Reisverhaal Elzas, Zwarte Woud en riviercruise
Elzas Zwarte Woud

 

L A A T H I

  • home blog
  • Hoofdstukken
  • 1. Een duistere bedoening.
  • 2. Zeelui in wording.
  • 3. Musée de la Poussière
  • 4. Het Gouden Woud.
  • 5. Wijst uw neus naar boven, dan gaat ge in de lucht.
  • 6. Jodelen tijdens het rodelen.
  • 7. The hills are alive...
  • 8. De boottrekster van de Wolga.
  • 9. Van “Kapitän Von Trapp” naar “Kapitein Haddock”.
  • 10. Er is iets niet pluis met deze sluis.
  • 11. Dromen gaan in vervulling.
  • Archief per dag
  • 12-05-2011
  • 11-05-2011
  • 10-05-2011
  • 09-05-2011
  • 08-05-2011
  • 07-05-2011
  • 06-05-2011
  • 05-05-2011
  • 04-05-2011
  • 03-05-2011
  • 02-05-2011
    Foto
    11-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.10. Er is iets niet pluis met deze sluis.

    Woensdag, 11 mei 2011.

    Aan boord van de Rosenwiller.
    Aan de oever van het Canal de la Marne au Rhin, in Gondrexange.

    10. Er is iets niet pluis met deze sluis.

    Ontwaken midden in de natuur is zalig. Zelfs al hoorden we buiten al de dierengeluiden ook regendruppels op het water vallen. De lucht was grauw en het weer zag er niet echt veelbelovend uit. We besloten eerst rustig binnen te ontbijten en dan plannen te maken. In onze kajuit was alles klam. De matrassen zijn uit rubber en daarover hadden we een veel te klein hoeslaken moeten draperen. Het was moesnat.
    Ik had wat close-ups van regendruppels en van een schitterende libel, die haar vleugels trachtte droog te trillen, zitten maken, gehurkt onder mijn paraplu. In ‘t vuur van mijn enthousiasme had ik niet gemerkt dat mijn achterwerk onder de paraplu uitstak. Dus nu was ook mijn warme broek en de onderkant van mijn dikke vest nat. We zouden véél moeten laten drogen als er wat wind opkwam...

    Het leek me niet de beste dag om een dierenpark te bezoeken, trouwens, we zouden er ook maar een halve dag kunnen blijven, want me moesten voor half zeven al terug door sluis 1 geraken. Naar het dierenpark kunnen we evengoed eens met de auto gaan, dus besloten we vandaag nog optimaal gebruik te maken van onze, ondertussen zeer slijkerige, Rosenwiller. We belden met de sluiswachter om te vragen hoe ver de volgende sluis was, want hij zou daar naartoe moeten rijden om ons te versassen, en hoe lang we dan verder door het bos konden varen tot aan een volgend sas. De man wou het met liefde en plezier doen, maar toen bleek dat we vanaf dit punt maar liefst 13 sluizen na mekaar moesten passeren hebben we al vlug van dat idee afgezien. Dat werd puur tijdverlies en op die manier geraken we nooit op vrijdagmorgen terug in Saverne. We besloten nog eens tot aan de brug van Albeschaux te varen en dan de terugtocht aan te vatten.

    Toen ik gisterenavond met een vriend belde had hij me over een heel griezelige sluis van wel 15 meter diep verteld, die hier niet ver uit de buurt moest liggen. En dat doel fascineerde me ondertussen veel meer dan die natte wolven. We keken op de kaart, en als we niet naar het dierenpark gingen werd die omweg naar die sluis makkelijk haalbaar.

    Terwijl Paul afwaste kon ik, als een koningin helemaal alleen, vanop het bovendek de boot besturen. Ik genoot met volle teugen van de stilte (boven hoort ge de motor amper), de vogels, de rust. Ge ademt hier puur bloemenparfum in. Al snel piepte de zon van tussen de wolken en voelde ik me echt in de hoogste hemel op mijn troon. Ik slaagde er al aardig in om mooi langs een oever te varen als er aan de overkant vissers zaten, en dat werd duidelijk geapprecieerd.

    Aan sluis 1 werden we weer hartelijk verwelkomd door de vriendelijke sluiswachter. We vertelden hem dat we naar de sluis van Réchicourt wilden en hij vroeg of we daar niet bang van waren. Nee, natuurlijk niet, integendeel, dat moet een zalige ervaring zijn met zo'n klein bootje! De man waarschuwde wel dat we daar misschien zouden moeten wachten omdat die grote sluis niet gebruikt wordt voor één enkele boot. Logisch. Hij zei ook op te passen omdat daarna het kanaal veel breder wordt en we goed in het midden moeten varen want dat de zijkanten eigenlijk al vijvers worden. Te ondiep veronderstel ik. Mijn idee zag er opeens nog aantrekkelijker uit.

    Het versassen ging als een fluitje van een cent, hoewel we deze keer stegen. Ik had de sluiswachter een touw mogen toewerpen dat hij rond een meerpaal geslingerd had en zo moest ik amper nog moeite doen om de boot stabiel te houden ondanks het binnenspuitende water. Eindelijk eens tijd om wat “zinnige” foto’s van een versassing te maken. Toen de man zijn euro viel dat ik eigenlijk actiefoto’s had willen maken, zei hij spijt te hebben dat hij er niet meer druk had opgezet. Mja, dat is dan een gemiste kans, want onder toezicht van een man met vakkennis had ik het wel eens graag héél wild willen meemaken. Ik bedankte de man hartelijk en we voeren verder in een stralende zonneschijn.

    Gisteren had ik in dit stuk van het kanaal iets gezien dat me heel droevig had gemaakt. Er dreef een opgezwollen kadaver van een hondje voorbij. En het beestje droeg een halsband. Ik was er zo van onder de indruk dat ik alleen verlamd toe kon kijken. Ik dacht alleen maar aan de gruwelijke dood die het dier gestorven was.
    De wanden van het kanaal zijn heel dieronvriendelijk. Ofwel bestaan ze uit steen ofwel uit verroeste metalen platen. Voor een dier dat in het water sukkelt is er geen enkele houvast...
    Vandaag keek ik uit of ik het kadaver nog ergens zag druiven - ik wou met mijn enterhaak naar zijn halsband vissen om te zien of er geen telefoonnummer aan zijn band hing om tenminste de eigenaars te verwittigen dat ze hun dier niet meer hoefden te zoeken - maar ik zag of vond het nergens meer. Misschien dat de sluiswachters het uit het water gevist hadden? Het zou best kunnen, want het was echt geen fijn zicht, en de staat zorgt er voor dat deze kanalen heel aantrekkelijk en goed onderhouden worden.

    Iets later passeerden we weer het jachthaventje Houllion, het bolwerk van “Grosse Caisse”. Ik riep het arrogante ventje nog eens van harte mijn welgemeende “fuck you” toe. Maar ik vrees dat hij nog sliep. Aangezien we er toch niet even mogen aanmeren om een foto van het meer met de "duizenden" waterlelies te nemen besloten we met de piketten aan te leggen op 100 meter voorbij zijn heilige jachthaven. Bij het overboord springen kraste Paul zijn been en de serenade begon alweer... Voor mij hoeft het dan eigenlijk al niet meer, maar kom, nadat het been geamputeerd was (het aanbrengen van twee minuscule pleistertjes), zijn we de steile berm opgeklommen om... een stom meer te zien zonder ook maar 1 waterlelie. Wat een gedoe voor niks.

    Aan de afslag, voorbij het merengebied, kozen we deze keer richting Nancy op weg naar de diepste sluis van Frankrijk, de griezelsluis van Réchicourt-le-Château. We meerden aan op een veilige afstand van de sluis. Ik had een ouderwetse, maar diepe sluis verwacht, maar in geen geval dit gigantische ingenieuze kunstwerk dat het hele vijvergebied domineerde. De sluis bleek bezet, er werd net een grote aak versast.

    Naast onze ligplaats zag ik een enorme kikkerpoel waar een gekwaak van jewelste uit opsteeg. Ik wipte aan wal en begon de kikkers te zoeken, maar Paul legde net de motor stil en plots zwegen ze allemaal. En ik zag er geen ene. Via gaten tussen de gele en groene slijmerige oppervlakteplanten kreeg ik een inkijk in het oerwoud onder water. Een wirwar van lange fijnbladerige slingerplanten en dichte wasems van algen in vele niveaus. In die magische wereld zwommen kleine bruine visjes. Zelfs al zouden we niet door de sluis mogen dan was deze poel voor mij al de moeite van de trip waard geweest. Ik had er uren naar kunnen zitten turen.

    Het personeel van de reuzesluis was ook alweer van uiterst goede wil. Als we een uurtje zouden wachten - tot er nog een boot kwam - versasten ze ons, en als we om 6 uur zouden terugkomen pompten ze ons terug omhoog. En weer hadden we geluk, de sluiswachter wenkte dat hij ons wel alleen zou versassen! Net op dat moment kwam er toch nog een boot aan. We voeren allebei de sluis in, de afdaling zou een half uur duren (volgens een plakkaatje) dus vond ik dit het ideale moment om iets te eten. Van een originele lunchplek gesproken.

    Ik gooide mijn touw om een meerpaaltje, gewoon los (ik dierf het niet vastmaken omdat er al verhalen genoeg bestaan van mensen die hun boot vastbinden in een sas, en het water vervolgens begint te zakken en hun boot blijft hangen met alle rampzalige gevolgen vandien) maar de man legde uit dat dit een zeer speciale meerpaal was, hij zakte samen met de boot mee de diepte in! (Terwijl hij af en toe het geluid maakte van een bronstige olifant. Een laag geluid dat ver draagt en op vreemde manieren weerkaatst wordt in de enorme stenen put.)
    De sluis was echt geniaal gemaakt! In mijn ogen een nog boeiender bouwwerk dan de scheepslift.
    Onverwacht snel zakten we de dieperik in, de zon verdween van onze snoet, we daalden af in een grote grijze gleuf, we namen wat foto’s van dit meesterlijke bouwwerk, mijn tafel stond gedekt, en... we waren beneden! Zestien meter lager. Een geruisloze operatie. (Op de bronstige olifant-meerpaal na.) Op amper een kwartiertje!!!

    De enorme metalen poort werd langzaam omhooggehaald, de zonnestralen gleden de grijze sluis binnen en wij vaarden de zon tegemoet via een brede plas. Het vaargedeelte was afgebakend, het rechtse gedeelte bleek vijvergebied. De man had ons gezegd dat we rustig nog één of twee sluizen verder konden varen en dat we dan nog makkelijk tegen zes uur terug konden zijn om weer omhoog gehaald te worden.
    We kregen een zendertje mee zodat we op 50 meter voor een volgende sluis maar op een knop moesten drukken om de sluis in werking te stellen. Geniaal gevonden, die automatische sluizen, en heel makkelijk. Dachten we toen nog.

    Achter de linkeroever van het kanaal, gescheiden door een dam, lag een enorme visvijver, het leek vanuit ons standpunt wel of de bomen in het water groeiden. Naast ons liep de oude reeks sluisjes waarvoor de supersluis de vervanging was. We konden ze spijtig genoeg niet zien omdat ze achter de rietkragen van het vijvergedeelte verstopt lagen.
    Ook dit kanaal, richting Nancy, was puur natuur. Schitterende bomen. Prachtige bloemenoevers. Grote vogels. Ik snap niet waarom ze bij Nichols dit deel minder mooi hadden genoemd.
    Samen met het andere bootje vaarden we de volgende sluis in, en toen liep het enigszins mis.

    Na een druk op de afstandbediening openden de poorten zich maar hoe zeer we ook aan de fameuze blauwe stang duwden om ze te sluiten, er gebeurde niks. De poorten weigerden dienst. Er was duidelijk iets niet pluis met deze sluis. De mensen in de andere boot moesten naar Nancy, voor hen was het dus wel belangrijk dat ze verder konden varen, voor ons maakte het niet veel uit, wij moesten over een uurtje toch rechtsomkeer maken. De Duitsers namen de noodtelefoon en er vertrok onmiddellijk een sluiswachter om het mechanisme te herstellen.

    Ik wou terugkeren, gewoon met de hand de boot achteruit uit de sluis trekken, maar Paul wou per se wachten op de reparateur. Totaal zinloos, want we zouden over een half uur toch terug moeten keren... Na een kwartier zag hij de zin van mijn redenering in en mocht ik dan toch overboord wippen om de boot terug uit het sas te slepen. Ik ging dus op wandel met mijn boot als met een overmaatse hond, trok hem op snelheid omdat ik hem langs die open sluispoort moest slepen, wipte op de deur om hem uit het sas te leiden en net op dat moment schiet de sluis in werking en beginnen de deuren zich te sluiten. Gelukkig zat Paul nog aan boord, ik gilde : “Motor aan en gas geven!!!!”, deze keer begon hij niet te argumenteren en gaf hij gas, anders hadden we met onze achtersteven tussen die deuren gezeten. Een kapitale fout van de in der haast opgebelde sluiswachter, die gearriveerd bleek zonder dat ik hem gezien had, omdat ik mijn boot voorsleepte met mijn rug naar het sashuisje! Die man had toch moeten zien dat ik de boot terug in het kanaal aan het trekken was? Waarom drukt hij net op dat moment op zijn knopke en roept niet eens?? Ge zoudt toch denken dat zo’n man eerst de situatie in zijn sluis eens bekijkt alvorens iets in werking te zetten??
    Enfin, het was goed afgelopen. Maar ik was wel zo gefrustreerd dat ik ben beginnen afwassen. En geloof me, daar moet ik nijdig voor zijn.

    Anderhalve kilometer verder kwamen we weer aan een sluis, maar nu was het echt wel tijd om terug te keren. Gelukkig bleek de kapotte sluis nu wel te werken en hadden we de tijd om aan te leggen aan het begin van de reeks oude sluisjes. Stom genoeg legden we onze boot aan aan de verkeerde oever. We dachten over een roestige ijzeren brug te kunnen wandelen die naar de ruïne van het oude sluishuis leidde, maar die weg was versperd. De brug was kompleet doorgeroest. Jammer want ik had die verzameling industriële archeologie graag eens van dichtbij bekeken. In plaats daarvan zaten we dan maar op een dammetje van het uitzicht te genieten. Een wijds uitzicht op de meren, onze boot, en heel in de verte het reuze sluisgebouw.

    Tegen zes uur legden we braaf terug aan aan de moeder aller sluizen. Haast onmiddellijk kwam er een boot vol zatte Duitsers uitgevaren en mochten wij er in. Helemaal alleen! Dat was pas écht indrukwekkend. De sluis wordt vol water gepompt via een tiental enorme gaten in de bodem. Eens de valpoort neergelaten begon het water in dikke, broesende bobbels en draaikolken ons bootje te omspoelen. Machtig! Wij lagen daar te dobberen als een speelbal onderin een diepe grijze schacht. Het water stuwde ons omhoog en enkele meters hoger werd het water rustig, en stegen we zacht op tot het niveau van het kanaal. Boven kwam de sluiswachter de afstandsbediening terug ophalen en genoot zichtbaar van het plezier dat wij aan ons avontuur beleefd hadden.

    We legden even aan aan de kikkerpoel en eindelijk zagen we snoetjes, en soms hele kikkers, tussen het drijvende groen zitten. Het waren geen groene kikkers maar felgekleurde. Het leek wel familie van de boomkikkers. Op deze plek bevond zich ook het oude jaagpad dat naast de in onbruik geraakte 6 sluisjes liep. We besloten er in het gouden avondlicht eentje te bezoeken, maar het was zo fascinerend dat we er wel drie gaan bekijken zijn.

    Van het oude kanaal schoot weinig over, het was een soort moeras geworden, ook al groeien er zelfs grote bomen in, maar de half vergane, volledig verroeste sluisdeuren bestonden nog. Ze zijn kompleet overwoekerd door 50 jaar ongelimiteerde plantengroei, maar dat maakt het net zo mooi. Zet er enkele apen bij en ge voelt u in Jungle Book! De oude muren vertoonden grillige tekeningen van afgezette kalk. Ook de meerpaaltjes - net uit de kluiten gewassen paddestoelen - stonden nog op de rand van de 10 meter diepe afgronden. Het was een symfonie van groen, grijs en roestbruin. Alles leek er organisch met mekaar verweven. Het oude metaal had evengoed een plant kunnen zijn, een omgevallen boom een deel van de sluis.
    Ik besloot door het dichte struikgewas van de steile helling naar beneden te wriemelen om de restanten van de deuren vanop waterniveau te kunnen fotograferen. Best een hele klus, maar zeker de moeite waard. Het had een ideale setting kunnen zijn voor een film van Indiana Jones, of een of andere spookfilm. Met mijn ene voet ingegraven in de dikke humuslaag van de helling en de andere op een gevallen boom kon ik op de duur langs onder in de sluis kijken. Vanuit dit kikkerperspectief was het nog impressionanter. De zurige geur van mos en oude steen vulden mijn neusgaten. Ik hoorde alleen het gezoem van insekten, het gekraak van dode takken onder mijn voeten, en het gekabbel en gedrup van water. De enige dissonant was mijn echtgenoot die ergens ver boven me stond te roepen : “Waar zijt ge?!! Kom naar boven!! Nu!”. Gevolgd door een paar vloeken. Maar op vloeken antwoord ik toch niet dus ik nam rustig verder foto’s van de klimop die een alternatief raderwerk voor de sluizen aan het weven was. Intens mooie plek. Het kostte me wel wat moeite om terug boven te geraken, ik moest het voorzichtig aan doen, niet zozeer voor mezelf als wel voor mijn vriend zijn Nikon. Eens terug boven, in het hoge gras, werd er plots een lading insecten wakker. Langs alle kanten begonnen ze te steken. In snelwandelpas moesten we terug die twee kilometers door het bos tot aan onze kikkerpoel en onze boot. Ik heb nog nooit zo snel gewandeld. Voornamelijk omdat ik dringend een bezoek aan een toilet moest brengen, en mijn arme billen niet aan deze dolgedraaide insektenwereld wou overleveren.

    In de avondzon vaarden we verder over het rustige kanaal. Geen idee waar we zouden slapen. Sluizen waren er op de eerste 30 kilometer toch niet dus we waren zo vrij als vogels. Hoog op ons nest boven op onze boot. Na anderhalf uur, net na zonsondergang, wilden we stilaan aanmeren. Ondertussen al dik ingeduffeld, als vogels met hun pluimen rechtopstaand, en ongeveer bevroren. Onze handen tintelden van het stuur vast te houden. De avonden zijn hier al even koel als de ochtendstond. We hadden natuurlijk ook het roer in de kabine kunnen gebruiken maar de kleuren van de zonsondergang en het halve uur daarna waren te mooi om te missen door onder in de kajuit te gaan zitten.
    We hoopten in Gondrexange enkele meerpalen te vinden maar die bleken er niet te zijn, dus vaarden we verder tussen weiden vol koeien en paarden, en besloten daar onze piketten maar in de grond te slaan. In een vage geur van koeienmest installeerden we ons voor de nacht. Op de linkeroever lag een breed geasfalteerd fietspad, dus kozen we voor de rechterzijde waar tussen het kanaal en de weiden enkel een aarden jaagpad lag. De grond was er heel geschikt om de piketten in te hameren.

    Paul begon onmiddellijk aan het eten en ik zat in de duisternis te schrijven. Genietend van alle geuren en zachte dierengeluiden.
    Net toen we doodmoe aan onze cassoulet met gebakken aardappeltjes zaten zagen we twee koplampen opdoemen. Op onze oever! We renden naar buiten om te vermijden dat die auto over onze piketten zou rijden, maar het bleek iemand van de dienst voor waterwegen en hij reed netjes naast onze piketten en stopte niet eens. Even was ik bang geweest dat we zouden weggejaagd worden, maar dat was dus gelukkig niet het geval. Als dat gebeurd zou zijn weet ik niet wat we gedaan hadden... We waren allebei kapotmoe, en om 11 uur ‘s avonds nog een andere aanlegplaats te moeten gaan zoeken?... Ik mocht er niet aan denken! Als ze ons dat aangedaan hadden denk ik dat ik de trossen gewoon had los gegooid en de boot had laten afdrijven. Dan zouden we 's ochtends pas op een verrassende plek wakker geworden zijn. Dat snode plan moest dus goddank niet uitgevoerd worden.

    Onze pijp was echt uit. Zestien uur aan een stuk hadden we gevaren, gewandeld, en tientallen keren op en neer naar ons stuurdek geklommen (op mijn volgende boot wil ik een intercom), met een lunchpauze van een kwartiertje - onderin de diepe sluis - waarin we niet eens onze boterhammen hadden kunnen opeten, omdat we veel sneller beneden waren dan verwacht. Gelukkig heb ik ondertussen geleerd om tegelijkertijd te eten, te sturen en te fotograferen. Geef me nog een weekje en ik kan varen. Maar of ik dan nog leef weet ik niet.

    We zijn overal veel sneller geraakt dan ze ons verteld hadden, en we hebben minstens dubbel zoveel gezien als verwacht. Hopelijk hebben we nog genoeg benzine... Anders staan we er morgen bleek op. Ik zie me die boot al 50 kilometer langs de oever naar Saverne trekken...




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs