Leerprocessen zijn de belangrijkste omgevingsfactoren voor ontwikkeling van gedrag. Zo krijgt het gedrag van de hond zijn uiteindelijke vorm. Het gedrag van de hond verandert voortdurend zolang er kans is om iets te leren en dit is levenslang. Niet alleen jonge honden kunnen leren. Dit is begrijpelijk, hoe zouden ze zich anders in de natuur moeten redden als ze zich niet kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Dieren die dit niet kunnen, hebben minder kans om te overleven en zich voort te planten. Er is dus geselecteerd op dieren die goed kunnen leren.
Bij het leren van huisdieren speelt de eigenaar een cruciale rol, ook als het om probleemgedrag gaat. De hond ontvangt van hem opdrachten en andere signalen en de eigenaar reageert op wat de hond doet. De hond benut hierbij zijn ervaringen. Aan en afleren van probleemgedrag gebeurt via prettige en onprettige ervaringen. De hond leert gedrag aan waarvoor hij wordt beloond en leert gedrag af waarvoor hij wordt gestraft. Dit laatste geldt echter als de straf effectief is.
Het milieu speelt een grote rol bij de ontwikkeling van de hond. Een onevenwichtige omgeving kan er voor zorgen dat een stabiele hond onstabiel wordt. Ook ervaringen tijdens de socialisatieperiode en rangordeperiode spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van probleemgedrag. In deze periodes kan de hond probleemgedrag ontwikkelen zoals angst en agressie naar mensen en/of andere honden. Een traumatische ervaring kan zon impact hebben op een hond, dat hij deze situatie wil vermijden en hierdoor angstig en ander ongewenst gedrag gaat vertonen. Of de hond de situatie als traumatisch gaat ervaren hangt ook af van de reactie van de omgeving.
Elk gedrag, inclusief probleemgedrag, wordt op een gelijkaardige manier veroorzaakt; namelijk door factoren (gebeurtenissen of situaties) in de omgeving van het dier. De belangrijkste veroorzaker van het gedrag bij de hond is de eigenaar, maar ook een prikkel vanuit het dier zelf kan aanleiding geven tot probleemgedrag (W. Knol). Elk hondenras kan gedragsproblemen ontwikkelen. Dit afwijkend gedrag ontstaat doorgaans in de socialisatiefase. Deze periode vindt plaats in de 5de tot 14de levensweek van de hond. Tijdens deze fase leert men de hond nieuwe dingen kennen. Als de hond in deze fase slechte ervaringen meemaakt of niet leert om te wennen aan deze nieuwe situaties kan er gedrag ontstaan dat moeilijk te herstellen is, dat kan evolueren in probleemgedrag.
Ook stress kan een oorzaak zijn tot gedragsproblemen. Dit kan door spanningen in het gezin, de hond teveel alleen laten, Stress kan zich dan uiten in ongewenst gedrag als vernielzucht, verlatingsangst, onzindelijkheid, De inwendige oorzaken spelen echter een veel kleinere rol dat de uitwendige. Bijvoorbeeld: Een kat van de buren zet de hond aan tot jagen, idem voor de eenden in de vijver. Wanneer u dan een andere hond aangelijnd tegenkomt tijdens de wandeling kan het zijn dat uw hond begint te trekken en te blaffen. Als de hond op iets reageert wat de mens niet graag heeft, gaat de eigenaar bijna altijd en vrij onmiddellijk reageren. Dit heeft als gevolg dat wanneer de eigenaar reageert op ongewenst gedrag, de hond dit gedrag zal blijven vertonen en dit gedrag zelfs kan toenemen, wat de eigenaar juist niet wilt. De meeste mensen gaan er vanuit dat als je reageert en/of de hond straft, de hond dan maar moet stoppen met dit gedrag. Voor de hond betekent deze boodschap echter dat dit gedrag beloond wordt met aandacht.
Ongewenst gedrag of probleemgedrag is gedrag dat niet voldoet aan de verwachtingen van de eigenaar. De eigenaar ziet dit als gevaarlijk of hinderlijk gedrag, doordat de hond dit gedrag te vaak of te hevig vertoont. Gedrag dat in onze normen past en voldoet aan onze verwachtingen wordt gezien als normaal en aanvaardbaar, daar waar gedrag dat te ver afwijkt van deze waarden gezien wordt als onaanvaardbaar of abnormaal.
Een voorbeeld hiervan is overmatig blaffen. Voor de hond behoort blaffen tot zijn dagelijks leven en is dus in zijn ogen "normaal", maar als dit dier dit te vaak doet, soms zelfs onophoudend, is dit onaangenaam gedrag voor de eigenaar.
Hieruit blijkt dat honden ondanks hun probleemgedrag zelden een ziekte of afwijking hebben. Meestal gaat het om normaal gedrag waar de eigenaar niet mee om kan gaan, waardoor dit voor hem een probleem vormt. Het is dus een probleem voor de eigenaar en niet voor de hond.
In de hondenwereld wordt vaak over gedragsproblemen gesproken. Vaak is het voor mensen niet helemaal duidelijk wat een gedragsprobleem juist inhoud en waardoor het ontstaat. De meeste van deze gedragsproblemen ontstaan doordat men voor een verkeerd ras kiest. Een ras dat eigenlijk niet goed past bij hun persoonlijkheid of omdat ze er te weinig informatie over hebben opgezocht. Vaak weet men niet wat voor werk hun hond vroeger deed en men houdt hier vandaag de dag dan ook geen rekening mee. Vandaag de dag zijn bijna alle honden huishonden geworden, maar dit wil niet zeggen dat men geen rekening moet houden met wat er in de genen van de hond aanwezig is.