Nadat we de wreedaardige cycloop door middel van list en
leugen van zijn oog hadden beroofd, om zo te kunnen ontsnappen uit zijn grot,
waarin hij ons één voor één als avondmaal nuttigde, kwamen wij aan op het
eiland Aiolia, waar in zijn met bronzen muren omgeven burcht koning Aiolos
woonde, een gunsteling van de onsterfelijke goden. Zo had Zeus hem het beheer
over de loeiende winden toevertrouwd. Na een maand lang van zijn gastvrijheid
genoten te hebben, zijn we eindelijk klaar om te vertrekken. Aiolos, die mij
goed gezind is, geeft mij een zak mee, vervaardigd uit de huid van een
negenjarige stier, waarin hij de winden in heeft opgesloten. Alleen de Zefyros
sloot hij niet op, opdat we eindelijk terug de grond van ons geliefd Ithaka
zouden kunnen belopen. Negen dagen lang genieten wij nu al van een voorspoedige
vaart op de tiende dag zien wij eindelijk ons vaderland terug. Na negen dagen
aan het roer te hebben gestaan, word ik nu echter overvallen door de zoete
slaap. Mijn makkers, die al dagenlang nieuwsgierig waren, doen nu de zak open
en door stormvlagen worden we nu weggeblazen van ons vaderland.
|