Hoe eenzaam ben ik, in een land van vreemden,
een werelddeel, waar ik niet welkom ben.
Door velen niet gezien of weggekeken,
ogen vol argwaan, of juist afgewend.
Geen mens groet mij op straat, ik ben een niemand
ik hoor hier niet, dus heb ik ook geen naam.
Zij spreken niet mijn taal, verstaan mij niet,
hun oren zijn gesloten voor mijn stem.
Het lot, dat mij hier bracht, wordt niet begrepen,
en mijn verhaal daarvan wordt niets geloofd.
Zo slijt ik nu mijn jaren zonder toekomst,
en loodzwaar slepen zich die jaren voort.
Nog steeds word ik gemarteld, nu door heimwee
en door angst om wat mijn ouders wordt gedaan.
Verlangend naar mijn broeders en mijn zusters,
nu overal ter wereld opgejaagd.
Is er dan niemand meer, die mij wil kennen?
geen oog dat mij wil zien, geen oor dat hoort?
Is er geen hand meer, die mij vast wil houden?
Ik vluchtte voor de dood, maar is dit dan het leven?