Na een zorgelijk telefoontje raakte ik niet in slaap. Ik heb dan maar enkele uren buiten naar de piepjonge maan en de sterren zitten staren. Ik vond het zo jammer dat hier geen internet was om mijn gedachten wat af te leiden, en met mijn vriendinnen van over heel de wereld, via Facebook, samen een spelletje te spelen en wat bij te chatten. Vanmorgen raakte ik dan ook niet wakker en ben ik te laat opgestaan. Desalniettemin namen we uitgebreid de tijd om van ons ontbijt in de zon te genieten. Dan beklimmen we maar een bergske minder vandaag. Onze voeten zullen ons dankbaar zijn.
De 10 moto's vertrokken net op het moment dat we begonnen te ontbijten op het terras. Het bleek helemaal niet zo lawaaierig als gedacht. Ik hoefde er zelfs mijn dopjes niet voor in te steken. Het waren allemaal BMW's en die hebben heerlijk stille motoren. Maakten alle fabrikanten hun voertuigen maar zo geruisarm, de wereld zou er een veel aangenamere plek door worden. Want hier in de bergen rijden er aardig wat moto's rond. Aan de rand van de baan staan soms borden met "Lärm ist Out" "Lawaai is Out". Zou de wereld dan toch echt een poging doen om stilller te gaan worden? Vannacht las ik een lezersbrief in Humo van een dame die zich ook suf ergerde aan de muziek overal in de tuinen, en vooral op bouwwerven. (Want inderdaad, elke vakman die ergens gaat werken, laadt eerst zijn radio uit voor hij begint te werken. Heel de buurt wordt geteisterd door een blèrende radio waar zijzelf door het lawaai van hun machines waarschijnlijk niets eens iets van horen.) Die vrouw vroeg ook niets meer dan nutteloos lawaai buiten te vermijden, het dagelijks leven is tegenwoordig op zichzelf al luid genoeg. Ik dacht aan mijn eigen drie lawaaierige buren die me het ook regelmatig onmogelijk maken van mijn terras te genieten. Ze heeft gelijk, die wet op nachtlawaai tussen 22u en 6u is al lang onvoldoende. Trouwens, er is toch geen café dat ze nog naleeft. Wettelijk is hier nog heel wat werk aan de winkel. Maar dan zullen we toch eerst moeten sparen voor een regering...
Elke ochtend ziet onze zwarte auto er uit als een gele smoutebol. Hij is telkens zo bestoven met het okergele stof dat we misschien volgend jaar niet meer in een auto maar in een paardebloem rondrijden. Als hij nú nog niet bevrucht is weet ik het niet meer.
We besloten naar de top van de Feldberg te rijden om daar de zetellift te nemen, misschien leek vandaar die top iets minder troosteloos. Maar onderweg zag ik een wegwijzer naar Präg, en die gletsjers had ik toch ook wel eens graag gezien. Dus volgden we onze neus die richting Präg wees.
Ik koesterde al twee dagen het plan een bescheiden persiflage op de Sound of Music te filmen, maar de ideale setting bleek moeilijk te vinden. De auto moet naast een schuine bloemenweide kunnen staan, de zon moet langs de juiste zijde op de achtergrondberg vallen, de weide mag niet te nat of te bultig zijn om te kunnen dansen. En de auto moet zo dichtbij kunnen staan dat we de soundtrack kunnen laten spelen terwijl de camera vastgeklemd zit op het autoportier. Bovenal moeten wij de muziek ook nog kunnen horen vanuit onze weide, anders hebben we geen ritme. Ik wou, vanzelfsprekend, ook nog liefst een plek zonder huizen... Maar 't is onze laatste dag hier, dus we kunnen niet meer al te veel eisen stellen. Dus bloemenweide, berg op de achtergrond, paadje om te parkeren, zon in goede richting. Het enige minpunt aan onze setting... vlak achter onze auto stond een hele woonwijk, allemaal chalets met balkons... Tja, dat moest dan maar.
Ik begon aan mijn verkleedpartij. Jeans uit en mijn Maria-kleed aan. Toch zalig dat ik twee weken geleden dit waanzinnige ding in de kringloopwinkel gekocht heb. Hoewel ik het absurd vond heb ik het om zijn eigenaardigheid toch meegenomen. Ik vreesde het ding nooit buiten te zullen dragen, maar voor dit doel was het echt het geëigende accessoire. Kapitein Von Trapp had het veel makkelijker, die moest alleen maar zorgen dat hij ietwat kaki-kleding droeg, en dat doet hij al meestal. Alleen spijtig dat dat Tirolerhoedje dat ik gisteren op Paul zijn kop gezet had 52 euro kostte, want dat had goed van pas gekomen.
Ik stond daar dus in mijn ondergoed aan de rand van het dorp. De installatie van de videocamera op het portier was niet zo makkelijk, maar hem op het dak zetten was geen optie, want dan kon hij het geluid van de cd niet opvangen. Toen onze setting eindelijk klaar was kon de opname beginnen. Zonder regisseur en zonder cameraman, want die waren de acteurs. Bij het eerste nummer, "The Lonely Goatherd", liep het al grondig mis. We stonden daar in die wei gewoon wat onnozel te doen, echt schoon dansen was er niet bij want de bloemen en de bulten waren veel te hoog, en trouwens, we konden de muziek niet horen, dus van maat houden was al helemaal geen sprake. Toch wou ik een spectaculair einde en zou in Paul zijn armen springen. Ik was in't vuur van de bezigheid vergeten dat zijn rug in nogal amechtige staat verkeerde. De slotscène verliep dus meer met een gepijnigd gezicht en gekreun dan met een stralende glimlach.
Voor onze tweede opname, de titelsong van "The Sound of Music", hadden we de muziek iets luider gezet en konden we enigzins in de maat blijven. Ik kwam zogezegd aangedarteld uit het bos op de achtergrond, maar dat bleek veel te ver weg. Ik loste dat probleem dan maar op door me in het hoge gras te verstoppen, zachtjes op te rijzen en dan naar de camera te lopen in de armen van Kapitän Von Trapp. Aangezien we geen choreografie afgesproken hadden werd het een komplete chaos, ik weet niet eens of we wel altijd in beeld waren... Paul stond erop toch nog eens de springscène te doen maar die is ermee geëindigd dat hij met mij in zijn armen viel, en dat we allebei in 't gras knalden. Paul krabbelde recht en danste onverstoord - als een prima-ballerina met rugpijn - verder maar ik krijg op zo'n momenten jammer genoeg altijd de slappe lach en ik lag daar tussen mijn molshopen te rollen van 't lachen en geraakte niet meer recht. Ondertussen waren er op verschillende balkons mensen verschenen. Gelukkig kon ik daar niet echt veel van merken want ik had mijn bril toch niet op. We wilden als souvenir ook nog enkele foto's van ons samen, dus dat moest dan weer met de tijdsontspanner gebeuren. Een onderdeel van de Nikon dat ik nog nooit gebruikt had. We eindigden dus met een reeks foto's van Paul die zich duidelijk staat af te vragen wanneer ik er nu eindelijk bij kom staan, maar toen was de reeks allang getrokken. Ik besloot de foto dan maar met de kleine Sony te maken, daar wist ik de knop tenminste staan. En ja hoor, weer moest ik de sprong in zijn armen maken. Toch een geluk dat we eergisteren die 5 potjes Traumeel hebben gekocht en dat onze Flexium-gel ook nog niet op is.
Toen we uitgeput en wel (rondspringen in zo'n wei is doodvermoeiend) onszelf terug in "normale mensen" omtoverden klonk er plots applaus van een balkon. Een man met een poes in zijn armen zei dat hij enorm van de vertoning genoten had. Rood worden hoefde niet meer want ik had al een kop als een pioen van de inspanning. Ik bedankte het publiek met de alweer historische woorden : "Danke schön, sie waren ein grossartiges Audienz." Paul keek me eens zeer "puzzled" aan en maakte de bedenking dat ik waarschijnlijk "Publikum" bedoeld had. Ach Mensch... So wass?!...
We hadden de tijd niet om onze opnames te bekijken want we mogen niet vergeten... we moeten vanavond nog wel in Frankrijk geraken.Ons publiek vertelde ons dat er iets verderop een mooi uitkijkpunt was, en inderdaad, we stopten enkele kilometer verder aan een bospad dat ons onverwacht een magnifiek overzicht van onze dansplek gaf. Het dorpje Präg ligt in een mooi gletsjerketeldal. En in het midden ligt nu een platgetrappelde, maar historische, weide. Ik hoop nu maar 1 ding en dat is dat niemand ons vanop die terrassen gefilmd heeft en het spektakel op YouTube zet... Zot doen voor een beperkt publiek is nog wel wat anders dan als complete lunatics voor heel de wereld te kijk staan.
We besloten die mottige top van de Feldberg maar te laten wat hij was, we vonden hem gisteren toch al niet mooi, waarom dan nog teruggaan voor die zetelliftrit? We kozen een weg naar de Titisee, waarlangs we eerst nog de SchluchtSee zouden zien. Onderweg passeerden we de HochschwartswaldsKlinik en ik was al heel blij dat we daar niet terechtgekomen waren na onze filmopnames.
Aan de Schluchtsee kwamen we in een motortreffen terecht. Honderden motos waren verzameld op een grote parking naast de baan. Hier moet voor ettelijke miljoenen euro's op een hoopje gestaan hebben. Doppen diep in mijn kop gedrukt en toch eens van dichtbij gaan bekijken. Uiteindelijk stonden de meeste motoren stil en was het enkel het lawaai van de baan dat hard was. Ik zocht wat mensen in leuke t-shirts om te fotograferen maar ik vond er niet veel. Het enige geestige was een hondje met een gareel waarop de tekst Katzenversteher te lezen was. Op de motos was ik snel uitgekeken. Het meer aan de andere kant van de baan was een heel ander verhaal.
Het wateroppervlak en de oever aan de stuwdam waren bedekt met een dikke gele modder. Blijkbaar al het gele zaad dat zich in deze hoek verzamelde. En stinken!!! Een doordringende geur van verrotting. Niet bepaald romantisch, maar voor mij wel schitterend om te fotograferen. Het wateroppervlak leek te bestaan uit okerkleurige marmerplaten met grillige tekeningen. Verderop was het meer terug helder maar het bleef onaantrekkelijk van deze kant, de baan die erlangs loopt is razend druk. Het is natuurlijk zondag en stralend weer, dus vele mensen komen nu zeilen.
De weg naar Titisee bleek onderbroken en we kwamen in een ellendige file terecht. We besloten dan maar via de Uhrenstrasse naar Titisee te rijden in de hoop dat ik eindelijk die enorme koekoeksklokkenwinkels uit mijn jeugd zou terug vinden. (Ook al een doel sinds eergisteren). Toen dacht ik eraan dat het zondag was en dat die winkels gesloten zouden zijn. Paul beweerde van niet aangezien het hier vandaaag zon toeristische dag was met het motortreffen. Ja, precies of die komen hier om koekoeksklokken te kopen! Ik zie het al voor me! Een dikke motard met op zijn rug een koekoeksklok waarvan de gewichten achter hem aan zweven...
Maar toen ontwaarde Paul plots een minuscuul plekje sneeuw in de verte. Dus werd weer van de weg afgeweken om de sneeuw te zien. Het bleek de top van de Feldberg te zijn. En inderdaad, er lagen nog summiere sneeuwplekjes. Uiteindelijk kwamen we dan toch aan de Titisee. Die zag er wel mooi uit. Klein, rond, met een charmant kerkje en veel zeilbootjes op het water. Maar de baan die ernaast loopt is de hel. Iedereen raast voorbij, ook een paar ambulances, en ik begrijp waarom. De zeldzame parkeerplekjes zijn tegen de bergwand en om een foto te maken moet ge dan die baan oversteken. Levensgevaarlijk. Niet leuk.
Om Titisee te bereiken was het ook al niet simpel, op de duur waren van de rotweg af en stonden in een knalgele wei. Het leek me plots een plezant idee om Irma ook eens te laten dansen. Dat was niet makkelijk, want één van ons moest haar omhooggooien en de ander moest liggend op zijn buik fotografren als ze nog net in de lucht zweefde. Een moeizaam procédé wel. Uiteindelijk sukkelden we toch Titisee binnen. Van mijn plannetje om aan het strand van het meer te picknikken kwam niets in huis. Titisee bleek een overgeregulariseerde toeristenval. Niks dan terrasjes en winkels en massas volk. We namen de weg rond het meer en daar was ook niet aan het water te geraken, want alles was geprivatiseerd. We kwamen aan een verlaten jeugdherberg en ik zei Paul daar in te slaan. Er was parkeerplaats. Maar geen Titisee meer... Dus reden we wat terug tot waar ik eerst wou afslaan, maar waar Paul echt niet voor te vinden was geweest : een camping. Erger nog, een marginalen-camping. Ik had dan ook nog het bordje verkeerd gelezen, er stond Seeufer Café", en ik had dat gelezen als zoiffer, dus ik redeneerde zuiperscafé, vrije toegang als we daar iets gaan drinken. Dus Paul op zoek naar mijn Zoiffer café.
Op de sjofele camping vonden we inderdaad een cafeetje, en tot mijn grote verbazing verhuurden ze er per uur zitplaatsen in een cocoon! Een kompleet van de pot gerukt idee om midden tusssen deze bende, in zon overdekte dubbele tuinzetel met voetsteuntjes, te gaan zitten. Te plezant om te laten liggen dus. Binnen de twee minuten zaten we daar met een cola en een pint vanuit onze cocoon naar het leven rondom te kijken. OK, de Titisee lag op 10 meter van onze voeten en was best mooi, maar er was zoveel interessanters te bekijken. Ik had het gevoel of we zaten op de VIP-tribune bij een voetbalmatch van hooligans. De kleurrijkste tatoeages en haardrachten, het meest wansmakelijke gedrag, het totale onbegrip van privacy, kortom The Human Zoo op haar best. En niemand, buiten enkele zwemmende honden, scheen zich dan nog echt te amuseren ook, van elk gezicht straalde verveling. En wij zaten daar discreet in ons hokje bananen en koekjes te knabbelen. Voor een echte picknick was het hier te onsmakelijk, want ook de Titisee rook naar de verrottende zaden. Wel helemaal niet zo erg als het vorige meer, maar fris was het toch niet. In Titisee zag ik 1 grote namaakkoekoeksklok, dus het bezichtigen van een reuze koekoeksklokkenwinkel werd een doel dat we deze reis niet haalden. Gelukkig maar, dan hebben we een reden om terug te komen. Maar nooit meer op een zondag.
We moesten terug de toeristendrukte van Titisee-dorp door om aan de autostrade richting Straatsburg te geraken. Blij dat we er uit waren. Het eerste deel van de weg leidde tussen enorme rotsen waar de baan uitgedynamiteerd was. Best indrukwekkend zo tussen kathedralen van steen rijden. Al snel zaten we op de autostrade en dat werd ook wel tijd want het was alweer 5 uur. Iets later dan verwacht. Alweer. Eens het Zwarte Woud uit steeg de thermometer tot 28°. Hoogzomer in begin mei!! Alle mensen die we de laatste dagen spraken hadden het ook over het ongewone weer. Véél te droog en véél te warm voor dit seizoen. En dat het gele zaad zo overvloedig was had men ook nog nooit meegemaakt. Zelfs in het ordentelijke Duitsland is het weer van slag.
Wie er ook kompleet van slag was, was ons Trees. Gelukkig heeft onze auto een ingebouwde gps, want Trees (onze Garmin Nüvi, in gebruik om de snelheidscameras te kunnen zien) was niet in grote vorm. Op haar scherm reed het autotje links van de baan, dan weer rechts, maar nooit op de baan. Als aangeving stond er slechts : Rijden naar het noord of Rijden op weg. Ze begint precies al een beetje Duits proberen te spreken. We haalden een sportwagen met open dak in. Vooraan zaten twee dames met zonnebril, en op de achterbank zat fier rechtop een grote hond... ook met een zonnebril op zijn snoet! Zalig zicht! Deze keer eens geen hond met een hoed op, maar ene met een brilletje. Na een eindeloze rit op een autostrade vol letterlijke zondagsrijders reden we om half zeven eindelijk Frankrijk binnen. Een klein uurtje later zaten we terug in ons eerste hotelletje rijkelijk te dineren op het terras. Escargots, asperges met drie soorten hesp Heerlijk. En hier was dan nog internet zodat we ook onze vrienden konden laten meegenieten. Dat maakte het paradijs kompleet.
De familie Von Trapp in volle aktie! Enkele "stills" uit de film.
De stoere Kapitän Von Trapp wacht vol verlangen op zijn dartele Maria...
En hier komt Maria!
Bij de aanblik van Herr Kapitän kan ze niet snel genoeg bij hem geraken!
Vandaar dat ze ook al vlug in "close contact" komt met de eerste de beste molshoop, en vervolgens met de harde grond van de alpenweide...
Edoch, Herr Kapitän maalt er niet om dat zijn Maria nu vuile knieën en ellebogen heeft...
Hij zal Maria zelfs ten huwelijk vragen. Ware het niet dat ze toen allebei al op de grond gevallen waren.
Een dolgelukkige Maria, die ondanks het zware werk van dansen op molshopen, toch kiest voor dit bestaan en besloten heeft niet in het klooster terug te treden.
Onderschat "dansen" op een schuine en ongelijke ondergrond niet. Acteur zijn,... 't is niet gemakkelijk. En 't is een dorstig beroep.
En als ik ooit de moed heb dan zet ik de volledige filmkes hier op. Maar daar gaat ge dan toch heel lief naar moeten vragen.
Het beestje in de waterplas rond ons picknickeilandje.
Echt een prachtdier! Maar... ziet ge het zitten?
Kijk nog eens goed. Het zit helemaal in het midden. Het diertje leeft als een kreukel in een koker waar allemaal kleine keitjes op geplakt lijken. Het verlaat die koker niet. Hij draagt zijn huis constant mee en bij gevaar verdwijnt zijn lijfje er helemaal in. Ik weet natuurlijk niet of ge hem los kunt maken uit zijn koker want dat heb ik niet geprobeerd, zo'n dierenbeul ben ik niet. Ze leefden in een ondiep plasje van een zacht stromend beekje. Op sommigen hun koker zaten stukjes hout geplakt. Die aanzag ik eerst voor vleugels, maar het bleek enkel camoeflage te zijn. De dieren zijn behoorlijk sterk en nog vlug ook.
Zaterdag, 7 mei 2011. Gasthof Belchen Multen, Aitern.
6. Jodelen tijdens 't rodelen.
Na een genoeglijk, rijkelijk ontbijt begonnen we aan onze gevulde to do- list. Het is zaterdag, dus het was nu of nooit. Eén van de neusbeentjes van mijn bril is afgebroken (door steeds mijn zoeker tegen mijn neus te drukken, met de Nikon gebruik ik het scherm niet om te fotograferen). Er schoot alleen een heel scherp puntje plastic over dat steeds in mijn huid drukte. Niet zo gezellig. Gisteren hadden we aan Walter gevraagd waar we op zaterdag een optieker konden vinden en dat bleek in Todtnau te zijn. Tof, want daar wilden we toch naar de watervallen gaan kijken.
Met ons ontbijt- theetje op het hotelterras belden we eerst naar Cindy van Nicols Saverne om onze boot in Frankrijk vast te leggen, vervolgens naar Graufthal om terug dat hotel te boeken voor zondagavond. En dan gingen we op pad naar de optieker en naar een apotheek - want Paul zijn rug ligt zo stilaan in diggelen - om Traumeel zalf & pilletjes te kopen. Iets wat volgens mij hier wel te vinden zou zijn, want het klinkt alvast Duits.
In Todtnau vonden we onmiddellijk een lieve optieker die de glazen van mijn twee brillen onderling ging verwisselen. Gelukkig dat ik twee dezelfde monturen heb. Ge moet u de situatie voorstellen, ik in Pfaff-Duits : "Ach mein Herr, Ich habe ein Problemchen. Das Naseflüchelein von meinen Brill ist afgebrochen, können sie vielleicht die Gläser wechseln mit die von mein anderen Brill..."
Ondertussen besloten we een apotheek te zoeken. Nog voor we daar waren viel ons oog op een berg met de grootste Rodelbahn van Duitsland. Onze interesse was instant gewekt. Toch eerst de apotheek binnengelopen en alvast 1 tube Traumeel zalf en 5 potjes Traumeel pillen gekocht. Vooruitziende vrouw zijnde vreesde ik al dat die Rodelbahn Paul's rugpijn niet echt veel vooruit zou helpen.
We moesten toch een uurtje in het dorp blijven tot mijn bril gemaakt was, dus voor ik het in de mot had stond Paul aan de kassa van de zetellift. Ik trachtte hem nog te overtuigen om dit uitstapje voor de namiddag te houden, maar met mijn doppen in liep de conversatie kompleet in de mist. Voor we het wisten zaten we in een zetellift en werden we de berg opgetrokken. Links van ons liep de rodelbaan. Het zag er de moeite uit. Plots zweefden wevoorbij een bosje, en bleek de sleebaan nog verder te lopen... Dat was al méér dan de moeite. Na het derde groepje bomen zagen we ze helemaal, er kwam gewoon geen einde aan! Dit was indrukwekkend! Drie kilometer bochten over een hoogteverschil van 360 meter! De kerk in het dorpje onder ons werd kleiner en kleiner, onze opwinding steeg met elke meter die we hoger zeilden Met de zetellift werden zowel passagiers als sleeën als fietsen omhoog getrokken. In dit seizoen bleek voornamelijk de mountain-bike afdaling gewild. De rodelbaan lag er verlaten bij. In de zomermaanden kan de aanschuiftijd tot 2 uur oplopen...
Boven propte Paul zich achterin de slee, ik plantte me voorin, tussen zijn benen door, en Irma vond een plek tussen mijn knieën. De achterste passagier moest de rem bedienen. En daar gingen we! We hadden zoiets nog nooit gedaan, maar veel kunst leek er niet aan. Bij elke scherpe bocht stond er een verkeersbord Bremsen, maar Paul vertraagde helemaal niet. Dus riep ik elke keer remmen! Maar hij vroeg zich af waarom en we raasden doodleuk verder. Joelend, jodelend als kleine kinderen. Tot ik na een kilometer toch zijn aandacht op de bordjes kon vestigen. Het was allemaal zo rap gegaan dat hij ze nog niet had zien staan. Begrijpelijk, want hij was ondertussen ook nog aan het filmen, dus remmen was duidelijk te veel gevraagd. Ik ondernam dappere pogingen om een foto van Irma te nemen met op de achtergrond het dorpje in de diepte, maar door de snelheid en de onnoemelijk vele bochten was dat geen sinecure. Het was een zalig hilarisch ritje en t fijne was dat er niemand voor of achter ons kwam. We moesten ons voor niemand generen. Nu niet dat we dat ooit doen, maar toch. Kompleet murw en overgelukkig bereikten we de aankomst.
Onderaan de zetellift was een zonnig terras vanwaar we een goed zicht hadden op de afdaling van de mountainbikers. Het interessantste vond ik hun kleding. Het leken wel wezens van de planeet Disco. Gestreepte en gevlekte pakken in de afgrijselijkste kleuren en helmen die iets weg haddden van Guatemalteekse maskers. Met een rotvaart zoefden ze over de aarden baan naar beneden, slingerend tussen de bomen dan ook nog. Ik hoop dat hier vlakbij een ziekenhuis is.
Terug bij de opticien bleken mijn glazen in het andere montuur te zitten, maar mijn leesbril was kompleet gedemonteerd. Tja, dat was wel lastig, want die gebruik ik als ik s avonds zit te schrijven. Dus heeft die lieve man dat wrak ook nog terug in mekaar geprutst terwijl ik nostalgisch zijn uitstalling van koekoeksklokken stond te bekijken. Als kind hadden wij er thuis ook eentje, maar dat was een zuinige, ah ja, het was er één van ons ma. Onze koekoeksklok had een nepdeurtje. Er leefde helemaal geen koekoek in. Ik moest me echt inhouden of ik had bij deze vriendelijke mensen zon monsterke gekocht, puur uit nostalgie.
Na voor de zoveelste keer een bancontact geplunderd te hebben reden we richting Todtnauer watervallen. De bedoeling was een kort wandelingetje te maken tot aan de grote waterval. Het zou de hoogste van Duitsland moeten zijn, met haar 100 meter, maar ze zijn hier precies nogal kwistig met die uitdrukking. Uiteindelijk draaide het er op uit dat we heel de weg van de waterval omhoog geklommen zijn tot op het eindpunt. De wandeling bleef prachtig. Langs vele kleine watervalletjes, door bossen, langs rotsen. Regelmatig was er een brug aangelegd om de waterval van de andere zijde te bezien, en de grote was inderdaad echt wel hoog. Ook daar konden we nog tot aan de top klimmen, en daarboven lag de volgende. Die we natuurlijk ook nog moesten zien. Ik hoopte op het einde een café te vinden, maar er bleek enkel een groot Bergluchtkuuroord, en die mensen schijnen niet te drinken. Helemaal achteraan vond ik een Gästhaus en ik besloot aan te bellen. Een lieve vrouw verkocht ons onmiddellijk bronwater en nodigde ons uit het in haar tuin op te drinken. In t zonneke, 24°, in mijn onderhemdje, op het stille einde van de wereld.... Paradijselijke momenten. Natuurlijk moesten we nu wel helemaal terug naar het begin van de wereld. Gelukkig was dat bergaf. Maar toch werd het een langdurige klus.
Om vier uur kwamen we terug aan de auto en hadden we nog altijd niet gepicknikt. We hebben ons dan maar beperkt tot een tros bananen en veel, veel drinken. De volgende waterval die op ons programma stond was de Fahl waterval. We begonnen op een bangelijke hoogte en het pad volgde een zielig watervalleke dat zich een weg strompelde tusssen omgevallen en omgehakte bomen. Triestig. En steil. Ik zag het echt niet meer zitten om nog eens helemaal naar boven te klimmen, dus nam ik de camera-zooi mee en daalde verder af terwijl Paul gezwind terug de berg opstapte om de auto te gaan halen. Een win-win-situatie. Dacht ik. We hadden afgesproken aan Hotel Lawine, een groot ding dat we in het oprijden aan de baan hadden zien liggen. Alleen jammer dat mijn pad niet naar Hotel Lawine bleek te leiden. Ik bleef maar de bosrand volgen en kon de brede beek nergens over steken. Toch niet met de cameras. Op de duur vond ik een doorgang en stuurde een sms naar Paul : ik zit op de mesthoop van Gasthaus Adler. Vanzelfsprekend had ik daar liever op het terras gaan zitten, maar dat lag vlak aan een rotbaan met veel motos, en in de tuin speelden een hoop kinderen... dan verkoos ik toch wel de achterzijde van de zaak. Enfin, we hebben mekaar terug gevonden.
Aangezien onze voeten nog enkel goed waren om gas te geven besloten we de top van de Feldberg eens te gaan bekijken. Was me dat een droevige bedoening! Zo kaal! Alles was hier opgevreten door de ski-industrie. Op de top staat het allerlelijkste hotel van het Zwarte Woud (dat hoop ik althans). Het zeventiger jaren onding, met gevels uit reflecterend glas, maakt deel uit van een conglomeraat van andere bouwkundige draakjes. Zoals een café gehuisvest in een plastic bol (voor de après-ski) en een troosteloze galerie met winkeltjes. De andere gebouwen in de buurt waren al niet veel mooier. Het woord verkrachting is hier op zijn plaats. Ze proberen het momenteel nog wat te redden door een educatief plekje neer te poten. Das Naturhaus, met daarrond een tuin met uitleg over de verschillende vegetaties van de streek. Heel zinnig, maar toch niet meer dan een pleister op een houten been.
De uitleg op de borden in de tuin leerde ons wel enkele interessante weetjes. Vroeger was het hier een loofwoud maar door menselijk toedoen (zilvermijnen, ontginningen, veeteelt,...) hebben enkel de sparren het overleefd. Die gaven het woud het donkere aanzien, vandaar de naam Zwarte Woud, en daarom waarschijnlijk dat ik het in mijn jeugd een troosteloze plek vond. Tegenwoordig probeert men zoveel mogelijk dennen te vervangen door loofbomen en op sommige plekken is dat resultaat al aardig te zien. Het woud heeft er veel verschillende tinten groen. We zullen over 50 jaar nog eens terug moeten komen, dan staat het misschien al een beetje verder met het kleurenpalet dat ze hopen te bereiken.
Toen we aan ons Gasthof kwamen stond de hof vol motos... Maar liefst 10 motorrijders waren in mijn oord van stilte neergestreken. Ik heb toen wel aan de gastvrouw moeten uitleggen dat er iets mis wat met mijn oren, en ze vond het prima dat we buiten zouden eten. Onder ons tweetjes, met zicht op de bergen, smullen van asperges en hertengebraad met paddestoelen, gebakken appeltjes en spätzle. Om duimen en vingers af te likken! En we konden dat nog doen ook, want er was geen kip die ons zag zitten. Een ietwat koel, maar overheerlijk einde van een fijne dag!
5. Wijst uw neus naar boven, dan gaat ge in de lucht.
Vrijdag, 6 mei 2011.
Gasthof Belchen Multen, Aitern.
5. Wijst uw neus naar boven, dan gaat ge in de lucht.
Een zalig stille, lange nacht onder een warme dons in een knus hotelletje. Toen Paul me wakker maakte had hij er al een flinke jog-toer op zitten. Ik vond dat hij het lang had volgehouden maar de reden werd al snel duidelijk. Hij was richting top van de Belchen gelopen maar had zich in de terugkeer van weg vergist en bleek opeens een paar honderd meter ónder ons hotel te staan. Aangezien ons nestje op 1040 meter hoogte ligt moest hij dus terug naar boven dabbelen.
De beslissing of we hier nog een nacht langer zouden blijven lieten we van het ontbijt afhangen. Toch wel een cruciaal aspect voor ons. Zeker na ons Frans suikeravontuur van gisterenochtend.
Een Duitser stuurt ge duidelijk níet met een rozijnenboterhammetje wandelen. Hier verscheen een buffet met de beste charcuterie en kaas, pumpernickelbrood, allerlei ander donker brood met zaden, witte broodjes en daar bovenop kwam de gastvrouw nog met een lichtgekookt eitje aandragen. De keuze was dus snel gemaakt, we boekten een dagje bij. We namen onze theepot mee naar het zonneterras om te overleggen wat we vandaag gingen doen. Het had geen zin ver te gaan rijden want hier vlakbij beginnen prachtige wandelingen. Uit een heel dik boek van het hotel trachtten we wat zinnige dingen te puren, maar het was in het saaiste Duits geschreven, dus was het nogal moeilijk het kaf van het koren te onderscheiden. In dit prachtig weer heeft het geen zin om kapelletjes of kastelen te gaan bezoeken, dit was een dag waarop de natuur ons met open armen (en moerassen) zou verwelkomen.
We besloten om eerst naar de toeristische dienst in Schönau te rijden om een wandelkaart te zoeken. Onze gesprekken duren tegenwoordig iets langer omdat we vroeger mekaars zinnen afmaakten doordat we mekaar zo goed kennen, tegenwoordig moeten we dat doen uit noodzaak omdat we op de helft van de woorden die we nodig hebben niet meer kunnen komen. Er wordt ook al heel veel "de dinges van de dinges van dinges" genoemd en al flink wat uitgebeeld. Tegen dat we 70 zijn, zijn wij waarschijnlijk uitgegroeid tot een beroemd pantomime-duo.
In de Dienst voor Toerisme viel mijn oog op een foldertje van Wanderung mit Lamas. Even geïnformeerd of het gewoon wandelen was - zoals met een grote hond, weliswaar dan ene die af en toe eens in uw oog spuwt - of dat de dieren bereden werden. Het bleek een wandeling. Tja, dat vond ik nu niet echt avontuurlijk. Gelukkig zag ik daarnaast een reclame voor paragliding hangen. Dat leek me al iets boeiender. We lieten de vrouw onmiddellijk contact opnemen met de piloot en binnen de 5 minuten stonden we aan zijn huis. Hij zag het wel zitten om ons om 4 uur mee te nemen, maar keek eens, laatdunkend en monkelend tegelijk, naar onze schoenen en naar Paul zijn korte broek. Kurkdroog merkte hij op dat we ons tegen dan wel zouden moeten verkleden. Geen probleem. Om zoiets te kunnen doen verkleed ik mij desnoods als een ajuin., 17 lagen boven mekaar. Toen viel zijn blik op de Nikon, en hij merkte direct op dat die camera meenemen er ook niet bij hoorde. Maar die ballon ging niet op. De grote Nikon wil ik desnoods thuis laten maar mijn kleine Sony moet mee. Daar ging hij mee akkoord op voorwaarde dit ik niet zou reclameren als hij schielijk zou overlijden. Dat was dus afgesproken.
Aangezien we nog 4 uur tijd hadden besloten we eerst de Belchen te gaan bekijken. De derde hoogste berg van het Zwarte Woud (1414 m) die zich vlak bij ons hotel bevindt. Althans de kabelbaan.
De man aan de kassa vroeg naar onze toeristenkaart, maar die ontvangt ge blijkbaar pas als ge hier drie nachten verblijft. Vanaf dan is de kabelbaan gratis en krijgt ge kortingen op vanalles en nog wat. Die beslissing was snel genomen. Paul reed 2 km terug naar ons hotel en boekte een nachtje bij. Fijn, dan moeten we niet verkassen, want dat vind ik toch altijd zon tijdverlies, en ik vind dit een zalige plek om te logeren. Ondertussen maakte ik met Irma een wandelingetje in het bos.
In een rond geel bolletje van de kabelbaan - een cocon voor ons alleen - zeilden we de berg op, over wouden van donkergroene dennen en lichtgekleurde loofbomen. De skipistes liggen er in dit seizoen grasgroen bij. Boven maakten we een wandeling rond de top van de Belchen. In volle zon! Dankzij enkele dramatische wolken zagen de panoramas er nog indrukwekkender uit. Op de top was het zalig op een bank in de zon zitten en kijken naar onooglijke dorpjes diep in de dalen, en in de verte de Rijn te zien stromen. Een riviertje van niks vanuit dit gezichtspunt. De grond zag geel van de paardenbloemen in volle bloei. Hier en daar stond een boom met taaie maar fluweelzachte blaadjes. Op de rotsen groeien korstmossen als landkaarten van onbestaande werelden. Een droom die zich voor mijn lens ontvouwde.
Indertijd waren in deze regio verschillende zilvermijnen en die activiteit heeft de bebossing zwaar aangetast, tegenwoordig wordt onze toeristentaks dan ook aangewend om nieuwe bossen te planten. In het hoogseizoen is het ook niet meer toegelaten om met de auto tot aan de voet van de kabelbaan te rijden. De vervuiling van de autogassen werd te groot voor mens en natuur. Op een grote parking in het dorp moet men dan zijn auto achterlaten en een shuttlebus nemen. Het moet wel een vreselijk gedoe zijn als ge dat met skis moet doen.
Na de wandeling ploften we neer op het terrasje naast de kabelbaan, ik met een colaatje en Paul met een reuze fles bier. We zijn in Duitsland natuurlijk. En hier zaten we dan, totaal onverwacht op het topje van een Duitse berg in het Zwarte Woud, terwijl we gedacht hadden in de Franse Vogezen rond te rijden.
Toch wel grappig dat als ge uw neus volgt ge altijd op onvoorziene plekken uitkomt.. Ik vind een neus een plezant orgaan, ge draait uw kop, en ge hebt alweer een andere bestemming in zicht. En als ge uw neus naar boven draait? Dan gaat ge de lucht in.
Eens terug beneden hebben we thuis op ons terras een fijn maaltje bereid en vervolgens trokken we gelaarsd en gespoord naar onze piloot in Schönau. Mét mijn skibottinnen, windjacks en Paul in lange broek. En mijn Sony. Bij de Dienst voor Toerisme even ingelogd (ons hotelletje heeft geen internet) om te kijken wat de weersvooruitzichten zijn in verband met het huren van onze boot, en dan linea recta naar de Skydivers. Tot mijn opperste verbazing, en teleurstelling stond daar nog een groep van 7 mensen te wachten! We stapten met zijn allen in een busje en ik vroeg me af wat er nu ging gebeuren, ik dacht dat we maar met zijn twee gingen zijn. De man had ons s ochtends gezegd dat hij de enige piloot was die een dubbelvlucht kon maken.
Na een lange kronkelende rit kwamen we op de top van een berg aan, daar laadde iedereen in doodse stilte een enorme zak op zijn rug, en begon een wandeling door het bos. Ik snapte er nog altijd niks van. Uiteindelijk kwamen we op een grote schuine weide en daar bleek dat die andere mensen leerlingen waren die drie weken cursus gevolgd hadden, en nu hun laatste vlucht voor het examen van morgen gingen maken. Wij moesten ons van de anderen niets aantrekken want die hadden een leraar bij.
Walter zou eerst met mij vliegen. Plots ging alles heel snel. Ik kreeg een gareel aan, een helm op, een korte, krachtige uitleg, dat ik vooral op zijn commando heel snel moest beginnen lopen en blijven lopen zelfs als we al 10 meter van de grond waren. Vervolgens moest ik me achterover gooien en kwam ik automatisch in een soort zeteltje terecht en werd ik verondersteld mijn armen achter de riemen te wurmen en me vast te houden. Walter keek nog eens heel bedenkelijk naar mijn Sony en ondernam nog een halfslachtige poging om me te overtuigen het ding achter te laten. Wat natuurlijk niet lukte. Aber... mensen die niet fotograferen hebben er meer plezier aan! Kan zijn, maar ik heb een blog, en op deze manier hebben er veel mensen plezier aan! Voilà. Hij bond mijn camera aan het tuig maar dat vond ik helemaal gevaarlijk. Als ik dan zou vallen kwam ik met mijn snufferd op mijn camera terecht. En wie van beide daar het slechts zou uitkomen wist ik nog zo net niet. Ik foefelde dus mijn Sony met veel moeite in mijn jasje en dat vond Walter een slim idee. Hij geraakte stilaan zichtbaar verzoend met mijn camera en toverde zelfs uit het niets zijn visitekaartje en stak het in mijn zak.
Ons vertrek ging als een fluitje van een cent, we crossten samen de bergweide af - op een bepaald moment loopt ge als een clown ter plaatse, want ge moet die vlieger dus wel in de lucht zien te krijgen - en dan vlogen we weg. Ik wierp mijn achterwerk naar achter en floep, daar hing ik als een princes in mijn zetelke. Mijn armen achter de riemen, en vasthouden. Tja, vasthouden... Dat kon ik natuurlijk niet want ik moest mijn camera terug uit mijn jas pulken.
We hadden het enorme geluk dat er heel veel thermiek was, zodat we in wijde cirkels steeds hoger en hoger cirkelden. Mijn enthousiasme zette de lekkere brok aan om nog meer zijn best te doen. Op de duur waren we even hoog als het begin van de skipiste! Vierhonderd meter boven de grond!! Meer dan drie keer de hoogte van de kathedraal van Antwerpen!
Hij vertelde dat een vluchtje normaal 10 minuten duurde maar dat hij t zo plezant vond dat hij het onderste uit de kan ging halen. Opeens zei hij zelfs : Komaan, pak eens een foto van ons beide! Hoe kan ik dat nu! Dit is geen camera waar ik het scherm van om kan draaien! Ik maak nooit fotos van mezelf! Trekt u dat niet aan, draai heel de camera om en mikt maar, het zal u op den tast ook wel lukken! Jaja, er was er ineens eentje blij dat ik dat ding bij had. Grote kunstfotos zijn er niet van voortgekomen want ik vond het rondkijken veel te plezant. Ik zat te kraaien als een baby die een verse pamper had gekregen.
Bovendien was hij een leeftijdsgenoot en bezat hij ook een heel gezonde zin voor humor, dus nadat s morgens ons beider macho-inborst gebotst had, bleek ze nu in ons voordeel te werken. Het klikte perfect. Hij vroeg of ik liefst op het topje van de kerk zou landen of in t kerhof. Ik koos voor t kerkhof omdat we dan ineens op ons plaats lagen. Kortom, we amuseerden ons een kriek. Ik zei dat ik veronderstelde dat het toch ook wel een krachtsport was, hij beweerde van niet, dat enkel duovluchten meer kracht vergen. Ik dacht heel stillekes : amai, en straks hebt ge hier nog 20 kilo meer onder u bengelen... Op de duur werd het spijtig genoeg toch tijd om te landen, want wat ik toen nog niet wist, was dat de leerlingen nog eens terug de berg opmoesten voor nóg een vlucht.
Walter mikte op een wei naast het kerkhof, ik hing me in positie en begon alvast te trappelen, want ik wist dat dat heel belangrijk was. Maar op 10 meter hoogte bleek de wind plots van een andere richting te komen en raasden we pijlsnel over de grond. Mijn voeten konden zo rap niet lopen, dus ik lag al na twee meter languit in de wei. Gelukkig kon hij zich schrap zetten en bleef hij rechtstaan. Ik vroeg wat ik verkeerd had gedaan en hij zei heel galant : Gij niks, ik heb gewoon de windrichting aan de grond verkeerd ingeschat. En dat was het dan.
Ik liet hem de vlieger in mekaar frommelen, want dat maakte een akelig geluid, en ondertussen kon ik wat fotograferen, wat hij zich nu echt wel liet welgevallen. Een zeil voor 1 persoon bestaat uit 26m², maar voor een duovlucht wordt er een van 40m² gebruikt en dat is wel een flinke berg stof. Waar ik niet aan gedacht had, was dat we met die beide reuze rugzakken nu wel terug naar het dorp moesten geraken.... Walter bekeek me eens en zei : Hij weegt niet zo zwaar hoor en knalde een zak op mijn rug. Ik moest even naar adem happen maar mijn macho-ziel kon dat echt niet laten merken, dus ik stapte gezwind naast hem, zak aan zak, al babbelend naar het busje dat midden in het dorp stond te wachten. Van heinde en verre kwamen er nog studenten met hun vrachtje aangewaggeld, we stapten allemaal in... en reden terug langs de slingerende weg de berg op! Halverwege ging hij met zijn walkie-talkie in een wei staan wachten, en hij praatte nog een paar andere leerlingen aan de grond,. Ik fotografeerde ondertussen wat bloemen, en bleef maar rondkijken of ik mijn echtgenoot nergens zag vliegen. Ik vroeg Walter wanneer ik hem eindelijk zou zien vliegen, en of hij misschien al op t kerkhof lag, maar hij zei dat die nog altijd boven op de berg op ons stond te wachten. Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar dat bleek niet het geval. Na nog een paar gevallen engelen ingeladen te hebben reden we inderdaad naar de top, struinden terug het bos door en daar zag ik tot mijn grote vreugde mijn echtgenoot terug. Die blijdschap kwam niet zozeer door mijn man te zien als wel dat ik eindelijk toegang kreeg tot de fles water. Ik vloog er op af als een kameel na drie dagen Sahara. Ik zag er ondertussen ook wel als een bestofte kameel uit, want net als momenteel in België, ligt alles ook hier bedekt onder een fijn laagje geel stof. Mijn zwarte skibottinen zagen beige. Raar toch, dat het verschijnsel zich ook hier voor doet.
Nu was het Pauls beurt om te gaan vliegen. Ook hij werd ingerijgd en moest proeflopen terwijl Walter stilstond en hem bij zijn lendenen vasthield. Het is eigenlijk gewoon een proef om te zien hoeveel kracht ge hebt. Maar Paul is natuurlijk een loper en bovendien heel sterk, dus Walter kon hem niet vasthouden. Heel grappig, (voor Paul, niet zozeer voor Walter), en ook pech voor mij want Paul was al uit het beeld verdwenen voor ik een goede foto gemaakt had. Mijn echtgenoot maakt dan ook nog de fout om te vragen hoeveel keer hij per dag zon duo-sprong maakte en dat was héél fout! Springen?! Das heisst Fliegen!!. Alleszins het kwam er op neer dat hij 4 à 5 duovluchten per dag maakte. Het rekenmachientje in mijn hoofd deed rikketikketik. Fijn wel, zon extra bijverdienste van 400 euro per dag, terwijl uw lessen gewoon doorlopen. Als ik nog jong was, ik zou het wel weten, dit is pas een plezante manier om uw, flink belegde, boterham te verdienen.
Uiteindelijk stonden ze daar beiden startklaar, ik liep ondertussen een flink eind naar beneden om een goede fotohoek te zoeken. Waarop Walter tegen Paul fluisterde : Daar gaat ze nog spijt van krijgen want straks moet ze wel terug heel die berg op... Ik stond in een schitterende positie. En zij bleven daar staan. Ik ook. Na vijf minuten nog. Na 10 minuten ook nog. Opeens deed Paul teken dat ze het aan de andere kant van de berg gingen proberen. Dus ik in volle vaart die berg terug op, met video-camera én Nikon, en over de top weer naar beneden om daar opnieuw een goeie positie te kiezen. Ik was bekaf. Na enkele minuten kwam er een geschikt windje, ze holden de berg af en vlogen. Tegen een prachtige achtergrond! Ze zeilden eerst rustig over de bergweiden en over het dorp...
Maar Walter was nog niet vergeten dat Paul hem had liggen gehad met zijn spurtje. Zijn wraak zou zoet zijn. Hij besloot een beetje gek te gaan doen. Dus zie ik ineens mijn echtgenoot daar aan een rotvaart in spiraalvorm naar beneden cirkelen! Alleen al van het te zien zat mijn maag bijna achter mijn oren. Ik hoorde het geluid van hun stemmen en ik kon me het gesprek levendig voorstellen. Den ene ging natuurlijk niet onderdoen voor de andere. En Paul zou beslist zeggen dat hij het heel geestig vond maar ondertussen wel proberen zijn ingewanden op hun plaats te houden. Ze maakten een perfecte landing in een weide aan het dorp.
Ondertussen waren er nog 4 leerlingen aan het proberen om op te stijgen. De sukkels bleven maar staan wachten op het juiste windje. Ik vond het best prettig om het te bekijken en te fotograferen. Maar ik vrees wel dat ik de oorzaak was van enkele geaborteerde startpogingen en noodlandingen. Op de duur heb ik mijn lens maar op iets anders gericht, zodat ze zonder zenuwen konden proberen de wind te pakken te krijgen, uiteindelijk waren die mensen doodmoe. De cursus duurt drie weken en ze maken 6 à 7 sprongen per dag... Een inspanning die niet te onderschatten is want ge moet altijd van het dorp terug naar boven en ook telkens uw vlieger inpakken, terug uitpakken, netjes opplooien, terug inpakken, de berg op, te voet het woud door, en weer proberen op te stijgen. Zware kost.
Uiteindelijk waren ze allemaal gelanceerd, als laatste steeg hun leraar op en kon ik met de vrouw die het busje bestuurde (omdat ze te moe was om nog een sprong te maken) terug wandelen. Maar... ik stond daar nu met twee fototassen, Paul zijn zware jack, een fles water, Irma, en een schoon stuk hout dat ik gevonden had... Enfin, na die 20 kilo vlieger al door heel het dorp gesleept te hebben kon deze verhuis er ook nog maar bij. Toen de vrouw me onderweg op de boswegel zo ongeveer zag bezwijken, vroeg ze nogmaals of ik toch niet iets aan haar wou laten dragen. Op dat moment heb ik met graagte mijn fles water en mijn blokske hout afgestaan. Met Irma op mijn rug, de kleine fototas over mijn schouder en de loodzware grote (mét mijn notebook in!!! Ah ja, ik ging toch veel tijd hebben om rustig in een weide wat te zitten schrijven...) in mijn twee armen voor mijn buik geperst bereikte ik het busje. Mens wat was ik blij dat te zien staan...
Doodmoe kwamen we in het dorp aan waar Paul en Walter stonden te wachten. De laatste afgepeigerde leerlingen kwamen met hun zware last uit de omliggende straten gekropen, en die zagen er toch ook heel blij uit dat ze aan het busje waren.
We stonden nog even te babbelen, en hij vroeg of we geen zin hadden de cursus te volgen. Het oudste lid van zijn vlieggroep is 82 en die man heeft het pas op zijn 65ste geleerd. Maar nee, cursussen gaan volgen... geen denken aan. Zelfs niet bij zon Lekkere Brok. Drie weken zo moeten afzien om een sport te leren waar ge thuis niks mee kunt doen lijkt me maar niks...
Op deze manier was het een goddelijke ervaring, maar meer hoeft dat voor mij niet te zijn. Ik heb het meegemaakt, er enorm van genoten, en dat is voldoende.
Als uw leven door omstandigheden, in mijn geval die stomme ziekte, de vorm van een citroen heeft aangenomen vind ik dat ge ze maar moet uitpersen ook. Er goed wat suiker op doen en genieten van het drankje. Tot de beker ooit leeg zal zijn. Of tot er niemand meer is om hem leeg te drinken.
Paul was ook erg onder de indruk van zijn vlucht en geraakte maar niet uitgepraat over zijn spiraal-vlucht, die ik in dit geval toch echt wel val zou willen noemen. Zijn maag had inderdaad ter hoogte van zijn keel gezeten en was eigenlijk nog altijd niet gezakt... Erg genoeg moesten we snel naar huis of we zouden te laat zijn om nog te eten. Dus raceten we terug naar ons hotel en bestelden al bij t binnenkomen ons eten. Nadat we de reden verteld hadden, en ze ons enthousiasme zag (ik zag nog altijd zo rood als een tomaat van de inspanning) had onze gastvrouw alle begrip voor onze late aankomst.
We gingen snel onze rommel op de kamer zetten en ik vroeg toen aan Paul wat zijn vestje toch zo onnoemelijk zwaar maakte. Bleek die met zijn zware Maglite pillamp op pad geweest te zijn!!! Om te gaan vliegen in klaarlichte dag!!!
Aan tafel konden we niet stoppen met napraten, en ik vroeg of hij mijn zotte gesprekken ook gehoord had. Paul zijn ogen werden vraagtekens. Ik vertelde hem dat ik hun stemmen had gehoord terwijl ze vlogen maar dat ik hen niet kon verstaan. Hij kwam voor de tweede keer vandaag uit de lucht gevallen. Hij had toen ik vloog totaal niets gehoord! Weer maar eens een bewijs hoeveel ik hoor. Ik denk dat als een arend op 400 meter hoogte er eentje laat vliegen ik het nog gehoord zou hebben.
Hoe moe we ook waren, in bed moesten we toch even onze film en de fotos bekijken. Paul was zo pompaf dat hij halverwege de diashow al begon te snurken. Mijn adrenaline werkte nog op volle kracht, dus heb ik me nog maar even verdiept in mijn spannend boek van Val Mc Dermid. Na zon dag is een goeie thriller de beste bekroning.
Het ontbijt van Auberge de Froeningen verdiende, met allergrootste onderscheiding, de prijs voor Suiker-bom. Brioche, suikerbrood, rozijnenbrood met als toespijs drie mierzoete confituren en honing. Ik voelde de zoetigheid langs mijn wijsheidstanden tot in mijn hersenen sluipen. Hier was in de verste verte geen kaas of paté of een eitje te bespeuren. En Paul vond het dan ook nog onbeleefd om onze eigen schapraai uit de auto te halen. Onnozel wel, want daar zitten nog de lekkerste hartige happen in. En voor dat zogenaamd ontbijt werd dan ook nog zo maar even 19 euro aangerekend.
Na de kamer terug in zijn oorspronkelijke staat gebracht te hebben en al onze zakken naar de auto gesleept, besloten we om eens richting Duitsland te rijden. Of misschien wel Zwitserland? Ik zou nu toch eindelijk mijn sneeuwbottinen eens willen testen, dan hebben die tenminste niet voor niets zoveel plaats in de koffer ingenomen.
Erg genoeg gaat in die contreien de keuken er niet beter op worden, daar gaan we helemaal terechtkomen in de bordvullende schapenbout-afdeling.
In een tankstation zochten we een landkaart, want eentje van Duitsland hebben we niet bij. Uiteindelijk zijn we toch voornamelijk onze neus achterna gereden en zo in Badenweiler terechtgekomen. Een zeer sjiek kuurstadje - voornamelijk voor 70-plussers, het verbaast me dat ze uw identiteitskaart niet vragen bij t betreden - met van die prachtige degelijke, ouderwetse, paleiselijke hotels aan de rand van een heuvelachtig park met fonteinen en een wandelweg naar een ruïne. De wandeling voerde ons doorheen bloeiende seringen, knalrode klaprozen, vurige tulpen, en zo ongeveer alle kleurtjes van veldbloemen die ge kon bedenken.
Vanop de ruïnes hadden we alweer een uitzicht over de hele streek. Ik heb me deze keer zelfs niet eens afgevraagd wat deze hoop oude stenen ooit had moeten voorstellen? ik was te druk bezig ze op een zinnige manier proberen te fotograferen.
Een hondertal meter lager vonden we de Romeinse ruïnes van het grote badhuis. Ze waren overkapt met een hypermoderne glazen koepel. Met zonnewering. Een heel knappe oplossing om het monument te beschermen. Interessant om zien is dat onze huidige teenslippers reeds door de Romeinen gedragen werden, en dat ze zelfs al mengkranen in hun badhuis gebruikten. Zelfs hun privé-huizen hadden al een badkamer en een apart toilethuisje. Een toilet dat toen reeds met water werd doorgespoeld! Wij mogen dan als Galliërs misschien wel de dappersten geweest zijn, maar zeker ook de geurigsten en in geen geval de slimsten.
Bij het verlaten van het kuuroord kozen we voor een slingerende weg dwars door het Zwarte Woud. Dat viel me eerst wat tegen. Alleen maar bos, bos, bos. Maar toen... reden we regelrecht The Sound of Music binnen! Alpenweiden overvol bloemen... Heuvels met glooiende bloemenweiden waarop hier en daar een sjieke solitaire boom... Beekjes... Bemoste rotsen... En dat allemaal op 1 enkel schilderij.
Opeens viel mijn oog op de ideale picknickplaats, onderaan een veld dat zachtjes afhelde naar een beekje. Het gras stond wel redelijk hoog en de weide was nogal aan de schuine kant dus besloot ik eerst zelf op verkenning te gaan. Ik was zo gelukkig in deze heerlijke stille natuur dat ik de weide afdolde al springend en zingend : The hills are alive... with the sound of muuuuuuuuuuusic! Tot ik midden in mijn lange u over een molshoop struikelde en halsoverkop op de drassige bodem terecht kwam, en nog een beetje verder de helling afrolde. Paul stond boven naast de auto toe te kijken en hij leek mijn plek precies al niet meer zo geschikt te vinden. Eens ik terug naar boven was gekrabbeld kon ik hem toch overtuigen van de unieke schoonheid van mijn plekje aan de beek daar beneden. (Naast onze auto liep ook wel een charmant beekje, maar daar vond ik geen kunst aan.) Dus namen we onze koelkoffer, de zak met borden en bestek, de reuze handdoeken en de fototas en ik ging voor. Ondertussen had ik al een weg uitgedokterd die misschien wel iets steiler was, en waar ook een beekje moest overgestoken worden, maar waar we maar door half zo weinig brandnetels moesten strompelen. Eén klein detail was ik vergeten : ik droeg een jeans, en Paul, naar goede gewoonte,... een korte broek... Ineens hoor ik daar achter me een gevloek, zie ik een gestampt van voeten, een gezwier met de koelkist en hoor ik door heuvelen galmen : Dat staat hier vol brandnetels!!! Ik zit tot mijn knieën in de netels!!!
Waarop ik enkel naar waarheid kon antwoorden dat er op mijn vorige pad nog dubbel zoveel stonden. Mijn antwoord had weinig relevantie want Paul was met heel zijn inboedel al terug gekeerd in de hoop zo snel mogelijk uit de brandnetelwildernis te sukkelen. Ik dierf niet hardop lachen dus ik stikte zowaar. Met mijn meest toegeeflijke glimlach heb ik dan maar beaamd dat dat beekje naast de auto toch ook wel héél erg mooi was en dat we daar wel zouden eten. Een vlammende blik schoot in mijn richting, dus ik sprong rap het beekje over naar een eilandje van nog geen twee vierkante meter groot, en begon de handdoeken alvast aantrekkelijk uit te spreiden. Iets later kwam Paul ook aangewipt - al krabbend aan zijn benen weliswaar - en kon ons feestmaal beginnen.
Ons zelfgebakken brood smaakt nog altijd even lekker, en belegd met boerenpaté met daarover een laagje mangoconfijt is het zelfs een lekkernij. Als dessert enkele kazen, een banaantje en met appelsien gevulde chocolaatjes. Voor de vruchtencake vonden we geen plaats meer.
Op nog geen 10 cm naast me kropen de vreemdste diertjes in het water. Uiteindelijk heb ik er een paar uitgevist en het bleken anderhalve centimeter lange kokertjes die bezet zijn met minuscule keitjes. In het buisje leeft een diertje dat het midden houdt tussen een kreeft en een spin. Ze liepen over mijn hand, hun buishuis meeslepend zoals een kreukel. Fascinerend! Paul vergat er zelfs zijn jeuk door.
Voor we deze enig mooie plek verlieten wou ik dat Paul nog enkele fotos van me nam temidden van de bloemen. Ik dartelde weer naar beneden, viel nogmaals en rolde nog wat verder de berg af, posteerde me op mijn knieën tussen de hoge veldbloemen met een horizonbrede glimlach en voelde me wegzakken. Ik maande mijn fotograaf aan om een beetje op te schieten, want dat ik anders misschien helemaal uit het beeld zou verdwenen zijn, maar voor hem is de Nikon nog ondoorgrondelijk. Mijn schoenen en mijn jeans werden er hoe langer hoe grondelijker uitzien.
Misschien zag ik er niet echt appetijtelijk uit na mijn Sound of Music-avontuur, maar ik voelde me verrukkelijk!
Na het fijne maal en de geestige fotosessie reden we verder richting Schonau over een smalle, hoge bergweg, dwars door het zuidelijke Zwarte Woud. Een zonovergoten woud. Vandaag meer een Gouden Woud. We begonnen stilaan uit te kijken naar een slaapplaats maar dat bleek niet zo eenvoudig. Ik had zo graag op een boerderij op een van die bergen geslapen... Uiteindelijk eindigden we in het kleine Schonau waar een paar knusse pensions al bezet bleken. Er waren wel twee hotels maar die waren heel onpersoonlijk, en weer in een eetzaal moeten gaan eten, en dan misschien een jarret van een mammoet, nee, daar bedankte ik voor.
In het centrum (het dorp bestond eigenlijk uit niet veel meer) lag een pleintje met een electronische reservatie-service. We tikten een nog kleiner dorpje in de buurt in en vonden een klein hotelletje. We informeerden of ze nog een dubbele kamer met balkon hadden, en ja, we mochten direct komen. We slingerden ons acht kilometer verder door de magische natuur en kwamen aan een grote blokhut die blijkbaar voornamelijk tijdens de skiperiode en volle zomer gebruikt wordt. Er was zelfs een binnenzwembad en sauna.
Onze kamer beschikte over een reuze terras met zicht op de gouden bomen. En bovenal, aan de deur hing een bordje dat hun specialiteit forel was. Mijn geluk kon niet op. Zolang ze nu geen jarret van mijn forel maken...
Nee, dat is niet gebeurd. Maar toch hebben ze me weer weten te verrassen. Paul was ons eten gaan bestellen en ik had gewoon forel met een fritje gevraagd. Daar kon in mijn ogen weinig verkeerd mee gebeuren. Desalniettemin verscheen er toch een voorgerecht op tafel... asperges. Een fijne verrassing, gesteld dat Paul er aardappelen bij zou besteld hebben en niet... een pannenkoek. Asperges met Hollandaise saus en een pannenkoek. Moest ik nog een geheugen hebben ik zou dit gerecht nooit van mijn leven nog vergeten.
Daarna verscheen een lekker slaatje gevolgd door mijn forel waar niks mis mee gebeurd was. Goddank dat hij daar geen peperkoek of zoiets bij besteld had. Ik begin ernstig te denken dat die pannenkoek een subtiele wraakoefening was voor zijn genetelde onderbenen.
Aangezien ik het doodzonde zou vinden dat ik die bikini voor niks heb meegebracht besloot ik het zwembad eens te proberen. Het was er erg warm en we hadden het helemaal voor ons alleen. Het leek me ook een goed idee voor personen met genetelde benen. Overgelukkig dat het eten in het restaurant me deze avond gelukt was (er zat gelukkig nog maar 1 ander koppel) troonde ik mijn martelaar mee naar het zwembad. Alles ging goed tot ik er in begon te zwemmen. Het water klotste in de overloop en maakte een heel akelig geluid. Paul stapte er ook in en met zijn waterverplaatsing erbij werd het helemaal oorverdovend. Het zwemgenoegen heeft dus hooguit een paar minuutjes geduurd, binnen de kortste keren stond ik terug op de gang, in mijn onderbroek met mijn kleren onder mijn arm. Stom wel, dat ik het nu weer zo verknoeid heb.
De muisstille rust op ons terras deed me zon goed. Om van onze nougat met kokos en amandelen nog te zwijgen. Een eigen frigo, het is toch een geweldige uitvinding. Maar nu ga ik naar binnen want hier buiten voelt het niet meer als een frigo, 't is eerder een diepvries. Onze auto zal morgenvroeg weer mooi berijmd zijn. Wel makkelijk, dan kunnen we 's nachts onze koelkast laten openstaan en beginnen we lekker fris aan de dag. Onze kaas- en charcuterievoorraad zal hier nog niet snel slecht worden.
Een dosis Temesta, twee oordoppen, en 10 uur slaap hebben me terug op de poot geholpen.
We kwamen dan ook lekker laat, met een flinke eetlust, in de ontbijtzaal aangesloft in het idee dat we ze op dit uur wel voor ons alleen zouden hebben. Maar owee daar kwamen ook net de mensen met de kindjes eten. Zo stom dat het momenteel te fris is om s morgens en s avonds buiten te eten. Desalniettemin toch een flink ontbijtje verstouwd. Vervolgens begon het volstouwen van de auto.
Vreselijk wat we allemaal bij hebben. Van badgerief en zonnemelk, tot skibottinen en handschoenen (waar Paul tijdens zijn ochtendjogging al heel blij mee was geweest), van een volle elektrische koelkast tot plastic eetgerief, van kostuum tot fietsbroek, van een grote doos vol Luxemburgse sigaretten (25 "sloefen"), tot watervoorraad voor twee dagen (mensen die drie liter de man per dag drinken en een hekel hebben aan supermarkten...)
Kortom, een stel bohemers zou ons afgunstig bekijken als ze een glimp in onze koffer konden werpen. Enfin, koffer... de achterbank is ondertussen ook al helemaal overspoeld, want die gewassen jogkleding moet nu wel te drogen hangen. Irma met de twee fototassen tussen de vuile was...
Tegen half 12 was de kameel gepakt en vertrok de karavaan richting Philippe. Buiten de bootjes beluisteren was een tweede doel van onze trip één van onze versteende bomenplaten terugbrengen om te laten retoucheren, want er is een minuscuul barstje in gekomen. Dus die 50 kilo zware plaat zit ook nog tussen gewatteerde dekens onderin de koffer. Kortom, als we ergens stranden, kunnen we makkelijk een dolmen maken. Dozen en koffers fungeren als zuiltjes, onze versteende boomschijf wordt het dak, en de dekens kunnen als wanden dienen, de vloerbekleding wordt gevormd door de twee reuzezwemhanddoeken. Water en eten hebben we ruim voldoende bij, ik denk dat we het wel een week of twee volhouden. En als ze ons nooit meer terugvinden, dan hebben ze later toch weer iets om op te graven waar ze zich de kop over kunnen breken. Een archeologische vondst van een combinatie van een steen van miljoenen jaren oud met hightech computers en fotoapparaten. Om van t zakje met al onze elektrikios nog te zwijgen. Elektrikio is de naam van de zak die alle mogelijke adaptors, batterijen, een zesvoudige priezenblok, verbindsnoeren en aanverwanten bevat. Een elektrieker zou er jaloers op zijn. Om al die apparaten op te laden is er natuurlijk wel wat zooi nodig. Kortom, ik denk dat het enige wat we niet bij hebben cement en bakstenen zijn.
Onze eerst leuke stop was een 12de eeuwse kasteelruïne in Lutzelbourg. Uiteindelijk bleek het dan wel om een klooster te gaan, maar kom, kapotte stenen zijn kapotte stenen, we gaan niet moeilijk doen voor wat ze oorspronkelijk gediend hebben. In de diepte zagen we een spoorweg à la Delvaux met daarnaast het kanaaltje waaraan de firma die we gisteren eerst bezochten lag. Er vaarde net een bootje door een sluis. Het leek wel een papieren speelgoedbootje vanop deze hoogte.
Aan het kasteel-klooster was nog niets gerestaureerd, het was een zalige junglebook vol veldbloemen en klimplanten.
Onderweg kregen we nog enkele zichten op de Rocher Dabo. Het is toch echt wel een indrukwekkend arendsnest. Naast de zitbank aan het uitzichtpunt groeiden tulpen. Een ideaal moment om de macro-opnames van de Nikon en mijn kleintje te vergelijken. Met mijn Sonyke kan ik tot in de bloemkern doordringen, tot op een centimeter van de stamper, Met de grote kan ik amper tot 30cm de bloem benaderen. Het geeft heel andere effecten. Mijn kleintje zal toch altijd mijn favoriet blijven voor macro-opnamen. Daar kan ik het kruisje op een spin haar rug mee trekken en dat zie ik me met den dikke toch niet doen.
Als picknickplek hadden we de Cascade de Nideck gekozen. Compleet met ruïne. Jammer genoeg bleek ze 1Km ver van de baan te liggen en hadden we de tijd niet om er naar toe te wandelen. Maar niet getreurd, want enkele kilometers verder konden we aan het kleine riviertje een goede plek vinden, knus, uit het zicht en lawaai van de baan, achter een grote houtstapel.
Het is een uiterst aangenaam maaltje van versgebakken brood, vleessla, diverse kazen en tomaten geworden. En nu we eindelijk op een leeftijd gekomen zijn dat we niet meer een hele dag kunnen klimmen en klauteren, en dat we op de middag al wel eens een terrasje zouden willen gaan doen, moeten we dankzij mijn zotte ziekte, terug als oude hippies op grote handdoeken zitten picknicken... Deze keer weliswaar niet meer uit armoede, maar toch ook uit noodzaak. t Kan toch zot lopen in het leven.
Een paar kilometer verder, verkeerden het kleine dorpje Oberhaslach nog helemaal in Paasstemming. Overal op de stoepen stonden mooie houten bloembakken met paasversieringen in. Op doorgezaagde boomschijfjes waren konijnensnoeten getekend, en boven hun kop flapperden een stel roze oren in de wind. Sommmige beelden waren manshoog. Op alle vensterbanken, in alle tuintjes... overal vielen er eitjes, kuikentjes en konijntjes te ontdekken. Handgemaakt, geen commerciële brol. De dieren hadden al wel wat van hun glorie verloren, maar zagen er nog allerschattigst uit. Het leek een grappig dorp om in te wonen.
Onderweg naar Philippe ben ik in coma gevallen. Hier was het al 16° en dachten we er al over de airco aan te zetten. Na al onze escapades kwamen we veel later dan verwacht aan de versteende bomen-zagerij aan. Heel de auto uitgeladen, want onze plaat, Marion, met het oppervlakkige barstje, ligt helemaal onderin de koffer - ingepakt in oude gewatteerde salon- overtrekken. Philippe keek de barst na en zei dat er niets aan de hand was. We moesten niet bang zijn, ze zou niet verder scheuren. Omdat ze van in de lente op ons terras hangt heeft de regen de rand van de natuurlijke scheur terug zichtbaar gemaakt. Hij vroeg of we haar gepoetst hadden en wij schudden allebei synchroon met de grootste overtuiging van nee. Waarop Philippe laconiek antwoordde : Allez, ge zijt dan nog vuile mensen ook.
Dus vanaf nu noem ik ons huis, waar ik in de loop der jaren de meest waanzinnige toestanden van overal ter wereld naartoe gesleept heb, ons Museé de la Pousière. De nanometer-fijne barst in Marion werd à la minute terug gekleurd zodat de witte kalk onzichtbaar werd en het scheurtje niet meer te zien was. (Vanzelfsprekend heb ik een klein flesje van dat spul gevraagd en gekregen.)
Ondertussen was ik nog wat aant rondwandelen en had toch weer een schoon plaatje ontdekt. Het bleek verkocht te zijn aan een Amerikaanse verzamelaar. Philippe is dan in het magazijn op zoek gegaan naar een andere schijf van dezelfde boom en hij kon er nog een spiegelbeeld van opdiepen. De kernen (een grote witte ster waarvan de stralen gevuld zijn met de fijnste kleurtjes) verschillen, en ook andere tekeningen zijn op de ene plaat wel weer te vinden en op de andere niet. Maar ze zijn beiden even mooi. Zij het allebei met andere details die in het oog springen. Deze plaat, Junon Deux, is een vuurwerk van kleuren, iets heel anders dan onze anderen. Galaxy, die we vorig jaar van hem op de beurs in Brussel kochten, is heel licht van tint, ze gaan samen een geweldig contrast vormen.
Paul was er toen ze plat lag niet zo verliefd op, maar eens ze rechtop stond viel hij er toch ook als een baksteen voor. Philippe maakte onze klassieke vriendenprijs en Paul kon alweer heel de autokoffer gaan uitladen om deze plaat op Marion te leggen, die toen al lang en breed terug onder in de koffer lag. De buurman die zijn tuin aant sproeien was moet zeer rare gedachten van ons gekregen hebben. Voor de derde keer stond heel onze huisraad uitgestald op de oprit. En het is echt wel een hele inboedel als ge alles zo eens naast mekaar ziet staan.
Danielle was niet thuis omdat zij op de Foire de Paris stond, Philippe houdt het daar met zijn hyperacusis natuurlijk geen week uit. De man verdronk in het werk - want er waren grote bestellingen binnen gekomen, heelder bomen lagen te wachten op verzaging, en ondertussen wordt zijn eigen huis ook nog kompleet verbouwd tot een milieu-vriendelijke woning (passiefhuis) - maar toch wou hij de tijd nemen om iets met ons te gaan eten.
Tot ons beider grote spijt waren de restaurantjes waar we buiten konden eten gesloten, we kwamen dus terecht in een typische oude Elzasser herberg die eveneens hotel was. Elk meubelstuk in de stijl van de streek. Overal schilderijen en ornamenten, zelfs een enorme tegelkachel. We zaten in een van de verschillende eetkamers, gezellig onder ons drie. Het enige erge was dat de patronne de stem had van een brulboei. Ze produceerde evenveel decibel als haar gewicht. Rond de 100 schat ik. Maar het eten was zalig. Heel lekkere Sint Jacobsnootjes. Eindelijk weer een gezond, bescheiden stukje vis, in plaats van de Neanderthaler-beest-brokken. Spreek mij niet meer over "jarret". Elk hotel maakt hier reclame voor zijn eigen recept van "jarret". Vettige lams-, schape-, varkens-, of everzwijnezadels, nee het hoeft voor mij even niet.
Net toen we gedaan hadden kwam er nog een gezelschap in onze eetkamer zitten en ook die inboorlingen hadden stemmen gelijk de klokken van de Nôtre Dame. Philippe en ik sloegen op de vlucht en we kregen een tafeltje in een andere eetkamer toegewezen. Nog even nagepraat maar dan moest hij terug naar huis om verder te gaan werken. Alweer werd het een emotioneel afscheid en hij beloofde dat we volgende lente, als zijn huis klaar was, bij hen moesten komen logeren.
En toen namen wij onze intrek in een van de charmante antieke slaapkamertjes van het huis. (Het begint er op te lijken dat we deze reis een recordpoging in de kleinste kamers terechtkomen aan t ondernemen zijn.) Na de nodige verhuizingen van een deel van de overvloedige ornamenten konden we ons activity-center inrichten om alle fotos en schrijfsels van beide computers en cameras op de verschillende harde schijven over te laden.
Terwijl Paul zich achter het piepkleine geïmproviseerde bureautje installeerde kon ik genoeglijk op ons houten terrasje met een superbombastische reling, mijn verhaaltje van deze dag afmaken. Tegenwoordig is dat niet zoveel werk meer, omdat ik tijdens het rijden van langere stukken onze avonturen al op een mininotebook intyp. Toch wel blij dat die non mij destijds blind heeft leren typen. Kan ik lekker van het voorbijglijdend landschap genieten terwijl ik schrijf, en tegen dat ik op de hotelkamer kom is het verhaal van de dag haast volledig klaar.
De kamer was te klein om yoga-oefeningen te doen, dus besloot Paul om half zeven om zich klaar te maken voor een gezond wandelingetje. Dat ging gepaard met veel gekraak van zakken, ge-rrrrrr van ritsen, gesuis van waterstralen, en over en weer geloop, aangezien nog vanalles uit de auto moest gehaald worden. Kortom, door al deze zachte geluidjes, die in mijn oren enigszins ander klinken, was ik ook al vroeg wakker. Ik besloot dan ook maar aan mijn dag te beginnen.
Miljaarde, dat was koud op mijn terraske! Ik besloot onmiddellijk mijn lekkere warme lange onderbroek aan te trekken, mijn sandelen te verwisselen voor mijn schoenen, een trui extra aan te doen en mijn jasje op te snorren. Dat voelde al een stuk beter om rustig te zitten schrijven.
Ook de soldaten van de Wehrmacht die hier logeren gingen al in alle vroegte, helemaal in tenue, op stap. Wel interessant om uw kazerne voor dit zalige hotelletje te mogen inwisselen. Zo wil ik ook nog wel soldaat worden.
Het ontbijt was naar Franse normen exquise. Een buffet helemaal voor ons alleen! Lekkere Franse Brie, patés, yoghurt, confituren, allerhande theesoorten en nog lekker stokbrood en croissants ook. Gegeten als een wolfke.
Op de kamer moest Paul nog eerst wat huurderstelefoons beantwoorden. Oh, lieten die mensen ons toch maar eens even gerust als we op vakantie zijn. Het zijn er nu nog maar drie en toch tellen ze voor 30. Konstant hebben ze problemen met hun water- of energiefacturen, alsof het niet voor iedereen even duur geworden is. Ondertussen heb ik me op mijn terras geposteerd met de Nikon en het lijvige boek dat ze handleiding plegen te noemen. Dat half uurtje studeren kwam me goed van pas om niet in dezelfde situatie terecht te komen waar ik vannacht in zat.
Aan de grote vijver heb ik wat geëxperimenteerd met het apparaat terwijl Paul de autoruiten waste. Die Nikon onder de knie krijgen is geen gemakkelijke bevalling. Eindeloze menus, een tiental knoppen, én een draaischijf. Ik mis het joystickje van mijn Sony en alle knoppen zitten hier op andere plaatsen.
En dan gingen we op weg naar onze botenverhuurbedrijven. Beiden bleken op de middag gesloten. Niet erg, dan reden we verder naar de Rocher de Dabo vanwaar we een uitzicht hadden op de Vogezen. Onderweg natuurlijk verder geplaagd door huurderstelefoons. We zijn amper 20 uur op vakantie en we zijn al 10 telefoons met verzekeringsmakelaars en huurders verder. Héél ontspannend. Ondertussen hebben we ook moeten leren hoe onze GPS een locatie kan onthouden en studeer ik verder op mijn Nikon. De dop hangt er niet aan vast, zoals bij mijn kleintje, maar zit er los op. Ik zat aan de rand van de weg een bloem te fotograferen, stopte spontaan mijn vingers in mijn oor omdat er een luide auto langsreed en op dat moment moet ik die dop laten vallen hebben. Daar konden we dus ook terug naar op zoek. Gelukkig vond ik hem al snel terug. Het voordeel aan deze escapade was dat ik ondertussen een koppel prachtige paarden kon fotograferen. Een liggende merrie met een wakende hengst ernaast. Twee stoere beesten. Ik was een beetje ongerust dat de merrie ziek was, dus bleef ik even wachten, en toen ze opstond bleek ze kerngezond. Madam zal gewoon even hebben liggen zonnen.
Al van ver zagen we de kapel op de rots van Dabo liggen. Indrukwekkend! En dan te bedenken dat er op dat puntje vroeger zelfs een heel kasteel had gestaan. Wat helemaal meeviel was dat de parking maar 100 meter klimmen van de top lag.
Een kleine charmante kapel met glas-in-lood ramen waar de zon doorheen scheen, bekroonde de rots. Zelfs de toren mochten we beklimmen! Vanop het dak hadden we langs alle zijden een wijds uitzicht over de Vogezen. Prachtig. Onderaan de kapel lag een mooi terras waar een colaatje overheerlijk smaakte. Lekker van de zon zitten genieten met een enorm uitzicht. Ik zou er veel langer blijven zitten zijn maar we mochten vandaag ons doel niet uit het oog verliezen, we moesten de twee bootbedrijven bezoeken.
Het eerste bedrijf, in Lutzelbourg, werd gerund door een man die er niet al te veel van wist. Er lagen wel enkele boten maar ze waren redelijk aftands. Het keukentje en de douche lagen onderin de boot en waren nogal aan de duistere kant. Het motorgeluid klonk wel aanvaardbaar voor mijn oren. Ik kreeg toen ineens het idee : waarom proberen we het eens niet voor een weekend? Paul keek een beetje beduusd, die moest duidelijk nog even aan de nieuwe invalshoek van de vakantie wennen, dus besloten we alleszins nog eerst ons licht eens te gaan opsteken in de firma in Saverne. Gelukkig maar. Dat bedrijf lag midden in een stadje aan een ellendig drukke baan, het haventje ligt aan de overzijde van de straat. In de voormiddag hadden we al gezien dat hier een voorraad van tientallen boten van alle mogelijke formaten lag. Om het geluid van de motor te laten horen koos de receptioniste voor een boot voor 12 personen. En ze kreeg hem dan nog niet gestart ook. Daar moest een mechanieker aan te pas komen. Enfin, we waren nu ook niet van plan om een cruiseboot te huren. We vroegen om ook de kleintjes eens van binnen te mogen bekijken, en die vielen reuze mee. Eentje voor twee of vier personen is voor een weekend ruim voldoende. De Duo was zelfs prettiger dan de Quattro omdat er dan maar 1 grote slaapkamer in de boeg zit. De kajuit was veel lichter en aangenamer ingericht dan in de boten van het vorige bedrijf, want keuken en living liggen op hetzelfde niveau. Hier waren grote ramen aan de achterzijde die uitgaven op een terrasje met zonnetent. De boot kan zowel vanuit de kajuit bestuurd worden als vanop het dak. Op het dak is er daarnaast nog ruim plaats om uitgebreid in de zon te liggen. In de boeg zit een klein tafeltje met twee bankjes ingewerkt, het leek me de uitgelezen plek om te zitten schrijven. Na het zien van deze boot was ook Paul direct verkocht. Waarom tot september wachten als we nu al eens konden proefdraaien? Een midweek boeken was nog goedkoper dan een 3-daags weekend en hier was in de prijs verzekering, diesel en linnengoed inbegrepen. Bovenop gaf de vrouw spontaan 10% korting omdat het zo in de computer stond. Alweer een meevaller. Kortom, de boot was veel toffer en de prijs een derde lager dan bij het eerste bedrijf. Ze stelde voor een optie te nemen en pas zaterdag te laten weten of we van maandag tot vrijdag willen gaan varen. Dan kunnen we eerst het weerbericht afwachten, want in de regen op zon boot zitten zou voor mij een gevangenis zijn. Het geluid van regendruppels op polyesther, nee dat lijkt me maar niks. De dame had hier alle begrip voor.
Voor september bleek er in de buurt van Bordeaux (wat ons oorspronkelijk plan was) nog maar 1 bootje vrij, dus is het misschien maar best dat we dit tochtje alvast maken, want dat van de herfst zou dus wel in 't water kunnen vallen.
Ondertussen was het half zes, en waren we weer heel de dag vergeten te eten. Dus reden we al heel vroeg terug naar ons hotel om in het laatste zonlicht (ze verdwijnt hier al snel achter een berg) op ons terrasje te genieten van een aperitiefje met tomaatjes, hard gekookte eitjes en olijven. De keuken ging pas om 7 uur open.
Dan brak het cruciale moment aan om mijn bricoleersels op de Nikon op een pc over te zetten, en te gaan kijken wat ik er van terecht gebracht had. Eigenlijk viel het nog best mee. Met mijn kleintje was mijn diafragma-instelling onbruikbaar, ik kon er onmogelijk een onscherpe achtergrond mee maken, maar met deze kanjer lukt dat natuurlijk wel. Maar nu vergeet ik dikwijls die knop te gebruiken, of erger nog, het diafragma dan ook in te stellen. Ook de belichting heb ik nog niet helemaal onder de knie. Wat wel een enorm verschil is met mijn kleintje, is dat ik nu veel meer kleurschakeringen heb en dat mijn wolkenluchten echt prachtig zijn. Morgen leren we verder. En moesten we die boottocht maken dan heb ik uren en uren om die handleiding helemaal uit te pluizen. Alhoewel ik hoop dat ik ze daarvoor al onder de knie ga krijgen.
Het ding weegt wel zwaar. Over mijn schouder hangen kan ik hem niet, in mijn hand dragen lukt wel. Fijn dat ik hem deze reis alvast eens mag uitproberen.
Gisterenavond had ik nog een plezant ideetje, maar het blijkt onuitvoerbaar te zijn. Het zag er alleszins indrukwekkend uit : gaan slapen in een half ingegraven hut tussen wolven in een dierenpark. Spijtig genoeg zagen we op het internet dat de hut al voor het ganse jaar uitverkocht is. Logisch wel want het is la nouveauté de lannée 2011". Morgen toch maar eens telefoneren, ge weet maar nooit dat er iemand schrik heeft gekregen en heeft afgezegd.
Deze keer zaten we al vroeg aan het diner. De akoestiek van het restaurant is heel goed en ik was fier dat ik in een zaal met 14 mensen samen kon eten. Ik had een "souris d'agneau en croute confit en miel au riz El Tahmoul" of zoiets, besteld, verwachtte dus iets zoets, maar kreeg een volwassen lamspoot op mijn bord, omringd met wortelschijven en patatjes. Paul zijn kop stak amper boven mijn zoute poot uit. Het evenwicht werd snel hersteld want ook mijn echtgenoot kreeg een hele poot, maar dan van een zwijn, voor zijn neus gezet. "Jarret" schijnt hier de typische kost te zijn. Gelukkig bestaat zo'n brok vlees ook voor een deel uit een laag vet van een centimeter, en een dikke knook. Maar toch, voor een gematigd vleeseter is het een portie waar ge wel een week op kunt teren. We worstelden ons met het nodige gegniffel door onze Neanderthaler-porties heen, tot plots twee kinderen met overgave in hun ijscoupes begonnen te dabben en het lawaai mijn kop overstelpte. Ik wist niet eens meer uit welke richting het geluid kwam. Ik ben dan maar even buiten gaan zitten, maar ook dat was niet de oplossing. Uiteindelijk is Paul alleen zijn dessert gaan eten en ben ik wat op bed gaan liggen.
Met mijn laatste krachten wou ik daarna toch nog eens naar de rotshuisjes gaan kijken in de hoop ze nu verlicht te zien, maar dat werd ook niks. Het was donker als de nacht en Paul had zelfs zijn zaklampje niet bij. Nu niet dat dat zo erg was, want hij zou het toch niet hebben kunnen stilhouden omdat hij uiteenrammelde van de kou met zijn twee vesten over mekaar. Ik voel gelukkig geen kou als ik fotografeer. Niettemin was ik heel blij dat ik na de korte wandeling lekker onder mijn dons kon wegkruipen.
Het fotoalbum bij hoofdstuk 1 en 2. Niet denderend, maar ik moest nog leren werken met die grote, dikke, zware Nikon ;-)
Klik F11 voor groot formaat foto's in diavoorstelling.
02-05-2011
1. Een duistere bedoening.
Maandag, 2 mei 2011.
Hotel Au Vieux Moulin, Graufthal.
1. Een duistere bedoening.
Al heel lang droomde ik er van eens met een rivierbootje op de kanalen in Frankrijk te gaan varen. Maar ik kan me niet voorstellen hoe zon boot momenteel voor mij zou klinken... Dus stelde Paul voor om - alvorens in 't wilde weg zon tocht te boeken - eerst eens naar het geluid van de boten te gaan luisteren. (Leg het maar uit aan zo'n verhuurfirma dat ge hun boten niet wilt komen bekijken, dat ge ze enkel wilt komen beluisteren.) Gelukkig hadden ze na de nodige uitleg alle begrip voor mijn probleem en kregen we een afspraak in de buurt van Strasbourg. In dit seizoen liggen er nog veel bootjes aan de kade en is de keuze groot.
Dus vertrokken we deze namiddag richting Graufthal waar we via internet een stille kamer hadden geboekt in een klein familiehotel. Onze keuze was op dat dorpje gevallen omdat we daar maar enkele kilometers van twee bootverhuurbedrijven verwijderd zijn.
Het vertrek ging gepaard met een boel miserie. Eén van mijn poespassers moest het plots door gezondheidsredenen laten afweten, op het laatste moment kwamen er ook nog wat technische problemen opduiken en tot overmaat van ramp begonnen de bewoners van de drie appartementen naast ons huis allemaal tegelijk hun muziek keihard te zetten. Die mengelmoes van gedreun zorgde ervoor dat mijn maag zijn inhoud plots kwijt wou en daar lag ik dan, een kwartier voor ons vertrek, moesziek van de stress, met mijn kop in de pot.
Het moet gezegd, de start was alweer niet echt ideaal te noemen.
Met mijn lege maag in onze stille auto ging het plots beter. Ik viel pardoes in slaap en werd pas wakker in Luxemburg. In een sjiek koopcentrum, dat midden in de pampa's lag, ging ik mijn voorraadje sigaretten inslaan en trakteerden we ons - op een heel groot en haast leeg terras - op een flinke crème glace. Het was hier alvast een stuk frisser dan thuis. We hadden op nog geen 200 km al een verlies van 5° geboekt... Ik werd al heel blij dat ik mijn Damart ondergoed mee had gebracht. Om nog te zwijgen van mijn gloednieuwe skibottinen. (Die moeten toch ooit ergens ingelopen worden voor we met onze ijsbreker naar Spitsbergen vertrekken in de zomer?
Ik zocht een schamel zonnestraalplekje op het enorme terras, maar zelfs daar was het nog fris. Plots werd ik opgeschrikt door een enorm kabaal. Ik dacht dat er achter mijn rug een vlucht kraaien was neergestreken. Bleek het gewoon een huiselijke ambras tussen een viertal mussen te zijn...
Langs de zalige autostrades van Duitsland geracet. Hier kan men nog eens gas geven. Een Lotus en een Porsche en nog een andere platte doos op wielen vonden dat duidelijk ook. Die waren "gezellig" met mekaar aan't spelen. Dan weer heel traag, dan weer met zijn drieën alle auto's voorbijrazen. Ze waren allen van dezelfde autoclub, dus ik denk dat ze telefonisch contact hielden. Ik was toch blij toen ik ze uiteindelijk een afrit zag inzoeven.
Het fijne aan deze autostrades is dat de natuurgebieden volledig omheind zijn, zodat er geen dieren kunnen overreden worden. De baan ziet er dan ook heel anders uit dan bij ons : geen dierenlijkje te bespeuren! Natuurlijk hebben wij in België niet meer zoveel groen om te omheinen...
De zon viel schuin over de knalgele koolzaadvelden en de wijnbergen toen we onze bestemming naderden. Amper drie uur van huis en de wereld lijkt hier al veel wijdser. Rond acht uur reden we al tussen bossen met flinke rotspartijen en stonden we, aan het eind van een piepklein dorpje, voor ons hotelletje. Een grote blokhut aan een vijver.
De kamer was klein en eenvoudig maar beschikte over een terrasje! Ze was heel netjes maar op sommige punten een beetje basic. Er is tv, maar er is geen wc-rolhouder. Aan de badkamermuur hangt een moderne radiator waar de handdoeken op kunnen drogen, maar er is geen zeepbakje. Het allergrappigst is de lavabo. Het had een design eye-catcher moeten worden, en dat zou hij ook geweest zijn, moest de kraan niet net te ver van de rechthoekige opbouwwasbak geplaatst zijn. Nu was het een hele kunst om uw handen onder de waterstraal te houden en het water in de lavabo te laten terechtkomen. Het kraantje spuit dan ook nog alle kanten uit zodat we maar een handdoek naast onze designkom gepropt hebben, kwestie van niet alles wat er rond staat nat te maken.
We konden onmiddellijk aan tafel en hadden het restaurant voor ons alleen. Een stille vloer, een dik tafellaken, geen muziek, ik kon zelfs uit gewone borden eten met normaal bestek. Zalig!! Na een lekkere portie kalfsniertjes met boontjes en frietjes naar binnengesmikkeld te hebben, maakten we nog een wandeling langs een dreef die achter het hotel liep. We volgden de steile beboste rotswand en kwamen op een plek waar enkele huisjes, op maar liefst 10 meter hoogte, in de rots uitgehouwen waren. Hun pastelkleurige gevels gelijk met de wand, de rest van het huis knus in de rots genesteld. Volgens de eigenaar van ons hotelletje waren ze s avonds verlicht, maar ik denk dat we wat te laat waren.
Ik heb geprobeerd om met de sjieke Nikon van mijn kameraad (die ik ook moet inlopen tegen dat we naar Spitsbergen vertrekken) enkele fotos te nemen maar dat viel natuurlijk dik tegen. In de duisternis, met een onbekend apparaat, waar ge geen handleiding van gelezen hebt... Tja. Ik vond zelfs de knopkes niet eens. Al goed dat iedereen hier lang voor 11 uur in bed ligt want het moet een vrij gek zicht geweest zijn : een madam die met een duur fotoapparaat nachtfotos zit te maken, terwijl haar man afwisselend het onderwerp en vervolgens haar apparaat met een zaklamp beschijnt, omdat ze noch de knopkes noch haar onderwerp kan zien. Heel boeiend. Nee, misschien was het niet zon goed gedacht om dit ding de eerste keer s nachts mee te nemen.
Nog even zitten schrijven op mijn klein muisstil terrasje tot de eerste zachte regendruppels vielen.