Het kerkje van Rossem en de omgeving is definitief beschermd. Deze bescherming omvat niet alleen het
kerkje, ook de gehuchtkern en het dorpsgezicht van Rossem worden voor hun
historische, architectuurhistorische en artistieke waarden beschermd. Het is één van de meest gave gehuchten in
Vlaams-Brabant.
Het gehucht Rossem werd al in 1112 vermeld en is sinds het laatste kwart van de
19de eeuw vrijwel ongewijzigd gebleven.
'Rossem onderscheidt zich van andere gehuchten door een nog opmerkelijk
landelijk karakter waarvan het unieke nog wordt versterkt door de open ruimte
en een kwaliteitsvolle bebouwing. Onbebouwde weidepercelen wisselen er af met
de ommuurde enclaves van de pastorie die gebouwd is in 1767 en deel uitmaakte
van de voormalige abdij van Dielegem (Jette), Ook het fraai ommuurde kerkhof en
het interieur van het kerkje, dat beschikt over een uniek Forcevilleorgel uit
1744, maken de site uniek.'
BOUWHISTORISCHE
VERKENNING ROSSEMDORP
De
gehuchtkerm van Rossem, in de vorm van een straatdorp is uitgebouwd op het
oude Kerkeveld en onderscheidt zich door een nog opmerkelijk landelijk karakter
dat sinds haar ontwikkeling in het laatste kwart van de 19de eeuw
omzeggens ongewijzigd bleef. Specifieke structuur en configuratie van het quasi
rechthoekige bouwblok worden bepaald door de ritmische afwisseling van open
weideruimten en van de ommuurde complexen van respectievelijk de kerk , de
dorpsschool en de pastorie. Dominante en bij uitstek structurerende factor
binnen dit ensemble is ongetwijfeld de parallel met de straat ingeplante en met
een ommuurd kerkhof omringde parochiekerk uit 1874. Meest oostwaarts profileren
zich de ommuurde enclaves van de frontaal naar de straat gerichte dorpsschool
en pastorie.
De
kerk
Hoofdcomponent
van het dorpsgezicht is de aan weerszijden door weiden geflankeerde en door een
ommuurd kerkhof omringde Sint-Medardus-en Gildarduskerk. Behoudens de 17de
eeuwse stoere Westertoren werd het bedehuis integraal in neogotische bouwtrant
opgetrokken naar een ontwerp van bouwmeester G. Hansotte in 1874. In de
sluitmuur van het hoogkoor bevindt zich nu nog een hardstenen
inhuldigingdplakket. Het overwegend in
baksteen opgetrokken driebeukige volume met pseudo-bsilicale opstand,
pseudo-transept en een rechthoekig driezijdig gesloten koor met aanleunende
sacristieën wordt aan de westzijde voorafgegaan door een vierledige
klokketoren. Behoudens een begane grond in witte kalkzandsteen die teruggaat
tot de late middeleeuwen is de toren van deze kerk bouwhistorisch bijzonder
interessant. Het is met name een van de weinige vroeg 17de eeuwse
kerktorens die in Brabant nog bewaard zijn gebleven. Kenmerkend voor de barokke
allures van de toren zijn de witstenen cordonlijsten en vooral de rondbogige
blindnissen en galmgaten. Een gelijkaardige dispositie treft men aan in de OLV
kloosterkerk van Bellingen (Pepingen). Het toegangsportaal van de kerk is
onmiskenbaar 18de eeuws van origine : een hardstenen
segmentboogportaal waarboven steekboogvenster. Het neogotische schip met brede
middenbeuk en smallere zijbeuken telt vijf traveeen waarvan twee smallere aan
de uiteinden, respectievelijk ter hoogte van de twee zijaltaren en ter hoogte
van doopkapel en berging. De beukwanden tonen een ritmische eerder gesloten
geleding van versneden steunberen met dubbele haakse opstelling ter hoogte van
het transept en van hoge smalle lancetvensters, ook voorzien in de westwand
waar ze worden bekroond met een
decoratief paneel waarin vierlob. Het enkel door korte transeptarmen
onderbroken natuurleien zadeldak wordt doorgetrokken over het hoge driezijdige
gesloten, rechthoekige koor verticaal geleed met lancetvensters en versneden
steunberen conform het schip. Vanuit het oogpunt van monumentenzorg bijzonder
interessant is de originele neogotische (verweerde)gevelafwerking : een helrood
gekleit en geschilderd parement met witte voegen die baksteen imiteren. De
spitsboogvensters tonen een bepleisterde natuursteenimitatie.
Het gepleisterde en geschilderde neogotische kerkinterieur is
geïnspireerd op enerzijds laatgotische elementen en anderzijds vroeggotische
structuren, zoals de gewelfcolonnetten in de middenbeuk. Inwendig zorgen
spitsboogarcades op gedrongen zuilen met achtkantig basement en
acanthuskapiteel waarboven een register van blinde, rechthoekige
tweelichtvensters voor een tweeledige opstand. Koor,hoofd-en zijbeuken zijn
overwelfd met vierledige bakstenen kruisribgewelven, opgevangen door colonetten
met bladkapiteel of eenvoudige consoles. De koorpartij herbergt vijf
neogotische glas-in-loodramen uit het bekende glazeniersatelier van Samuel
Coucke (1833-1899) uit Brugge. Afgezien van de Lodewijk XV communiebank is het
overige kerkmeubilair van homogeen neogotische factuur. Dit geldt ook voor de
gepolychromeerde gipsen heiligenbeelden en de kruiswegstaties. Vermeldenswaar
in de kerk is het unieke en sinds 1979 beschermde Forceville-orgel dat in 1744
door de pastoor van Wolvertem bij de bekende Brusselse orgelbouwer werd besteld
en in 1788 door de kerk van Rossem werd aangekocht.
|