Firenze, of zoals de Fransen en Engelsen zeggen: Florence. Wat een vreselijke naam, hoewel inderdaad de oorspronkelijke en nog oude naam van de stad Florentina of zelfs Fiorentina is. Opgericht door Caesar om zijn veteranen land te geven. Zie je nog in het dambordsgewijze stratenplan dat gebasseerd is op een Romeins militair kampement. Firenze dus. Ik stap af in een of ander obscuur stationnetje. Volgens Leonardo mijn host voor de komende dagen op exact 7.3 kilometer van waar hij woont. En ik moet bus 20 nemen tot de eindhalte, die over exact 6 minuten vertrekt op exact 23 meter van de uitgang van het station. Leonardo houdt van details, zo blijkt. En hij heeft gelijk. Om 18.23 komt de bus toe. Het traject zou 43 minuten moeten duren, maar als er veel rode lichten zijn, kan het 49 minuten zijn, zei Leonardo nog per sms. Ik ben niet langer verbaasd te merken dat hij ook hierover gelijk heeft. Ik heb het kleine plezier dat het winkeltje waar ik mijn ticket op voorhand kon kopen, gesloten was. Daar hield hij blijkbaar geen rekening mee. Ik stap aan de eindhalte uit. Een residentiële wijk van Firenze, mét voetpaden (deels toch) en straatverlichting. Ik was het bestaan van deze zaken bijna vergeten. Van de bushalte is het 450 meter naar zijn thuis, liet hij me eerder nog weten. Dat zal allicht wel kloppen, mocht ik niet de foute kant zijn uitgelopen. Ik ontdek zo wel het dichtstbijzijnde shoppingcenter. Ook de enige plek die ik ken waar het groene apothekerskruis boven de blauwe T van Tabacheria hangt. Kwestie van elkaar te laten leven, zekers? Ik keer op mijn stappen terug, en ik vind zijn appartement. Ik bel aan, hij doet open. Ik weet niet welk verdiep, dus neem maar de trap. Het hoogste, kan niet missen met mijn rugzak. Toegekomen wijst hij mij de drie kamers waaruit ik mag kiezen. As if I care. Een bed, een dons. Een kopkussen. Meer moet dat niet zijn. Ik kies het eerste bed dat ik kan krijgen. De huisregels. Leonardo vertrekt de ochtend erop om exact zeven uur zevenenvijftig. Ik vraag al niet meer waarom het exact op dat moment is. Hij zal zijn reden wel hebben. Echter, ik zal dan ook vertrekken om zeven uur zevenvijftig. Nu is het nog avond. En het is zeven uur dertig op zondag twaalf februari. Ik heb nog twaalf uur om gewoon te worden. Ik krijg de uitleg over de douche. Geen douche tussen zeven en twaalf uur 's ochtends. Ontbijt is om zeven uur veertig. Ik bedenk me dat dat exact zeventien minuten ontbijt is. Die mens eet niet veel in de ochtend. En zo gaat het door met de wel te begrijpen en niet te lastige huisregels. Hoe mijn host is, vraagt de Ernstige Veurnse. Beetje autistisch, me dunkt. Maar wel lief. Er zijn nog twee gasten. Spanjaarden. Ze zitten er al tien dagen. Beetje alternatief. Hanenkam, tattoos en piercings. Ze moeten koken. Ik verwacht Spaans eten. Ik krijg Risotto met paprika en champignons. Ik vraag maar niet waar het vlees blijft. En ik eet. Het smaakt vrij goed. De wijn witte is ook lekker. Leonardo heeft een serieuze collectie aan wijnen. Overal zie ik flessen. Zowel open als gesloten. Na het eten komt het 'slechte' nieuws. De kosten van de keuken worden gedeeld. Het kost ons wel zeker twee euro en vijf cent per persoon. Daar ga je niet voor op restaurant. Ik heb nog niet veel restaurants gedaan in Italië, eigenlijk. De Spanjaarden vertrekken morgen. Ze zitten er al tien dagen. Dus Leonardo zal wel meevallen als host. Ik ben benieuwd. Als hij rond alles zo autistisch is als het uur, de afstand en de plaats aan tafel, kan het nog moeilijk worden. Maar dat zal ik vandaag niet meer ontdekken. Aangezien het avondeten om twintig uur
veertig stipt begint, is het al snel tien uur in de avond eer we gedaan hebben. Ik moet vroeg opstaan, want ik moet voor zeven uur in de ochtend gedouched zijn, om dan in
marathonsnelheid mijn ontbijt binnen te steken. Ik ga dus slapen. Snel even checken wat ik morgen ga zien, en onder de wol. Er is genoeg wijn gevloeid om geen moeite te hebben in te slapen. Zekerheidshalve neem ik nog een gram paracetamol. Kan ik vrij gerust zijn van een droomvrije nacht. Ik ga ervan uit. Anders worden de nachtmerries de kinderen van de wens. Is zoals voor het eten al zeggen dat je geen honger hebt. Je zal dan ook niet eten. Ik kruip onder mijn dekens, ik sluit mijn ogen. De dromeloze nacht lijkt moeilijk te worden, want het eerste beeld dat voor mij verschijnt, is mijn Muze. Ik denk ook terug aan mijn wandeling naar Modena. De herinnering aan de start van iets moois. De start van een nieuw leven. Toen kon ik nog niet weten welke kant dat nieuwe leven zou uitdraaien, en meer een kopie werd van een leven dat ik had afgezworen. Een leven van irrationele passie. Na de mooie ontmoeting in Evere en de koffie in de Foodmaker in de torens was het weer weekend. Ik ging voor een laatste keer naar Parijs. Ik ging een einde maken aan mijn vier jaar lange relatie. Als het op is, is het op. En hier was het duidelijk op. Mijn Muze is hier niet de reden van. Ik wist nog niet hoe alles zou lopen toen. Ik kon het ook nog steeds niet geloven dat zo een meisje, slim, boeiend, knap, interessant en lief interesse in mij zou tonen. Echt interesse dan. Ik was vermoeid van de vier jaar relatie met de Parisienne. Ik was op. Deze beslissing was rationeel. En werd uitgevoerd, enkele dagen na de ontmoeting met de Muze. En voor onze nieuwe ontmoeting. Ik moet eraan terug denken. Zo een mooi moment dat voor eeuwig in mijn gedachten zal blijven. Het laat zich afspelen als een film. De film van mijn wandeling naar Modena. Hij lijkt uit pauzestand te komen.
Vervroegd terug uit Parijs met IZY, als vrijgezel. Ook mijn Muze, mijn Blonde Liefde is nu vrijgezel. Niets of niemand dat ons nog tegenhoudt. Overstappen in Zuid naar Noord, want hoewel ik vakantie had, had ik een date met de Muze. Een date op de Passerelle. De meest romantische plek van de torens, met een view op Brussel. De Muze heeft het koud. Ze heeft nochtans een trui aan, en een zijden sjaaltje. Ik stel voor haar warm te wrijven. Ze heeft hier wel oren naar. Dit was misschien van de meet af haar bedoeling. Zo gezegd zo gedaan. We hebben elkaar vanalles te vertellen. Volgend uit onze eindeloze WhatsApps van de laatste dagen. Over onze verwachtingen van elkaar. Over onze gevoelens voor elkaar. Over vanalles. Zij vertelt haar ding, ik het mijne en een kus volgt. Onze eerste kus. De eerste keer dat ik haar lippen op mijn lippen voel. De elektriciteit hiervan kan een stad als New York van licht voorzien. Mijn hoofd tolt. Mijn lichaam tintelt tot in mijn tenen. Dit meisje, deze pracht van een vrouw, kust mij. Er komt volk langs, we zoeken een ander plekje. Één van de koffieruimtes in de T-toren (of currytoren, gezien de hoeveelheid Indiers die hier werken) voldoet. Er is een zetel waar we in gaan zitten, tegen elkaar aan hangend. Ik streel haar haar, haar rug, haar benen. Ze pakt me rond mijn middel. Ik kus haar hoofd. Ik weet dat ik me laat gaan in dit verblindend gevoel. Het voelt heerlijk aan. Ze heeft niet veel tijd. Werk roept. Ik begrijp dat. We nemen elkaar nog even stevig vast, en dan terug naar de U-toren, 5e verdiep, rode zone. Ik kus mijn Muze nog in de lift, voor de deuren opengaan. Ik moet ook op 5U zijn, maar de andere kant. Er is een drink van iemand die weggaat naar een andere dienst. Die wil ik ook niet missen. Ik kijk mijn Muze na, terwijl ze als zat ze op een wolkje naar haar werkplek terug keert. Het tintelt nog steeds in mijn hoofd.
Ik denk ook aan de afgelopen dagen. Onvoorbereid en met duistere gedachten vertrokken naar Italië. Gepakt met een rugzak met enkele kledingsstukken, mijn herinneringen en mijn zwaar gemoed. Na het werk de bus gepakt, niet weten waar ik zou uitkomen. De bus rijdt naar Venetië. Dat weet ik. Ik heb enkel een slaapplek voor de eerste nacht bij Alfredo in Padova. De stad van de Goede Tijden. De tijden die niet meer terug zullen komen. De vrienden die weg zijn. Alleen op pad in een land waar ik taal noch volk ken. Weg van alles. Weg van iedereen. Gedeconnecteerd van de wereld. Nu ja, dat laatste lukt me niet zo goed, maar ik ben selectief in mijn contact houden. Ik heb al eenzame momenten gehad, hoewel ik nooit alleen ben. Hetzij heb ik mensen bij mij, hetzij zijn de Demonen er. Maar het doet wel eens goed, de negatieve gevoelens ten spijt. Ik stuur nog een slaapwel naar de Ernstige Veurnse. Ze slaapt al. Het berichtje komt niet toe. Dat is niet erg. Ik ga ook slapen. De gedachten vervliegen weer. Ik heb het beeld van de Muze op de passerelle in de torens wel voor mijn ogen. Dat zal ik nooit meer wegkrijgen. De wijn en de dafalgans doen hun werk. Mijn ogen vallen toe, en ik val slaap. Het is zondag. Het is twaalf februari. Het is half twaalf in de avond. Dat weet ik nog, want ik keek naar mijn klok.
Mijn wekker gaat. Het is nu zes uur in de ochtend op maandag, maandag dertien februari. Ik heb geen zin op te staan, en overweeg me te draaien. Het is een heel rusteloze nacht geweest. Geen nachtmerries, geen overpeinzingen, maar veel gewoel en gedraai. Waarschijnlijk omdat ik weer in een nieuw, onbekend bed lig, in een onbekend appartement in een onbekende stad. Hoe zou het zijn in Namur? Liggen mijn boeken nog op mij te wachten? Zou Napoleon intussen denken dat ik goed werk lever hier in Italië? Zou La Parisienne intussen werk hebben gezocht en stel je voor gevonden? Of is ze misschien met de noorderzon vertrokken met al mijn spullen? Hoe is het op het werk? Toch eens horen bij mijn collega die het dichste bij mij staat. Zij die de eer had mijn locker te mogen openen. Zij die het pakje met de presspot en de brief naar mijn Muze op 5U Rood mocht brengen. Zij die de enveloppe voor de collega's mocht openen. Diegene die ik het meeste vertrouw van mijn collega's. Maar eerst douchen, alvorens Leonardo moet afwijken van zijn strikte uurschema. Het Spaanse koppel slaapt nog, uit het gesnurk vanuit de andere kamer op te maken. Zij douchen misschien niet? Ik wel. Het hete water stroomt over mij, en schudt de rusteloosheid van mijn schouders. Hier ben ik, in Firenze, de stad van de Medici. De stad van de Renaissance. Van pracht en praal in de Toscaanse bergen. Wat zou ik rusteloos moeten zijn? Ik kleed me. Het is tien voor zeven op maandag dertien februari. Nog vijftig minuten voor het ontbijt. Ik kijk een beetje op internet. Wat ga ik doen... naar het centrum. Beslis ik. Het historische door UNESCO beschermde centrum. Van daaruit zie ik wel. Beetje de krant lezen. Niets speciaals. Trump is nu al meer dan een maand president, en de door linkse geitenwollensokkenbietensapdrinkende derde wereldoorlog is nog steeds niet uitgebroken. Niet dat ik erop zit te wachten. Colazione in tré minuti hoor ik de stem van Leonardo in de gang. Intussen ben ik ervan overtuigd dat over exact drie minuten de koffie klaar zal zijn. Ik ga er alleszins van uit dat er koffie en croissant is. Ik ben tijdig in de eetruimte. Er is koffie. De druppel espresso die de Italianen bij ontbijt nemen. Het ontbijt is een droog koekje uit een koekjestrommel. In de hostel in Bologna was het uitgebreider. Maar goed, ik drink de koffie, eet een koekje. En de zeventien minuten zijn om. Iedereen vliegt buiten. Ik mag terugkeren om twintig uur dertig. Dat is niet erg. Firenze zal wel veel te zien zijn. Van Leonardo moet en dat was geen discussiepunt ik de Orsanmichele bezoeken. Niet omwille van de kerk. Maar op maandag, en enkel op maandag, ik krijg zelfs de exacte openingstijden mee, is ook het museum van twee verdiepingen open. Het museum is niets waard, zegt mijn host, maar het zicht op de secundo piano over de stad is adembenemend. Ik durf hem niet tegenspreken. Ik ga erheen. Alleen. De kerk was blijkbaar niet altijd een kerk, legt een vriendelijke dame op leeftijd mij uit. Vroeger was het een graanopslagplaats, om oorlogen te doorstaan. Nu is het wel een prachtige kerk. Ik geniet van ze te zien. Foto's mogen zonder flash. Ja, het museum is gratis. De standbeelden op de eerste verdieping zijn de originele standbeelden van de buitenkant van de kerk. De tweede verdieping geeft zicht op de stad. Het zijn vrij hoge plafonds, dus de tweede verdieping geeft inderdaad een magnifiek zicht op kathedraal en stad. Foto's. Heel veel foto's neem ik. Ik denk even aan de Ernstige Veurnse. Ze zou hier ook wel foto's nemen. Het is wel heel mooi. Het is ook heel mooi weer. Zon. Eindelijk zon. Ik denk aan het liedje dat we op kantoor ook soms zingen. Ik wil ook dat ik het zou kunnen. Laat de zon in je hart. Momenteel is het er nog wel een ijstijd. Maar misschien kan de schoonheid van Firenze mij zo bekoren, dat er een dooiproces plaats vindt. Al snel heb ik het te warm in de stad. Het is middag, dus ik ga op zoek naar de lokale kruidenier voor mijn dagelijkse zesenzestig centiliter Peroni aan één euro vijftig. Snel gevonden. Aan de Palazzo Pitti ga ik op de trappen zitten, in de zon, net zoals zovele andere mensen. Ik heb mijn Peroni in de hand, en ik geniet van de zonnestralen. Ik denk even terug aan de laatste dagen. Tot nu toe is het een mooie reis geweest al bij al. Padova, Bologna, Modena... hele toffe mensen ontmoet. Sommigen laten meer achter in mij dan anderen, zoals de Ernstige Veurnse. Zij houdt van Firenze. Ze is er geweest vorige week. In de regen. Ze is wel jaloers, laat ze weten. Ik stuur haar fotootjes van het zonnige Firenze. Mijn hosts zijn ook stuk voor stuk meegevallen. Alfredo, rare man, maar een kennis van zijn stad. Cimo. Jong, geestig, reislustig ook. Vincent kan ik moeilijker over oordelen. Heb hem maar één keer gezien. Typische Fransman, wel sympathiek. Veel vertrouwen in de mensen. Dat raakte me wel, die sleutels zomaar geven. Ik bedenk me plots dat hij ook het restaurant enfin de wijnbar met tapa's betaald had. Zonder er iets over te zeggen... en dan nu Leonardo. Eerste indruk: gestructureerd, gedisciplineerd. Licht autistisch ook, lijkt me. Maar hij kent Firenze uit zijn duimpje en dan vooral de reistijden van punt A naar punt B. Ik ga mijn tijd niet verdoen aan de Palazzo Pitti, waar een fashiontentoonstelling aan de gang is die mij niet bepaald kan boeien maar allicht meer dan de dansende kartonnen dozen in Modena. Ik besluit om te doen wat alle toeristen de chinezen met hun selfiesticks en hun arrogante houding op kop gaan doen: Piazalle Michelangelo. Het hoogste punt van de stad. Met een Belvedere. Het uitzicht op dit Renaissance schouwspel is prachtig. Ik begrijp de Chinezen plots wat meer. Het is een hele klim, dus mijn jas is al even uit. Dorst. Toilet. Ik ga even zitten. Dit had ik willen delen met mijn Muze. Op die voyage d'amour van Gerard Lenorman. Tijdens mijn klim zie ik palmbomen. Ik heb hier palmbomen en zon. Ik waan me even in Miami. Neen, de zon ontdooit mijn binnenste kilte niet. Ik geniet wel van wat ik zie, maar ik heb pijn van wat ik mis. Ik wil het allemaal delen met hààr. Ik deel het met niemand. Enkel met mijn schrijfblok die overal meegaat. Waarom toch, vraag ik me af, heb ik haar op het feestje op 27 oktober voorgesteld aan de Andere...
Al enkele weken proef ik van het geluk. Ik begin het eindelijk te geloven. Deze prachtige vrouw is oprecht in mij geïnteresseerd. We hebben al prachtige momenten meegemaakt. Ze heeft een mooi appartement, vlakbij de basiliek. Een penthouse met een heel mooi uitzicht over Brussel. Precies de Passerelle. Ze kan ook goed koken. Volgende keer kook ik voor haar. Vandaag is de Proxiparty, zoals elke drie maanden. Het is de eerste keer dat zij erheen gaat. Voor mij is het al een paar keer. Alleen kan ik nu bij mijn Muze blijven slapen. Ik moet niet letten op het uur. Zij zal me niet vergeten. Ik zie een een collega die ik al lange tijd niet gezien heb. Hij werkt ook op het mobiele luik van Proximus, net zoals mijn Muze. Ik stel hen aan elkaar voor. Ze spreken een tijdje. Het lijkt wel te klikken tussen hen. Dat is fijn. Hij moet naar huis, mijn Muze gaat wat dansen. Ik drink nog iets en babbel met wat mensen, terwijl ik uit mijn ooghoek mijn Muze bewonder. Zo'n pracht. En mijn pracht. Om middernacht vertrekken we naar haar thuis. Eerst nog een collega afzetten elders in Brussel. Iedereen ziet ons als koppel. Ik ook. Ik voel me volmaakt en gelukkig. Het wordt nog een lange nacht, en het is pas vier uur tegen dat we in slaap geraken. Met een glimlach. Met een goed gevoel. Moe, voldaan, gelukkig. Ik heb me nog nooit zo goed gevoeld.
Prachtig uitzicht. Ik zie de Kathedraal. Die moet ik nog bezoeken. Ga ik dadelijk eens doen. Ik daal terug af. Het gemis blijft. Ik heb mogen proeven van het geluk, en dat is me nadien ontnomen. Door de Andere. Ik blijf rond me heen kijken. Elke hoek van de straat biedt een andere pracht om te bewonderen. Foto's, heel veel foto's. Ik bedenk me dat wanneer ik wandel en rondkijk, ik minder nadenk. Ik besluit dus om minder te gaan zitten in de zon en meer rond te lopen en te kijken. Vroeger zou ik wat filosoferen als ik in de zon zat. Nu niet. Nu denk ik aan wat geweest is. Aan wat ik kwijt ben. Aan wat ik nooit meer zal krijgen in welke vorm dan ook. Mijn Muze. Mijn Blonde Liefde. Mijn Inspiratie. Mijn pijn en verdriet. Het is maandag, dertien oktober. Het is veertien uur. Over vierentwintig uur komt zij in Miami toe. Samen met de Andere. Hun voyage d'amour. Ik stuur een fotootje naar de Ernstige Veurnse van het stadszicht uit de hoogte van Firenze. Ze vindt het mooi. Ze kent Firenze. Ik kan het niet laten om ook mijn Muze een prettige reis te wensen. Zij moet geen slachtoffer van mijn gevoelens zijn. Zij moet gelukkig zijn. Ik wil niet liever dan dat zij nog lacht, en haar leven kan opbouwen. Vreselijk voor mij dat het niet met mij is. Ik weet niet of ik haar ooit nog ga zien. Ik weet niet of ik dat ga aankunnen. Ik wil haar wel zien, en ik wil haar niet meer zien. Het besef dat de Andere nu met haar... neen, ik weet het niet. Ik kijk naar de kathedraal. Wat een prachtig bouwwerk zou dat zijn als die vervelende Chinezen er niet als strontvliegen rond hingen met hun selfiesticks. De koepel kan ik beklimmen, ik kan zelfs de crypte bezoeken waar die Medici begraven liggen. Kost wel achttien euro. Dat heb ik er nu niet voor over. Hoe mooi de koepel ook is, gebouwd naar het concept van het Pantheon in Rome. Ze hebben er lang over gedaan om dit klaar te krijgen. Niettemin omdat ze zich in Firenze toenertijd bezig hielden met oorlog voeren tegen de concurrerende steden zoals Siena. Ik heb een mooier uitzicht gekregen vanuit de kerk die Leonardo me opdroeg. Deze koepel laat ik aan mij voorbij gaan. Het is zestien uur, maandag dertien februari. Ik kuier door de straten van Firenze. Ik moet nog heel veel zien, lijkt me. Ik zal hier nog wel een dagje kunnen doorbrengen morgen. Al kuierend passeer ik het station. Altijd handig te weten waar dat is, maar geen mooie buurt. Ik loop snel een zijstraatje in, waar ik een koffie ga drinken in een typisch Italiaanse bar. Best aan de toog drinken, dan kost het maar één euro. Aan een tafeltje is het een euro vijftig. Rare gebruiken dat ze nog hebben in dit land. Ze gebruiken hier geen presspot, maar ze verkopen ze wel, merk ik. Ik dacht dat dat een Frans systeem was. Moet ik eens nazoeken. De tijd vordert gestaag, en het raakt al snel achttien uur wanneer ik langs de dijk van de rivier Arno kuier. Ik maak nota voor mezelf dat ik morgen de Ponte Vacchio moet bezoeken. Deze brug staat vol winkels en huizen. Een beetje zoals de Ponte Rialto in Venetië. Ik tel even uit. Ik bereken dat ik te voet een vijftig minuutjes van bij Leonardo ben. Ik moet daar om half negen zijn, dus moet ik van het centrum vertrekken rond twintig voor acht. Het is nog aangenaam weer, ik besluit toch even te gaan zitten aan de kaai, met zicht op de rivier en de roeiers die zich er op uitleven. Ik neem een fotootje voor de Ernstige Veurnse. Ik stuur een berichtje naar de vriendin die niets meer laat horen sinds ze in de Keizerlijke Stede woont. Zo ook nu niet. Het doet wel pijn, maar minder en minder. Ik voel dat ik dingen begin los te laten. Triviale zaken. Belangrijke zaken. Ik ga me niet meer moe maken in mensen die zich niet willen moe maken in mij. Ik zoek nu in de eerste plaats mezelf terug. Wie was ik, voor mijn eerste zwarte periode ruim tien jaar geleden? Wie ben ik vandaag? Ben ik blij met wie ik ben? Op die laatste vraag kan ik zo al antwoord geven. Natuurlijk ben ik niet blij met wie ik ben. Met de Ernstige Veurnse spreken we af vanavond te skypen. Dat is toch eens anders als altijd WhatsApp-berichtjes versturen. Hoewel ik niet echt een beller ben, zie ik er toch naar uit haar even te zien. Twijfel steekt op. Achttien jaar is veel te jong. Maar het is plezierig om deze aandacht te krijgen. Het geeft me het gevoel nog mee te tellen bij de andere sexe. Hoewel mijn vertrouwen daarin onherstelbaar beschadigd en mijn wil om écht nog mee te tellen ver te zoeken is. Maar toch zie ik er wel naar uit. Het is tijd om richting Leonardo te gaan. Via de Via Aretina, altijd rechtdoor, via het Italiaanse Censuurcentrum 'RAI' (hun versie van de Belgische VRT RTBf), onder de spoorweg door, langs de apotheker/tabacheria, en dan nog vijf minuutjes en ik ben er. Stipt op tijd. Ik bel aan, deur gaat open. Dinner in thirty minutes zegt hij in zijn Italo-Inglesi. Er komen twee nieuwe gasten. Mexicanen. Vandaag kookt Leonardo. Eerst pasta met Pesto (geen brocollipesto deze keer, zoals bij Cimo), en dan een Toscaanse specialiteit: varkenslevertjes in spekvlies 'al forno'. Een overvloed aan rode wijn. Ik eet met smaak. Ik eet zelfs de schotels leeg. Dat is ook een unicum. De varkenslever is heerlijk. Leonardo die zegt niet van koken te houden is een goed kok. Ik wil er wel meer van proeven, van zijn kookkunsten. Het gesprek is heel fijn met de Mexicanen. Wat ze morgen gaan zien, wat ze al gezien hebben. Usual smalltalk. Het is plots elf uur in de avond van deze maandag dertien februari. Ik kijk op mijn smartphone. De Ernstige Veurnse verplaatst de skypesessie naar morgen, want het is al laat, ze is moe en wil gaan slapen. Ik ben toch een beetje teleurgesteld, maar uitstel is geen afstel natuurlijk. Het was een zware dag. Firenze is een stad in de bergen. Veel ups en downs. Ik voel het aan mijn benen, en mijn enkel is intussen dikker als normaal. Doet ook wel pijn. Gelukkig heb ik goede stapschoenen, die mijn enkel omvatten. Morgen moet Leonardo vroeger werken, dus we vliegen er vroeger uit. Om half acht moet iedereen buiten zijn. Ik spreek met de Mexikanen af dat ik hen naar de Piazalle de Michelangelo zal brengen, voor het mooie uitzicht. We gaan dat te voet doen, in de vroege ochtendzon. Zij gaan me vervolgens het Universiteitskwartier tonen. Ik ben nog geen enkele stad tegengekomen in Italië waar ze géén universiteit hebben. Ik ga slapen. Ik stuur nog een berichtje naar de Ernstige Veurnse om haar een goede nacht te wensen. Ze antwoord nog. Ligt al in haar bedje. Morgen heeft ze om half negen het vak 'anatomie'. Het is nog steeds maandag dertien februari. Voor nog een half uur. Ik begin al te wennen aan deze flat. Het is echt een goed bed, Leonardo is op alles voorbereid ook. Ik val in slaap rond middernacht. Nog een beetje gewhatsappt met iemand uit Brussel die misschien naar Italië gaat afzakken om mij te bezoeken. Zou wel fijn zijn. Tof meiske. Ook een slimme. Geen blonde en geen groene ogen, maar wel een schoon. Ebbenhout
|