Zes uur. Mijn wekker gaat. Ik heb een slechte nacht gehad. Nachtmerries. Alweer. Opnieuw hetzelfde verhaal. Ik was weer op de Proxiparty, ze draaide alweer haar rug, samen met de Andere. Ik schoot nog eens wakker, compleet bezweet. De rest van de nacht was rusteloos, schrik om terug in slaap te vallen. Ik sta op en met een slaapkop ga ik in het donker naar de douche. Dit zou mijn laatste dag in Firenze moeten zijn. Ik heb nog zoveel te zien hier. Ik ga Leonardo vragen of ik langer mag blijven. Een dagje of twee extra. Zou wel fijn zijn. Als hij akkoord gaat, moet ik vanavond wel koken. Het is dan mijn derde avond. Huisregels. Ik denk aan gevulde tomaat met patatjes in de oven. Heel erg Vlaams. Leonardo is akkoord, ik geef hem mijn lijst met ingrediënten. Iedereen vliegt buiten. Geen idee wanneer ik terug binnen kan komen. Hij moet misschien tot middernacht werken. Stoort me niet. Ik moet hem bellen om 17 uur 35, stipt uiteraard. Ik zet een alarm in mijn gsm. Bij Leonardo wil je niet te laat zijn. Ik hoop dat hij eerder terug is. Dan kan ik nog skypen nadien. De Mexicanen en ik vertrekken richting Piazalle de Michelangelo. Te voet. Het is nog fris. Ik trek de sjaal wat steviger rond mij. Toch straf dat ze zonder het te weten voor mij zorgt, mijn Muze. Ze heeft me de sjaal gegeven toen het al voorbij was, de Goede maand. Ze heeft hem gegeven toen ik al wist van de Andere. Bezorgdheid? Schuldgevoel? Of erger, medelijden? Ik weet het niet. Ik weet wel dat ze zo toch een beetje mee op reis is naar Italië. Ik heb haar in mijn brief bij de presspot ook gezegd dat ze in mijn hoofd en hart mee op reis was. Ik weet niet hoe ze het heeft opgenomen. Ik zie plots een binnenweg naar de Piazalle, langs het water. Die nemen we. Het begint stilaan warmer te worden. Voor mij geen probleem, maar de Mexicanen hebben hun rugzak aan. Ze vertrekken nadien naar Rome met de bus. Flixbus. 8 euro Firenze-Rome. Daar heb je in Italië twee pintjes voor op café. Ik wil ook naar Rome, maar nu nog niet. Nog te veel te zien tussen hier en Rome. Het mag ook niet te snel gaan. En ik heb nog alle tijd. Het is half tien als we de top bereiken. De kerk gaat net open. Gisteren was ze toe, dus ik ben blij dat ik ze kan bezoeken. Een mooie kerk. We zijn de eersten die ze bezoeken. Maar toch, er zit iemand in de kerk. Zou die gebleven zijn? Hoe kan die anders binnengekomen zijn, als de kerk toe was? Het is een mysterie dat ik niet zal oplossen. Het is ook niet zo belangrijk natuurlijk. Het is wel een hele mooie kerk. Foto's kunnen, maar niet met flash. Ik neem wat foto's, en ook de naam van de kerk. Anders vergeet ik het toch naderhand. De Mexicanen zijn ook onder de indruk. We gaan terug de kerk buiten. We hebben er toch een half uur gezeten. De Chinezen zijn in aantocht met hun selfiesticks. Net op tijd weg dus. Richting centrum. Een van de Mexicanen moet een kaarsje branden in de kathedraal. We gaan daar dus heen. Niets zo vreselijks als een kerk waar enkel toeristen komen, en alles draait om geld uit de mensen te kloppen. Crypte en koepel: achttien euro. Ik had gisteren al besloten dit niet te doen. Vandaag hou ik me aan dit besluit. Ik beklim geen koepels. Punt. Het is elf uur tegen we deze vreselijke kerk (qua interieur en aantal toeristen toch) verlaten. Tijd voor een pintje. De Mexicanen zijn het ermee eens. Mijn Muze zou het niet eens zijn. Zij drinkt niet. Dat stoorde me niet. Drinken is geen verplichting. Ik drink wel. We gaan de Pakistaan binnen. Drie Moretti voor zes euro. Ik bied af. We komen uit op vier euro en half. De prijs van Peroni. Gezeten op een bankje in de zon, drinken we met smaak dit biertje op, alvorens naar de studentenwijk te trekken. Ik heb die nog niet gezien. Zou het op Bologna trekken? Ik zal hier alleszins geen rectoraten bezetten, denk ik. Zou ook niet hetzelfde zijn met de Mexicanen als met de Ernstige Veurnse. Ik stuur haar wel even dat ik weer eens in de gangen van een universiteit ga vertoeven. Zij zit ook in de gangen van een universiteit. Diegene waar ze studeert. Gent. Gent-Firenze. Toch een serieuze afstand. Maar vanavond skypen we, dan zie ik haar nog eens. 't Is een mooi meisje. Ernstig, jong, en mooi. Aangename gespreksparnter. Het is veertien februari. Deze ochtend heb ik een berichtje gestuurd naar mijn Muze. Om haar een veilige vlucht en goede reis te wensen. Ze leek blij met mijn berichtje. Ze antwoordde direct. Ze was ook blij te kunnen vertrekken... met de Andere. Nu zitten ze al even in het vliegtuig. Om veertien uur zouden ze landen in Miami. Dan kan hun Valentijnsreis beginnen. En ik zit hier met twee Mexicanen. Niet perse mijn idee van Valentijn. Niet dat ik het romantische type rond commerciële feestdagen ben. Ik zet wie ik graag zie met plezier in de bloemetjes, wanneer ik wil. Dat heeft mijn Muze niet kunnen ervaren, op de presspot na. Ik vind het spijtig dat ik haar nooit heb kunnen verwennen. Er komt weer een beladen gevoel over mij. Ik neem snel nog een slok van mijn biertje en vraag de Mexicanen wat ze studeren. Ze zitten in de ICT. Hardware... of daar nog een toekomst inzit? The future is the cloud, toch? In Mexico nog niet, blijkbaar. Het kan me ook niet zoveel schelen. Bier is op. Het is middag. Tijd om af te zakken naar de studentenwijk en de universiteit eens te verkennen. Gelijkt in het niets op deze van Bologna. Ik vind het ook niet mooi eigenlijk. Het eerste in Firenze dat ik lelijk vind. Ik ga er niet lang blijven hangen. Ik heb nu geen zin in lelijke zaken rondom mij. Zeker niet in een stad als Firenze. In gedachten ga ik even terug naar de rectoraatsbezetting van Bologna met de Ernstige Veurnse. Zo ernstig was ze op dat moment toch ook niet, bedenk ik mij. Wat er eigenlijk mis is met ananas op pizza, dat weet ik ook nog niet. Zal ik haar eens moeten vragen. De dag gaat verder. Straat in, straat uit. Tot het tijd is om naar het busstation te gaan waar ze hun bus richting Rome gaan nemen. Ze weten echter niet waar deze stopt. Onderweg springen we nog eens bij een Pakistaan binnen, want de flessen en magen zijn leeg en de kelen staan droog. Deze keer moet ik niet afbieden. We krijgen de Peroni's voor een euro vijftig. Gewapend met onze fles op zoek naar de busstop. Achter het station. Zonnetje schijnt en we hebben nog een half uurtje. Tijd genoeg om het pintje rustig te ledigen. Bus komt toe, ik zwaai de Mexicanen uit. Adieu Mexicanen. Ik ben terug alleen in Firenze. Ik moet nog wel het een en ander bekijken, ik wandel dus rond in de stad, ik geniet van het moois dat ik zie, ik erger me dood aan de arrogante Chinesen. Ik laat de tijd voorbij gaan, probeer zo min mogelijk te denken. Dan komen enkel de Demonen maar naar voren. Ik wil de Demonen vandaag niet zien of horen. Ik wil rust en kalmte in mijn hoofd. Het is niet gemakkelijk. Mijn Muze is intussen reeds in Miami. Haar Valentijn kan niet beter starten. Mijn gsm zoemt. Het is mijn wekker. Ik moet Leonardo bellen om te weten hoe laat ik kan toekomen. Hij neemt onmiddellijk op. Een man van zijn woord en uur. Alles is goed gegaan op het werk, hij zal er om twintig uur vijf minuten zijn. Ik dus ook. Des te sneller kan ik koken, des te sneller kan ik skypen. Ik zie er wel naar uit, naar het skypegesprek. Het hoogtepunt van de week. Vlakbij Leonardo heb ik gisteren een toffe bar gezien. Ik besluit me even tot daar te begeven in afwachting dat ik terug binnen kan. Locals leren kennen kan nooit geen kwaad. Een toffe barman, die ook Engels kan, bedient me. Vraagt me waar ik vandaan kom, wat ik in Firenze doe, etc. Ik leg hem mijn project uit om Italië te doorkruisen, en dat ik in Padova gestart ben. Hij vindt het heel erg boeiend. Ik krijg mijn bier zelfs gratis. Van het vat, normaal drie euro. Een boeiend gesprek. Mijn gedachten gaan er volledig in op, dat ik zelfs het uur vergeet. Gelukkig had ik een alarm gezet. Het volgende biertje dat me wordt aangeboden, moet ik afslaan. Geen tijd meer. Ik haast me langzaam naar Leonardo. Net op tijd bel ik aan. Ik kom boven en kan in de keuken beginnen aan mijn gevulde tomaat. We zijn maar met twee. Geen nieuwe gasten vandaag. Een beetje creativiteit dringt zich op, want de 'grote tomaten' die ik gevraagd had, zijn vrij klein uitgevallen. Maar dat lukt wel. Ovenschotels kan je veel mee doen. Tot mijn grote vreugde smaakt het hem. Om half tien hebben we al gedaan met eten. Ik ga snel skypen met de Ernstige Veurnse. Ze ziet er goed uit, lijkt blij met de skype. We skypen niet zo lang, het is niet echt mijn ding. Hetzij life, hetzij niet. Ik ben geen beller. Met mijn Muze heb ik in totaal één keer gebeld. De eerste keer dat ik naar haar thuis ging, om te ontdekken hoe de deurbel werkte. Dat was een fijne dag. Ik weet nog dat ze gekleed was in een kleedje. Op het werk loopt ze nooit zo rond. Het gaat haar heel erg goed. We zijn toen pas laat aan eten toegekomen. Elf uur in de avond ofzo. Ik probeer aan het gesprek van daarnet te denken. Dat was toffer dan mijn herinneringen. Mijn herinneringen zijn niet meer aangenaam. Ze doen enkel maar pijn. Het lijkt alsof ik geen fijne herinneringen heb. Alles leidt naar mijn Muze, mijn Blonde Liefde. Het idee dat zij in Miami zit, met de Andere, doet me terug rusteloos worden. Het is geen jaloezie. Dat verschil zou ik voelen. Het is puur de pijn van het gemis. De pijn van wat ik kwijt ben. Gewoon pijn die niet weg gaat. Ik merk dat mijn hartslag terug omhoog schiet. Dat is al weken zo. Een hartslag in rust van minstens 100 slagen per minuut. Mijn psychologe had aangeraden hiervoor een cardioloog te zien. Ik ben niet geweest. Ik wil geen dokters meer rond mij. Dat maakt niet uit. Ik ken het probleem, en ik wil hààr langs mij. Dan zal alles vanzelf goedkomen. Ik sta op, ik drink nog snel twee grote glazen wijn, en neem twee gram dafalgan. Mijn voorraad is bijna op. Ik hoop dat ik er hier kan vinden. Ik kruip terug in bed. Ik val onrustig in slaap. Ik wil goed slapen, maar mijn gedachten, de Demonen beslissen er anders over. Ik droom wat het had kunnen zijn. Zij en ik, samen door de straten van Firenze. De schone kathedraal bezoeken. Met haar zou ik de koepel wel beklimmen. Ik droom hoe we samen, arm in arm, doelloos door de straten kuieren, onze ervaringen delen. Onze verbazing over de schoonheid van deze stad opperen. Samen. De zon schijnt in Firenze. En zo gaat mijn nacht door. Dromen van wat kon zijn. Om dan om zes uur wakker te worden in het besef dat dit alles effectief maar een droom is. In de wetenschap dat ik uiteindelijk niets heb, en alleen door Firenze loop, en door mijn leven, ga ik douchen. Ik heb nu geen zin meer om nog in Firenze te gaan. Ik heb uberhaupt geen zin meer in iets. Ik zou me willen opsluiten in een kamer, weg van alles, weg van iedereen. Ik wil met haar zijn of met niemand zijn. Het had mooi kunnen zijn. Het zou mooi gewéést zijn. Had ik haar niet aan de Andere voorgesteld. Ik voel dat ik opnieuw moet huilen, maar tranen komen er niet meer. Die zijn lang geleden opgedroogd. Deze komen niet meer terug. Ik huil van binnen. Ik lach vanbuiten. Stilletjes rot ik weg, met de glimlach. Ontbijt in drie minuten. Ik ga naar de eetruimte. Alfredo stelt voor om mij op de weg naar Fiesole te zetten, een stadje op 7 kilometer van Firenze. In de bergen. Mij gelijk. Firenze ken ik intussen toch. We vertrekken om zeven uur vierenvijftig in de ochtend. Het is woensdag, het is vijftien februari. Valentijn is weer verleden tijd. De realiteit blijft meegaan, net zoals de Demonen. We stappen in de auto, richting de weg naar Fiesole.