Zaterdag, 29 januari 2011.
22. Volgende keer op de reislijst : een vliegenmepper.
Het laatste ontbijt op ons terras. Wat is dit zalig geweest... Ik denk dat ik hier de laatste weken toch wel een paar kilo papaya verorberd heb.
Vandaag was echt een dag zoals een Maldiviaanse dag er uit moet zien. Het water was een spiegel, de zichtbaarheid fantastisch. Kortom, het werd spelen in een kristallen vaas vol kleurige vissen. Gemakkelijkheidshalve besloot ik aan de duikclub in zee te gaan, de zon staat er ideaal en als mijn camera aandampt kan ik daar makkelijk aan zoet water en een handdoek raken om hem weer in orde te maken. Ik ging het me op de laatste dag niet te moeilijk maken.

De zachte koralen op de pijlers van de pier.
De zachte koralen hingen op de pijlers van de pier te schitteren in de zon. En ik zag er niks van... Mijn scherm was aangedampt. Niet getreurd, ik zwom terug om hem te ontdampen en ondertussen genietend wat op de houten trap van het duikcentrum met mijn voeten in t zand te zitten uitrusten. Naast me, op de pier, zag ik ineens een processie van personeel zich naar het vertrek van een boot reppen. Zóveel wuiverkes? Wel véértig?? Zou de president op bezoek komen??
Druipnat, met haren als die van Eucalypta de heks, in een verfomfaaide bikini, trachtte ik discreet wat fotos te nemen. Ik weet hoe blij ze daar mee zijn, en ik kan al zo weinig in ruil doen. Ik verstopte me achter een zuil, en sloop telkens wat dichterbij om ze niet te storen. Tot Nimal me in het oog kreeg. Een kerel met een heerlijke zin voor humor. Hij noemt zichzelf Animal uit de Muppet-show en heeft de breedste glimlach van allemaal. Hij zag mijn fotoapparaat en bleef maar mijn richting uit glimlachen. Ik deed teken : Kijk niet naar mij!!! Ah nee, want dan gingen ze allemaal ineens weer in hun fotopose verstijven. Maar Animal bleef kijken en kamerbreed glimlachen. Een andere merkte dat op, keek naar waar hij keek, en toverde ook een glimlach op mijn lens. Na een minuut stond de helft voluit naar mij te poseren in plaats van zich bezig te houden met hun taak. Zijnde in dit geval, afscheid nemen van Pryantha, het hoofd van de wasserij, die vanaf nu in een Keells hotel in Sri Lanka gaat werken.
De dhoni waarin hij net was ingestapt nam een brede bocht en ondertussen stelde heel de bende zich naast mekaar op om te wuiven. Nog nooit zoveel wuiverkes gezien. Het is een prachtig beeld. Ze begroeten niet alleen hun toeristen, ze doen dat ook voor mekaar. Dat is toch echt mooi.
Als ge hier uw rechterarm - uw wuif-arm breekt, is dat een reden tot ontslag vrees ik. Ze zouden hier standaard in hun contract moeten zetten dat ze elke avond recht hebben op een rechterarmmassage in de Spa. Ze hebben dat nodig, en dan hebben die trienen van dat wellnessgedoe ook nog iets te doen.
Omdat ik nu opeens zoveel werkmannekes bij mekaar had op de pier wou ik een groepsfoto maken. Kan ik er later portretjes uitknippen. Flits, flits, iedereen liep naar een positie. Binnen de minuut had iedereen zich ordentelijk in een grote groep opgesteld. Heel donkere mannekes in volle zon tegen een knalblauwe hemel, t was weer niet simpel, maar het is echt nog een heel plezante reportage geworden. Ondertussen was mijn andere camera niet meer aangedampt, en kon ik weer terug in zee.
Er lag me daar beneden de 6 meter toch weer een doopvont toe te knipogen... Werkelijk een reuzebeest! Allez kom, voor de laatste keer, adem uitblazen, poep omhoog en duiken maar... Wat zalig toch! Er zwemt hier een man rond die totaal zonder moeite tot een meter of 12 duikt! De eerste keer dat ik hem diep onder me zag passeren was mijn reactie : Mijne God!! Die is zijn flessen vergeten!! Maar nee, die mens hield netjes zijn handjes op zijn rug, en dook als een pijlvis recht naar beneden en steeg daarna ordelijk in alle sereniteit op, als speelde hij de verrijzenis na. Heel wat anders dan hoe ik soms tollend, draaiend en bubbels blazend naar boven kom geschoten omdat ik nu toch écht dringend wat lucht nodig heb. Ja, er was een serieus verschil in elegantie. Maar hij had dan ook geen camera bij zich. We zullen het verschil daar dan maar op steken. Het was vandaag veruit de helderste, mooiste onderwaterdag van de laatste weken. En net nú moeten we vertrekken...
Terwijl Paul de fotos op de computer laadde begon ik alvast wat in te pakken. Een rotklus, maar lang niet zo erg als een vertrek-inpak. Hier ligt alles op een klein oppervlak bij mekaar, en bestaat het grootste deel toch uit vuile was. Alleen het uit palmblad gevlochten vogeltje, dat Haris voor me gemaakt had, inpakken, was wat prutswerk. Andere souvenirs inpakken is er hier niet bij. Ge moogt hier zelfs geen schelpje of zand meenemen, er staan zware straffen op. Maar ga ik afscheid kunnen nemen van dat éne prachtige schelpje dat Paul voor me opgedoken heeft en dat net de vorm van mijn oor heeft en hier al twee weken op mijn bureau ligt te schitteren? Oh dilemma. Het is wel te begrijpen dat ze hier verbieden zand mee te nemen. Hun eilandjes krimpen uit zichzelf al meer dan genoeg door de stijging van het zeewaterpeil. Maar dat éne schelpje dat zou verdwijnen
gaat dat nu echt heel de Malediven onder water laten lopen?... Ik heb mijn zware gewetenskwestie even laten rusten en ben wat berenfotos gaan nemen.
Mijn berenfamilie zat nog altijd in hun reistasje en dat vond ik nu toch wat sneu. Drie weken niks doen en dan toch geen tijd hebben om een berenverhaal te schrijven gedocumenteerd met wat fotos?! Wat heb ik hier heel de tijd zitten doen eigenlijk? Bruin ben ik niet echt geworden, want ik heb haast nooit in de zon gelegen en toch ben ik altijd bezig of onderweg geweest! De drie weken zijn voorbijgevlogen
Donald onderschepte me toen ik een decor zat te maken met mijn beertjes en hij keek gefascineerd toe. Hij bleef zelfs een volle minuut ter plaatse staan. Dat moet wel een record voor hem zijn. Kom hier toch werken! Blijf toch! Ge kunt hier de huisfotograaf worden
Al goed dat ik oud ben of ik zou hier nog aan de slag gaan en een tweede Donald worden. Met een jobomschrijving die twee volle A4-tjes zou beslaan vrees ik. Gastenopvang, hoofd van de receptie, huisfotograaf
Ik zou niet eens meer aan mijn lekkere currys toe komen denk ik.
Ondertussen vertrok de voetbalploeg om een competitie op een ander eilandje te gaan spelen en bij t inschepen ben ik dan die jongens ook maar eens gaan fotograferen. Een vrij arrogante bende Maledivianen eigenlijk, ik begrijp waarom Paul er niet zo gek op is. Ze zijn héél anders dan de intelligente, lieve en voorkomende Haris. Ze spreken geen woord Engels. Ik vrees dat het weer van die typetjes zijn die op ons neerkijken als Christenhonden. Enfin, ze krijgen alleszins ook hun fotootje.
Het valt me toch altijd op hoe de Sri Lankanen zoveel beter hun best doen en hoffelijker zijn voor de gasten. Enkele dagen geleden had een kindje zijn speelgoedschildpadje verloren. De vakantie zat er op en met tranen in de ogen moest ze met haar ouders het watervliegtuig instappen. Raj had na hun vertrek een signalement van haar pluchen beestje onder heel het personeel verspreid en inderdaad, vandaag kwam het boven water! Eén van de poetsjongens had het achter een vuilbakje van de damestoiletten aan de receptie gevonden. Onmiddellijk werd het meisje gebeld dat haar speeltje zou opgestuurd worden. En blij dat ze was!!! Ik vond het zo lief van Raj dat ik hem direct een warme knuffel gaf, maar hij vond helemaal niet dat hij zo speciaal zijn best had gedaan, hij vond het niet meer dan een normaal deel van de service.
In de namiddag zwommen we naar het roggenpunt om afscheid te nemen van wat eigenlijk ook al bijna onze huisdieren geworden zijn. Ik ken elk kwetsuurtje, elk vlekje op hun huid. Onderweg zwom ik langs de pier en daar zat weer die man vis te kuisen om als aas te gebruiken voor het nachtvissen. Achteloos wierp hij de resten in zee, en onder zijn voeten krioelde het van de razende jacks die zich allemaal tegelijk op zon brok vis stortten.
Een paar dagen (of weken?) geleden, toen ik voor de eerste keer per ongeluk zon brok voor mijn neus kreeg geploft en onmiddellijk omsingeld werd door grote hongerige roofvissen was ik erg geschrokken. Ondertussen heb ik al lang geleerd dat die jacks echt niet in mij geïnteresseerd zijn, en dat het zon behendige zwemmers zijn dat ze me in al hun hevig geharrewar niet eens raken. Dus ging ik daar tussen al die tientallen, grote en kleine, ongeduldig wachtende vissen hangen. Het leek wel of ik mee hing te bedelen voor een bloederige hap.
Het werd een onvoorstelbare ervaring! Telkens er een stuk in zee werd gegooid, zat ik midden in het gevecht van de makrelen! Razendsnel probeerden ze met veel staartgespetter de brok uit mekaars bek te sleuren. Ik hing opgerold in een klein bolletje rond mijn camera en trachtte me zo bewegingsloos mogelijk op te laten gaan in het decor. Paul hing een tiental meter verder, weg van de vissendrukte, boven de diepe zee. Hij was mij aant filmen maar leek toch niet bepaald gelukkig met de situatie. Naast me zwommen de grote roggen voorbij, reeds onderweg naar hun voederplek. Opeens kwam er zelfs een haai mee aan de dis! Hij zwom recht op me af en zwenkte sierlijk onder mijn buik door. Ik was aan t filmen, dus het is wel een heel speciaal shot geworden. Een haaieneus en dan een beeldvullende brede grijze rug. Niet onmiddellijk mijn beste filmpje.
Paul hing daar wat ongelukkig vanuit de verte iets over haaien naar mij te roepen, maar al snel bleek dat hij zich niet ongerust moest maken over mij aangezien ondertussen dezelfde haai rond zijn eigen buik begon te cirkelen. Daar kon hij niet mee lachen en hij trachtte hem weg te slaan zoals ge een lastige wesp van u zou afslaan. Bizar zicht wel, als ge niet eens grond kunt raken om dan zo gek beginnen te doen. Het mankeerde er nog aan dat hij zijn snorkelpijp als vliegenmepper zou gaan gebruiken. Ik vond al dat gedoe ook niet zon goed idee, want haaien worden aangetrokken door iets wat spartelt, ge kunt u veel beter gedeisd houden op zon moment. Trouwens, de haaien die hier zitten zijn klein, één tot anderhalve meter, en niet gevaarlijk voor mensen. Aangezien mijn kop nu toch even boven de waterspiegel uitstak, viel mijn oog op een paar Japanners die naast de viskuiser naar het spektakel stonden te kijken. Hun spleetogen waren bijna bollekes geworden. Japanners zijn zoetwatermatrozen. Ze gaan zelfs snorkelen met een zwemvest. Maar geen probleem, als ik op deze manier weer voor wat gratis animatie in het hotel kan zorgen is dat graag gedaan, en ondertussen amuseer ik me nog een kriek ook. Ik was de gelukkigste mens op aarde. Nee, in het water. Of beter nog, de gelukkigste vis in de oceaan.
Toen al de vis gekuist en het feestje gedaan was vertrokken de slimme jacks en zwommen richting roggenvoederplaats. Ze trekken hier eigenlijk van het ene restaurant naar het andere.
Deze keer was het water rustig en glad en het was onvoorstelbaar om tussen de roggen te kunnen zweven. Alleen jammer dat er twee andere toeristen op hetzelfde idee gekomen waren, en die wilden persé de dieren aanraken en dat vonden ze niet prettig, dus zwommen ze na hun maaltijd snel weer naar zee. Zo dom. Ze vinden het prima als ge boven hen meezwemt, maar als ge er naar begint te grijpen is het toch logisch dat ze dat niet zien zitten?!! Geen enkele vis wil toch gevangen worden. Die mensen weten niet wat ze missen, als ge gewoon vis wordt tussen de vissen
dat is zoveel prettiger dan mens tussen de vissen
We zwommen terug langs het haventje en er kwam net een bootje aanleggen om verse vis te leveren. Ook daar zweefde een rog door het rustige water. Helemaal alleen gleed hij door het ondiepe water tussen de bootjes. Met hem konden we wel zalig meeliften
We zwommen heel langzaam met zijn drietjes in het baaitje rond
En al dat moois, dat onbeschrijfelijke moois, op onze allerlaatste namiddag
Uiteindelijk zwom onze rog verder naar wat zijn doel ook mocht zijn, de zon verdween naar de andere kant van de wereld, en wij lagen daar in het gouden licht, overlopend van zaligheid, zachtjes uit te puffen in t ondiepe glazen water. Weeral een geluk dat ge in een duikbril geen tranen ziet.
Thuis nog wat rommel ingepakt en ons netjes aangekleed voor het diner. Voor onze laatste avond wilden ze iets zeer speciaals doen. Ik wist niet met wat ze me nu nog meer zouden kunnen verrassen, maar toch, ze slaagden er weer in.
Onderweg naar het restaurant wipte Andreana van achter een boom en kwam een knuffel geven. Ik vroeg haar of we haar morgenvroeg dan niet zouden zien. Toch wel, maar nu was het lekker donker en konden we mekaar eens goed vastpakken, morgen zou alles er veel te vormelijk aan toe gaan. Vandaar. Geweldig! Toch alvast eentje die hier iets van Westerse aanhankelijkheid geleerd heeft. Dus stonden wij daar met zijn drieën in de boskes in een intense groepsknuffel. Prachtig moment.
De chef had de laatste weken goed in de gaten gehouden waar ik echt gek op was en we kregen al onze lievelingsgerechten - op exquise manier, door hem persoonlijk waarschijnlijk - klaargemaakt. Aan ons duistere tafeltje verscheen onze privé-kelner, de superstille, met een mand vol krakend warm vers lookbrood. (Fijn. Op die manier zouden we lekker veel plaats hebben op het vliegtuig morgen.) Vanuit mijn linkerooghoek ontwaarde ik, onder een nog donkerdere boom, een ondefinieerbaar ding dat ik nog niet eerder gezien had. Vreemd.
Het eerste gerecht dat werd opgediend was sushi mét de Japanse mosterd én de soyasaus. Prachtig versierd dan ook nog. Ondertussen hadden we ook al twee kelners. Na de soep (gemaakt van zeevruchten, met een krabbenpoot er in die ik gelukkig in het licht van mijn ene kaars ontwaardde alvorens ik die per ongeluk dwars in mijn keelgat gekregen had) zagen we vanuit een andere schemerige hoek Donald staan toekijken of alles toch wel verliep zoals hij het gepland had. Vervolgens kwam er een schotel prawns en een groot bord frietjes mét mayonaise. Een gerecht om letterlijk en figuurlijk duimen en vingeren van af te likken. Toen kwam de grote chef er bij staan om te informeren of alles naar wens was. Ondertussen was de stand : 2 eters, 4 toezichters.
We vroegen een korte pauze want Paul moest ons verblijf nog gaan betalen, en we begonnen stilaan door te krijgen dat dit feest hier nog niet gedaan was, en t laatste wat we wilden was dat de hotelkassier zou moeten overwerken. Ondertussen had ik babbels genoeg want de kleine chef was ook al aan onze tafel gearriveerd, met in zijn kielzog kelner nummer drie, die iets met de raadselachtige machine onder de boom probeerde te doen. Iets met vuur. Fijn, dan zag ik ook wat meer.
Toen Paul terug kwam begon de show! Met nog een extra kelner werd een poging ondernomen om, wat een rijdend fornuis bleek te zijn, aan te steken. Eens het op temperatuur was begon de kleine chef aan zijn kunstje! Hij schilde een appel zodanig dat er één lange krul aan de vrucht bleef hangen. Vervolgens brachten ze een ijstaart (van ongeveer anderhalve kilo), hij hield de appel er boven, goot cognac over de vrucht zodanig dat de sterke drank over de spiraal van schil brandend op de taart terecht kwam. Ze waren zo fier als pauwen! Ik had dit flambeerkunstje ook nog nooit gezien en ik was zo in verwarring door al ons personeel en door het onverwachte gebeuren dat ik gewoon genoten heb en er zelfs geen degelijke foto aan overgehouden heb. (Als ge flitst ziet ge natuurlijk niets van het feeërieke effect
) Aangezien de ijstaart enigszins te groot was voor ons twee vroegen we of ze nu toch alstublieft, alstublieft mee wilden aanschuiven. En het onwaarschijnlijke gebeurde! Donald, de grote chef en de kleine, en Raj, want die was ondertussen ook ten tonele verschenen, plukten enkele stoelen van bij de bar weg en schoven ze mee aan onze tafel in het zand. Alleen de kelners vonden het écht niet kunnen dat ze bij én gasten én managers zouden komen zitten maar ze beloofden om later in de keuken van de taart te eten.
Het was zalig. Niet zozeer de taart, hoewel die natuurlijk heel lekker was, maar vooral dat ze nu toch eindelijk eens gewoon wilden doen, en dat we van ons verhoogje mochten komen en mekaar als gelijken konden behandelen. Er werd gelachen en gebabbeld, en vanzelfsprekend werd er ook over de grote verschillen tussen de omgangsvormen van Sri Lankanen en Westerlingen gesproken. Ik zei dat ik altijd zou blijven zoals ik was, dat ik nooit zo vormelijk zou willen of kunnen zijn, eender wat de rang van het personeelslid was waar ik mee te maken had, waarop Donald me antwoordde dat dat nu net was wat ze zo aan me appreciëerden. Mijn natuurlijkheid, mijn vriendelijkheid voor zowel het laagste als het hoogste personeel in rang, mijn zotte invallen, en mijn spontane knuffels. Het mooiste compliment wat ze me konden geven kreeg ik : Het voelt aan of er is deze weken een familielid van ons, een plezante zus, op bezoek geweest. En we gaan al het gelach en geknuffel enorm missen.
Er werd over vanalles gepraat, ook over vrij persoonlijke zaken. Soms is dat moeilijk tussen mensen met een verschillende cultuur en een ander geloof, maar ik los dat op door eerst mijn eigen visie te geven, en meestal hebben mensen daar wel voeling mee, en dan durven ze zichzelf ook meer blootgeven. (Enkele moslims daargelaten natuurlijk.) God zit of hangt of zweeft volgens mij niet in een kerk of een tempel of een synagoge. De ziel van Het Begin, van God, zit in elke steen, elke boom, elke vis. De natuur bewonderen en respecteren is even goed als een god aanbidden in een kerk. Mijn God is alleszins veel bereikbaarder. Ik moet nooit door de kou op de fiets naar een kerk. En hoewel Sri Lankanen meestal boeddhisten en hindoes zijn begrijpen ze deze zienswijze maar al te best, en tonen ze er respect voor.
Nadat we ons allemaal tegoed hadden gedaan aan de taart, liet ik ze snel naar de keuken brengen, zodat de mensen er daar ook van konden snoepen voor ze zou smelten. Iedereen moest nu terug aan het werk en Raj nam ons mee naar zijn kantoor omdat Prem gevraagd had hem in Sri Lanka op te bellen na onze maaltijd.
Het was een hartverwarmend gesprek. We bedankten mekaar, hoewel ik vond dat ik hén moest bedanken voor deze drie weken waarin ik echt geleefd had, maar Prem vond dat hij ons moest bedanken voor ons bezoek en dat hij voor ons had mogen zorgen. Hij zou voor me bidden dat ik zou genezen, en dat ik zeker terug zou kunnen komen, en hij beloofde weer dat mijn huisje, mijn 412, ten allen tijde beschikbaar zou zijn om ons te verwelkomen.
De laatste keer dat we in het maanlicht door de mooie palmentuin en over onze lange vlonder liepen... Gelukkig en triest tegelijk. Kop in de lucht om de sterren nog eens te bewonderen, nog een blik in zee waar ergens onze inktvis nu wel zou slapen...
Maar t allereerste dat we altijd doen als we binnenkomen is naar de badkamer spurten. Voor onze Midnight Snack. Het flos-moment. Want wat er in Azië toch altijd allemaal aan vezeltjes tussen onze tanden blijft zitten
van die verzameling kunt ge nog een lichte maaltijd samenstellen.
|