Waarom zijn sommige kleine honden zo stoer tegen grote honden?
Veel kleine honden doen zich vaak stoer en arrogant voor. Dit gedrag is echter grotendeels te wijten aan hun eigenaar en niet aan de honden zelf. Vaak zijn dit rotverwende hondjes, schoothondjes zoals men ze noemt, eigenaars nemen hun hond op als ze lawaai maken en troosten hem dan ook nog wat, wat het gedrag alleen maar bevordert. Sommige kleine honden denken echt dat ze bijna even groot zijn als de andere hond en proberen grote honden uit te dagen. Ze willen tonen dat ze ook een hond zijn en willen hier desnoods om vechten om dit te bewijzen. Als de eigenaar dit toestaat dat deze hondjes hele tijd staan te blaffen en grollen naar grotere honden kan dit gedrag alleen maar versterkt worden.
De kleine hond krijgt het idee dat hij door zijn geblaf de grote hond weg jaagt en hij dus wint. Zo kan dit gedrag van kwaad naar erger gaan. Doordat de meeste kleine honden gedragen worden versterkt dit dat ze denken dat ze een hogere status hebben en dus denken dat ze groter zijn als ze in werkelijkheid zijn. Dit gedrag kan grappig lijken voor de meeste mensen, maar wat als deze kleine hond nu eens op een grote hond afstormt, die hier niet mee gediend is? De kleine hond zal misschien het gevecht beginnen, maar de grote hond zal altijd winnen en wie is dan de schuldige? Ja hoor, de grote hond, die eigenlijk aangevallen werd!
Daarom is het dus zeer belangrijk om ook kleine honden goed te socialiseren, hen te leren op de grond te lopen en de wereld van op de grond te ontdekken en ze regels en discipline bijbrengen natuurlijk. Het is niet omdat ze klein zijn, dat ze niet moeten luisteren...
Neem nu een Jack Russel, die vroeger werd gebruikt om te jagen op klein ongedierte. Mensen die vandaag een Jack Russel nemen, beseffen dit vaak niet. Ze nemen dit ras omdat het een kleine hond is, gemakkelijk met kinderen denkt men dan en klein dus waarschijnlijk niet veel beweging nodig, terwijl de Jack Russel juist veel beweging nodig heeft en een energieke hond is die de energie die hij van zijn genen heeft kwijt te geraken. Geeft men deze hond echter te weinig beweging, dan kunnen er gedragsproblemen ontstaan. De hond kan hyperactief worden of van alles beginnen kapot bijten in huis.
De evolutie van werkhonden: de genetische aspecten van hondengedrag
Over de eeuwen heen werden honden gefokt voor fysieke doeleinden, deze zorgen ook voor een aantal veranderingen in gedrag. Sommige rassen zijn geselecteerd voor gedragsveranderingen die nuttig zijn voor het jagen zoals vogels aanwijzen, achter vossen zitten en blaffen of retrieven van geschoten wild. In andere rassen werd het gedrag geassocieerd met taken zoals schapendrijven, terwijl anderen geselecteerd werden op verdediging.
In de westerse wereld verandert de belangrijkheid van deze functies en hun prestaties op werkgebied, terwijl gedragspatronen gerelateerd met sociaal gedrag steeds belangrijker worden. Nu is affectie, tollerantie en sociaal zijn tegenover mensen en kinderen veel belangrijker. Deze karakteristieken zijn echter erg verschillend van wat vroeger van hen verwacht werd en het is mogelijk dat er conflicten ontstaan tussen deze 2 selecties. Zo kunnen honden die geselecteerd werden om hun territorium te verdedigen nu waarvan verwacht werd dat ze blaften als ze iets vonden meer aanleg hebben om te vocaliseren rond hun eigenaar dan andere rassen.
Vandaag de dag worden honden vooral gefokt op schoonheid en minder op karakter, echter zijn er wel nog de genetische aspecten van de hond die nog meespelen. Zo zit het jagen van een jachthond in zijn genen. Vandaag de dag kiezen de mens dus ook vaker op schoonheid, maar ze houden echter geen rekening met de genen van de hond. Ze gaan er vanuit dat de hond dit gedrag niet meer zal stellen, dat dat er wel al uitgefokt is, waardoor er op latere leeftijd van de hond problemen kunnen ontstaan als de beagle ineens achter een konijn aanrent.
Gedrag is gericht op aanpassing: aanpassing aan personen of aan de omgeving. Als de hond zich moet aanpassen aan de eigenaar is er geen gedragsprobleem. In dit geval doet hij wat de baas wil en laat wat deze niet wil. Als de hond echter de eigenaar dwingt zich aan hem aan te passen, is er een grote kans dat de eigenaar dit als een probleem gaat zien. De hond beschikt over erfelijk vastgelegde gedragsprogrammas die hij moet uitvoeren (instinct), voorbeeld het streven naar een hogere plaats in de rangorde. Dit kan zich uiten in agressie naar de roedelleden.
Als eigenaar bemoeien we ons met honden, waardoor we hun gedrag bepalen. Dit kan bewust of onbewust, bedoeld of onbedoeld, maar voor het grootste deel gebeurt dit onbewust en onbedoeld. Bij elke gebeurtenis maakt de hond voor zichzelf uit wat voor hem een leuke gebeurtenis is of wat hem narigheid oplevert. De hond leert volgens het principe dat gedrag dat beloond wordt, herhaald wordt. Een hond kan echter niet zelf beslissen welk gedrag goed is en wat niet. De hond zal het gedrag dat de baas beloont, herhalen. Wanneer de eigenaar het verkeerde gedrag gaat belonen, zal de hond dit ook gaan herhalen. Negatieve aandacht is ook een vorm van aandacht en kan dus op deze manier ook belonend werken.
De hond vermijdt wat slecht uitpakt en herhaalt wat hem goed bevalt. Wanneer men niet bewust en doelmatig het gedrag van de hond vormt, is het gedrag ongewis. De hond heeft wel een doel voor ogen en wil dit bereiken. Zo ontstaat er gedrag dat enkel de hond wenst en voor de eigenaar een probleem vormt. Als men onbewust reageert op het gedrag, beïnvloedt men dit gedrag, maar het kan zijn dat men dit niet onmiddellijk merkt.
Wanneer de hond ander gedrag gaat vertonen dan gewoonlijk, kan dit aangeleerd gedrag zijn, ook al heeft de eigenaar dit niet gemerkt. Men ook onbewust het gedrag van de hond beïnvloeden door fouten te maken. Vaak bevordert men bij het tegengaan het probleemgedrag juist, dit gebeurt door een gebrek aan kennis en doordat mensen niet weten hoe ze met honden moeten omgaan.
Ondanks onze visuele capaciteiten missen we vaak de signalen die honden ons zenden. Het is een cliché geworden dat we van honden houden omdat ze zo onvoorwaardelijk trouw zijn. Dit wil niet zeggen dat elke hond op elk ogenblik onvoorwaardelijk trouw is, dit kunnen veel eigenaren beamen. De meeste van ons hebben zichzelf ervan overtuigd dat een hond zo trouw is aan ons alleen maar omdat we hun non-verbale communicatie met ons niet altijd verstaan.
Liefde en trouw is slechts 1 van de emoties waarvan we denken dat honden ze ervaren. De meeste van deze signalen zijn gemakkelijk op te merken als we wat meer moeite zouden doen. We moeten echter voorzichtig zijn om niet te veel te generaliseren en te vermenselijken door aan te nemen dat elke expressie van de hond overeenkomt met 1 van ons.
Het is belangrijk om er rekening mee te houden dat een hond in een andere zintuiglijke wereld leeft. Zo kan men begrijpen waarom de hond op een bepaalde manier reageert. Mensen zijn vooral visueel ingesteld, terwijl honden vooral in een geurwereld leven. De hond is in de eerste plaats een reukdier en zal dus ook steeds eerst reageren op reuk i.p.v. op zicht. Hierdoor leven honden in een totaal andere wereld en gaan ze dus ook verschillend reageren op situaties, ze beleven de wereld op hun eigen manier.
Uit onderzoek is gebleken dat mensen met honden omgaan zoals ze met kinderen omgaan, terwijl honden een heel andere aanpak nodig hebben. Als we willen dat honden ons begrijpen, moeten wij ons aanpassen aan hun communicatiemethoden, die grotendeels uit lichaamstaal bestaat.
Zon 30% van de hondeneigenaars hebben een probleem met het gedrag van hun hond, de meerderheid dus niet. Toch past bijna 80% zich niet aan aan de communicatiemethoden van de hond. Er is sprake van een communicatiestoornis als de hond met zijn gedrag iets anders uitdrukt dan de eigenaar denkt of als de eigenaar iets doet wat voor de hond een andere betekenis heeft dan de eigenaar denkt.
Honden zijn er goed in om kleine veranderingen op te merken in onze lichaamstaal en nemen aan dat elke beweging een betekenis heeft. Kleine bewegingen kunnen dus een grote invloed hebben op het gedrag van de hond. Alle primaten en honden gebruiken visuele signalen en veel sociale communicatie gebeurt door visualisatie. Daarom is lichaamstaal zo belangrijk voor communicatie tussen mens en hond.
In de natuur gebruiken wolven meer dan 45 verschillende bewegingen in interacties onderling. We hebben dus 2 verschillende soorten, mens en hond, allebei zeer visueel, sociaal en attentief op hoe iemand in de sociale groep zich beweegt, hoe klein deze ook is. Honden zijn echter veel meer bewust van de kleinste veranderingen in onze lichaamstaal, zelfs dingen waar we ons zelf niet van bewust zijn.
Terwijl mens en hond automatisch deze signalen herkennen van soortgenoten, moeten honden wel extra energie steken in het vertalen van onze signalen. We verwachten steeds van honden dat ze alles doen wat we van hen vragen, dus hebben ze genoeg redenen om te proberen om onze lichaamstaal te verstaan. Mensen moeten dus goed opletten welke lichaamstaal ze gebruiken rond honden. Het is belangrijk voor ons om te weten wat we hen vertellen, zodat er minder misverstanden ontstaan. We mogen er niet vanuit gaan dat ze alles verstaan we van hen vragen met onze stem.
Leerprocessen zijn de belangrijkste omgevingsfactoren voor ontwikkeling van gedrag. Zo krijgt het gedrag van de hond zijn uiteindelijke vorm. Het gedrag van de hond verandert voortdurend zolang er kans is om iets te leren en dit is levenslang. Niet alleen jonge honden kunnen leren. Dit is begrijpelijk, hoe zouden ze zich anders in de natuur moeten redden als ze zich niet kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Dieren die dit niet kunnen, hebben minder kans om te overleven en zich voort te planten. Er is dus geselecteerd op dieren die goed kunnen leren.
Bij het leren van huisdieren speelt de eigenaar een cruciale rol, ook als het om probleemgedrag gaat. De hond ontvangt van hem opdrachten en andere signalen en de eigenaar reageert op wat de hond doet. De hond benut hierbij zijn ervaringen. Aan en afleren van probleemgedrag gebeurt via prettige en onprettige ervaringen. De hond leert gedrag aan waarvoor hij wordt beloond en leert gedrag af waarvoor hij wordt gestraft. Dit laatste geldt echter als de straf effectief is.
Het milieu speelt een grote rol bij de ontwikkeling van de hond. Een onevenwichtige omgeving kan er voor zorgen dat een stabiele hond onstabiel wordt. Ook ervaringen tijdens de socialisatieperiode en rangordeperiode spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van probleemgedrag. In deze periodes kan de hond probleemgedrag ontwikkelen zoals angst en agressie naar mensen en/of andere honden. Een traumatische ervaring kan zon impact hebben op een hond, dat hij deze situatie wil vermijden en hierdoor angstig en ander ongewenst gedrag gaat vertonen. Of de hond de situatie als traumatisch gaat ervaren hangt ook af van de reactie van de omgeving.
Elk gedrag, inclusief probleemgedrag, wordt op een gelijkaardige manier veroorzaakt; namelijk door factoren (gebeurtenissen of situaties) in de omgeving van het dier. De belangrijkste veroorzaker van het gedrag bij de hond is de eigenaar, maar ook een prikkel vanuit het dier zelf kan aanleiding geven tot probleemgedrag (W. Knol). Elk hondenras kan gedragsproblemen ontwikkelen. Dit afwijkend gedrag ontstaat doorgaans in de socialisatiefase. Deze periode vindt plaats in de 5de tot 14de levensweek van de hond. Tijdens deze fase leert men de hond nieuwe dingen kennen. Als de hond in deze fase slechte ervaringen meemaakt of niet leert om te wennen aan deze nieuwe situaties kan er gedrag ontstaan dat moeilijk te herstellen is, dat kan evolueren in probleemgedrag.
Ook stress kan een oorzaak zijn tot gedragsproblemen. Dit kan door spanningen in het gezin, de hond teveel alleen laten, Stress kan zich dan uiten in ongewenst gedrag als vernielzucht, verlatingsangst, onzindelijkheid, De inwendige oorzaken spelen echter een veel kleinere rol dat de uitwendige. Bijvoorbeeld: Een kat van de buren zet de hond aan tot jagen, idem voor de eenden in de vijver. Wanneer u dan een andere hond aangelijnd tegenkomt tijdens de wandeling kan het zijn dat uw hond begint te trekken en te blaffen. Als de hond op iets reageert wat de mens niet graag heeft, gaat de eigenaar bijna altijd en vrij onmiddellijk reageren. Dit heeft als gevolg dat wanneer de eigenaar reageert op ongewenst gedrag, de hond dit gedrag zal blijven vertonen en dit gedrag zelfs kan toenemen, wat de eigenaar juist niet wilt. De meeste mensen gaan er vanuit dat als je reageert en/of de hond straft, de hond dan maar moet stoppen met dit gedrag. Voor de hond betekent deze boodschap echter dat dit gedrag beloond wordt met aandacht.
Ongewenst gedrag of probleemgedrag is gedrag dat niet voldoet aan de verwachtingen van de eigenaar. De eigenaar ziet dit als gevaarlijk of hinderlijk gedrag, doordat de hond dit gedrag te vaak of te hevig vertoont. Gedrag dat in onze normen past en voldoet aan onze verwachtingen wordt gezien als normaal en aanvaardbaar, daar waar gedrag dat te ver afwijkt van deze waarden gezien wordt als onaanvaardbaar of abnormaal.
Een voorbeeld hiervan is overmatig blaffen. Voor de hond behoort blaffen tot zijn dagelijks leven en is dus in zijn ogen "normaal", maar als dit dier dit te vaak doet, soms zelfs onophoudend, is dit onaangenaam gedrag voor de eigenaar.
Hieruit blijkt dat honden ondanks hun probleemgedrag zelden een ziekte of afwijking hebben. Meestal gaat het om normaal gedrag waar de eigenaar niet mee om kan gaan, waardoor dit voor hem een probleem vormt. Het is dus een probleem voor de eigenaar en niet voor de hond.