Een akkoord kan in brede, enge of gemengde ligging hebben.
Een akkoord in brede ligging heb je wanneer je tussen de sopraanstem en de alt en tussen de alt en de tenor nog akkoordnoten kan plaatsen.
Vb. bas tenor alt - sopraan
dosolmiedo
Tussen de tenor en de alt is nog een do mogelijk. En tussen de alt en de sopraan is nog een sol mogelijk.
Een akkoord in enge ligging heb je wanneer je tussen de sopraanstem en de alt en tussen de alt en de tenor geen akkoordnoten kan plaatsen
Vb. bas tenor alt - sopraan
domiesoldo
de mie ligt hier in de sol sleutel.
Tussen de tenor en de alt en tussen de alt en de sopraan is het nu niet meer mogelijk om nog akkoordnoten te zetten.
Een akkoord in gemengde ligging heb je wanneer of tussen de sopraan en alt of tussen de alt en tenor nog een akkoord noot kan geplaatst worden. Dus in maar één van beide gevallen.
Vb. bas tenor alt - sopraan
domiesolmie
de mie van de tenor ligt ookhier in de sol sleutel.
Tussen de tenor en de alt kan er geen akkoordnoot meer geplaatst worden. Maar tussen de alt en de sopraan is het mogelijk om nogmaals de do te zetten.
Wanneer een zangstem een bepaalde nood van een akkoord zingt en deze noot wijzigt in het volgende akkoord maar een halve toon. Dan mag deze nood niet gezongen worden door een andere zangstem.
Vb. Tenor zingt van fa naar fa kruis. Dan mag deze fa kruis niet gezongen worden door de Alt, sopraan of bas.
De leidtoon is blijkbaar toch een beetje problematisch. In principe moet de leidtoon stijgen naar het octaaf (er is maar een halve toonafstand). Wanneer er gedaald moet worden zijn er maar een beperkt aantal mogelijkheden binnen een goede harmonisering.
Omdat ook dit tijdens de les nauwelijks ter sprake is gekomen ga ik hier niet verder op in. Ik kan ook niet zo goed begrijpen wat er in mijn cursus staat Ik vermoed dat je al wat meer moet weten over harmonieleer om dit goed te kunnen uitleggen.
Hier zijn we nogal lang blijven bij stilstaan tijdens de lessen Maar omdat dit intussen al weer wat langer gelden is, begrijp ik de logica niet meer zo dadelijk. Hopelijk lukt dat straks weer wel.
Voor uitleg ivm de Romeinse cijfers verwijs ik naar hoofdstuk II. 2).
De verbinding tussen akkoorden via trap I-IV-I en I-V-I komen tot stand met behulp van een gemeenschappelijke noot. Een gemeenschappelijke noot is een noot die in de twee te verbinden akkoorden voorkomt.
Voorbeeld:
1ste akkoord= domiesoldo
2de akkoord= falado fa
In dit geval komt do voor in beide akkoorden.
Bij de verbindingen tussen I-IV-I en I-V-I moeten:
[De gemeenschappelijke noot in dezelfde stem blijven.
[De andere noten van het akkoord via de kortste weg met de noten van het volgende akkoord verbonden worden.
[Dit geld niet voor de basstem. Bij de basstem mag de noot springen.
Voorbeeld:
bas tenor alt - sopraan
1ste akkoord I= do do sol mie
2de akkoord IV= fa dola fa
Van I naar IV zingt de tenor de gemeenschappelijke noot
3de akkoordI= do do solmie
Van IV naar I zingt de tenor opnieuw de gemeenschappelijke noot. Zowel de alt als de sopraan zingen noten die steeds maar 1 toon verschillen. De bas zingt de grootste toon verschil
Wanneer er een wijzigingsteken (mol, kruis of herstellingsteken) onder de bas geplaatst is, moet men dit toepassen op de terts van het akkoord, tenzij er een ander cijfer bijstaat.
De verbinding IV-V wordt tot stand gebracht door een tegengestelde beweging tussen de bas en de drie bovenstemmen. {Voor meer informatie over mogelijke bewegingen zie hoofdstuk II. 2) e)}
Dit betekent dat wanneer de bas stijgt de andere drie stemmen moeten dalen en wanneer de bas daalt de andere drie stemmen moeten stijgen.
Zoals bij de vorige verbindingen moeten de verbindingen voor de drie bovenste stemmen ook hier via de kortste weg gebeuren. Ook hier blijft de basstem de uitzondering.
Eencontrole om te zien of je alles goed gedaan hebt, is nakijken of je de grondtoon (= bastoon) verdubbeld hebt.
Met cadenz bedoelt men blijkbaar de sluiting van een muziekstuk.
Nu bestaan er mogelijkheden om de sopraan op de tonica te brengen aan het einde van een muziekstuk, zodat de hoofdmelodie ook een sluiting heeft. Indien nodig is het zelfs mogelijk om alle stemmen te laten dalen.
Blijkbaar moet het beter klinken indien de sopraan in grondakkoord I op de tonica eindigt. Anders zal men waarschijnlijk het gevoel hebben dat men halverwege de melodie stopt.
Een authentieke (te verwachten) cadens gaat als volgt via IV naar V naar I.
Maar men mag ook een plagale (minder voor de handliggende) cadenz doen en dan eindigt men via IV naar I
De laatste 2 akkoorden bepalen om welke cadenz het gaat.