Ik
word wakker, het is al donker buiten. Ik zie dat ik toch vier uur
geslapen heb, in een bed. Wel iets anders als in het gras in de
regen. Ik ga terug een warme douche nemen. De koude van afgelopen
nacht zit nog in mijn knoken. Wil ik niet ziek worden, moet ik mezelf
zo snel mogelijk opwarmen. Ik kom terug in mijn kamer, zet mijn
computer op. Ik ga wat schrijven. Eerst denk ik over Cicero te
schrijven, maar ik heb er vandaag geen inspiratie voor. Er is ook
geen internet voor handen. Dat vind ik niet zo erg. Ik ga schrijven
over mijn wandeling van gisteren. Zo ben ik weer volledig bij met het
dagboek. Mijn reisverslag. Af en toe lees ik eens wat ik al
geschreven heb. Het lijkt een zielig, tragisch verhaaltje. Allicht is
het ook vrij zielig in de ogen van een eventuele lezer. Voor mij is
het veeleer triestig. En uiteindelijk ben ik het die ermee moet
leven. Alleen. Niet zoals de mooie Muze. Zij heeft de Andere om de
wereld mee te verkennen. Om voor te koken of om voor haar te laten
koken. Wat ik zo graag voor haar gedaan had in Namen. De laatste keer
dat we elkaar zagen alvorens de beruchte derde november was op
zondagnamiddag. Na PassaPorta vroeg ze me nog wat ik zou doen de
zondag erop. Ik hoopte ergens op deze vraag. Ik had dan ook niets
gepland. Ik stelde haar voor naar mij thuis te komen. Ik zou voor
haar koken, en ik zou voor haar kóken! Ik kreeg een 'ja', ik kreeg
een kus. Het was nog hemel. Het was nog paradijs. Die zondagnamiddag.
Niets dat deed vermoeden dat ik nu in Siena in een triestig kamertje
zou zitten, met een pijnlijke rug, mijn verhaal op te schrijven zoals
ik het ervaar. Niets deed vermoeden dat ik opnieuw aan de afgrond zou
staan.
Het
is drie maart vandaag. Acht uur in de ochtend. Mijn laptop heeft al
een tijd niet meer opgestaan, bedacht ik me net toen ik wakker werd
in de zetel van de Hostel, nog steeds in Siena. Er is nog steeds geen
internet. Ik heb wel nog steeds een kamer, maar deze nacht zijn we
daar niet meer geraakt. De rode ikea-zeteltjes op het eerste verdiep
liggen dan ook aangenaam comfortabel, moet ik eerlijk bekennen.
Gisterenavond is er een ganse school kinderen binnengekomen. De rust
is even weg, maar ze blijven maar twee nachten.
Sinds
mijn laatste post en vandaag is er veel gebeurd. Zowel factueel als
op persoonlijk vlak. Het kan misschien geen kwaad hier ook eens over
te schrijven, bedacht ik me dus toen ik daastraks wakker werd in de
zetel en in de ogen van de Deense Viking keek. Wonderbaarlijk lijkt
het wel, alweer een blonde, alweer groene ogen. Twee procent van de
mensheid heeft dat, ik leer er op enkele maanden drie kennen...
Midden
februari kwam ik hier toe. Geradbraakt, kil en moe. Het enige wat ik
wilde, was een bed. Een douche ook. Een einde aan de pijn. De eerste
twee zaken heb ik. Een kamertje, een douche, een jobke zelfs. Enkele
uurtjes per dag in de hostel. De Demonen heb ik ook nog. Deze blijven
me trouw, ondanks het goede en fijne dat hier gebeurt. Ik ben echter
niet vaak meer alleen. De vriendelijke mensen in de hostel omringen
me met veel vriendschap. De maaltijden zijn gemeenschappelijk, zoals
in het oude Sparta. Intussen eet ik driemaal daags. Ze hebben me
zelfs fruit doen eten. Wat een verandering is me dat. Het gezelschap
doet me goed, en dan is er de Deense Viking. Ze heeft een stem van
kristal, bespeelt de gevoelige snaren van de gitaar als een meesteres
en ja, ze is quasi altijd aan mijn zijde. Ze is studente, Erasmus,
vanuit Kopenhagen. Ze is al even ingeburgerd als ik hier in de
Hostel, en het lijkt erop dat ze nog wel even zal blijven. De Deense
Viking dus. We kunnen het goed met elkaar vinden. Ze is 28. Afgelopen
nacht was zij het die mij onderstopte toen ik in slaap viel in de
rode Ikea-zetel terwijl ik naar de grootvaderlijke verhalen van
Francesco luisterde. Francesco is onze huiskok. Hij ziet er zo ook
uit. Terwijl ik nu schrijf, moet ik terugdenken aan de afgelopen
weken. Het is vreemd gegaan. Ik kwam voor één nacht naar de
hostel. Dat werd een weekend. Ik leerde al een hoop mensen kennen.
Patrick, de straatzingende Ier die Eddy Wally kent. De Amerikaanse
would-be-artieste die vertrok als een dief in de nacht, mits
achterlaten van lelijke pseudo-schilderijen. Er zijn de twee Franse
studenten, er is de Hongaarse student met zijn veel te knappe
vriendin Agnès. De staf hier is geweldig. Pierluca als manager,
Pierro met zijn hond Abramo, mijn kleine vriendje, Claudio de
sigarettendief... het lieve Duitse meisje Simone dat mij inschreef de
dag van mijn aankomst is intussen vertrokken naar Venetië. Ze zal me
de fotos sturen. Het is zo overweldigend geweest, deze weken, dat ik
zelf even niet meer weet wat me overkomt. Maar ik moet het bekijken
zoals de Deense Viking deze ochtend vroeg zei: hier in Siena lijkt
het soms niet goed te komen, en dan komt de oplossing als vanzelf.
Er lijkt een vorm van waarheid in te zitten. En toch. Dan komen ze
weer, de Demonen. Alsof ze niet kunnen uitstaan dat ik me hier goed
kan voelen, proberen ze elke vleug van geluk en zorgenloosheid uit
mijn geest te bannen. Het beeld van mijn Muze met de andere blijft me
maar achtervolgen. Het blijft op mijn netvlies gebrand staan. Hoe
goed ik me misschien ook even kan voelen, ik heb toch het gevoel dat
ik mijn Muze, mijn Blonde Liefde en mijn inspiratie niet kan
verloochenen. Niet màg verloochenen. Ik kan ze ook niet vergeten,
hoe graag ik ook wil. Zelfs als ik de Deense Viking zie, zie ik
eerder mijn Muze.
Siena,
wat een wondermooie stad. Het is een kleine stad, met een grote
kathedraal. Een kleine stad met Grootse Geschiedenis. Het viel me op
dat ook hier het symbool van de stad de wolvin is die Romulus en
Remus zoogt. Net zoals Rome. De geschiedenis leert me dan ook dat de
stad werd opgericht door de kinderen van Remus. Een nevenstadje van
Rome dus. De kleine straatjes gaan op en af. De luiken aan de ramen
zijn een bonte verzameling van kleuren, versterkt door de was die
hangt te drogen in de straten. Dit stadje straalt gezelligheid uit.
Dit stadje straalt geluk uit. De eerste keer dat ik het bezocht heb,
de zaterdag na mijn aankomst hier in Siena, voelde ik al dat ik me
hier goed zou kunnen voelen. Dat de Demonen misschien zouden
wegblijven uit dit mogelijke paradijsje. Ik kocht mezelf een Peroni
en ging liggen op de Piazza del Campo, zoals vele mensen, in de zon.
Daar kan ik wel aan wennen. Maar op dat moment dacht ik niet lang te
blijven. Ik heb nog een hele tocht voor de boeg tot ik in Sicilië
toekom. Het lijkt ver weg nog. Ik vorder minder snel dan gepland.
Zeker nu. De hostel is momenteel mijn thuis. Twee weken zit ik hier
al, niet wetende wanneer ik weer door zal gaan. Jobke heb ik, eten en
dak heb ik. Volk om me heen, véél volk om me heen. De Demonen haten
dat. Hun allergie. Ik heb het graag. De Deense Viking en ik trekken
meer en meer met elkaar op. We hebben niets samen, maar het klikt
heel goed. Er zijn zelfs momenten dat ik de Demonen vergeet. Tot de
nacht valt. We delen onze kamer, maar toch verschijnen de Demonen bij
het slapen gaan. Het gevoel dat me overvalt blijft dit eindeloze
verdriet en pijn, maar ook een schuldgevoel. Het lijkt me soms dat ik
verraad pleeg aan mijn mooie Muze door hier samen te hokken met
iemand anders. En de nachtmerries blijven ook niet weg. Hetzelfde
beeld blijft weer terugkeren. Mijn Muze en de Andere, die me de rug
toekeren. Ik blijf er van wakker worden. En ook de pijn die blijft.
Ik probeer me achter een masker te steken voor de Deense Viking en de
Italiaanse bende. Ze helpen me er ook mee. Ik voel me al bij al goed
hier. Ik heb geen haast meer om Sicilie te bereiken. Uiteindelijk
bezoek ik van hieruit heel veel plekken. Soms met haar, soms met mijn
Demonen. Rome ligt dichtbij, daar ben ik ook al heengegaan. Het
toekomen in Rome deed raar. Het is de allereerste maal dat ik hier
alleen toekwam. De laatste keren was het met de (h)Ex, voordien met
vrienden. Nu alleen. Maar in Rome heb ik afgesproken met een
oud-partijgenote. Uit Gent. Toevallig ook blond, maar blauwe ogen. Ik
bedenk me dat ik veel blondines lijk te kennen. Puur toeval. De
treinreis naar Rome heeft me doorheen heel Toscane geleid. Zo een
wondermooie streek. Hier wordt een mens als vanzelf gelukkig. Hoe
graag had ik het toch gedeeld met mijn Muze. Ik had graag alles met
haar gedeeld. Nu deel ik veel met de Deense Viking. We koken samen,
roken samen, drinken samen. We delen samen de kamer. Ze zingt voor
mij, speelt gitaar. Het is me niet duidelijk hoe dit allemaal gaat
verdergaan. Ik weet wel dat het geen goed idee is te diep in te gaan
in deze... ik weet niet hoe ik het moet noemen. De hostel-staff ziet
ons enigszins als koppel, denk ik. Ik kan het hen niet bepaald
kwalijk nemen, gezien de situatie. Maar ik zie het niet zo. Ik kan
dat ook niet. Maar het is wel fijn. Net zoals het contact met de
Ernstige Veurnse best fijn was, en nog steeds is. Alleszins,
samengevat is Siena tot op heden het eerste echte lichtpuntje in mijn
lange reis. Het is een plek waar ik me thuis voel. Ook een plek waar
men toelaat dat ik me thuis voel. Zoals de Deense Viking het
omschrijft: Il nostro Paradiso. Ik kan haar geen ongelijk geven. Ik
voel me niet beter, dat kan ik niet zeggen, maar ik heb momenten dat
ik eventjes zorgeloos ben. Dat is een grote vooruitgang. Het begint
me te bevrezen dat ik vandaag, op het moment dat ik dit schrijf,
vrijdag drie maart, twintig voor elf in de ochtend, reeds vier weken
weg ben van thuis en werk. Weg van mijn collega's en weg van mijn
Muze. Ik heb vier weken lang teveel contact gehouden met mijn
collega's. Dat werd me gisteren duidelijk. Ik stop er ook mee. Deze
keer hou ik me aan de belofte. Ik breek met mijn verleden. Ik heb nog
meerdere weken die niet duidelijk zijn wat ze gaan geven. Ik heb dan
ook geen kristallen bol. Wie weet blijf ik in Siena. Ik heb altijd
gezegd: als ik een job vind in Italië, blijf ik. Ik heb een job. Ik
heb mensen die om me geven, of zo lijkt het toch want ik kan zoiets
moeilijk geloven. Ik kan niet gelukkig worden, als ik mijn verleden
blijf meenemen. Het spijt me voor mijn collega's, maar updates komen
er niet meer voor hen. Mijn selecte, trouwe en veel te goede
leespubliek zullen de enigen zijn in België met wie ik nog een
minimum aan contact onderhouden zal. C's Fanclub... mijn groupies. Of
voyeurs die graag binnenkijken in het hoofd van iemand die zichzelf
kapotmaakt. Interesse hebben ze alleszins.
Vandaag
is een mooie dag. De zon is er. Straks met de Deense Viking een
marktje meepikken en uiteraard een glas bubbels op ons dakterras.
Deze ochtend, toen ik wakker werd, heb ik besloten te genieten van de
dag zoals hij komt. Dag na dag. Mijn Demonen zullen zich moeten
aanpassen. Ik hoop dat het lukt.
Het
is nu vrijdag, het is drie maart. Een maand nadat mijn avontuur
startte, aan de voet van de torens, in bus zestien, raam
vierendertig. Ik sluit mijn eerste deel van Siena af, ongelukkig, met spijt, met
pijn, met verdriet en met hoop. Dat is al een stap vooruit.
|