José was een echte jaguarjager. Toen de geasfalteerde verbindingsweg doorheen de Pantanal tussen Miranda en Corumba aangelegd werd, lagen de werken gedurende het regenseizoen volledig stil. Dit duurde vier tot zes maanden. De waardevolle machines moesten bewaakt worden. Dat was het werk van José Calheiros. Hij was afkomstig van Cearà, een staat uit het noorden van Brazilië. De Cearenses staan bekend als werklustige mensen. Zij, die honderd jaar geleden de rubberbomen melkten in de uithoeken van het Amazonewoud, waren hoofdzakelijk afkomstig uit Cearà. Op hen kon men vertrouwen.
Mijn eerste verkenning van de zuidelijke Pantanal begon aan deze werkzaamheden. Twee vrienden vergezelden mij. We waren van plan de Pantanal te doorkruisen via de zandweg die Miranda met Corumba (op de grens met Bolivia) verbond. Het bleek een onmogelijke opdracht te worden. Zelfs mijn 4x4 was niet in staat al de hindernissen te overwinnen. Daarom gingen we op zoek naar hulp. José was toevallig thuis. Via de oude weg verder rijden was onmogelijk, zei hij, deze was op verscheidene plaatsen weggespoeld.
Hij was een vriendelijk iemand die al vlug begreep dat er iets extras uit de bus zou vallen als hij met ons de jungle zou intrekken. Dat was boffen voor hem; ook zonder ons deed hij niets anders. Al vlug liet hij zijn trofeeën zien; meerdere jaguarvellen. Ik vertelde hem dat voor mijn part de dieren niet hoefden gedood te worden. Ik kwam om ze levend te bewonderen. We sloten snel een gemeende vriendschap die vele jaren zal standhouden.
De eerste tocht, geleid door José, bracht ons zeer ver in de Pantanal. Hij wist nog een weg die lange tijd met mijn grote 4x4 kon bereden worden. Vervolgens ging het verder met een aluminium bootje dat op de bagagedrager werd meegevoerd. Een kleine buitenboordmotor van 5 pk deed de rest. We waren met zijn vijven; José met zijn zoon (10jaar) en ik met twee vrienden.
We lieten de wagen bij een bruggetje over een zijrivier van de Rio Miranda. Veilig op een verhoogde plaats want we zouden een vijftal dagen op deze zijrivier verblijven. Het water in de Pantanal was nog aan het stijgen.
De eerste kampplaats werd na een uurtje varen uitgekozen. Het was al namiddag en er was nog werk te verrichten. José glunderde al een tijdje. Regelmatig had hij zijn duim opgestoken. Toen hij dorado uitsprak, wist ik genoeg. Hij had al opgemerkt dat de koning onder de vissen van het Paraguaybekken aanwezig was. Ik had niets abnormaals gezien. Ik was blij; dit zou spektakel brengen.
Bij het opstellen van de tent bemerkte ik dat we de tas met muggenmelk en andere medicamenten hadden vergeten . Muggenmelk was echt nodig; dat stelden we al vast van zodra we de oever betraden. Geen erg. Ik zal wel terugkeren en tevens de eerste nacht slapen in de wagen. Deze was voldoende ruim. De ramen waren van buiten beplakt met muggengaas. Ramen open en voldoende ventilatie; dat was luxueus slapen. In de tent zouden de achterblijvers die luxe niet kennen. Daarenboven waren ze van plan enkel de buitentent recht te zetten, kwestie van meer ventilatie. Een groot muskietennet erover en klaar is kees.
Het was al donker (vanaf 18h is het donker in Brazilië) toen ik aan de terugvaart begon. Het viel niet mee; in één hand de lantaarn en sturen met de andere hand. Ik had toen nog geen ervaring met nachtelijke boottochten in de Pantanal. Ik ga dan ook niet beschrijven welke horden insecten, motten, kevers en ander ongedierte op het licht afkwamen. Slechts één woord: afgrijselijk. Op sommige plaatsen zag ik niet verder dan enkele meters!
Ik deed er veel meer over dan één uur en was blij dat ik zonder ongeval bij de wagen was aangekomen. Ik snakte naar nachtrust en die zou er snel aankomen.
Ik installeerde me in de wagen en draaide de ramen open. Het was nodig. De wagen stond de ganse dag in de zon en het was er bijgevolg snikheet in. Het zou nu snel afkoelen met de ramen geopend. Ik had er al zo dikwijls in geslapen.
Wat stelde ik echter vast? De tape die het muggengaas op de carrosserie plakte, was gelost! Door de grote vochtigheid plakte de tape niet meer.
Het muggengaas bleef niet op zijn plaats en zakte weg. Ik probeerde opnieuw de tape aan te drukken; niets hielp. Het muggengaas werd tussen de deur boven het raam geklemd. Ditmaal was het gaas niet voldoende lang. Het zweet brak me extra uit. Wat nu gedaan? De ramen sluiten was uitgesloten; er moest kost wat kost geventileerd worden. Anderzijds zouden zonder muggengaas de insecten vrij spel krijgen. En daar had ik al een voorsmaakje van gehad. Ik wist aanvankelijk niet wat te doen en begon te panikeren.
Toen greep ik naar de grove middelen; nam een dubbele dosis slaappillen en besprenkelde mijn ganse lichaam gretig met muggenmelk. Vervolgens draaide ik alle ramen open en schreeuwde naar de muggen dat ze konden komen. Ik herinner me alleen nog dat het stonk als de pest.
s Morgens was ik snel om te controleren welke schade ik had opgelopen. Al bij al viel het nog mee. Ik had in ieder geval goed geslapen. Voor herhaling was het echter niet vatbaar. Snel voer ik terug. Er stond nog zoveel te beleven. En wie weet hadden de mannen wel geslapen.
José stond al van ver te zwaaien. Hij wilde weg om te vissen. Hij wilde altijd per boot en die was nog in mijn dienst. Aas en visgerief had hij netjes in een tas. Ik ging niet mee want ik wilde mijn vrienden zo snel mogelijk van mijn nachtelijke belevenissen laten genieten.
José was s middags terug en riep dat hij best wat hulp kon gebruiken. Mijn god! Wat een vangst! Geen dorados maar grote pacus. De pacu (Colossoma mitrei) is familie van de piranha. Hij lust echter geen vlees noch vis. Het is een echte fruiteter. Soms eet hij ook de zoete bloempjes van bepaalde bomen die over de rivier hangen. Van zodra de bloempjes in het water vallen, zijn de pacus er niet meer weg te slaan. Ik wist dat José speciale tarwebolletjes kookte als aas voor de pacu. De pacu is een zeer lekkere vis al zijn de grotere exemplaren wel wat vet. En José had grote pacus gevangen. Hij vroeg nu hulp om ze schoon te maken.
Allemaal goed en wel. De vraag is nu: Wat gaan we met al die vis aanvangen?
Verkopen, antwoordde hij met een glimlach tot achter zijn oren. Verkopen? Aan wie? En waar? Er is zelfs geen ijs om de vis te bewaren. Morgen vroeg is die al slecht., waren mijn opmerkingen. Deze namiddag zal ik de vis meegeven naar het dorp. Ik ken iedereen die hier op de weg langs komt en ik kan ze vertrouwen. Ik zal zeggen waar ze de vis kunnen afleveren. Man toch, hier komt geen kat voorbij, al wacht ge daar acht dagen. De weg is verderop weggespoeld en daar is voorlopig geen doorkomen aan, dat weet ge toch. Ik werd een beetje zenuwachtig. Hoe zal dat nu weer aflopen?
Anderzijds was het zonde al die pacus te moeten wegwerpen. In het dorp zouden ze flink wat opbrengen.
Na een flinke discussie, viel de beslissing. We zouden profiteren van deze wonderbare visvangst. We zouden alle hens aan dek halen en tot de namiddag allen op visvangst gaan. Het bleek niet zo moeilijk. De pacus lustten het aas van José maar al te graag. Soms vervormden onze eerder kleine bamboestokken tot een volledige cirkel. We hadden er plezier in en staken ook een handje toe in het schoonmaken van de vis.
We hadden besloten de vis te gaan afleveren bij een opkoper die volgens José nog wat verder in de Patanal woonde. Terug naar het dorp was niet te doen. Te ver.
Ook de opkoper bleek verder te wonen dan José had voorgehouden. Of had hij ons voorgelogen? Waarschijnlijk dit laatste. De Brazilianen kennende
.
Al vlug werd het donker (vanaf 18h in Brazilië) en de weg was in zo een slechte staat dat beschrijven onbegonnen werk is. Ik zette mijn verstand op nul. Niet nadenken of overwegen; gewoon verder ploeteren en bidden dat dit niet het einde zou betekenen van onze reis naar de Pantanal.
Mijn gebed werd aanhoord en om ongeveer 22h kwamen we aan bij de opkoper. We hadden er vijf uur over gedaan! Niets liet vermoeden dat hij een opkoper was. We waren al blij een kaarslichtje waar te nemen.
De verwelkoming was hartelijk. De man verkocht ook nog bier en frisdrank, gekoeld in een ijskast op gas. Ik had al vlug door dat het een ruilhandel zou worden, vis in ruil voor drank.
Er werd afgedongen en geboden. José zou toch nog iets overhouden en wij konden onze (grote) dorst lessen.
Omstreeks middernacht namen we afscheid en kon de lijdensweg terug beginnen. Althans voor mij want de anderen hadden hun roes al ingezet.
Ook ditmaal bleven we gespaard van verder onheil. Een beloning waarschijnlijk voor de belofte dit nooit meer te doen. Omstreeks vijf uur in de ochtend viel ik languit neer in de tent. Ik vroeg niet van wie de bedstee was. Ik was nog juist in staat José een halt toe te roepen want ik hoorde hem nog zeggen dat de ochtendglorie de beste periode was om de dorado te verschalken. Dorado, pacu of piranha, het kon me niet schelen. Enkel een vis voor eigen gebruik mocht er nog gevangen worden. Voor de rest zal er aan natuurexploratie gedaan worden. Temeer daar de benzinevoorraad ook flink geslonken was. Dit was voor José het doorslaggevende argument om het bevel op te volgen.
Het was middag toen ik ontwaakte. José was druk bezig. Ik hoorde dat hij het al maar had over carne deliciosa, lekker vlees vertaald.
Was hij daar bezig met het villen van een ree!
Ik wist zelfs niet dat hij stiekem een geweer (punt 22) had meegenomen. Ik ben altijd tegen het doden van wilde dieren geweest. José zei dat hij het geweer had meegenomen ter verdediging tegen gevaarlijke dieren. Hij mocht niet meer vissen, dan was hij maar op jacht geweest. En, zei hij, Er zijn verse sporen van een jaguar; ik zal ze tonen. We gingen uiteraard kijken. De sporen waren duidelijk te onderscheiden maar of ze zo vers waren als José beweerde, betwijfelde ik. Ik zal het bewijzen, antwoordde hij. Ik zal de slachtafval van de ree hier neerleggen, dan zult ge wel zien. Hieraan kan de jaguar niet weerstaan.
José probeerde ons schrik aan te jagen. Mijn vrienden begonnen al te beven. Ik stelde hen onmiddellijk gerust door te zeggen dat de jaguar misschien wel de afval zou opeten; het kamp zal hij niet benaderen omdat er al lang een houtvuur brandt en dat zal de volgende nacht ook zo blijven. Jaguars zijn als de dood voor brandgeur. De reden waarom vele pseudo-woudlopers onmiddellijk een vuur aanleggen zodra men aan land komt.
De ochtend daarop liepen we vol spanning naar de plaats waar de jaguar zou geweest zijn. De verrassing was groot! Geen jaguar maar een massa trekmieren was door de slachtafval gelokt.
Ongelooflijk hoeveel mieren! Matrassen.
We maakten ons snel uit de voeten. Dat was nog eens een spektakel. Volgens José was de jaguar hiervoor ook gevlucht.
Eindelijk konden we voor de rest van de dag aan natuurexploratie doen. Geweldig! Prachtig wat dit deel van de Patanal te bieden heeft.
De reefilet werd die avond nog geroosterd. De rest werd ingezouten en opgehangen ver van de kampplaats. De mieren zouden dat vlees daar niet vinden.
Ik kroop vroeg in de slaapzak. Ik zou mijn slaapachterstand eindelijk kunnen inhalen.
Omstreeks drie uur s nachts werd ik gewekt door José. Of ik dat gekraak ook hoorde?
De mieren, de mieren !!!!, riep hij. We moeten ophoepelen vooraleer hier ongelukken gebeuren. Hij voegde de daad bij het woord, wekte zijn zoon en begon al zijn zaken naar buiten te gooien.
Inderdaad, de mieren waren tot op enkele meters van de tent genaderd. Er moest niet meer overlegd worden. Iedereen wist wat te doen. Ophoepelen, zo snel mogelijk. En dat alles om drie uur s nachts!!
Ik kan u verzekeren dat het er soms wel plezanter aan toe gaat in hartje Pantanal.
We bleven nog enkele dagen op een andere kampplaats.
Als eerste tocht in de Pantanal kon dit wel tellen.
|