Rompstabiliteit is de spierbalans en controle in het gebied van het bekken, de heupen en de romp, die de
functionele stabiliteit van het gehele lichaam in stand houdt.
Rompstabiliteit biedt de mogelijkheid om de spieren in de
romp te stabiliseren tijdens de bewegingen (dynamisch) van zowel de romp, armen
en benen tijdens houdingen (statisch)
Stabiliteit van de romp is dus een voorwaarde van het goed
kunnen bewegen van armen en benen.
De kracht van en de coördinatie binnen de rompspieren is
daarom van groot belang voor sportprestaties en voor de ontwikkeling van
kracht.
Alleen wanneer de romp optimaal functioneert kunnen spieren
elders in het lichaam ook optimaal functioneren.
Blessures van de rompspieren, zoals bvb kneuzingen, spierverrekkingen
en spierscheuren, kunnen tot gevolg hebben dat ook de stevigheid van de
wervelkolom afneemt.
Dergelijke blessures hebben daardoor grote invloed op onze
bewegingen en houding.
Bij herstel van een blessure is het van groot belang om er
(preventief) voor te zorgen dat door gerichte spiertraining van de rompspieren
de rompstabiliteit wordt hersteld.
Eerst en vooral moeten we het begrip “ stabiliteit”
duidelijk omschrijven.
De meest aanvaardbare is die van Panjabi.
Volgens hem is stabiliteit van een gewricht afhankelijk van
3 pijlers:
-actief systeem (de spieren)
-passief systeem (de beenderen, ligamenten, gewrichtskapsel)
-neuraal systeem (aansturing van de spieren)
Deze 3 systemen moeten dusdanig samenwerken dat ze op een
veilige en efficiënte manier krachten kunnen overbruggen.
Ieder systeem moet optimaal ontwikkeld zijn.
Dan spreekt men van stabiliteit.
Wanneer dit niet het geval is spreekt men van “instabiliteit”
Dit kan op termijn tot klachten en blessures leiden.
De belangrijkste voetbalspecifieke doelen verbonden aan
voetbal zijn:
-algemene vorming
-basis voor functionele krachttraining (bvb in de
revalidatiet
-een gezond lichaam is een lichaam in evenwicht
-bewegingen kunnen efficiënter uitgevoerd worden
-een betere vormspanning tijdens voetbalspecifieke
bewegingen
-een betere controle over het lichaam (blessurepreventie)
Er is gekozen om de oefeningen op te delen in groepen en een
programma uit te werken zodat je als trainer meteen aan de slag kan.
A-Oefeningen houden vooral bekkencontrole in.
B-Oefeningen zijn eigenlijk de basisoefeningen.
Deze kunnen aan de allerjongsten aangeleerd
worden, natuurlijk met aangepaste intensiteiten.
C-Oefeningen bouwen verder op de B oefeningen.
D-Oefeningen zijn tot slot voor de oudsten.
Overtuig de spelers van het nut van deze oefeningen.
De link naar het preventieve binnen de blessures is
wetenschappelijk achterhaald, dus breng dat over aan uw spelersgroep.
AANDACHTSPUNTEN:
-ademhaling niet blokkeren, natuurlijk blijven ademen
-de kwaliteit van de oefening is belangrijker dan de duur
-de spieren maximaal opspannen
-beginnen met eenvoudige oefeningen
-geef deze oefeningen na de opwarming, of op het einde van
een training.
-de oefeningen minimaal 3x per week uitvoeren. (in principe
dagelijks)
|