Ellaidhoo
Een vakantie op de Malediven
Mijn eerste reis met hyper-accusis
Foto
  • Voorwoord.
  • Hoofdstukken
  • 1. De bionische vrouw.
  • 2. Een iets meer dan “warm” welkom.
  • 3. De hierarchie van de engelen.
  • 4. Gezondig eten.
  • 5. Tonijnen in alle hoedanigheden.
  • 6. Oordoppen uit de garnalenwinkel in een café zonder bier.
  • 7. Hollywood in China.
  • 8. Mijn carrières als chirurg en kok.
  • 9. “Heden nemen wij afscheid van twee trouwe geliefden...”
  • 10. Diverse soorten speelvogels.
  • 11. Hazen zijn rapper dan Klazen.
  • 12. Leda en de zwaan.
  • 13. Het kussende bodybuilders-wassenbeeldenmuseum.
  • 14. Druk, druk, druk.
  • 15. Madelieven op de Malediven.
  • 16. Op de vissenpaardenmolen.
  • 17. Bruingebakken gekookte peren in een saus van tranen.
  • 18. Een rots met gele ogen en zwemlessen per mail.
  • 19. Ik ben een vijs kwijt!!!
  • 20. Knalgele lolly’s met mangosmaak.
  • 21. Stranden in de Malediven.
  • 22. Volgende keer op de reislijst : een vliegenmepper.
  • 23. Een slechte ruil. Van de hemel naar de hel.
  • Vele andere reis-, jeugd-
    en poezenverhalen vinden
    jullie via mijn home-blog
    www.laathi.be
    Blog als favoriet !
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Archief per dag
  • 30-01-2011
  • 29-01-2011
  • 28-01-2011
  • 27-01-2011
  • 26-01-2011
  • 25-01-2011
  • 24-01-2011
  • 23-01-2011
  • 22-01-2011
  • 21-01-2011
  • 20-01-2011
  • 19-01-2011
  • 18-01-2011
  • 17-01-2011
  • 16-01-2011
  • 15-01-2011
  • 14-01-2011
  • 13-01-2011
  • 12-01-2011
  • 11-01-2011
  • 10-01-2011
  • 09-01-2011
  • 08-01-2011
  • 01-01-2011
    12-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5. Tonijnen in alle hoedanigheden.

    Woensdag, 12 januari 2011.

    5. Tonijnen in alle hoedanigheden.

    Met veel moeite wakker geraakt en naar ‘t restaurant in snelwandelpas. Haris had een krekel uit palmblad gevouwen en die stond mooi naast mijn bord. Een krekel... Hoe toepasselijk toch weer...

    Maar zelfs van mijn inwendige krekels heb ik hier minder last. Voor mijn gekke kop is deze oase van rust en stilte echt een herademing. Ik vraag me af hoe ik ooit nog moet wennen aan een wereld vol auto’s en muziek. Zelfs in de sjiekste villawijken hoor je bij ons nog altijd 24 uur aan een stuk auto’s op autostrades voorbij razen. Gelukkig zijn de bewoners er zich niet van bewust. De meeste mensen realiseren zich niet in wat een lawaaierige wereld met een overdaad aan achtergrondlawaai dat wij Westerlingen leven. Nu niet dat het in Sri Lanka of India beter is want daar gebruikt iedereen zijn claxon even vaak als zijn rempedaal. Maar op Ellaidhoo is het stil. Echt stil.

    Mijn snorkelpijp heeft ook de geest gegeven, mijn bril is vrijwel verduurd, dus momenteel gebruik ik die van Paul. Hij had er eentje in de Lidl gekocht en dat is de beste van heel ons dure pijpenassortiment. Die is volledig geruisloos!!! Niks geen gebroebel meer! Nog nooit zo’n heerlijk ding meegemaakt. Ik moet ze zelfs niet om de minuut leegblazen! Ik kan me nu rustig op mijn foto’s concentreren zonder constant met mijn pijp te zitten worstelen.
    Gelukkig hebben we brillen en pijpen op reserve mee. Ondertussen heb ik ook Paul zijn zwembroek aangeslagen want de randjes van mijn billen waren al verbrand. Nu zitten die iets beter ingepakt. Echt sexy zal het niet zijn maar dat is ‘t laatste van mijn zorgen. Nu heb ik dus geen hobbezakbroek, maar ook al een hobbezakzwembroek. Zalig.

    In de buurt van de roggen troffen we weer de grote dikke vette makrelen (jacks) aan. Witte en zwarte exemplaren die hopen een graantje mee te pikken van de voeding van de roggen. Vissen zijn best slim, ze weten waar de goede restaurants zijn. Telkens ik zo’n zware vis voor mijn neus krijg zie ik er spontaan een potje japanse mosterd en een fles sojasaus achterna zwemmen. Ik kan er niet aan doen maar soms veranderen die beesten in mijn geestesoog plots in een sashimischotel...

    We zagen ook al een inktvis, die zich niet uit zijn hol liet lokken, een gevederde roze-oranje leeuwenvis, en op de betonnen muur tussen allerlei begroeisels ontdekte ik weer een steenvis. Haast onherkenbaar, maar ik begin voor die kereltjes een goed oog te ontwikkelen. Ik kon hem heel duidelijk en van dichtbij fotograferen, maar iedereen gaat weer denken dat ik een foto van een stomme steen genomen heb. Of bij ‘t snel nakijken van de foto’s is het risico weer groot van : “Oh, op deze was de vis blijkbaar al weg, wissen maar”. Het zou niet de eerste keer zijn dat er op die manier een prachtfoto van een steen- of schorpioenvis in de prullenbak eindigt.

    De palen van de steiger zijn begroeid met zachte en harde koralen. God zijn schildersgerief is hier uit zijn handen gevallen en pats! Elk koraal kreeg een andere kleur! Tegen de avond aan zien ze er weer heel anders uit, want dan openen ze hun kelkjes en komen al de wriemelende trilhaartjes tevoorschijn waarmee ze zich voeden. Overdag kunt ge dat ook al zien gebeuren bij diertjes die zich in duistere holen gevestigd hebben. Ja, koralen zijn dieren.

    Prem heeft gearrangeerd dat we morgen met de boot mee naar Male kunnen. Daar zullen ze beslist het betere onderwaterfotografiegerief verkopen. Na zes jaar met die verouderde toestellen gewerkt te hebben verdien ik wel eens een degelijk nieuw apparaat.
    Haris moet ook naar Male voor nieuwe pasfoto’s dus misschien kan hij wel meegaan. 't Zou plezant zijn, want we zijn nog nooit in de hoofdstad geweest, dus we kunnen wel wat hulp gebruiken om onze queeste op 3 uur tijd voor mekaar te krijgen. Ik heb al een heel shoppinglijstje klaar voor alles wat kapot is of wat we vergeten mee te brengen zijn.
    Ik dacht dat ik het grootste deel van deze reis op mijn kamer ging moeten doorbrengen, dus ik heb een boel dingen gewoon niet eens meegenomen.

    We hebben op het internet naar fotowinkels op Male zitten zoeken, maar geen enkele blijkt een website te hebben. Maar kom, hier in ‘t Mekka van de duikers zullen er wel winkels genoeg zijn die het betere spul hebben liggen.
    Paul is dan maar gaan voetballen en ik ben gaan snorkelen. Maar weer liep het miserabel af. Mijn lens blokkeerde tijdens een macro opname op 1 cm... Pfffffft. En ik was net bezig aan een prachtige reeks over eenhoornvissen en een schooltje volledig doorschijnende kleintjes waarvan ge hun graatjes kon zien! Zo mooi...
    Ik had echt goesting om mijn camera in zee te gooien, maar ja, dat was nogal moeilijk want daar lag hij al natuurlijk. En aan de haaien voeren was er ook niet bij want er was er net geen enkele in de buurt.
    Alleszins mijn doorschijnende visjesfoto's zijn gelukt, ze horen zelfs tot de mooiste die ik ooit gemaakt heb. Zo van die heerlijk surrealistische foto’s. Ik dreef de school richting zee en met die donkere achtergrond heb ik precies allemaal interplanetaire reizigers die neerdalen uit de ruimte.

    Tijdens ons avondmaal was er sushi. Oh oh... Ik hoop maar dat mijn kudde grote tonijnen niet gesneuveld is. Deze keer kwam de maître d’hôtel een babbeltje slaan. “Ik ken jullie toch, is het niet?...” Alweer een bekende bij! Deze man bleek destijds ook in de Club Oceanic gewerkt te hebben, in de periode net voor en net na de tsunami. Ook hij was heel dankbaar dat Prem hem mee naar dit mooie eiland genomen had. Zo ongeveer iedereen van het personeel draagt hun grote baas op handen.
    Prem doet zijn werk ook zo plichtsbewust. Welk klein probleem zijn gasten ook hebben, hij laat het oplossen door zijn personeel, maar hij controleert daarna wel hoogstpersoonlijk bij de mensen of alles naar wens gebeurd is.
    Telkens er mensen vertrekken zorgt hij ervoor dat hijzelf en hun favoriete supervisors op de pier afscheid komen nemen. Als er nieuwe toeristen aankomen staat er ook een hele afvaardiging klaar om de gasten persoonlijk welkom te heten.

    Tot onze opperste verbazing kregen we na ons avondmaal - in ons zalig afgelegen hoekje aan de waterkant - van Haris te horen dat het personeel hier niet in zee mag zwemmen. Ik viel bijna van mijn stoel! Voor de Sri Lankanen is dat niet zo erg, die houden niet van water, kunnen niet zwemmen, en zijn na de tsunami alleen nog maar banger voor de zee geworden, maar voor de Maldivianen is dat echt een ramp. Die jongens hebben hun zee even hard nodig als een mens adem. Door de vorige manager was het niet toegelaten, en Prem heeft die idiote regel stomweg overgenomen. Daar zou ik nu toch graag eens met hem over praten.
    Toen Sanjeeva manager was van Velidhuu mochten alle jongens zwemmen, achter de boten, waar ze echt geen toeristen konden storen, en na hun naam bij de security op de pier genoteerd te hebben.
    Trouwens welke toerist zou zo wreed kunnen zijn het mensen die soms 3 maand aan een stuk werken, niet te gunnen om af en toe eens te gaan zwemmen? De zee is toch van iedereen! Maar ik begrijp wel dat voor een Sri Lankaan als Prem (die zelf bijna in de tsunami omgekomen is) het moeilijk te bevatten is dat de eilandjongens hier wél van water houden, het zelfs broodnodig hebben als ontspanning en om fit en gezond te blijven. Hier moet toch eens bij Prem voor gelobbyd worden.

    Maar niet nu, want vanavond rende hij ook weer als een bezorgde moederkip in ‘t rond, wou graag even bij ons komen zitten, maar zijn gsm stond geen minuut stil, hij moest weer aan’t werk. Het zijn lange dagen, en dat 7 op 7... Maar hij haalt veel eer van zijn werk en doet het met hart en ziel. Hij doet me vaak denken aan een circusartiest die een tiental borden op stokjes moet laten blijven ronddraaien. Alleen zijn het er bij Prem een stuk of honderd...




    11-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4. Gezondig eten.

    Dinsdag, 11 januari 2011.

    4. Gezondig eten.

    Als ontbijt heb ik me uitgebreid tegoed gedaan aan een zalige Sri Lankaanse curry. Speciaal gemaakt voor het team van inspecteurs, maar ik lust dat ook wel. Waarom maken ze mij hier toch geen inspecteur?
    Hoppers (een soort heel dunne spagetti op rolletjes) met gekruid vlees, diverse groentencurry’s, papadams (flinterdunne, krokante, gefrituurde “chips” van gemalen gedroogde vis, chutneys, lime pickles (geconfijnte zoute limoentjes), en dat alles overgoten met een laagje geraspte kokos om de pikante smaken wat te verzachten. Een genot om dat discreet aan ons apart tafeltje aan het water - met mijn handen, zoals het hoort op zijn Sri Lankaans - op te kunnen peuzelen. Geen enkele andere toerist raakte de curry-afdeling van ‘t buffet aan. Ze weten echt niet wat ze missen.
    De “spinach juice” heb ik eens bekeken, maar die heb ik toch ook maar laten staan.

    Na onze eigen voeding (“Eerst oomke, dan oomkes kinderen”) waren we van plan om naar het voederen van de haaien te gaan kijken. Bleek plots dat dat inderdaad om half elf te doen was, maar eigenlijk wel... gisterenavond...
    Alras kwamen we Prem tegen en die maakte er geen punt van, als er straks twee plaatsen over zijn op de haaienboot gaan we gewoon vanavond mee.
    Toch wel een vreemd uur om haaien te gaan voederen vind ik, maar och, haaien voederen is op zich al een krankzinnige bezigheid, dus waarom het niet op een waanzinnig uur doen? Het zal weer een hele klus worden om daar wat zinnige foto’s van te kunnen maken... Enfin, dat zien we dan wel weer. Eerst gingen we naar onze eigen brave visjes turen.

    Het was zalig snorkelen in een zonovergoten zee. De lagune knalblauw van de weerkaatsing van de hemel op het witte zand, en achter de betonnen blokken (om het eiland te beschermen tegen verder afknabbelen door de golven), mooi donkerblauw. Achter de blokken liggen, rondom het hele eilandje, koraalvelden, waarvan grote delen nog helemaal gezond en enorm rijk aan kleuren zijn. Dit eiland heeft een heerlijk huisrif! Nog mooier dan dat van Velidhuu.

    Achter de koraalvelden begint de drop-off, een indrukwekkende afgrond van 30 meter diep, begroeid met de waanzinnigste zachte en harde koralen waar duizenden vissen zich zeer happy in voelen. Ik denk niet dat er een kleur bestaat die niet op een vis voorkomt. Zelfs fluo is niet uitgesloten. Er zijn uit deze zwemtocht van anderhalf uur een paar heel mooie foto’s voortgekomen.
    Vooral de uiterste punt van het eiland is één groot sjiek koraalveld. De vissen zijn totaal niet bang, ze paren voor uw ogen, zelfs de ballisten (of “Titan Triggerfish”) zijn hier bereid tot eindeloze fotosessies zonder aan te willen vallen.
    Paul is wel in een huisvredebreuk tussen gekomen. Twee solitaire vissen waren in een gevecht op leven en dood gewikkeld, de ene beet de andere in zijn zijde en wou niet meer lossen. Het is er mee geëindigd dat Paul ze uit mekaar getrokken heeft en ze elk een ander kant op gejaagd heeft.

    Ik heb een wit en zwart gestreepte murene van meer dan een meter lang kunnen volgen die zich tussen en onderdoor de rotsen en koralen voortkronkelde. Ze was in gezelschap van twee vissen maar die moesten soms duidelijk gefrustreerd aan een gaatje wachten, omdat als hun slangachtige compagnon er in zat, de zaak volzet was. En wachten tot die volle meter er door was gegleden vonden ze te lang duren, dus zwommen ze alvast naar de volgende opening, waar ook alleen een stukje slangenlijf te zien was. Als vis bevriend zijn met een murene... het is geen gemakkelijke relatie.

    Paul zijn ontbijt lag nogal zwaar op zijn maag (had hij ook maar van die lekkere curry moeten eten) en die ging de lunch overslaan. Ik ben dan voor mezelf een mix van zonde en gezond gaan samenstellen - een “gezondig” hapje - een bordje papaya en eentje met de weergaloos lekkere crème-dessertjes, om het gezellig in mijn huisje op te eten.

    Vlak na de middag mochten we ons schaduwterraspaalhuis inwisselen voor het zonterraspaalhuis. Amper 20 meter verder, maar naar de oostzijde gedraaid. Het was een eenvoudige verhuis, de kleding gewoon op de kapstokken meegenomen en alle losse rommel even in de valies gezwierd.
    Ons nieuwe huis is identiek aan het vorige, maar hier baadt alles vanaf ‘s middag in het zonlicht. Zowel het terras als het bed. Een Sri Lankaan zou er niet gelukkig mee zijn maar voor een verkleumde Belg is dit paradijselijk. Als pluspunt heeft deze locatie ook nog zijn privacy mee, van hieruit zien we enkel en alleen de zee, er kan geen buur meer op ons terras kijken. Het zal heerlijk zijn om hier af en toe in de zon te kunnen gaan sluimeren. Er is ook genoeg te zien. Naast ons zat er een reiger die net een vis gevangen had. Maar zijn ogen waren blijkbaar groter dan zijn maag geweest, of toch zeker dan zijn bek... Hij deed maar moeite om de vis door te slikken maar ‘t lukte niet. Hij had het verkeerde model opgevist. Telkens opnieuw klopte hij de vis op het water en nam hij hem op een andere manier in zijn bek. Maar de vis bleef breed en zijn nek bleef smal. Hij is er toch een half uurtje mee zoet geweest.
    Ik voelde het echt kriebelen om het beest te gaan helpen - als pelikaanfluisteraar begin ik het al te maken - maar reigerfluisteraar lijkt me toch wat te hoog gegrepen.

    Na het werk, tijd voor plezier, en terug mijn kop onder water gestoken. Er was niet meer zoveel licht dus vond ik het beter om koralen te gaan fotograferen. Die zitten toch braaf stil en daarvoor heb ik niet zo’n hoge afdruksnelheid nodig als voor een vinnige vis. Er kwam niet veel goeds uit, want ons laatste overgebleven onderwatertoestal kreeg ook rare kuren. Zeer vervelend. De lens dampte aan en op de duur zag ik niks meer. Mijn laatste foto’s van de dag zijn dan ook echte “David Hamiltons”. Alleen in ‘t midden is nog iets te zien, de rand is mistig... Triestig mistig.
    Ik zou nu toch eindelijk eens graag met betrouwbaar materiaal kunnen werken.
    Ik ben dan maar gaan genieten van een mooie zonsondergang pal voor mijn terrasje. Het leek wel of de zon onderging voor mij alleen in mijn zeteltje. Ik kon evengoed de eerste als de laatste mens op de wereld geweest zijn.

    In de vooravond, net als de duisternis ingevallen was, werd er op de deur geklopt. Twee jongens sleepten stiekum onze ligbedjes aan. Natùùrlijk waren ze deze geheime operatie niet vergeten. Mijn geluk was nu kompleet! In deze bungalow kan het ook geen kwaad want niemand van de andere toeristen kan op ons terras kijken. Het blijft ons welbewaard geheim.

    In de salon aan de receptie zijn we na het diner dan weer een uurtje zoet geweest met de mail-queeste. Doffe ellende, waar ik top-zenuwachtig van word. Grote mails met stomme PPS-jes verstoppen mijn mailbox en aan de echt belangrijke mails geraken we niet aan zonder die supermonsters van wel 7MB eerst binnen te halen. En dat duurt en blijft duren...
    Zeer slecht gezind in bed gekropen. Al die electronica vind ik maar niks. Die digitale camera’s die constant hun geest geven, het internet dat op stenen werkt. Maar ja, dat laatste is de beste manier om contact te houden met het thuisfront en naar de poespasser wordt natuurlijk elke avond uitgebreid getelefoneerd.




    10-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3. De hierarchie van de engelen.

    Maandag, 10 januari 2011.

    3. De hierarchie van de engelen.

    Ongelofelijk maar waar, voor de eerste keer van ons leven dat we in Azië aankomen zijn we eens niet op onze eerste dag om 6 uur ‘s morgens spontaan wakker geworden. Deze keer speelde de vier uur tijdsverschil blijkbaar geen rol. We hebben ons zelfs glansrijk overslapen. Misschien omdat ik het nodig vond om vannacht nog wat foto’s te zitten nemen van onze leeggelopen lagune? Ik dacht echt dat ik hallucineerde omdat het water onder ons huis ineens weg was. Ik kon het ook niet goed zien zo in de duisternis, dus dacht ik om mijn geestelijke gezondheid te kunnen bewijzen aan Paul (die ondertussen al heerlijk palmboomkes lag te zagen) om er wat foto’s van te nemen. En dat is natuurlijk een beetje uit de hand gelopen. Ik die eindelijk eens terug de kans kreeg om iets anders dan mijn katten en de werken thuis te fotograferen... Mijn geluk kon niet op. Al waren het dan maar mysterieuze duistere foto’s van wat steenbrokken in een leeggelopen lagune.

    Na een zalig rustige nacht waggelden we dus pas tegen half 10 de lange vlonder af richting restaurant. Er werd onmiddellijk een tafeltje uit de restaurant-zone gehaald en naar een rustig plekje gedragen zodat ik ver van het gerinkel in alle rust zou kunnen ontbijten.
    Op het buffet hadden ze een mysterieuze fles ‘herbal water’ tussen al de fruitsappen staan. Een karaf met een kleurloze vloeistof waarin een pijpajuin dreef. Zoiets fascineert me natuurlijk mateloos. Misschien was het wel weer iets dat goed was tegen krankzinnigheid of haaruitval, zoals destijds de ayurvedische gerechten in Waikkal?... Alleszins, het bleek heel lekker en verfrissend, en het zal beslist wel voor iets goed zijn.
    Ik heb dus doploos van mijn ontbijt kunnen genieten. En dan nog wel aan de rand van het zoetwaterzwembad, dat er rimpelloos en verlaten bijlag.
    Ik wiggel konstant heen en weer tussen gevoelens van dankbaarheid voor hun enorme hartelijkheid, van schuld voor al de last die ik veroorzaak, en van boosheid op mijn surrealistische ziekte.

    Nog tijdens het ontbijt kwam Prem netjes uitgedost langs om te vragen of toch echt alles OK was. Na een dikke knuffel ging hij paraat staan voor de inspecteur van de hotelketen die vandaag op bezoek komt om te checken of het eiland de naam van de “Chaaya”-categorie van de Keells hotelketen waardig is.

    Overal zijn schilders bezig om nog kleine, en totaal overbodige, correcties aan te brengen. Hier wordt zelfs geschilderd met een vod bij de hand! Overtollige veegjes worden verwijderd. Ongelofelijk, we hebben het elders ooit heel anders geweten. Ik heb in mijn leven al vele hotels gezien waar er meer verf op het glas hing dan op de raamkozijnen. Hier is dat dus niet het geval.

    Na het ontbijt gingen we een verkenningstocht van het eilandje maken.
    Tijdens onze wandeling kruisten we Prem’s inspectietocht en alweer werden we aan een boel mensen voorgesteld. Een ramp voor mij, een mens die geen gezichten kan onthouden. Komt er nog bij dat het personeel haast allemaal mannelijk, klein en fijn is, en meestal door het leven gaat met een voor ons onuitsprekelijke naam. Enfin, de aanspreektitel “sir” vindt iedereen, van tuinman tot chef, heel prettig. Er gaan hier weer heel veel “sir”’s rondlopen.

    Vol trots troonde Prem me mee naar de volière, maar daar waren mijn oren niet zo gelukkig mee. De engineer die ervoor gaat zorgen dat we morgen naar een waterbungalow verhuizen, die een beetje meer oostwaarts gericht is en vroeger op de dag al in de zon baadt, kwam ook gedag zeggen. Ik probeerde een grapje te maken over de ligbedden die stiekum in het holst van de nacht naar ons nieuwe huis zouden gebracht worden. Dom natuurlijk, zo goed is die mens zijn Engels nu ook weer niet, en vol ijver om toch maar goed voor me te doen zou het nooit in zijn hoofd opkomen om iets dat ik zeg niet 100% ernstig te nemen. Dus doe ik de stommiteit en zeg hem : weet ge wat, we zullen morgennacht van die houten bedjes bootjes maken en dan varen we daarmee naar de achterkant van ons huisje en hijsen ze aan koorden naar boven, dan zal zeker niemand van de andere toeristen het merken.
    Oh oh. Verkeerd. De man zijn ogen werden groot en angstig. Onmiddellijk begreep ik mijn flater en begon te lachen : “I’m joking! It’s only a joke! Just to laugh! Not serious!!” Maar er werd naar mijn wanhoopskreten niet geluisterd, hij was veel te zwaar aan ‘t nadenken over mijn voorstel.
    Hij begon me te overtuigen dat het echt niet nodig was er bootjes van te maken, dat het zo ingewikkeld niet hoefde te gaan, dat hij de ligbedjes wel door het personeel over de vlonder zou laten dragen als iedereen sliep. Nogmaals probeerde ik, vanzelfsprekend vruchteloos, de lieve mens te doen begrijpen dat ik maar een grapje gemaakt had.
    Meestal is het Paul die zaken nodeloos ingewikkeld maakt door grapjes te maken, maar deze keer was ik dus het slachtoffer van mezelf. Ik moet me de volgende weken goed voor ogen blijven houden dat ik hier in Prem’s kingdom ben waar elk woord van mij wordt bezien als “your wish is my command”, want anders ga ik hier totaal onbewust rampen veroorzaken.

    Toen we langs het tweede restaurant kwamen zagen we Haris, (Paul had hem gisteren al begroet. De voetbalafspraken waren al gemaakt.) maar nu kreeg ik een warme knuffel. Het doet altijd raar om als vrouw van een moslim toch een goeie vastpak te krijgen. Zo plezant! We zijn dan ook onmiddellijk hun voetbalveldje gaan bekijken en hier groeit op de randen zelfs wat gras, wat in Velidhuu niet het geval was. Het middenplein is natuurlijk weer helemaal kaal gelopen door de cricketspelers. Ook hier is de regeling : 5 dagen voetbal voor het Malediviaans personeel en 2 dagen cricket voor de Sri Lankanen. Zonder hun cricket zouden die gewoon doodgaan denk ik.

    Een beetje verderop ontdekten we een klein fijnverzorgd organisch groententuintje. Symbolisch bedoeld, want er groeit amper genoeg om 1 kamer van voedsel te voorzien. Maar het is wel charmant en bovenal een idyllisch rustig plekje. Voor zover we hier al een onrustige plek zouden ontdekt hebben want alles ademt hier stilte. Zelfs de centrale generator is een brave stille. Hebben we ook ooit heel anders geweten.
    Het tuintje doet me wat denken aan een kloosterkruidentuin. Ik zag direct mijn Cadfael voor ogen.

    Sinds Prem hier, zeven maanden geleden, manager geworden is heeft hij alle paadjes laten omzomen door nieuwe plantjes. Ordelijke rijtjes die afgelijnd zijn door halve kokosnoten. Heel discreet heeft hij hier en daar op verlichtingspalen en op de huisnummersbordjes oranjekleurige toetsjes aangebracht om de steunkleur van de keten zijn werk te laten doen. Niet teveel, juist genoeg. Gelukkig maar, want ik vind dat oranje geen mooie kleur.
    De goedkope kamers liggen verspreid onder de laaghangende takken van de palmen vlakbij de strandjes. Ook die lijken perfect in orde en heel gezellig. Ze zijn veel kleiner dan de paalwoningen maar ik zou er evengoed gelukkig mee kunnen zijn. Zeker als ik nog geen hyper-acusis zou hebben. De mensen logeren op enkele voetstappen van het strand en kunnen onmiddellijk met hun snorkelgerief het water in wandelen.
    En plots bleken we al terug op ons beginpunt te zijn! We stonden terug aan het paalwoninggedeelte. Op een half uur slenteren hadden we heel het eiland gezien. Om het lekkere eten er af te werken zullen we dus moeten zwemmen want met stappen gaan we het niet halen.

    Het is prettig op het terras van onze paalwoning te zitten maar we missen de zon. Desalniettemin was het voor we het beseften tijd om te gaan lunchen. Mijn plan was om op mijn eigen plastic bord wat fruit te gaan halen en dat gezellig op een bedje onder een boom op te gaan smikkelen maar dat was buiten Prem gerekend. Hij zag ons over de vlonder wandelen en schoot direct in gang om iets te organiseren. Hoe meer ik hem hiervan probeerde te weerhouden des te sneller greep hij zijn telefoon om Donald, de restaurantmanager, te bellen. Deze keer zou hij een tafeltje in het grote restaurant reserveren. De schrik sloeg me om het hart. Donald kwam aangesneld en er werd vanalles gepreveld in het Sri Lankaans. Tja, dan kan ik hen niet tegengespreken natuurlijk, zo slim zijn ze wel. Donald schoot op de loop, ik hield hem tegen want ik wou echt wel eerst weten hoe hij geslapen had na de begrafenis van zijn moeder gisteren. Maar er was geen houden aan, hij wou en zou eerst zijn plannen voor ons waarmaken.

    De man met de grote roze pelikaan kwam ondertussen aangewandeld en dus moest ik van Prem ook eerst dat dier uitgebreid leren kennen. Het is een prachtbeest! Nog nooit gezien! Aïsha is wel een zéér flink uit de kluiten gewassen pelikaan. Een roze dan nog wel! En lief!!! Ze heeft haar permanente begeleider die haar steeds vergezelt. Wie van wie de baas is, is me nog niet zo heel duidelijk.

    Uiteindelijk kwamen we, gelukkig zonder verdere “grootse ontmoetingen”, aan het grote restaurant aan de andere zijde van het eilandje. Haris kwam onmiddellijk naar ons toe. Ik speurde naar het stilste hoekje van het restaurant maar daar wou Haris niet van weten. Hij wist al van mijn gekke oren, commandeerde ons even te wachten, en toverde een plastic tafeltje uit het niets, plaatste het 10 meter buiten het gebouw in het zand aan de waterkant, en begon het samen met een collega te dekken. De tranen plopten me in mijn ogen van ontroering. Op het tafeltje lag een tafelkleed (de tafels van het zwembad-restaurant zijn van glas, dus die waren behoorlijk pijnlijk voor me) en dat detail maakte me helemaal gelukkig.
    Nu moest ik alleen mijn dopjes even in doen om eten te gaan kiezen aan het buffet achteraan in het restaurant. Wat een zaligheid, weg van de drukte, rustig samen te kunnen eten en praten zonder pijn van bestek- of bordengekletter.

    Ondertussen had Donald toch even tijd gevonden om bij te praten en toen bleek dat hij ons van vroeger kende. Maar van waar?... Uiteindelijk bleek hij tijdens de Sri Lankaanse burgeroorlog in Habarana gewerkt te hebben en destijds kwamen wij daar ook regelmatig te pas en te onpas aan als we van ‘t leger niet verder naar ‘t noorden mochten rijden. Weeral een oude bekende meer dus. ‘t Wordt hier elk uur meer “thuis”.

    Bij het afruimen van onze tafel kwam Haris ook een babbeltje maken om bij te praten wat er de laatste vier jaren in onze levens gebeurd was, ondertussen nam hij voorzichtig vork voor vork weg. Ik zei hem geen moeite te doen en gewoon alles bijeen te grabbelen, ik stop mijn vingers wel even in mijn oren. Een mens moet het nu ook niet moeilijker maken dan het al is. Ze maken mij al meer dan gelukkig genoeg. Ik zei hem hoe prettig het was om aan deze tafel met tafellaken te eten, dat dat veel makkelijker was dan aan de glazen tafels in het sjieke restaurant. Dat had ik niet mogen doen want het antwoord was : “Oh, maar dan zeg ik tegen de mannen daar dat ze op uw tafel ginder ook altijd een tafelkleed leggen!” Ik riep alweer direct : “Nee, néé, alstublieft, doe nu niet nog meer moeite! Niet doen!!!” Waarop hij : “Zolang ge hier zijt staat gij onder mijn persoonlijke hoede”. Engelbewaarder nummer vier diende zich aan, want Donald was dat even tevoren ook al komen zeggen. En vanmorgen had het hoofd van Housekeeping dat ook al beweerd. Nee! Nummer zes! Want vanmiddag had Prem me aan de Pakistaanse dokter voorgesteld en ook die ging voor me zorgen.
    De aartsengel blijft natuurlijk Prem. Die overvleugelt alles. Maar hij is dan ook de grote baas. En tevens de breedste. Gelukkig maar want ge hebt aardig wat plaats nodig om zo’n groot hart te herbergen.

    Na de maaltijd bedankte ik het ganse restaurant-team met een beleefde Indiase wai. Handjes voor de borst gevouwen en een lichte buiging maken. Iedereen heel happy. Zeker toen ondertussen mijn pareo afgleed.... Gesteld dat er ijs was geweest, het zou nu zeker gebroken zijn, iedereen lag in een deuk. Goddank doet het geluid van lachen geen pijn, en ik was vooral blij dat ik deze keer per toeval een badpak onder mijn pareo droeg. Zalig moment. Wel een geluk dat de inspecteur net niet in de buurt was want anders hadden ze buikkramp gekregen van hun lach te willen inhouden.

    Op de terugweg wandelden we langs de receptie om een internetkaart te kopen en terwijl Paul heel het computergedoe installeerde zat ik met Andreana te praten. Ze spreekt feilloos Engels. Ze was van mening dat ik op vakantie niet mocht laptoppen, maar moest rusten. Toen ik haar uitlegde dat ik enkel voor mijn plezier schreef - en ‘t plezier van enkele Belgische senioren - vond ze dat prachtig en wou direct mijn blog zien. Ze werd wild van dat mottige cruiseschip van onze Noorwegen-reis. Voor haar was dat een droom, ze nam de overbodige kleurtjes en lichtjes er wel bij.
    Geef mij maar het eerlijke zand onder mijn voeten hier, dan die dure tapis-plein op dat schip. Ik heb geen seconde nodig om te kiezen.

    Vanmorgen hadden we al naar ons reisbureau gebeld om te vragen of er in maart nog vluchten vrij zijn om al terug naar ons paradijs te komen. Dat bleek het geval te zijn. Dus had ik al aan Prem gevraagd of hij dat zag zitten. Hij werd wild enthousiast. Hij zou wel plaats maken.
    Toen we enkele uren later in een van de salons aan de receptie zaten kwam er ineens een donker hoofdje over de reling gepiept : Prem.
    “Hey Lily, which is the exact date you will arrive in March?”
    “I don’t know, we just called 5 hours ago with our travel agency!”
    “Yes yes, but Paul is reading his mail now, maybe he has got an answer yet!?”
    “No my dear, he’s adjusting the settings of the computer. We don’t know anything yet.”
    Het kan hem niet rap genoeg gaan. De schat.

    Aangezien van onze voorraad van drie onderwaterfotoapparaatjes er tijdens de vlucht blijkbaar twee de geest gegeven hebben en de derde enigzins gehandicapt is (ondanks het feit dat ze vervoerd werden in de handbagage...), gingen we eens in het duikcenter kijken welke modellen ze hier verhuren. Daar raakten we aan de praat met mensen die die ochtend gaan duiken waren en tussen een school mantaroggen gezwommen hadden. Ze hadden een prachtig filmpje gemaakt. Indrukwekkend die beesten van 4 meter lengte over u heen te zien zwemmen! De duikinstructeur probeerde me over te halen om terug te beginnen duiken want “duiken is veel stiller als snorkelen, dat weet ge toch nog?...” Jaja, alle argumenten zijn goed. Hoewel ik echt niet graag duik omdat ik het veel te veel gedoe vind, begon het toch wel wat te kriebelen maar ik besloot eerst al eens af te wachten of ik nog wel kan snorkelen met mijn gekke oren. Heeft kabbelend water een frequentie die ik kan verdragen? En wat met het geluid van mijn adem in mijn snorkelpijp?...

    Pas tegen vijf uur had ik al mijn moed bij mekaar geraapt om het te proberen. Ik zou het toch ooit te weten moeten komen, dus beter vandaag dan nog tot morgen te wachten.
    We pakten heel ons snorkelboeltje bij mekaar en liepen naar een stukje strand waar het rif op amper 10 meter van de waterlijn begon. Met mijn wateroordoppen rond mijn nek geknoopt stapte ik met mijn vinnen, bril en camera de zee in. Het moment van de waarheid. Waar ik al een jaar lang voor gevreesd had ging ik nu ontdekken.

    Het water was lauw en glashelder. Ik zette mijn masker op, trok mijn vinnen aan en zwom weg. Stak mijn kop onder water en het lukte!!! Het geluid van het water deed geen pijn, het stoorde me zelfs niet. Ik was de gelukkigste mens van dit halfrond! Ik kon dus goddank tóch nog tussen mijn stille vissen ronddwarrelen!!
    Met ons enig overgebleven werkend onderwaterfotoapparaat maakte ik wat proeffoto’s. Dat lukte niet zo best want ik had voor ons vertrek nieuwe dubbelzicht-contactlenzen gekocht en ik blijk pas scherp te kunnen zien vanaf een meter. Vroeger kende ik al de knopjes en settings van mijn camera van buiten maar nu het zo lang geleden was dat ik hem gebruikt had was ik de helft vergeten en lezen was er dus niet bij. Ik heb dus een flinke verzameling onscherpe vissen geproduceerd. Zelfs de koralen lijken te bewegen. Ge moet het maar kunnen.

    Het enige wat totaal niet lukte was duiken. Van puur geluk dat het snorkelen zo goed vlotte dook ik spontaan naar een iets dieper koraal, op nog geen 3 meter, en het leek of mijn voorhoofd uit mekaar spatte. Ik probeerde nog eens en weer kreeg ik die pijnscheut door mijn kop. Niet plezant en hoogst verontrustend want ik vind het heel moeilijk om gewoon maar wat net onder het wateroppervlak rond te zwemmen. Maar al snel kreeg de blijdschap dat ik tenminste nog “oppervlakkig” kon snorkelen de overhand. Paul trachtte ook even naar een murene die uit een hol kwam piepen te duiken en ook hij kreeg die pijn. Het zou dus best kunnen dat dat nog een gevolg is van de lange vlucht en dat onze oren nog even moeten bekomen van de verandering van druk. Tenslotte mogen echte duikers de eerste twee dagen na en voor een vlucht ook niet duiken... We zullen wel zien.

    Naderhand, aan het zwembad, raakten we in gesprek met een Duits koppel waarvan de man duiker en de vrouw snorkelaar was. Ze bleken ook al alle mogelijke eilanden bezocht te hebben dus we hadden gespreksstof te over. Op mijn duits blijkt in de loop der jaren geen haar gegroeid te zijn maar een heel afro-kapsel. Omdat ik hier tegen iedereen mijn papadam-engels uitkraam (een soort veredeld kindjes-engels) klutste ik zowat alle talen door mekaar. Het duits van Jean Marie Pfaff was er klein bier tegen. Ein kleines Bierchen.

    Tegen acht uur werden we verwacht aan het restaurant voor een feestmaal ter ere van onze 21ste huwelijksverjaardag. (Die eigenlijk gisteren was maar dat zou ik echt niet aan gekund hebben). Donald kwam ons al tegemoet gelopen, hij was duidelijk bang dat we onze geheime plek niet zouden terugvinden. Onder de bomen stond een tafel gedekt met “Happy Anniversary”, foutloos, in zandletters op het rode tafelkleed geschreven. Schitterende attentie alweer.
    We kregen een feestmaal geserveerd bestaande uit verse zalm, aspergesoep en jumboprawns in mijn lievelingssaus klaargemaakt. Niets lekkerder dan de grote garnalen zelf te kunnen pellen en lekker in dikke vette looksaus te soppen. Weer al iets dat ge ongestoord zonder bestek kunt eten. Prem kwam vragen of alles in orde was, kwam gezellig bij ons zitten, en belde zijn team dat hij zijn soep en voorgerecht ging overslaan en wat later ging zijn. Ik vond dat hij zijn werk moest doen, zeker nu het inspectieteam hier is, maar hij vond dat hij zijn job net heel goed deed door er op toe te zien dat wij perfect verzorgd werden. Hij had trouwens al gearrangeerd dat we morgen met een bootje naar het haaien-voeren gingen kijken. Niet direct “my cup of tea” want ik vind dat wilde, en zeker gevaarlijke beesten als haaien, niet hoeven gevoerd te worden, maar kom, zo’n lief bedoelde attentie kunt ge niet weigeren.
    Na een kwartiertje werd hij toch opgeroepen en moest hij met spijt in het hart naar een meeting vertrekken. Ondertussen werden wij maar vettiger en vettiger van de praws in de lookboter. Plots klonk er een onverwacht lawaai en stak ik spontaan mijn vingers in mijn oren. Die gingen er deze keer wel vlot in. En vooral diep.

    Het werd een heerlijke avond. Haris zorgde voor ons zonder gerinkel of getinkel en ondertussen namen de twee kameraden de stand van zaken in de voetbalwereld even door. (Paul was door onze late snorkel zelfs hun dagelijkse match vergeten te gaan meespelen... Iets wat hij op Velidhuu trouw elke dag deed.)

    Na onze maaltijd installeerden Prem en zijn hele gezelschap inspecteurs zich net aan een grote tafel aan het strand. Ik bracht hem discreet zijn pakje sigaretten dat hij op onze tafel had laten liggen en bedankte nog een keer voor ons feestmaal. Dat had ik weer niet mogen doen want zoals de 10de, of misschien zelfs 20ste keer van deze vakantie, kregen ook deze mensen heel de geschiedenis van onze haast 20-jarige vriendschap te horen. Hoe we alle jaren naar het noorden van Sri Lanka gekomen waren, burgeroorlog of niet, en hoe vaak we tijdens de oorlog helemaal alleen in zijn hotel gezeten hadden, dat we na de tsunami mee een dorpje terug op poten hadden helpen zetten, en dat we zo ongeveer al in alle hotels van de Keells groep verbleven hadden.

    De inspecteurs waren onder de indruk van ons “palmares”, gelukkig was het zo donker dat niemand merkte dat ik ondertussen zo rood als een pioen geworden was. En ik die zo graag low-profile blijf, ver uit de belangstelling, zodat ik zelf alles in volle vrijheid goed kan observeren en er over schrijven, loop hier nu in de kijker door die idiote ziekte en die stomme oordoppen (gebruiksklaar) aan dat koordje rond mijn nek.
    Ondertussen deed Prem er nog vlot een schepje bovenop en vertelde ook al dat we in maart terug kwamen en een deel van onze bagage hier gingen achterlaten, wat de inspecteurs een geweldig idee vonden. Ik kan hier misschien best ineens blijven wonen. Er zijn nog genoeg jobkes die ik hier in stilte zou kunnen uitvoeren. Ik zal dat maar niet hardop tegen mijn donkere kameraad zeggen.

    Heel vorig jaar had ik niet kunnen indenken dat ik nog ooit zo’n vakantie zou kunnen meemaken. Ik wist echt wel dat ik hier ging verwend worden, maar dat het deze proporties ging aannemen.... Waar heb ik dit ooit verdiend?...
    Ik moest vandaag dikwijls denken aan een van mijn lievelingsliedjes uit de film “The Sound of Music”, aan de zin : “For here you are, standing there, loving me. Whether or not you should. So somewhere in my youth, or childhood, I’ve must have done something good.”

    Toen we terug in onze kamer kwamen hing er een grote vlag boven ons bed met... “Happy Anniversary!”
    Ze zijn toch zo ongelofelijk attent... Mensen gelukkig maken is hun grootste plezier. Zo hoort dat in de hotelbusiness, maar zo is het in de Malediven zeker niet overal het geval. We weten maar al te goed waarom we de laatste jaren alleen nog naar Malediefjes kwamen waar het hotel gerund wordt door Sri Lankanen.




    09-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2. Een iets meer dan “warm” welkom.

    Zondag, 9 januari 2011.

    2. Een iets meer dan “warm” welkom.

    In Colombo, Sri Lanka, moesten we het vliegtuig anderhalf uur verlaten en ik hoopte een plekje in open lucht te vinden om toch eens even rust te hebben en mijn doppen te kunnen uitdoen. Dat was buiten de waard gerekend. De hypermoderne en sjieke luchthaven heeft niet meer al de leuke ontsnappingsgaatjes die haar vroeger zo plezant maakten. Er is hier de laatste twee decenia tijdens de burgeroorlog iets teveel ontploft. De veiligheidsvoorzieningen zijn enorm geworden.
    Dus kwamen we bij ‘t uitstappen direct vanuit de slurf in de galmende luchthaven terecht, alweer vol mensen met valiezen op wieltjes, krakende petflessen en rollende banden...

    Op toiletten is ook geen rust te vinden want daar is constant watergedruis, deurengeklap en niet te vergeten de griezel-handdrogers. De stilste plek bleek nog het rookhol. Vanzelfsprekend, want iedereen zit daar krampachtig op houten banken aan zijn sigaret te trekken en heeft toch geen tijd om iets te zeggen.
    Het is een sjiek rookhol geworden! Met panoramische ramen die uitkijken over de tarmac. Heel wat anders dan hun oude raamloze hol dat het gevoel gaf of we met zijn allen in een koelbox zonder verluchting zaten opgesloten. Maar in die tijd werd er wel meer gebabbeld en gelachen. In de nood kent mijn zijn vrienden, zou men kunnen zeggen.
    Vandaag was ik alleszins een groot voorstander van het “stilte-paffen”. Eindelijk even die doppen uit. Mijn oren voelden stilaan aan of ze verkracht waren. Die dure doppen zijn weliswaar op maat gegoten maar telkens ik lach of iets zeg verschuiven ze en moet ik ze een draai geven om ze weer vast te zetten. Plezant is anders. Geef mij maar mijn zachte siliconen-denneboompjes of de roze schuimpjes van de Decathlon. Maar voor een vliegreis moesten jammergenoeg de zwaarste middelen bovengehaald worden. Het is te zeggen : binnengehaald.
    Na een half uur plukte ik de sigaret uit mijn mond, wrong de doppen in mijn oren, en we konden weer helemaal terug naar de gate om te gaan aanschuiven voor de detectoren.

    (Pas achteraf bedacht ik : misschien had ik stilte kunnen vinden in de luchthavenmoskee! Moet ik proberen te onthouden voor een volgende keer. Ik wil er me met alle plezier voor in een man verkleden en voorovergebogen op de grond gaan liggen. Als ’t maar stil is. En met die Arafat-haarband zal ik er waarschijnlijk welkom zijn.)

    Onderweg in de gangen zag ik schetsen voor een nieuwe luchthaven in Hambantota, het stadje dat door de tsunami letterlijk van de kaart is geveegd. Daarnaast hing een tekening van een containerhaven die ze daar ook gaan bouwen. De containers die op het plan afgebeeld stonden waren ongeveer even groot als de autootjes, en het cruiseschip dat aangemeerd lag had de lengte van twee containers. Ik hoop dat ze die haven niet volgens deze schets gaan bouwen, anders gaan ze nog vreemd opkijken bij de eerste boot die hun madurodam gaat proberen binnen te varen.

    Alhoewel we enkel even in transit geweest waren werden we toch grondig gecontroleerd. Tot en met de schoenen moesten uit. Zelfs mensen die strandslippers droegen. Nou ja, een goeie boetseerder kan waarschijnlijk wel een mooi schoentje uit Semtex kneden, en eens ge ontploft zijt hebt ge toch geen schoenen meer nodig.
    (In Zaventem waren ze deze keer veel soepeler. Geen enkele aansteker afgepakt, zelfs mijn lucifers niet of mijn mandarijntjes of mijn lege drinkfles. Misschien komen de gouden jaren nog wel terug dat ik weer mijn hardgekookte eitjes, croissantjes met hesp, tomaten en camembert kan meenemen... Want dat is nu toch al vele reisverhalen geleden dat ik kon vertellen over mijn luxueuze vliegtuigpicknicken terwijl de anderen hun plastic eieren zaten op te knoeften met plasticine broodjes)

    Het vertrek werd dan nog uitgesteld doordat er drie mensen met valse documenten aan boord waren proberen te geraken... Ondertussen wist ik nog amper het verschil tussen de buitenkant en de binnenkant van mijn kop. Het werd tijd dat het gedaan was. Na nog een uurtje vliegtuigkabaal kwamen we tot mijn opluchting aan in Male waar de luchthaven nog wel voor een groot deel in open lucht is.

    Nog even wat shoppen : een Malediviaanse kaart voor de gsm, extra zwem-oordoppen aan een koordje (die eerst niet voorradig waren in de apotheek, maar waar een of andere neef van de apotheker na vijf minuten toch mee achter me aan kwam gelopen. Tegen een woekerprijsje vanzelfsprekend. Er zijn nog zekerheden in het leven.)
    Ondertussen lag Prem’s boot klaar, onze bagage werd ingeladen, nog twee andere toeristen stapten op, ik liep spontaan naar mijn favoriete plek op een speedboat. Helemaal achteraan. Ik wou me daar net als vroeger neerzetten - blik gericht op de einder - toen het me plots daagde dat dat niet meer kon. Ik moest integendeel zien zo ver mogelijk van de motoren vandaan te geraken. Ik wurmde me tussen wat dozen op een van de voorbanken, en dat bleek een goed idee want eens de boot startte was het geluid van die Boeing eigenlijk nog een pretje geweest...

    De boot stampte en knotste over de golven, ik rolde me in een bolletje op de tweepersoonsbank met mijn armen boven mijn hoofd om de schokken tegen de houten boord op te vangen. Een uur en een kwartier lag ik in die verkrampte houding en ik was zo moe dat ik zelfs in slaap sukkelde. Als ze me toen over boord hadden gekieperd hadden de duikers ineens een wrak meer gehad om naar te duiken...
    De reden dat ik uit mezelf wakker werd was dat de stevige Duitser langs me heen over de bagage stommelde. Bleek dat we het eiland naderden. Elke verkrampte spier kreeg een stoot adrenaline en al snel stond ook in de verte staren, op de uitkijk of ik onze vriend Prem al kon ontwaren.
    De boot naderde en daar verscheen onze maat van tussen de bomen. Van ver herkenbaar, want zoals steeds de allerdonkerste van allemaal, en ook wel de stevigste.
    We legden aan, ik krabbelde enthousiast als een puberale krab over al de bagage heen, sprong van boord en rende recht in zijn armen. Het was een heerlijk weerzien. Al de andere supervisors die netjes opgelijnd waren om ons te verwelkomen stonden er een beetje verweesd en verbaasd bij te kijken. Maar first things first. Over een minuutje zouden zij ook hun begroeting krijgen, zij het wel een heel stuk formeler, maar eerst moest mijne maat zijn uitgebreide knuffel krijgen. Daar had ik al te lang naar uitgekeken.
    Zonder deze oude vriend zou er helemaal geen sprake meer geweest zijn om met die hyper-acusis ooit nog op reis te gaan. Maar met Prem als manager van dit eiland weet ik dat ik van niets schrik moet hebben.

    Hij stelde ons voor aan de belangrijkste mensen van het 180-koppige personeel. De supervisor van de receptie, van de spa, van nog vanalles... maar dat zal later nog eens allemaal over gedaan moeten worden want mijn kop zat vol, bomvol.
    Na een drankje liet hij ons door een Indische receptioniste naar onze paalwoning brengen, zoals we gevraagd hadden, helemaal op het einde van het ovale ponton. Een huisje ver weg van alles. Met enkel zicht op volle zee. Geïsoleerder kan je hier niet wonen.

    Er stond een fijne fruitmand klaar zodat we niet genoodzaakt waren naar het restaurant te gaan. We konden lekker op ons terrasje tot rust komen. Het enige dat we misten was de zon. Hier scheen ze wel (in Colombo niet, daar regende het en was het amper 22°), maar ons terras lag noordwest gericht... We zouden hooguit van een uurtje avondzon kunnen genieten. En zoals wij, na deze ellendige winter, naar zon verlangden was dat toch wat karig.

    Aan een huisje enkele graden meer naar het oosten gericht stond de hotel-engineer toe te kijken hoe zijn werkvolk aan het schilderen was. We vroegen hem of er misschien aan de zonzijde nog een huisje vrij was. Hij belde naar Prem en die kwam onmiddellijk naar ons toe. Hij zou ons het pas geschilderde huisje kunnen geven vanaf overmorgen, want eerst kwam de supervisor van de hotelgroep er 1 nacht overnachten. Dat vond ik geweldig! Dit huisje lag even geïsoleerd maar wel naar de zonnekant gericht. Prem, die zoals alle Sri Lankanen, niet erg op de zon gesteld is, vroeg ons of we het dan niet te warm zouden hebben, zou schaduw op het terras niet lekker koel zijn? Nee, na deze winter hebben Belgen écht geen heimwee naar schaduw noch koelte. Toen we vertelden dat we net 30 dagen sneeuw achter de rug hadden, begreep hij er al iets meer van.

    Hij troonde ons mee naar het restaurant om ons daar aan de verantwoordeljken voor te stellen. Donald, de “food and beverage manager” werd tot 7 maal bij hem geroepen om toch maar zeker te zijn dat er goed voor ons gezorgd zou worden. Dat er telkens een tafeltje voor ons op een rustige plek buiten zou gezet worden, dat er geen gekletter in mijn buurt mocht gebeuren, dat er steeds vers kokosnotensap voor me zou zijn (mijn lievelingsdrank), maar dan wel geserveerd in glazen en niet in de noot zelf zodat de andere gasten niets zouden merken, er kwam geen eind aan... Keer op keer verzon hij weer iets nieuws waarvan hij wist dat ik hield. Ik kon hem niet stoppen of ik had hem zijn gsm moeten afpakken.

    Toen kwam de barman aan de beurt en die werd ook geïnstrueerd dat wij zijn persoonlijke VIP’s waren en dat wij recht hadden op alles wat we maar wilden, wij moesten nog all-inner dan all-in behandeld worden. Ik geneerde me dood. Plots bedacht hij dat er ‘s avonds een orkestje aan het zwembad speelde! Die ging hij onmiddellijk elimineren want daar zou ik beslist niet tegen kunnen. Met hand en tand heb ik hem dan uitgelegd dat hij dat zeker niet mocht doen, dat hij aan zijn andere klanten moest denken, en dat ik echtig en techtig wel tegen stille muziek kon. Zo kon ik de muzikanten redden. Hij nam natuurlijk wel onmiddellijk zijn gsm om de order te geven dat ons tafeltje aan de andere zijde van het restaurant zou gezet worden, zo ver mogelijk van de muzikanten vandaan. Ik bleef maar vragen om te stoppen, dat ik me heus wel zou redden, en dat zoals per mail en telefoon al was afgesproken, als het echt niet zou gaan om met mijn gekke kop in het restaurant te eten, ik zelf mijn bordje wel zou vullen aan het buffet en mijn eigen eten in mijn eigen huisje zou opeten. Waarop hij de gevleugelde woorden sprak : “No!! The whole hotel will be adjusted to your needs Lily!” Ik kon me plots heel goed indenken hoe Lady Diana zich ooit moet gevoeld hebben.

    Terug in ons huisje was de rust me heel welkom, maar toch moest ik nog diezelfde dag proberen hoe zwemmen zou klinken. Het water in de lagune is haast rimpeloos en klotst niet, er was ook niemand anders in zee. Heel rustig heb ik 20 verrukkelijke minuten in de het lauwe water gezwommen. Het ging!!! Mijn kop onderwater steken dierf ik nog niet. Van die mogelijke executie wou ik nog een dag uitstel. Na die zwaar belastende reis had ik geen slecht nieuws kunnen verdragen. Ik was trouwens al blij genoeg dat ik nog kon zwemmen! Zelfs mijn zwem-oordopjes uit Male had ik niet hoeven te dragen! En toen brak ook hier, letterlijk en figuurlijk, de zon door.

    Donald zorgde ‘s avonds voor een tafeltje op het ponton, zodat we niet onder het dak van het zwembadrestaurant zaten, maar wel dichtbij genoeg om er naar het buffet ons eten te gaan halen. De tafels waren van glas en dat was erg pijnlijk, elk kommetje dat werd neergezet sneed door mijn kop, tot overmaat van ramp begonnen de muzikanten op dat moment ook nog aan hun set. Sommige tonen van de synthesizer schoten als pijlen door mijn kop. Hier zou met doppen gegeten worden. Op het stille eiland klonk mijn kauwen weer als met een bulldozer in een mijngang werken. Nee, dit was het niet.

    Prem kwam nogmaals checken of we OK waren, ik knikte met alle overtuiging die ik nog in mijn lijf had : “ja, jaa, jaaa!!!”, maar hij zag me natuurlijk met mijn dopjes in zitten... Heel resoluut besloot hij het orkest morgen weg te sturen. Met alle overredingskracht in mijn uitgeputte kop hield ik hem van dat idee af. Ik maakte hem wijs dat ik momenteel alleen wat last had van de naweeën van de vlucht en dat ik best tegen muziek tegen kon, dat morgen alles heel anders zou zijn.

    Hij bleef er op staan dat ik toch zeker al mijn wensen kenbaar zou maken en dus besloot ik hem er toch nog een te geven waar hij me echt heel veel plezier mee zou doen : een ligbedje op mijn terras (in plaats van de twee rieten stoeltjes) zodat ik thuis wat buiten zou kunnen liggen als alles me wat te druk was geworden. Dat ging in orde komen! Vanzelfsprekend! Maar... het moest wel top-secret gebeuren! Niemand anders mocht het zien, want anders gingen de andere toeristen dat ook vragen. Hij ging dat bij nacht en ontij laten regelen. Ik vroeg hem er alleszins mee te wachten tot we overmorgen in ons zonnehuis zitten want ik wil niet dat ze die supergeheime operatie twee keer moeten doen. Dat vond hij best OK. Oef! Ik mag er niet aan denken dat ze deze nacht nog met een ligbed zouden komen aanslepen... Hoe goed bedoeld ook.

    De lieve Donald kwam na het eten ook nog even vragen hoe het ging en hij beloofde ook al om heel goed voor ons te zorgen want hij is Prem enorm toegenegen.
    De arme man was deze ochtend net terug van Sri Lanka gekomen, waar hij gisteren zijn 90-jarige mama had moeten gaan begraven. Zijn eerlijke, openhartige verhaal nestelde zich direct in mijn hart. Hij heeft hier als manager van twee restaurants en twee bars een wel heel belangrijke functie, dus vandaag was hij al terug op post.

    Na al die jaren ken ik de Sri Lankaanse ziel al wel een beetje en wist hem toch een beetje te troosten en moed te geven. Mijn visie van “het poezenmandje onder mijn hart” is evengoed toe te passen op overleden mensen. De band tussen Donald en mij was op enkele minuten tijd gesmeed. Nog voor we terug naar onze paalhut vertrokken hadden we mekaar al een stevige knuffel gegeven.
    Het zou hier duidelijk warm worden. Op alle mogelijke manieren.
    Maar gaat het “warm” genoeg zijn om mijn hoofd koel te houden?...

    Doodmoe kroop ik rond middernacht in bed, maar was veel te gelukkig om te slapen. Het duurde geen half uur of ik dwaalde hier helemaal alleen onder de stille nachthemel rond. Ik legde me neer op de houten vlonder - water onder me, de eeuwigheid boven me - en alles leek stil te staan. Zelfs mijn kop.




    08-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. 1. De bionische vrouw.

    Zaterdag, 8 januari 2011.

    Onderweg.

     

    1. De bionische vrouw.

     

    Het moest er eens van komen. Hyperacusis of niet, een mens kan zijn kop niet als een struisvogel in het zand blijven steken. Ge krijgt er een droge mond en een stijve nek van en ge komt geen stap verder. Ooit moet ik het toch onder ogen zien of ik nog lange vliegreizen aan kan of niet, en of snorkelen en onderwater fotograferen nog deel uit maken van mijn leven. Het is ook intriest om, net als ge met de zaak gestopt zijt, en eindelijk de tijd hebt om te gaan reizen, dan vastgeketend te zitten aan zo’n stomme ziekte. Met een bang hartje vertrok ik.

    Echter niet alvorens de vrijdagnamiddag nog een brief in de bus te vinden van het borstkankeronderzoek. Die wisten vrolijk te melden dat de uitslag niet goed was en verder onderzoek gewenst was. Plezant schrijfsel om aan te krijgen als ge niets meer kunt doen omdat het vrijdagavond is en ge de volgende dag moet vertrekken. De inpak-chaos werd er niet kleiner door. En hij was al zo confronterend. Als ge lang geen badpakken en zomerkleedjes meer hebt moeten inpakken dan kunt ge de spullen beter eerst eens passen alvorens ze in de valies te droppen. Teleurstellend hoe een lijf er op zo'n korte tijd zo op achteruit kan gaan als ge een zittend leven zijt beginnen leiden. "Achteruit" is misschien niet de juiste term. "Vooruit. Alle onderdelen, in alle richtingen" drukt de situatie beter uit.

     

    Het belangrijkste was natuurlijk voor goede oorbescherming te zorgen. Doppen bezit ik in alle maten en materialen, maar dat zou wel eens onvoldoende kunnen zijn. Dus besloot ik rubber lappen in een pinnemuts te monteren. Dat zou de schedelgeleiding toch al wat doen afnemen. Met een skimuts naar de zon? Moet kunnen. Uiteindelijk vond ik ook nog een heel breed haarlint in een winkel - jammer genoeg in Yasser Arafat-print - en dat leek me wel een nuttige aankoop. Thuis knipte ik repels van rubber waarvan de achterkant uit vilt bestaat (oud etalagemateriaal. Ik gooi toch nooit iets weg in ‘t kader van “De dag nadat ge het weg gedaan hebt, hebt ge ‘t nodig”), die ik naargelang de nood enkel kon gebruiken of ze driedubbel vouwen. Ik zorgde er voor dat ze onzichtbaar onder dat lint konden gefoefeld worden zodat ze mijn volledige oorschelpen afdekten.

    Eigenlijk was ik eerst van plan geweest om naar een SM-winkel zo’n strakke rubberen kap te gaan kopen. Maar dat vond ik nu toch niet zo geestig voor mijn medepassagiers. Ge zoudt zelf toch ook niet graag naast iemand zitten waarvan enkel de ogen te zien zijn, en dan nog achter tralietjes, en waarvan de mond achter een ritssluiting schuilgaat?... Dan vind ik mijn onzichtbaar gewapende pinnemuts uit de Andes toch iets sympathieker.

     

    Het was allemaal niet simpel. Ik vertrok ook niet graag. Ik was zo bang dat het vliegtuiglawaai mijn kop nog verder op hol zou doen slaan, en ik vreesde ook het moment van de waarheid waarop zou blijken of ik nog tegen het geluid van de zee zou kunnen of niet. Ooit nog snorkelen of nooit meer?...

    Met de moed der wanhoop raakte ik dan toch ingepakt, zij het een uurtje voor het vertrek. Me er terdege van bewust dat ik nog nooit zo slecht voorbereid op reis vertrokken was. Ik zal zeker veel vergeten zijn. Maar in mijn ogen is dat niet echt belangrijk, het kan best zijn dat ik mijn kamer niet uit kan, dus zal ik al blij genoeg zijn met mijn laptop en mijn stapel boeken. Nog nooit zoveel boeken mee op reis genomen.

     

    Een kameraad bracht ons naar Zaventem voor de vlucht naar Male. Een charter met maar 1 tussenlanding in Colombo. Dus in theorie weinig miserie en snel. In de luchthaven was het op een zaterdagavond gewoon doods. Wel niet doods genoeg om er zonder oordoppen door te geraken. En de handdrogers daar... daar zijn nog geen dopjes tegen uitgevonden. Ge kunt uw handen al evengoed gaan drogen voor de motor van een Boeing.

     

    De bescheiden toeslag om in Comfort Class te reizen was zeker zijn geld waard. Niet alleen meer beenruimte, ook goeie zetels, oprecht lekker eten, en voor iedere passagier een draagbaar videospelertje. Maar heb belangrijkste : ge kon uw plaats op voorhand kiezen. Ik had een plek net vóór de vleugel gekozen in de veronderstelling dat dat het “stilste” gedeelte zou zijn....

    Het vliegtuig maakte naar mijn normen een enorm kabaal, zelfs met die rubber band rond mijn hoofd en mijn strafste dopjes in. Een dame die eveneens met tinnitus en hyper-acusis te kampen heeft - die ik onlangs via mijn blog had leren kennen - had me op ‘t laatste nippertje gemaild dat ik aan de stewardess twee potjes met natte watten op de bodem moest vragen en dat dat alleszins al de druk op mijn oren zou verlichten. Ik snapte er niks van maar besloot het toch maar te wagen. De steward wist tot mijn grote verbazing onmiddellijk waar ik het over had en bracht twee plastic bekers met onderin vochtige propjes papier. OK. Maar wat nu?

     

    Heel naïef hield ik de bekers gewoon rechtop naast mijn oren. Maar dat leek me nu toch zó absurd. Hoe zou deze waanzinnige actie ook maar enige invloed kunnen uitoefenen op mijn oren? De mensen op de rij naast mij keken al uiterst vreemd. Ik kon ze geen ongelijk geven. Zit maar in de buurt van iemand die eerst een brede band rond zijn kop doet (dan nog met de zwart-witte Palestijnse print, een terrorist zou er beslist een andere gekozen hebben), daar rubber flappen onder zit te foefelen, en die dan vervolgens met het meest serieuze gezicht twee drinkbekers naast haar kop houdt. Ik zou er persoonlijk ook niet gerust in geweest zijn. Zij het wel dat ik het gewoon een onschadelijke krankzinnige zou gevonden hebben en niet direct een terrorist.

    Uiteindelijk ging Paul toch eens vragen wat ik nu eigenlijk geacht werd te doen met die bekers. Toen kwam er licht in de duisternis. De bedoeling was om de bekers met de opening over uw oren te houden!!! Het warme vocht zou de gehoorgang en het trommelvlies soepeler maken, waardoor het oor zich makkelijker zou kunnen aanpassen aan de drukverschillen. Vooral bij het dalen zou dit veel resultaat kunnen opleveren.

    Dus daar zat ik, de Yasser Arafat-haarband rond mijn hoofd opzij geschoven met twee plastic bekers over mijn oren. Het mankeerde er nog aan dat ik een antenne op mijn kop zette en “nanoe, nanoe” begon te brabbelen. Ik heb me al dikwijls belachelijk gevoeld, maar deze situatie mag toch zeker een plaats vooraan in mijn top 10 krijgen.

    Alleszins, ik was klaar zoals ik nooit meer klaar zou zijn om aan de volgende 8500 kilometers te beginnen.

     

    De druk speelde me geen parten, het lawaai des te erger. Halverwege had ik even zin om uit te stappen, maar dat gaat natuurlijk moeilijk bij een snelheid van 900 km per uur en op 10.000 meter hoogte. Slapen lukte ook niet door mijn benen die weer een eigen leven begonnen te leiden, dus heb ik maar naar een film op mijn speeldoos gekeken. Het leidde mijn aandacht wat af en was best plezant. Voor de rest heb ik een rustig plekje gezocht om wat turnoefeningen te doen. Goed uit het zicht van de andere passagiers want die zullen ondertussen al wel een ietwat vreemde indruk van me gekregen hebben. Ik stond daar wat te rekken en te strekken tot plots de stewardess kwam zeggen dat ik dat overal mocht doen maar toch liefst niet tegen de deur. Wel wel, dat belooft. Als ik die deur met een simpel duwtje van mijn handen zou openkrijgen dat doet dat toch wel weer iets met uw veiligheidsgevoel. Maar kom, ‘t had weer zijn voordeel, want ik had er een toffe vrouw door leren kennen en o wonder, met doppen en al in, ik kon er een gewoon gesprek mee aanknopen. Ik verstond haar perfect, blijkbaar door mijn schedel, neusgaten en mond. Een zeer surrealistische ervaring. Beendergeleiding is toch echt niet te onderschatten. Andere mensen verstond ik helemaal niet zo duidelijk dus ik denk dat zo’n stewardess echt gewoon is om luid en verstaanbaar te praten in dat constante geraas van een vliegtuig.

     

    Gelukkig werden de 10 lange uren doorbroken door twee lekkere maaltijden. Weliswaar op te smikkelen met oordoppen in, maar dat kauwgeluid kon er ook nog wel bij, het was toch al totale chaos in mijn bovenkamer. (Trouwens, het geluid van het vliegtuig was zo luid dat het de klank van mijn malende kaken overtrof. Ik zal dus in ‘t vervolg altijd op restaurant moeten gaan in een vliegtuig. Wanneer komt de Gault Millau uit voor luchtvaartmaatschappijen?) Een bijkomend voordeel was dan ook nog het plastic bestek dat lekker stevig bleek. Dat werd dan ook netjes opgepoetst en verdween in mijn handtas. Een mooier kado had ik mezelf niet kunnen geven op dat moment.

    Nog nooit heeft een vliegtuigontbijt me zo gesmaakt. Deze keer helemaal geen plastic eierenmoes in een plasje water, maar wel een smakelijk roerei met bruine broodjes. En confituur, speculoospasta, zachte kaas, choco... Ik heb maar liefst vier broodjes naar binnen gewerkt.

     

    Ik ben voor de eerste keer op reis met een handtas. Zo’n supergeorganiseerd geval met welgeteld 13 vakjes. Het ding stond aan mijn voeten en puilde uit van alles wat ik maar nodig zou kunnen hebben. Gelukkig had ik niets nodig want ik kon er toch niets meer in terugvinden. Geef mij maar Irma. Eén lege buik waar alle rommel in één oogopslag te overzien is. De uitvinder van handtassen met 13 vakken zouden ze moeten verbannen naar een eiland dat volledig uit doolhoven bestaat.

     

    Paul had de kernen uit zijn in-ear-monitor-oordoppen geprutst en die in de mijne gestoken zodat ze nog meer zouden afsluiten. Jammer genoeg hangen aan zijn kernen draden die dienen om in zijn draadloze ontvanger te steken... Mijn eigen oordoppen zijn ook met draden verbonden.  Ik liep daar dus op dat vliegtuig rond met een nest draden rond mijn nek,... ik ben er van overtuigd dat ze moeten gedacht hebben dat ik een bionische vrouw was die ergens moest ingeplugd worden om weer op te laden.

    Net voor de daling begon kwam een steward me ongevraagd de twee bekertjes gevuld met warme natte servetjes brengen. Ik heb ze dan maar braaf over mijn oren gehouden. Dat kon er ook nog maar bij. Mijn naam was op dat vliegtuig toch al gemaakt.

     

    Ondertussen was het ergens, over een onbekende grens in deze duistere wereld, zondag geworden.




    01-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorwoord.

    Met een surrealistische ziekte als hyperacusis op reis gaan is niet evident. Maar een jaar lang thuis opgesloten zitten is dat ook niet.
    Het isolement maakt het allemaal nog maar erger.

    Vandaar dat ik, na heel lang aarzelen, toch de stap gezet heb om eindelijk eens terug op reis te gaan. Dit was enkel mogelijk dankzij de nieuwe snelle vlucht van Jetair - die rechtstreeks naar de Malediven vliegt - en vooral doordat ik terecht kon in het Chaaya Reef Hotel op het eiland Ellaidhoo, waarvan een goede vriend de manager is. Mijn reisverslag, dag per dag, in hoofdstukken ingedeeld, vinden jullie op dit blog.

    Reageren kan hier niet, dat kan wel via mijn dagelijks blog : www.laathi.be

    Veel leesplezier!

    PS. De foto's worden er later bijgeplaatst.





    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs