Jezus zegt:
"Ik ben gekomen
om vuur op aarde te brengen, en hoe verlang ik dat het brandt".
Vuur dat tegelijk
verteert en zegent, vuur van vreugde en van angst, van aanvaarden en
aanvechten.
Vuur dat alles
opneemt en verbrandt om licht en warmte
uit te stralen.
Laat iemand het
haardvuur aansteken. Ik wil het brandhout uit Gods hand aannemen.
Biddend wil ik
neerbuigen bij dat vuur; dor hout wordt
vlam;
de kilte van mijn
hart wordt vervuld van warmte en innigheid.
Biddend bij het
haardvuur krijg ik meer vuur dan ik geef;
doet de vuurglans
handen ontdooien, gezichten warm worden.
Wakend bij het vuur
doorgloeit mij Gods warmte, met zijn
pijn en zijn kracht.
Biddend bij het
haardvuur leidt Zijn warme hand mij binnen in dat wondere vuur van vernieuwd
geloof dat mij doet verlangen en branden.
Ik mag Zíjn vuur uitdragen
naar gedoofde haarden,
ik mag koude handen in de mijne nemen;
kille gezichten gaan
weer blozen van deugddoende warmte.
Biddend bij het
haardvuur zwijgen woorden tot gevulde
stilte.
Het hart vat vuur, hunkert weer naar leven...
Zijn vuur op aarde
en wij verlangen dat het brandt.
|