1                Herinneringen ophalen van de voorstelling.

·         Wat weet je nog over de voorstelling? 

het  ging over  Erik en de insecten

·         Wat heb je gezien?  

het schilderij en Erik zelf

·         Welke  dieren ontmoet  Erik? Hoe zien die insecten eruit? Wat gebeurt er allemaal met Erik? Hoe kan Erik terug naar huis?

Een spin, worm en een duizendpoot

·         Hoe is de muziek? Hoeveel acteurs zijn er?

De muziek is goed.  Er zijn twee acteurs.

·         Welke attributen gebruiken de acteurs? Hoe was het licht en het decor?

Een masker en een  schilderij.  Er waren soms lichtstralen en het  decor was simpel, maar mooi.

·         Wat heb je gevoeld? Wanneer was je bang?  Wanneer moest je lachen?

Ik moest  lachen wanneer hij zei kierewierezat .

Ik was niet bang.

2             Dieper nadenken over het verhaal. Filosoferen.

·         Zijn insecten anders dan mensen? Waarom?

Insecten zijn anders dan mensen omdat ze kruipen, kleiner zijn en meer poten hebben.

·         Zou je een insect willen zijn?  Welke dan? Waarom?

Nee, ik wil geen insect zijn omdat ik een mens wil zijn en ik wil bij mijn familie blijven.

·         Wanneer ben je een mens?  Wanneer ben je een insect?

Wij mensen kunnen  praten en insecten niet.

Een spin kan spinnenwebben maken.

·         Is een dier een insect?

Niet altijd.

 3        Je eigen of persoonlijke fantasie.

·         Het schilderij van Erik is een schilderij met insecten. In welk schilderij zou jij graag willen rondlopen?

In een schilderij van hartjes en liefde.

·         Wat staat erop? Wie woont daar?

Een meisjes hart en een jongens hart.

·         Welke avonturen zou jij daar beleven?

Mooie  avonturen en  liefdes avonturen

05-11-2012 om 16:50 geschreven door juf jamuna

Verslag Toneelbezoek:            Erik en het kleine insectenboek

Door Felix Frsion 3E

1.Herinneringen ophalen

Ik kende het verhaal nog. Erik ontmoet een slak, een worm, en een doodgraver. Eén meneer speelt Erik en één mevrouw speelt alle insecten. Voor de worm gebruikt ze haar oog, en voor de spin gebruikt ze een net voor haar gezicht. De doodgraver had een bril met twee lichtjes. Als Erik over de dam klimt, kan hij weer naar huis.

De muziek wordt gemaakt door een computer. Het was mooie muziek.

De mevrouw gebruikt allerlei dingen om de dieren na te doen. Alles was donker, alleen scheen er een licht op het schilderij en op de twee acteurs. Er stond ook een tafel en een beamer op het podium.

Ik vond de mevrouw die de worm speelde een beetje vies. Ik was niet bang maar ik moest ook niet lachen.

2. Filosoferen

Insecten hebben poten, mensen niet. Ik zou geen insect willen zijn, want ik wil niet de hele tijd op de grond leven. Erik zegt dat je een mens bent omdat je zintuigen hebt. Niet alle dieren zijn insecten.

3. Persoonlijke fantasie

Misschien zou ik in een schilderij met een boerderij en natuur willen rond lopen. Ik zou dan met alle dieren spelen.

05-11-2012 om 16:48 geschreven door juf jamuna