601 W.O. I Slag van Imde
De parochies Meise en Imde
zijn sedert de 1ste wereldoorlog verbonden via de gruwelen van deze
oorlog. In Imde werd een monument
opgericht ter nagedachtenis van de overledenen bij de slag van Imde op 22
augustus 1914. Wat velen niet weten is,
dat 2 dagen eerder zich een voorspel voordeed in Meise. Aan de trunk (tronk = lindeboom met
kapelletje) bracht de V.V.V. (Verbroedering van de Vaderlandslievende
Verenigingen van de gemeente Meise) een gedenkplaat aan waarop te lezen staat :
Hier werd op 20 augustus 1914 prins Wilhelm von Schönaich Carolath van het
reserve regiment Uhlanen doodgeschoten door Jagers te paard (de Rossen) en een
kameraad tirailleur cycliste.
Wat gebeurde hier
eigenlijk ?
20 augustus 1914
De zware beproeving.
Meise werd bezet door het Duitse IIIde Res. Legerkorps,
dat deelnam aan de belegering van Antwerpen.Deze bezetting heeft weken lang
geduurd. Na het neerschieten aan het
kruispunt Boechtstraat-Sint-Martinusbaan (nu Strombeek Beversebaan
St.-Martinusbaan Tronkstraat) , plaats genaamd trunk van de prins van
Schönaich, kolonel van de Uhlanen, werd Meise bedreigd met zware straffen o.a.
het nemen van gijzelaars en het neerbranden van huizen.
De oorzaak van de
verbolgenheid van de Duitse overheid lag in het feit dat de Duitse soldaten
verklaarden : de civielen hebben geschoten.
Bij een onderzoek , ingesteld door de militaire overheid, kon worden
bewezen dat aan de ingang van het dorp, op het dHoogvorstplein, Belgische
soldaten van het regiment jagers te paard, een Duitse rode kruiswagen hadden
doen stoppen en bevel gegeven, onmiddellijk rechtsomkeer te maken in de
richting Brussel.
In deze streek kwam het
meermaals tot een treffen tussen de soldaten van beide legers en daarom werd in
de zusterschool een lazaret ingericht om Duitse soldaten te verplegen.
Ik heb er met een
gewonde Elzasser uit het Duitse leger gesproken, voor wie Frankrijk nog steeds
het vaderland was gebleven.
De aanval op Antwerpen
was een zware brok voor het Duitse leger.
De operatie verliep niet zo vlug als voorzien. Het was een stellingoorlog, gevoerd met
kanonnen en machinegeweren, met als observatieposten kerktorens en
kabelballons. De aanvoer van munitie en
voedingswaren geschiedde met veldwagens en paarden en de soldaten moesten de
afstanden te voet afleggen. Het was
werkelijk nog een leger van voetvolk.
Tijdens de aanval op
Antwerpen waren de reservetroepen ingekwartierd in de huizen van de gemeente en
zelfs, in het kerkgebouw. Loopgrachten
werden gegraven in de landerijen van de gehuchten, vooral in Limbos.
De rechtervleugel van
het Duitse leger werd door de forten van Antwerpen lange tijd opgehouden,
waardoor Duitsland de slag aan de Marne heeft verloren en zijn kansen op de
eindoverwinning verspeelde.
Op de beschuldiging van
lid te zijn van de burgerwacht werden talrijke mannen uit Eversem aangehouden
en in onmenselijke omstandigheden naar Duitsland vervoerd.
Tijdens de vierjarige
bezetting hebben de Duitsers hier jongelingen opgeëist om naar Duitsland, waar
gebrek aan arbeiders was, te gaan werken.
Hierdoor kwamen Duitsers vrij om om op het front te gaan strijden. Ingevolge deze opeisingen, ontstond paniek bij
de bevolking en vele mannen vertrokken uit Meise om in Brussel onder te duiken.
De vrouwen, die alleen
thuis bleven, waren zo bevreesd dat ze in hun eigen huis niet durfden te
overnachten en bij valavond trokken ze naar de hoeve van Boechout tot s
anderendaags in de morgen. Daar waren ze buiten gevaar, want het domein van
Boechout werd als Oostenrijks gebied beschouwd.
Een bericht aangebracht
op het toegangshekken van het domein luidde ongeveer als volgt : Dit kasteel
behoort toe aan de Belgische kroon en dient tot de residentie van H.M. de
Keizerin van Mexico, schoonzuster van onze geëerde bondgenoot de keizer van
Oostenrijk Frans Jozef,. Wij bevelen aan
de Duitse soldaten dit verblijf te eerbiedigen en elke verstoring te
vermijden.
Onder de oorlog werd
door de bezettende macht huiszoekingen verricht om koper en wol in beslag te
nemen. Het was nodig de matrassen weg te
stoppen en op strozakken te slapen.
Evenals de klokken van
de kerktorens grondstof voor munitie- werden ook de notelaren naar Duitsland
verstuurd. Het schijnt dat het
notelarenhout goed geschikt is voor het maken van geweerkolven.
Onze landbouwers waren
verplicht hun paarden te monsteren op de markt van Wolvertem en de Duitsers
hebben er een contingent opgeëist. De
bezette landen werden beschouwd als veroverd gebied.
Tijdens de oorlog
1914-18 zijn inwoners uit de gevechtszone Menen-Halluin ondergebracht bij de
bevolking van Meise die deze beproefde mensen met een goed hart heeft ontvangen
en met genegenheid heeft bejegend. De
winter van 1916-17 was bitter koud, de kolen waren uiterst schaars en duur. De
mensen hakten hout om wat vuur te maken.
De ravitaillering van de bevolking geschiedde door de inlandse producten
die de landbouwers verplicht waren in te leveren en bij middel van ingevoerde
voedingswaren. De bedeling was
toevertrouwd aan het Nationaal Voedingscomité dat onder toezicht stond van de
landen die niet bij de oorlog betrokken waren vooral de vertegenwoordiging
van Spanje was actief.
Voor de kinderen werd
gezorgd door het Nationaal Werk voor kinderwelzijn. Deze oorlog heeft vier jaar geduurd ; vier
droeve trage jaren met veel ellende, met als nasleep de verspreiding van een
zeer besmettelijke en gevaarlijke Spaanse griep, waaraan veel mensen zijn
gestorven.
De slag van Imde.
Op 22 augustus 1914 had
de regering een verkenningstocht bevolen voor de eerste verdedigingslijn van de
forten van Antwerpen. s Anderendaags in
de morgen, besloot de commandant van de 5de divisie een sterke
verkenningsgroep van alle wapens uit te sturen in de richting van
Wolvertem. Het bevel hiervoor werd
toevertrouwd aan generaal de Stein dAltenstein. De troepen die onder zijn bevel stonden waren
samengesteld uit karabiniers, cyclisten
en 3de jagers te voet, gesteund door mitrailleusewagens en
veldgeschut. Het was gekend dat er
Duitse eenheden aller wapens in deze streek waren gelegerd en dat loopgrachten
waren gemaakt langs de lijn Wolvertem Grimbergen Vilvoorde Perk(*) De opdracht bestond hierin, deze
legereenheden terug te drijven, zonder evenwel de lijn Wolvertem Grimbergen
te overschrijden. Het marsbevel
dagtekende van 24 augustus 8 uur in de morgen.
Deze verkenning werd een echte veldslag, met Imde als voornaamste
kern. Wolvertem-centrum, bezet door een
Duits reserve-bataillon infanterie onder bevel van majoor von Paulin, was de
meest vooruitgeschoven post van de vijand.
Von Paulin vergiste zich omtrent het aantal eenheden van de Belgen. Denkend slechts met enkele lichtgewapende
eenheden te doen te hebben, liet hij zich meenemen tot Imde. Daar echter geraakte hij aan de slag (te 12
uur 30) met de troepen van generaal de Stein.
Gezien de overmacht van de Belgen, begon hij de aftocht in de loop van
de namiddag tot in Wolvertem centrum.
De Belgen ondergingen zware verliezen : er sneuvelden 5 officieren en 80
soldaten ; drie officieren en een honderdtal soldaten werden gekwetst, 34
krijgsgevangen genomen. Generaal de
Stein drong niet verder aan om het gevecht te hernemen, doch trok zich met zijn
troepen terug op de stelling van waaruit hij vertrokken was, zodat bij het
vallen van de avond de toestand dezelfde was als s morgens. Wolvertem centrum bleef in de handen van de
vijand.
Uit Bulletin Belge des Sciences militaires (112/II, nr.3 sept.
1926).
Aan de westkant van
deze lijn, ongeveer 50 meter ten westen van de huidige brug van de rijksweg
Brussel Antwerpen, die de provinciale weg Wolvertem Grimbergen snijdt
hadden de Duitsers een uitkijkpost opgesteld in twee olmen die in die tijd
langs de provinciale weg stonden, terwijl de Belgen de toren van Sint
Laurentius gebruikten om de vijand te bespieden.
Uit : Geschiedenis van
Wolvertem J.Lefèvre, L.Verhasselt, J. tKint 1978 W.Dep. D/1978/0796/1
Ooggetuigenverslag
van de slag van Imde van Paul Dutrieux.
Ik ben geboren te
Casteau op 12 mei 1897. Ik was sergeant
in de 4de compagnie van het 2de bataljon van het 3de
Jagers te voet.
Bij het vertrek naar
het front was ik de enige sergeant van de compagnie. Voor de oorlog waren wij nog met zijn vijven,
maar vier anderen werden tijdens de mobilisatie overgeplaatst naar het 6de
Jagersbataljon. Ik was dus amper 17 jaar
en alleen verantwoordelijk voor een compagnie van ongeveer 180 soldaten. Maar gelukkig bestond er toen nog discipline.
Het was 24 augustus
1914. Sinds enkele dagen waren wij
gelegerd in een klein dorpje achter de 1ste linie van de forten van
Antwerpen. Die ochtend vertrokken wij
richting Brussel, wetende dat wij onderweg zeker Duitsers zouden
tegenkomen. Mijn compagnie zat vooraan
in het regiment. Met 4 à 5 soldaten
vormde ik de voorpost. Eens voorbij Londerzeel
hoorde ik langs mijn rechterzijde geweerschoten, afkomstig van een deel van het
regiment dat een andere weg had genomen. Op dat ogenblik beseften wij dat het
gevaar nabij was. De luitenant sloot zich nu bij de kopgroep aan. Kennelijk vreesde hij dat ik dat jonge
sergeantje de confrontatie met de Duitsers niet zou aankunnen.
Wij trokken door het
kleine gehucht Imde, waar zich op dat ogenblik een groot aantal Duitsers schuil
hield in de huizen.Wij liepen zonder moeilijkheden in de gracht naast de weg,
tot we het enige huis bereikten dat zich tussen het kleine monument en de
hoofdbaan bevond.
Toen ik, even voorbij
het huis, opnieuw de gracht wou ingaan, begon de schietpartij. De Duitsers waren nu slechts een vijftigtal
meter van ons verwijderd. De andere
soldaten uit ons groepje maakten onmiddellijk rechtsomkeer, richting Imde. De luitenant wou echter ter plaatse
blijven. Na enig heen en weer gepraat
kon ik hem ervan overtuigen, dat wij zonder twijfel en onnodig zouden gedood
worden, vermits de Duitse posities reeds door ons regiment gekend waren.
Wij besloten dus
eveneens terug te keren. Bij een kleine
brug aangekomen , kwam ik uit de gracht.
De Duitsers kwamen nu dwars door de weide op ons af. Ik liet me bij de hoek van de brug op de
knieën vallen en begon te schieten. De
luitenant bevond zich ondertussen achter het muurtje van de brug. Ik had hoogstens 8 à 10 schoten afgevuurd,
toen een kogel rakelings langs mijn buik vloog en de kolf van mijn geweer brak
en mijn rechter bovenarm verbrijzelde.
Ik moet het waarschijnlijk uitgeschreeuwd hebben, want de luitenant keek
van achter het muurtje op, om te zien wat er gaande was. Ik herinner mij nog dat hij zei : Ik heb al
veel kogels rond mijn oren horen fluiten.
Nauwelijks had hij deze woorden uitgesproken of hij kreeg een kogel door
het hoofd, die hem zeer ernstig verwondde.
Twee soldaten sleepten de luitenant mee en 2 anderen ondersteunden mij
om me te helpen wegkomen.
Bij het kruispunt
ImdeLonderzeel aangekomen, zag ik een jonge arts die zich over mij
ontfermde. Eigenlijk had deze willen
doorgaan tot Londerzeel, doch daar had ik de kracht niet meer toe. De luitenant, ondersteund door 2 soldaten,
trok wel verder, richting Londerzeel.
Midden op de weg werd hij uiteindelijk toch door de Duitsers
doodgeschoten.
De arts en ik besloten
ons te verbergen in een huis, doch hiervan bleken alle ramen en deuren
gesloten. We verstopten ons dan maar in
een schuurtje van één van de laatste boerderijen van Imde en bedekten ons met
stro. Een vijftal minuten later, bevond
zich een groep Duitsers op de binnenkoer van de boerderij. Dit was voor hen de laatste schuilplaats voor
ze oog in oog zouden staan met de vijand.
Het was toen ongeveer 13 uur. De
gevechten duurden tot 16 à 17 uur. Heel
precies kan ik het mij niet meer herinneren.
Zo nu en dan waren wij
op slechts enkele meters van de Duitsers verwijderd. Op een bepaald ogenblik gooide een burger,
die een kogel in de arm had gekregen, zich op ons. Even later inspecteerde een Duitser de schuur waar wij verborgen
lagen. Met de bedoeling de Duitser het
rode kruis op zijn mouw te tonen, stak de arts zijn arm door het stro. Ongetwijfeld moet de Duitser gedacht hebben
dat de arts een revolver had, want hij vluchtte weg zonder nog terug te komen.
De Belgische artillerie
beschoot Imde. Verschillende obussen
kwamen op onze schuur en op de boerderij
terecht. Een andere hoeve, even
verderop, brandde volledig af.
Toen de gevechten
ophielden en we geen Duitsers meer zagen, veronderstelden wij dat onze troepen
verslagen waren en wij weldra gevangen zouden genomen worden. De arts en ikzelf besloten ons om te kleden
in burgerkledij om zo mogelijk te ontsnappen aan gevangenneming. Wij vroegen kleding aan de bewoners van de
hoeve. Ik kreeg een oude, ribfluwelen
broek. Mijn legeruitrusting werd in de
mesthoop verborgen.
De twee soldaten waren
verdwenen. De dokter ging te voet op
weg, op zoek naar mogelijk ander gewonde slachtoffers Ik legde me ondertussen op een bed in een
bouwvallig kamertje in de boerderij.
Groot was mijn verbazing toen ik een poosje later (het kan hoogstens een
half uurtje geweest zijn ) Belgische ambulanciers zag die me kwamen
evacueren. Ik vertrok met hen per auto
richting Londerzeel. Op zeker ogenblik
bemerkte ik in de gracht een gedode ruiter en ik heb zijn dolman
meegenomen. De ambulanciers plaatsten
nog een draagberrie in de auto, waarop een aan de buik gewonde korporaal lag,
die steeds op zijn moeder riep. Te Puurs
werd ik voor de nacht ondergebracht in een naar ik vermoedde een klooster
of een school. De volgende morgen reisde
ik per trein door naar Antwerpen, waar ik verzorgd werd aan de ingang van de
ontvangstzaal van de zoo.
Het was 40 jaar later
dat ik , heel toevallig, dokter Bollen weer op het spoor ben gekomen. Op dat moment was hij burgemeester van
Hasselt. Samen woonden wij de
herdenkingsceremonie bij van de Slag van Imde in ../../
Ik herinner mij nog dat hij zei : Ik heb de
hele oorlog meegemaakt, maar die 24ste augustus was de vreselijkste
dag van alle..
Interview Van
den Bossche
In de loop van 24
augustus 1914 kwam het tot een treffen tussen Belgische en Duitse
soldaten. Het moet er hier geweldig aan
toe gegaan zijn, vermits hier 80 doden zijn gevallen. Twee ervan, waaronder officier Van
Compernolle, liggen hier op het kerkhof begraven. Van mijn moeder weet ik dat ze met het hele
gezin in de kelder schuilden. Waar we nu
wonen, hiernaast in onze garage, het vroegere karhuis, lagen Belgische
soldaten, waaronder dokter Bollen uit Hasselt (gewezen burgemeester) en een man
uit Wallonië (Charleroi gemeentesecretaris Dutrieux) die jaarlijks de
herdenking kwam bijwonen.
In onze schuur zijn twee kanonballen ontploft, die werden afgeschoten vanaf de
kaaskantmolen. Dat moet een geweldige
ravage veroorzaakt hebben. De gevolgen
zagen we nog jaren later aan de schuurpoort waar een 100tal gaten waren
ingeslagen van stukken schrapnel. Toch
was er geen brand uitgebroken. Bij de
naaste buren brandden twee huizen af.
Mijn moeder vertelde
ook dat er in hun blokhuis uniformen gevonden werden van Belgische
soldaten. Er werden 3 broers van haar
opgesloten in de kerk samen met anderen van Imde. Op een gegeven ogenblik heeft men gedreigd ze
te fusilleren omdat ze weigerden een verklaring te geven voor die
uniformen. Door bemiddeling van pastoor
PIETER-JAN DE BAERDEMAEKER ° 22 mei 1883 te Imde-Wolvertem + 20 nov 1961 te
Imde-Wolvertem
is alles tot een goed einde gekomen.
Ook in Londerzeel
St.-Jozef en verder in Liezele waar de zuster van mijn moeder woonde werd er
hevig gevochten. Haar zusters huis werd
afgebrand. Ondertussen vocht haar man
aan het front. Omdat ze geen woning meer
had, kwam ze terug bij haar moeder wonen met haar twee kinderen. Zij was in verwachting van haar derde. Haar man is na 4 jaar teruggekomen en uit
dankbaarheid schonk ze haar heel mooie gouden ketting aan O.L.V. van de
boskapel in Wolvertem.
Ook herinner ik mij dat wij ieder jaar met de
herdenking van de slag van Imde iets moesten voordragen aan het momument. Vroeger deed ik dat en later mijn
kinderen. Het luidde als volgt :
Lieve doden
Wij komen vandaag u weer dankbaar begroeten.
Want gij hebt ons de verlossing behaald.
Met uw kostbaar bloed onze vrijheid betaald.
Wij bidden voor u en we danken u zeer.
En we zeggen : nooit nog oorlog meer!
Interview
van Jos Lettens
Duitse soldaten vonden een Belgisch uniform dat weggestopt
werd door een Belgisch soldaat. De
Duitsers lieten de mannen van Imde het bewuste uniform passen en het paste als
gegoten bij Heintje Lettens. Hij werd
aangehouden en gedeporteerd naar Duitsland.
Van ginder schreef hij : Het is niet omdat ginder vette varkens
rondlopen, dat dit mager varken moet vergeten worden. Dit was zijn manier om de Duitse censuur te
omzeilen.
|