ballen uit het water te plukken zonder nat te worden (waar ik én mijn mooi-weer-labrador bij deze temperaturen een hekel aan hebben).

    Daardoor kan ik (niet het handigste exemplaar van de mensheid) voor een keertje diegene spelen die een demonstratie geeft, in plaats van krijgt…

     

    Dus als ik deze ochtend mijn hond beteuterd zie kijken naar een in het midden van de beek dobberende bal, wrijf ik in mijn handen, en loop nonchalant om een stok. Met één arm als “anker” daal ik de oever af, en dankzij Stok laat Bal zich gewillig naar de kant leiden. Ik ruik de triomf al, en reik ernaar met mijn handige mensenhanden. En merk dan dat mijn armen niet lang genoeg zijn. 

    Mijn mensenbrein snelt te hulp, en bedenkt een nieuwe tactiek. Met een verticaal gehouden Stok klem ik Bal tegen de wal. Dan trek ik Stok langzaam omhoog, en Bal rolt netjes mee. Dit gaat lukken. Maar terwijl Bal langs de oever omhoog rolt, rolt Stok ook over Bal. En zo raakt Bal, nog steeds buiten mijn bereik, aan het uiteinde van Stok. Plons!

    Nieuwe poging. Deze maal steek ik Stok dieper in het water, zodat het langer duurt voor Bal aan het uiteinde ervan komt. Bal raakt hoger de oever op, en springt dan plots vanonder Stok vandaan. Plons!

    Nog maar een poging. Ik probeer Stok zo goed mogelijk in het midden van Bal te houden, om wegspringen te voorkomen. Dat blijkt moeilijker dan verwacht. Plons!

    Maar ik geef niet op.

     

    Bij mijn vierde poging word ik plots gewaar dat iemand me uit de weg wil duwen.  Doby heeft zonet zijn angst voor diepe, steile oevers overwonnen, en plakt naast me tegen de wand.  “Nee”, protesteer ik, terwijl ik vecht voor mijn plekje: “ je moet niet helpen, jij kan dat niet! We zullen de bal kwijtraken! En zo meteen glijd je nog uit!”

    Maar eigenwijze Doby (de pot verwijt de ketel) weet het weer beter. En als die koude duik voor mij gevaarlijk dichtbij komt, kan ik geen tegenstand meer bieden. In één beweging door duwt Doby mijn stok aan de kant, legt (op exact dezelfde manier als ik hem zoeven voordeed met de stok) zijn pootje tegen Bal aan, en trekt hem tegen de wand omhoog. Zodra het ding boven de waterspiegel hangt, kromt Doby zijn polsgewricht en voetje errond, klemt het tegen zijn  borstkas, en zet er zijn tanden in. In één soepele beweging draait hij zich op zijn achterhand, en staat boven me op de begane grond. “Kijk, zo pak je dat aan!”,  lees ik op zijn snoet.

     

    U begrijpt: ik ben ontzettend trots op wat de handigste hond ter wereld moet zijn.

    Maar dat ik me klungeliger dan ooit zou voelen, nee, dat had ik niet verwacht.

     


    Categorie:Niet verschenen op homepage.
    18-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beschermheer.

    Mijn speelmeneertje, in zijn contacten met andere honden ooit zo onstuimig, onbeheerst en opdringerig. Ik vond het onnadenkend, egoïstisch, geen rekening houdend met een ander.  Zijn soortgenoten leken dat met me eens.

    Maar opeens, zes maand geleden, toont mijn wildeman zich van een andere kant.

     

    Het gebeurde tijdens een parkwandeling, in het gezelschap van bruine labrador Dicky en diens bazinnetje . Beide honden zorgeloos aan het rollebollen, beide mensen gezellig aan het keuvelen.

    Tot plots twee grote honden vanachter een muur vandaan stappen, slechts een tiental meter van onze koplopers verwijderd. Twee grote goldens, weliswaar beste vriendjes met mijn labrador, maar allesbehalve goede vriendjes met Dicky. En deze laatste, meegesleurd in Doby’s enthousiasme, is al op een holletje onderweg. Zijn bazinnetje panikeert, en zet op haar beurt een spurtje in. Maar nog voor ze een meter af kan leggen, wordt haar Dicky al onthaald op woest geblaf en gegrom. Hij remt af, en begint vlak buiten het bereik van de wild vooruitspringende goldens (beiden gelukkig aangelijnd) te blaffen; zijn spieren gespannen, zijn gezicht onzeker, zijn haar recht. De goldeneigenaar kan zijn honden nauwelijks houden, maar de bruine labrador blijft eigenwijs staan.

    En dan, nog voor Dicky’s bazinnetje hem in veiligheid kan brengen, zien we het: een bemiddelende Doby heen en weer huppelend tussen beide partijen, zijn oortjes achteruit en wat omhoog getrokken, zijn hele lijf kwispelend, speelse neusduwtjes en geruststellende knuffelknabbeltjes uitdelend. En warempel: de gemoederen bedaren.

    Tot Dicky zich beweegt. De donkerste golden verstrakt meteen, zijn haar gaat recht, zijn blik focust, en blaffend gaat hij terug in de aanval.  Doby schiet meteen op hem af, deelt neusduwtjes en knuffelknabbeltjes uit, haalt de hond uit zijn focus. Opnieuw en opnieuw. Tot ook de donkerste golden zich ontspant.

    Gezamenlijk wandelen we naar huis, de honden probleemloos dichter bij elkaar dan ooit.

     

    En vandaag, wederom tijdens een parkwandeling, gaat mijn wildebras nog een stap verder. Ons gezelschap twee labrador-chihuahua kruisingen (grote broer en kleine zus) en hun baasje.

    De mensen babbelen, de honden spelen. Tenminste:  grote broer en Doby spelen. Kleine zus niet: zij verstopt zich achter baasjes benen, springt onzeker tegen hem op, zou het liefst in zijn armen kruipen. Want kleine zus (chihuahuagrootte) is bang. Bang van die onbesuisde reus.

    Diezelfde reus staakt na een tijdje het spel voor een interessant geurtje, waarop grote broer (grootte halverwege labrador en chihuahua) zich tot kleine zus wendt. Alsof ze een tegenstribbelend trekspeeltje is, grijpt hij zijn machteloze zusje in haar nekvel en sleurt haar vooruit. Nog steeds speels, maar wel ruw. Te ruw.

    Misschien vindt Doby dat ook, misschien voelt hij zich buitengesloten, misschien wil hij zijn vriend terug voor zich alleen. In elk geval: hij stuift eropaf, en gooit zich naast grote broer in een speelbuiging. Die laat zich meten verleiden, en opnieuw volgt een wild achtervolgingsspelletje: Ito voorop, Doby op zijn hielen. Cirkeltje linksom, cirkeltje rechtsom, heuveltje op, heuveltje af, rakelings langs ons scherend of wat verder weg.  Met één belangrijk verschil: vlak naast mijn zwarte reus holt een klein minihondje. We lachen; ik omdat het zo’n grappig zicht is, de andere baas omdat: “Ze vast blij is met haar onverwachte medestander waardoor de rollen eens omgekeerd zijn.”

    Wanneer er even op adem wordt gekomen, snuffelen de honden onbekommerd rond. Alle drie.

    Waarop het spel terug ingezet wordt. Op vraag van kleine zus. Met een speelbuiging naar haar grote beschermheer. En weg zijn ze weer: grote broer voorop, Doby en kleine zus erachter. Zij aan zij.

     

    Mijn Doby, nog altijd onstuimig (zij het voorzichtiger dan voorheen), af en toe nog wel eens opdringerig. Maar met een hart van goud.

    Een hart dat hem binnen de hondengemeenschap ondertussen zo geliefd gemaakt heeft dat een korte wandeling er niet meer inzit. Ik ben trots. En moe.

     

     


    Categorie:Niet verschenen op homepage.


    Archief per jaar
  • 2014
  • 2013
  • 2012


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs