Rossem,
vroeger Rothem, werd met Wolvertem en de streek van Nerom en Westrode in 1153 aan de paters van Dieleghem onder Jette geschonken.
De eerste vermelding van Rothem
dagtekent van het jaar 1112.In dat jaar
gaf Gustache, zoon van Onulfus van Wolvertem aan de abdij van Jette een
grondcijns van 6 stuyvers, die hij ,in het dorp, waar de Norbertijnen van Jette
50 bunders grond hadden bezet.
Rothem vormde een parochie sinds februari 1241 toen Egeric, zoon van Johan van
Rolbroeck gronden gaf aan de kloosterlingen van Dielegem.
Tot in 1681 werd er slechts onregelmatig mis gelezen te Rossem.Om aan deze toestand
te verhelpen werd de prelaat van Dieleghem verzocht een derde kloosterling naar
Wolvertem te sturen; de parochianen
van Wolvertem konden van vroeg- en
hoogmis genieten terwijl de inwoners van Rossem
op zon en feestdagen in hun eigen kerk de mis konden bijwonen. Wolvertem diende jaarlijks 50 gulden
en rossem 100 gulden bij te dragen voor het onderhoud van deze derde
kloosterling, die om wille van het gebrek aan huisvesting in Rossem, in de pastorij van Wolvertem ging wonen.
Reeds in 1744 ondernam de toenmalige tweede onderpastoor van Wolvertem, pater Clemens Stoefs stappen
om in Rossem te kunnen wonen.Toen dezelfde pater in 1765 tot eerste
onderpastoor benoemd werd, gingen op hun beurt drie landbouwers van Rossem naar de prelaat Valvekens te
Brussel, om te vragen eenen heere, den welcken bruyckvast tot Rossem zoude wonen om aldaar hunne
kerckelijke diensten te verrichten.Uiteindelijk werd er een akkoord gesloten waarbij de prelaat onderhoud
ten zijnen lastenam, doch de boeren van
Rossem dienden 1000 gulden aan de
abdij te betalen en al de bouwmaterialen te bekostigen.Bovendien dienden de landbouwers nog een stuk
grond ter beschikking te stellen om er een kareeloven op te stellen.
De bouw werd aangevat in de lente van 1767 en
onderpastoor Stoefs kon zijn nieuwe pastorij te Rossem betrekken op 13 oktober 1767.
Bij decreet van 9 oktober 1790 ondertekend door kardinaal de Frankenberg
Schellendorf, toenmalige aartsbisschop van Mechelen werd e parochie Rossem onafhankelijk verklaard.In die tijd vormde Rossem met Imde één enkele
gemeente.
In het begin van de Franse revolutie diende de pastoor van Rossem zich schuil te houden en werd de pastorij onder sekwester
geplaatst;
Bij dekreet van 29 november 1799 werden de wetten van verbanning tegen
priesters gewijzigd en de vrijheid van godsdienst enigermate toegestaan, doch
het duurde ongeveer twee jaar eer de priesters terug durfden tevoorschijn te
komen.Vanaf 1 mei 1802 mochten alle
priesters weer dienst doen in de kerken, op voorwaarde dat zij vooraf de
belofte ondertekenden zich naar het konkordaat van 15 juli 1801, gesloten
tussen Napoleon en pausPius II te
gedragen.
In de nacht van 29 of 30 september 1817 werden onontbeerlijke kerkelijke
goederen uit de kerk gestolen.Om deze
reden werd de kerkfabriek van Rossem
van de totale belasting van 1818, nl. 600 gulden ontlast.
Met de nieuwe verdeling van het grondgebied tijdens de Franse omwenteling,
waren Wolvertem en Nerom, Boskant en Westrode één
gemeente geworden die op geestelijk gebied door één pastoor en één onderpastoor
bediend werden.De gemeente Rossem Imde en de gemeente Meuzegem
echter ontvingen samen maar toelagen om één pastoor te bezoldigen.Imde kon wel een herder bekomen doch de
parochianen moesten hem zelf betalen en een woonst bezorgen.Enkele jaren nadien begon de staat regelmatig
de kapelanen van de 3 dorpen te bezoldigen maar de kerken van Imde en Meuzegem werden pas officieel erkend in 1834.De drie dorpen Meuzegem, Imde en Rossem werden onafhankelijke parochiën
verklaard in 1842.
Tot de huidige bouw van de kerk van Rossem
werd begonnen in 1874, omdat de vorige kerk gebouwd rond 1750 oud, versleten en
te klein geworden was.Enkel de toren,
waarschijnlijk reeds gebouwd rond 1500 en verhoogd in 1838 bleef bewaard.
De drie altaren, de predikstoel en de twee biechtstoelen werden geplaatst in de
kerk rond 1880, de overige meubelen werden overgenomen van de vorige kerk.Van de drie klokken dateert de kleinste (367
kg) van 1859, de twee overige van 1955.
Naar de geschiedkundige notas over kerk en parochie van J. t Kint.