Vincent is me komen ophalen met zijn sportwagen. Ik verwachtte eigenlijk niets anders in de stad waar Ferrari en Maserati hun bakermat hebben. Ik overweeg hier één nachtje te blijven, daar het een klein stadje is, maar na de drukte van de universiteitsstad Bologna is de rust van Modena best aangenaam. We komen toe bij zijn appartement. Voor een jonge gast van amper 25 heeft hij een mooi appartement. Deze ervaring gaat het begrip couchsurfing ver te boven. Mijn slaapkamer is maar liefst 32 m² groot, en daarbij hoort nog een aparte badkamer, waar de host niet komt, met wasmachine en al. Ik kan me hier thuis voelen. Ik voel me ook snel thuis wanneer hij doodleuk meldt dat hij de volgende ochtend vertrekt naar Rome voor het weekend, en mij de sleutels laat. Voici les clefs... Ik denk aan een bepaald liedje. En vooral aan een bepaalde strofe hieruit: Pas de chance. J'allais t'ammener en Italie, en voyage d'amour. Pas de chance, moi, je t'aime aussi, et depuis bien plus long temps que lui. Past wel. Ze is terug in mijn hoofd, mijn Muze. Ik had graag met haar naar Italië gegaan. Eén van de mooie dagen deelde ze die droom. Gondeltje varen in Venetië. Citytrip naar Rome. Zoveel mooie dromen. Vooral dromen. Nu zit ik in Modena. Zonder de Muze. Opnieuw aan een tafel die ik niet ken, bij een persoon die ik niet ken, in een appartement in een stad die ik niet ken. Guus Meeuwis heeft ooit ook zoiets gehad, zong hij, maar voor hem was het wel positief. Ik heb hier niet de nacht van mijn leven gehad, en zal die ook niet bepaald hebben. Vincent of Vincenzo zoals de buurt hem kent wil me een typisch lokaal restaurantje leren kennen. Voor mij is het eerder een wijnbar met tapas om te eten. Valt wel mee, ik heb al beter gehad. Wel gezellig. Spreken over politiek, spreken over kunst en cultuur. Spreken over de Italianen en hun keuken en plots is het al één uur in de nacht. We zijn intussen zaterdag elf februari. We komen toe aan mijn nieuwe tijdelijke woonst in de stad van Pavarotti. Mijn eerste indruk van de stad is heel positief. Mooie huizen. Rijk. Dat zie je zo. Maar het centrum, dat is voor morgen. Ik ben benieuwd. Ik ben ook moe. Ik kruip mijn kingszisebed in, en zet nog een Startrek op met Netflix. Samen met de drie gram paracetamol helpt het mij bij het inslapen. Dat laatste houdt soms ook de dromen tegen. De goede als de slechte. Ik hoop dat ze er niet komen. Mijn serie speelt rustig door terwijl mijn ogen toevallen. Het is zaterdag. Het is elf februari, en ik heb geen benul hoe laat het is wanneer ik in slaap val. Ik weet wel dat ik om tien uur in de ochtend wakker word in een vreemd bed, gedesoriënteerd. Het duurt enkele luttele seconden dat ik in Modena ben. Ik ga uit mijn kamer, maar mijn host is al vertrokken. Op citytrip naar Rome, met zijn vriendin. Hij kan dat wel, denk ik zuur. Ik zet koffie, ik neem mijn douche en gewapend met camera en sleutel verlaat ik het appartement zo dicht bij het station van Modena. De pijltjes centro volg ik nog niet. Neen, eerst volg ik de pijltjes naar het Ferrrari-museum. Niet om binnen te gaan, auto's boeien me niet. Zelfs geen dure sportbolides. Maar daar ik er toch ben, passeer ik maar eventjes om daarna mijn weg te vervolgen naar één of andere tentoonstelling die mijn host mij heeft aangeraden. Als kartonnen dozen die geluid maken of bewegen een voorbeeld van kunst moet zijn, is dit de place to be. Not my cup of tea en na enkele minuten ben ik weg. Een berichtje op WhatsApp. De Ernstige Veurnse die vraagt waar ik ben. De laatste dagen is het contact fel geïntensifieerd. Doet me eigenlijk wel plezier. Maar ik hou mijn afstand wel. Hoe tof en boeiend ze ook is. Ze wint het toch niet van de Demonen en van mijn herinnering aan mijn Muze. Ik geef haar de geweldige tentoonstelling van de kartonnen dozen mee op WhatsApp. Ze is evenveel onder de indruk als ikzelf. Ik weet dat mijn Muze haar visie op kunst ook meer met de mijne overeenkomt. Dat weet ik sinds we ons privéhoekje vonden in het Paviljoen in de Torens. Het hangt daar vol moderne kunst. En we plaatsen beiden deze aanhalingstekens bij dit soort kunst. Ik had graag met haar ook over deze expositie met kartonnen dozen kunnen doorbomen. Maar dat gaat niet. Zij bereidt zich voor op Miami. Met de Andere. Ik ga naar het centrum, ik probeer de gedachten te bannen. Ik wil genieten van de stad en haar troeven. Één van deze troeven is de kathedraal mét... scheve toren. Het trademark van de regio, blijkbaar, die scheve torens. Hij is te beklimmen, maar ik denk er niet aan nog eens zo'n inspanning te doen. Niet vandaag, niet morgen. Maar de kathedraal is magnifiek. Ik geniet met volle teugen van wat ik zie. Prachtige kerk, mooie straten. Ook hier vele arcades, maar vandaag schijnt de zon. Het is nog frisjes, ik heb de sjaal aan. Goed strak rond mij. Een chocolademarkt. Voor de Muze is dit een paradijs. Ze houdt van chocolade. Ik ook. Toch koop ik niets. Chocolade koop ik in België wel. Ik ben weg van het stadje. Hier kan ik wel wonen, bedenk ik me. Ik laat het aan de Ernstige Veurnse weten. Ze kent het niet. Wil het wel leren kennen. Misschien doen we het eens samen, stel ik voor. Ok. Wie weet. Ik kuier nog wat door de straten, tot het zes uur is. Dan ga ik naar huis, of toch het huis van Vincenzo, die op citytrip naar Rome is. Ik installeer me in de living, zet mijn laptop open, kijk een beetje netflix. Het nadert 20 uur. In de nachtwinkel haal ik me vier Peroni's aan één euro vijftig per stuk. Het is goedkoop, het zijn er grote. Ik neem onderweg ook een pizza mee. Zo groot. Ik kan er twee dagen van eten. Ik besluit trouwens om deze nacht nog te blijven. Ik heb toch de sleutel. Ik weet nog niet wat ik morgen ga doen. De bergen staan voor de deur. Mijn gedachten van tijdens de wandeling komen boven. Ik heb de fles wodka veilig in mijn rugzak. Het is maar vier uur stappen naar de bergen en dan... slapen. Met een liter wodka en negatieve temperaturen kan ik van al mijn angstige gevoelens verlost geraken. Of ik ga naar Firenze. Een stad met veel mooie gebouwen. Een stad met veel kunst. Een stad van dewelke ik kan genieten en een zin in mijn leven zoeken. Ik weet het nog niet. Ik weet wel dat ik vanavond binnen blijf. Ik ben met deze gedachten niet meer in stemming voor andere zaken. Ik heb mijn Peroni's, ik heb Netflix. Ik chat wat met de Ernstige Veurnse. Het zijn toffe gesprekken. Ze leiden me af van wat er in mijn hoofd speelt. Ze lijken wel een surrogaat voor de Demonen. Ik heb er minder last van, maar als ze er zijn, zijn ze sterker dan voordien. Ze zijn jaloers omdat ik ze verwaarloos. Ze zitten mee in de living, maar ik negeer ze. De lederen zetel gaat geen plek zijn waar ik me slecht voel. Ik open een Peroni. De Demonen zijn allergisch aan bier. Het helpt. Startrek helpt ook. De tijd vordert gestaag. Het is nu reeds tien uur in de avond. Ik wil echter niet gaan slapen. Ik bekijk met een half oog mijn serie, met een ander oog kijk ik naar de foto's van de dag. Italië is een prachtig land. Er is nog zoveel dat ik niet gezien heb en moet zien. Ik beslis om nog niet de bergen in te trekken met de wodka voor ik Pompeii gezien heb. Ik besef dat dat ver vooruit denken is, maar het houdt me alleszins vannacht al binnen. In een appartement met 22 graden in de living en 18,5 in mijn slaapkamer. Luxe. Eigenlijk kan ik hier wel blijven. Maar ik weet ook dat Vincent niet eeuwig met zijn vriendin in Rome zal zitten. Ik eet half mijn pizza op. De andere helft prop ik in de frigo. Dat is voor morgenmiddag. Als ik honger heb. Het is nu elf uur in de avond. Zaterdag elf februari. Ik ga slapen. Ik neem twee gram Dafalgan om de slaap te vinden. Mijn ogen vallen al snel toe. Tot ik wakker schrik. Nat in het zweet. Bijna dezelfde droom als op de bus. Het feestje met collega's, mijn Muze, mijn Blonde Liefde. Mijn inspiratie. Ze was er weer. Mooier als ooit, kijkend naar mij. Maar niet langer liefdevol. Een blik vol weemoed en medelijden. Bezorgdheid. Naast haar, de Andere. Een blik die niets zegt. Of bijna niets. Eerder een blik die zegt: ik ben onverschillig. En dan draait ze zich weg van mij, en lopen ze door. Ik schiet wakker. Ik voel me heel erg slecht en denk aan de wodka. Ik neem een Peroni. Het is vier uur in de nacht. Het is zondag twaalf februari. De nacht is voorbij voor mij. Ik drink mijn Peroni terwijl de koffie doorloopt. Ik zie dat ik een gemiste WhatsApp heb. Hij is nog van gisterenavond, van de Ernstige Veurnse die me een prettige nacht wenst. Ik ga haar niet antwoorden om vijf uur 's nachts. Het beeld van mijn droom blijft hangen. De bezorgde blik. Ik wil niet dat iemand bezorgd is. Dat wreet ook aan mij. Ik heb nog liever dat ze niet om mij geeft dan dat ze bezorgd is. Dat is ze ook niet, bedenk ik me. Ze vertrekt bijna op haar Valentijnsreis naar Miami. Met de Andere. Degene die nu kan genieten van haar mooie, groene ogen. Kan strelen in haar blonde haren. Haar tegen zich aan kan trekken als ze samen door Miami wandelen. Haar lippen kan kussen. God, ik mis haar kussen. Ik zou haar graag nog een keer kussen. Ik voel opnieuw het beklemmende gevoel komen. Ik wil weg. Niet uit het appartement, niet persé uit Modena. Ik wil weg uit mezelf. Ik wil dit niet langer. Ik wil terug het geluk dat ik in oktober mocht ervaren. Deze staat van opperste geluk. De blinkende zijde van de medaille die ik heel duur heb moeten betalen. Ik wil terug met een glimlach door het leven, en niet met tranen die niet komen. Niet langer opstaan met het gevoel niet langer compleet te zijn. Ik wil niet meer dan gewoon gelukkig zijn. Met haar. Het denken heeft het intussen naar zeven uur gebracht. Ik besluit naar Firenze te gaan. De bergen durf ik niet te voet door. Een slechte nacht, en de wodka is dichtbij. Ik heb tien jaar geleden al zover gezeten, maar daar waren geen bergen. Enkel de wodka. Ik herinner me wat mijn Westvlaamse collega recent nog zei op het werk: gelukkig ben jij niet suicidaal. Daar ben je nog te positief voor. Gelukkig voor mijn collega's dat ik goed maskers kan houden. Het zou onleefbaar geweest zijn op kantoor als ik mijn ware emoties toonde. Het plezier en de werkvreugde zouden ver zoek geraken in onze groep, en dat wil ik hen ook niet aandoen. Het is niet hun schuld dat ik voor dat ravijn sta. Dat is louter mijn schuld. Ik heb de belofte aan mezelf gebroken en toegegeven aan een irrationele liefde die elke vezel van mijn lichaam heeft beroerd en blijft beroeren. Ik heb geen rekening gehouden met de lessen uit het verleden. Ik heb me laten meeglijden in een droom, die te mooi was om waar te zijn. Zij is te mooi en te slim om de mijne te zijn. Had de Andere me maar ook dat duwtje gegeven. Dan was ik ervan verlost, van dit gevoel. En ik weet dat mijn Muze, mijn inspiratie, mijn Blonde Liefde, hier geen schuld in treft. Is het haar schuld dat ik mijn lessen uit het verleden heb genegeerd? Is het haar schuld dat ik irrationeel ben geworden en mij volledig aan haar heb gegeven? Is het haar schuld dat zij dit niet kon beantwoorden? Is het haar schuld dat ik de Andere aan haar voorstelde? Neen. Natuurlijk niet. Ik kan haar niets kwalijks nemen. Ik neem het mezelf kwalijk. Het is acht uur. Het slechte gevoel zit er nog steeds. Ik stuur een goede morgen naar de Ernstige Veurnse. Het is zondag, ze zal wel nog slapen. Maar het voelt goed om het berichtje te sturen. Ik slurp aan de koffie (opnieuw een standbeeld voor de man) en onderzoek hoe ik het goedkoopste in Firenze geraak. Dat is met Blablacar, carsharingsysteem. Paolo is bereid me op te pikken aan Modena Station en me over de bergen te brengen in zijn auto voor de luttele som van acht euro. In Firenze is Leonardo bereid me enkele nachten onderdak te bieden. Om veertien uur afspraak aan het station. Om twintig uur afspraak bij Leonardo.
Het is tien uur. Het is zondag twaalf februari. Gsm zoemt. WhatsApp. Goeiemorgen voor mij en wat ik ga doen. Ernstige Veurnse. Ik antwoord wat mijn plannen zijn. Ze kent ook enkel Vrolijke Cedric natuurlijk. Ik zwijg van bergen en wodka. Dat is voor mij. Voor mij en één iemand die de plannen kent. En aanvaardt. En begrijpt. Iemand waar ik ook altijd op kan terugvallen. Maar die mij niet meer kan helpen. Ik denk niet dat iemand me nog kan helpen. Ik denk aan mijn psychologe. Ik heb ze maar enkele keren gezien voor ik aan mijn trip begon. Ze denkt dat dit me zal helpen, zei ze. Ik ben benieuwd of ik haar nog gelijk ga kunnen geven, of dat haar ongelijk binnen enige tijd duidelijk wordt.
Ik besluit even een ochtendwandeling te maken door de prachtige straten van dit kleine stadje. De kleurrijke huizen en de zon maken me wat vrolijker. Ik kan nog genieten van mooie zaken. Geen kartonnen dozen die bewegen. Straten met paleizen, pleinen met fonteinen. Een prachtige, witte kathedraal met scheve toren op een groot plein met zitbanken waar massa's Chinese toeristen met selfiesticks zichzelf vereeuwigen op foto voor de kathedraal en zo dit majesteuze bouwwerk afbreuk doen uiteraard. Nog een uurtje mensen kijken en rondwandelen om dan gepakt en gezakt af te zakken naar het station. De Peroni die ik meehad gaat open. Gelukkig heb ik mijn aansteker bij. Peroni, sigaretje, zonnetje. Het verjaagt het gevoel van deze ochtend. Ik geniet een beetje van de pracht en praal van de straten waar Pavarotti ongetwijfeld trots doorliep. Zelfs ik ben een beetje trots op de schoonheid van deze Europese cultuur. En dan is het zover. Ik laat de kathedraal achter. Adieu Kathedraal. Ik wandel terug naar het appartement, schrijf een briefje van bedanking voor Vincent, pak mijn rugzak en ga naar het station. Het is nu tien voor twee op zondag twaalf februari. Snel nog iets drinken in de stationsbar. Een Moretti uit blik. Peroni hebben ze niet hier. Maakt me niet veel uit. Ik stuur een bericht naar de chauffeur. Ik krijg geen antwoord. Ik heb ook zo een vriendin die nooit meer antwoordt sinds ze in de Keizerlijke Stede woont. Ik ken het al wel. Een uur later nog steeds geen antwoord en nog steeds geen chauffeur. Firenze lijkt wel heel ver plots. Een jonge vrouw spreekt me aan. Ze blijkt Oekraïense te zijn op rondtocht in Italië. Ze komt van het Zuiden en gaat naar Venetië voor Carnaval. Ik ben er niet geraakt, het lag uit mijn weg, maar ze zal me de foto's sturen. Handig. Ik geef haar mijn mailadres. Ook zij wacht op een chauffeur. Ook die daagt niet op. We besluiten een trein te nemen. Zij richting Bologna. Ik richting Firenze. Nog een uurtje en de trein vertrekt. We gaan samen iets drinken in afwachting. Spreken over politiek, over Putin en de Krim. Daar komt ze van. Ze is geen fan van Rusland. Ze is fan van kunst en cultuur en ze tekent graag. We wisselen nummers en invitaties uit, en de treinen komen toe. Gelijktijdig, op een ander spoor. Ik stap in en de trein rijdt door de bergen. Ik heb mijn wodka nog steeds bij, maar de bergen zoef ik door zonder de fles te openen. WhatsApp zoemt. Oekraïense die me nog een prettige reis wenst. Ik wens haar hetzelfde en zet mijn toestel uit. Ik wil nu alleen zijn. Geen Oekraïense toeriste, geen Ernstige Veurnse. Alleen met mijn gedachten. Maar de Demonen blijven stil. Ik val in slaap. Ik droom van mooie paleizen op prachtige pleinen. Ik droom zelf van Pavarotti. Ik droom niet van mijn Muze.
Adieu Modena. Adieu Oekraïense toeriste.
|