Ik breng mijn nacht door. Daar waar het liedje werd gespeeld. Het liedje dat ik het onze noem. Gekozen, gespeeld, gedraaid. Voor mij, voor jou, voor mij, voor ons, voor jou. Ik bij jou. Dicht bij jou. Verloren in het lied. Elkaar gevonden, eindelijk gevonden, op het einde van de reis. In aanraking en kussen smelt ik tot jou, jij tot mij, tot ik en jij en we en wij. Verloren en niet teruggevonden willen worden. Leef me. Ik ben van jou. De jouwe, verloren tot je me vindt. Ik ben van jou. Ongewild van jou. Van jou. Van jou, de jouwe, van jou, de jouwe, van jou, de jouwe, van jou. De jouwe.
|