Whe the wheels touch ground, And you feel like it's all over, There's another round for you - the Foo Fighters
Ik word wakker van een oh neeee
van Hanne. Ik vraag of er iets scheelt met haar GSM en ze antwoordt dat dat het
probleem niet is, maar we al moeten opstaan. Ik klauter langzaam uit bed en
begin mij aan te kleden. Wanneer ik buiten een sigaret rook zie ik aan de top
van Adams peak bliksemschichten. Ik hoop dat ik mij heb vergist, maar na de
derde lichtflits begin ik mij zorgen te maken. Het lijkt mij niet zo een strak
plan om een berg van 2243 meter op te lopen tijdens een storm. Onze chauffeur
die tevens onze gids gaat zijn lijkt niet wakker te worden. Stiekem hoop ik dat
onze tocht zal worden uitgesteld. Twintig minuten later staat hij daar. Slecht
gehumeurd stap ik mee naar de berg. We beginnen aan de eerste van de 5200
trappen en ik raak al snel buiten adem. Opgejaagd door mijn angst voor de storm
lijkt mijn conditie verdwenen. Ik vloek binnensmonds en soms ook eens luidop.
We passeren een houten kotje met een priester die ons zegent. Het witte touwtje
rond onze pols zou geluk moeten brengen. Daar reken ik op.
Na een tijdje krijg ik het ritme
toch te pakken en gaat de tocht beter. Het is een uitdaging naar onszelf toe
aangezien we het niet moeten doen voor het uitzicht, omdat er rond deze periode
een dikke mist hangt. Nergens staat er
een indicatie en soms lijkt de weg eindeloos. En daarmee bedoel ik EINDELOOS.
Ondanks het betere ritme blijven we puffen en zweten en dan even rusten en dan
weer voort want het wordt koud en kijken of je niet op de afgebrokkelde trap
stapt of steil achterover valt en aaaaaaaaaaah!! Wanneer we licht zien durven
we bijna niet hopen dat we er zijn. Toch bereiken we de tempel helemaal
bovenaan (EIN-DE-LIJK). De top van Adams peak is een gebedsoord waar duizenden
pelgrims jaarlijks naartoe trekken vanaf
de maand oktober, vaak met een zak zand op hun rug om mee te helpen aan de
bouwwerken voor de trappen (zotten). Aan de tempel woont ook een kerel helemaal
alleen. Blijkbaar gaat hij twee keer per week op en af om inkopen te gaan doen.
Hij doet de hele reis op twee uur ( wij vijf, drie uur op, twee uur af), waarschijnlijk
nog met een bak cola op zijn rug.
Zoals verwacht is er geen
uitzicht. De regen begint opeens met bakken uit de lucht te vallen. Het heeft
geen zin om te wachten want het gaat toch niet stoppen. Na een uurtje rust
vertrekken we weer naar beneden. Mijn knieën voelen ongelofelijk zwak en het
lijkt alsof ik elk moment door mijn benen kan zakken. Aangezien we niet elke
keer op adem moeten komen gaat de terugweg wel vlotter. Op bijna hetzelfde punt
als de heenweg begin ik weer te vloeken. We moesten er al uren geweest zijn. De
weg lijkt weer eindeloos, de trappen blijven maar komen. Ik mompel een beetje
en soms roep ik dingen uit als When does this ever end?! of This is not
possible!. Ik probeer mij te focussen op de goede afloop, maar ik word te fel
afgeleid door de ontelbare trappen. Eindelijk na wat een eeuwigheid leek kan ik
mijn doorweekte kleren afstropen en tintelend terug in mijn bed kruipen.