Uiterlijke kenmerken:

• kwadratisch, elegant, klein
• hoofd: lang, wigvormig, met smalle, vlakke schedel
• voorsnuit: goed uitgevuld onder de ogen, loopt gelijkmatig af naar neusgaten
• ogen: donker, klein, amandelvormig
• oren: liefst helemaal of half staand
• staart: middellang, dik bij wortel en toelopend naar punt, niet hoger dan ruglijn gedragen
• vacht: kort, glad, glanzend, dicht aanliggend
• kleur: zwart met helder roodbruin, scherp afgegrensde aftekening
• schouderhoogte: 25-30cm
• gewicht: ca. 3,5 kg

Geschiedenis:

• Vroeger Toy Manchesterterriër genoemd: miniatuuruitgave
• Ontstaan door inteelt op de kleine exemplaren van het ras met inslag van de Italiaanse windhond
• In laatste helft van 19de eeuw probeerden de fokkers de maat nog kleiner te maken: ten koste van de gezondheid en de vitaliteit en het ras stierf bijna uit
• op tijd terug van deze misstap en in zijn tegenwoordige maat is hij meer terrier dan toy.

Uiterlijke kenmerken:

• compact, goed beendergestel
• lang, wigvormig hoofd
• schedel: vlak, smal, goed gevuld onder ogen en met vlakke wangen
• voorsnuit smalt af naar neus toe
• ogen: donker
• oogopeningen: klein, ovaal, dicht bij elkaar geplaatst
• oren: klein, V-vormig, als knopoor gedragen boven de ogen
• kort lichaam
• enigszins convex lendeboog
• iets opgetrokken buik
• staart: kort, hoog aangezet, dik, bij wortel afsmallend naar punt, niet hoger dan ruglijn gedragen
• vacht: dicht, glad, kort en glanzend en goed aanliggend
• kleur: zwart, met warm roodbruine, duidelijk verschillende aftekening
• De juiste aftekening is van groot belang voor de tentoonstelling
• schouderhoogte: 38 - 41 cm
• gewicht: ca. 8 kg

Geschiedenis:

• Oud en constant ras
• Stamt af van de zwartbruine jachtterriër die de gladharige foxterriër zeer na stond
• Vroeger ook onder de naam van black-and-tan-terriër
• Naam werd verranderd op grond van het feit dat op een gegeven moment de belangstelling voor het ras geconsentreerd was in de streek Manchester
• De bedoeling is dat het een vooraanstaand rattenvanger is en ook geschikt voor de konijnenjacht.

Foto:

Uiterlijke kenmerken:

• kort, rechthoekig, compact, robuust, karakteristieke beharing
• hoofd: lang, vlakke schedel, duidelijke stop
• voorsnuit: krachtig
• wangen: vlak
• ogen: donker, hazelnootbruin
• oren: klein, dun, hangend gedragen
• staart: 1/3 gecoupeerd, hoog gedragen, niet dik
• vacht: zacht, rijkelijk golvend of los-lokkig
• kleur: heldere, zuivere tarwekleur
• schouderhoogte: 45 - 48 cm
• gewicht: 15 - 20 kg

Geschiedenis:

• Waren met zekerheid reeds 200 jaar in Ierland aanwezig
• Oorsprong is niet duidelijk, vermoedelijk is de oude Engelse black-and-tanterrier één van de voorouders
• In 1934 van raspunten voorzien, niettegenstaande het feit dat het ras zo lang constant bleef, werd er ook een rasclub opgericht
• Het duurde nog 5 jaar voor de Ierse Kennel Club het ras officieel erkende zijnnaam het het ras te danken aan zijn tarwekleurige, zachte vacht, waarvan het voorkomen zeer grote betekenis had i.v.m. het tentoonstellingswezen
• De raspunten verbieden trimmen of knippen, maar laten een beetje "opknappen" toe.

Uiterlijke kenmerken:

• rechthoekig gebouwd, kortbenig, aktief, uithoudingsvermogen
• hoofd: relatief lang, smalle schedel, duidelijke niet te diepe stop
• voorsnuit: naar verhouding lang, rechte neusrug, grote neusspiegel die zwart is, bij de blauwgrijze honden en leverkleurig bij de bruine
• oren: V-vormig, hoog aangezet, hangen dichtbij hoofd, bedekken gehoorgangen
• staart: 18 - 20 cm lang, krachtig en relatief hoog aangezet, hangend, iets omhoog gedragen
• vacht: lang, dicht en fijn, golvend zijdeachtig glanzend, vormt een baard en wenkbrauwen, bij hals en op rug knipt men op ca. 1,5cm
• kleur: blauwgrijs, licht koffiebruin. Men laat gouden, grijze en witte vlekken op hoofd, hals, borst en buik toe
• schouderhoogte: 27 - 35 cm
• gewicht: 6 - 9 kg

Innerlijke kenmerken:

• nu hoofdzakelijk als gezelschapshond gehouden

Geschiedenis:

• Deze kortbenige, massieve, kleine hond is de jongste van de terriër-familie
• Werd geschapen door een jager emt de naam Franticek Horak, voordien een fokker van Schotse terriërs, die hij gebruikte bij de jacht met aardhonden
• In 1949 een Schotse Terriërteef met een Sealyham-reu
• De FCI erkende het ras in 1963 (FCI = Federation Cynologique Internationale)
• De officiële naam was Boheemse terriër met Ceskyterriër tussen haakjes, maar laatstgenoemde heeft de slag gewonnen

Uiterlijke kenmerken:

• kwadratisch gebouwd, lenig, vitaal
• hoofd: lang, vlakke schedel, weinig gemarkeerde stop
• zeer lange, krachtige voorsnuit
• ogen: liggen diep, klein, donker
• oren: V-vormig, hoog aangezet, half hoog, half omgeslagen gedragen (=knopoor)
• staart: gecoupeerd, stevige botten, hoog aangezet, loodrecht gedragen
• vacht: kort, recht en dicht aanliggend
  • ruwharige: getrimd, ruw, hard, enigszins gekroesd
• kleur: wit met roodbruine of zwarte aftekening of beide éénkleurig wit komt ook voor
• schouderhoogte: 39cm
• gewicht: 8kg

Innerlijke kenmerken:

• kindvriendelijk, leergierig, aanhankelijk
• onvermoeibaar, blaffer, eigenwijs

Geschiedenis:

• Oorspronkelijk twee verschillende rassen
• Zo hoge mate met elkaar vermengd: twee varianten: één ras
• Oorspronkelijk was de gladharige foxterriër zeer exclusief, alleen gevormd door de jachtkennels in het zuiden en midden van Engeland
• Doel: trachten niet alleen een zo deugdelijke maar ook een esthetisch zo aantrekkelijk mogelijke hond te fokken
• ca. 1870 werd de gladharige foxterriër de dominerende tentoonstellingshond in Engeland en heel lang in onze eeuw hield hij de plaats van het populairste terriërras ter wereld
• Ruwharige foxterriër stamt af van een ruwharige jachtterriër die door Turberville reeds beschreven wordt in 1611 en die enigermate constant is gebleven in Dunham en Yorkshire.
• zwartbruine hond: ca. 1750 op de schilderijen van Hamilton voorkomen met inbegrip van het type dat ongetwijfeld dat van de foxterriër is
• Witte kleur komt niet eerder dan in het begin van de 19de eeuw maar werd snel dominant daar het tijdens de jacht gemakkelijker is de honden van de vos te onderscheiden
• Ruwharige werd in 1860 tentoongesteld, maar lang in schaduw van gladharige
• In tijd voor Eerste Wereldoorlog begon ras succes te krijgen: talrijkst voorkomend ras op westelijk halfrond
• Tussenoorlogse tijd werd overvleugeld door Cocker-Spaniël

Uiterlijke kenmerken:

• laagbenig, massief, klein
• schedel: breed, licht gewelfd, duidelijke stop
• krachtige, erg korte voorsnuit
• droge, sterke kaken
• ogen: donker
• oren: hangend hanend langs wang gedragen
• lichaam: kort, compact, met horizontale bovenlijn
• staart: gecoupeerd, niet te laag gedragen
• vacht: hard, draadharig, recht en dicht aanliggend, langer aan hals en schouder, korter op hoofd, oren en voorsnuit
• kleur: rood, tarwekleurig, grauw gemêleerd of zwart met rode aftekening
• schouderhoogte: 25cm

Innerlijke kenmerken:

• Door hun maat, lichaamsvorm en moed geschikt als aardhond, maar het vrolijke en vriendelijke temperament maakt ze ook heel populair als gezelschapshond

Geschiedenis:

• Deze kleine, laagbenige terriër, die reeds bekend was aan het eind van de 19de eeuw, werd pas in 1932 erkend door de EKC, die het ras de naam Norwichterriër gaf
• Een hangoor-variant komt ook voor: deze werd drop-eared-norwichterrier genoemd
• September 1964 besloot men dat deze als een zelfstandig ras beschouwd moest worden en hij kreeg de naam Norfolkterrier
• Deze twee behoren tot de allerkleinste onder de terrierrassen
• Ontstaan door een klein soort Ierse terrier met een kortbenige jachtterrier te fokken

Uiterlijke kenmerken:

• sterk, gespierd, compacte bouw, beweeglijk
• korter gemarkeerder hoofd dan van gewone bullterrier
• schedel: breed, duidelijke stop, wangspieren goed ontwikkeld
• ogen: rond, kleur harmoniëren met kleur van vacht, zo donker mogelijk, evenals oogranden
• oren: klein, halfstaand of rozenorentype
• staart: laag aangezet, laag gedragen met flauwe bocht
• vacht: kort, glad, goed aanliggend
• kleur: zuiver wit, rood, beige of blauw, getijgerd in alle nuances met of zonder wit
• schouderhoogte: 35-40cm
• gewicht: 12,5kyg - 17 kg

Innerlijke kenmerken:

• goede waakhond

Geschiedenis:

• Begin 19de eeuw kruiste men dikwijls terriërs met bulldoggen, omdat men van de eerste het temperament en van de laatste de moed wilde hebben
• goed voor volksvermaak van destijds: honden- en dierengevechten
  • strijd wie in de korst mogelijke tijd het grootst aantal ratten doodde
  • bulldogterrier
• In 1935 werd er een speciaalclub opgericht en het ras werd door de Engelse Kennel Club onder de naam Stafforshire bullterrier erkend

Uiterlijke kenmerken:

• kleine, compacte hond
• hoofd moet zoveel mogelijk op dat van een otter lijken
• hoofd: kort en breed, krachtig met brede schedel, zwak gemarkeerde stop, zeer korte voorsnuit
• ogen: donker
• oren: klein, naar verhouding dik, V-vormig, naar voren gedragen met binnenkant dicht tegen wangen
• staart: kort, grof, hoog aangezet en horizontaal of rechtop gedragen
• vacht: fijne onderwol, hard, ruw bovenhaar
• schouderhoogte: 25 - 30 cm
• gewicht: 5 - 7,5 kg

Geschiedenis:

• Border (= grens): oorsprong van de naam van het ras, grens tussen Schotland en Engeland, d.w.z. uit de Cheviotbergen
• Daar vond men sedert lang verschillende lokale terriërvarianten die, op grond van de natuurlijke isolering waarin zij leefden, van aanmerkelijk meer constant type waren dan de honden die uit streken kwamen die betere communicatiemiddelen hadden: waterterriers: einde 18de eeuw zuiver gefokt
• In 1920 erkend
• In tegenstelling tot menig ander terriërras niet het voorwerp van overdreven veredelingsfokkerij geworden en hebben dus in hoofdzaak hun oorspronkelijke kenmerken behouden
• typische jachtterriër, groot genoeg om een ruiter te paard te kunnen volgen en klein genoeg om in vosse-of dassehol te kunnen komen.

Uiterlijke kenmerken:

• hoofd: lang met vlakke schedel, tamelijk smal, onbeduidende stop, lange voorsnuit
• ogen: klein
• oren: dun en V-vormig, hoog aangezet, half rechtop gedragven, de andere helft naar voren gedragen (=knopoor)
• staart: hoog aangezet, loodrecht gedragen, gecoupeerd op 3/4
• vacht: getrimd, zachte ondervacht, ruwe bovenvacht
• kleur: rood, goudrood, donker tarwe-kleurig. Eénkleurig (wit borstvlekje toegestaan)
• schouderhoogte: ca. 45cm
• gewicht: ca. 12 kg

Innerlijke kenmerken:

• gehoorzaam, aanhankelijk, erg lief voor kinderen
• zoekt ruzie met andere honden
• temperamentvol en pittig

Geschiedenis:

• Lokale Ierse terriërvariant die samengesteld is uit een serie verschillende elementen: een aardterriër uit een Engelse jachtkennel in Ierland, en rattehonden uit Cork, Zuid-Ierland, en Ballymena, Noord-Ierland, benevens een belangrijke inkruising van de terriërs van Wales.
• Voor het eerst tentoongesteld in 1873
• In het begin: ,ingedeeld in gewichtsklassen, één boven en één onder de negen Engelse ponden
• Begin 1880 kreeg ras meer eenheid in uiterlijk en is nu homogeen
• Te groot voor het aardwerk, maar overigens zeer bruikbare honden
• In beide oorlogen gebruikte men ze als berichthonden, zowel bij de Engelsen als bij de Duitsers
• In 1879: oprichting "Irish Terriër Club"

Foto:

Uiterlijke kenmerken:

• middelgroot, waakzaam, intelligent
• Old English Sheepdog in kleiner formaat
• hoofd is rijkelijk bedekt met lang haar dat over oren naar voren valt. De onderkaak heeft klein baardje
• schedel, middellang, iets afsmallend naar voren
• duidelijke, stop, niet overdreven
• lengte van stop tot neuspunt=aan afstand van stop tot achterhoofdsknobbel
• ogen: groot, donker, ver uit elkaar geplaatst
• oren: hangend, V-vormig, rijkelijk met haren bekleed, niet al te dicht bij hoofd vallen
• lichaam: compact, krachtig
• benen rijkelijk behaard
• staart: middellang, heel hoog aangezet, zwaar behaard, in kuil over rug gedragen
• vacht: wollig onderhaar en rijk, fijn en lang bovenhaar, recht en golvend
• kleur: alles behalve chocoladebruin
• schouderhoogte: 35 - 41 cm

Innerlijke kenmerken:

• aanhankelijk, grote aanpassingsmogelijkheden

Geschiedenis:

• Eigenlijk een herdershond en de benaming "terriër" is helemaal mis
• In de Tibetaanse bergstreken wordt hij al sinds eeuwen door de NOmaden als herders-en waakhond gebruikt
• De rijke vacht heeft dezelfde verzorging nodig als schapewol
• Verscheen in 1930 in Europa en Amerika
• Afkomst: Tibet
• Begin deze eeuw: ingevoerd in India: naar Engeland

Uiterlijke kenmerken:

• drie gewichtsklassen: lichtgewicht (tot 7kg), middengewicht (7 - 8;5 kg), zwaargewicht (8,5 - 11 kg)
• vanwege de structuur van hoofd van de pups moet hij dikwijls worden verlost met de keizersnede
• vacht: kort, fijn haar, glanzend en glad aanliggend
• ogen: groot, rond, wijd uit elkaar geplaatst, donker van kleur
• bij gesloten mond moeten de lippen de tanden geheel bedekken
• hoofd: vlakke vierkante schedel, vierkante snuit
• goed aangegeven stop
• zwarte neus
• oren: rechtop, dun, wijd uit elkaar
• hoofd: moet in verhouding passen bij het lichaam
• staart: kort, laag aangezet, recht of schroefvormig-horizontaal gedragen
• lichaamsbouw: diepe romp, goed brede borst, korte rug, schuine schouder
• kleur: gestroomd met witte aftekening zwart-wit is toegestaan
• benen: goed gespierde dijen, rechte voorbenen, krachtige achterbenen
• voeten: rond, klein met krachtig gebogen tenen, recht geplaatst

Innerlijke kenmerken:

• intelligent, onstuimig, aanhankelijk

Geschiedenis:

• Afkomstig uit de VS
• In de 19de eeuw rond de stad Boston gefokt
• Stamt af van honden die stammen uit X Bulldog en Terriers (de uitgestorven Old English White Terrier)
• deze kruisingen vonden plaats om Bulldogs als vechthond snellen er scherper te maken
• Beroemde stamvaders waren "Judge", "Tom" en "Tobey"
• In 1891 verzocht de Amerikaanse Bull Terrier Club of Boston erkenning van het ras
• In 1893 erkenning gekregen
• Bijzonder populair in de VS
• In het begin van de eeuw waren de zogenaamde hondengevechten, d.w.z. gevechten tussen twee honden, een zo populaire sport in Engeland dat men door kruising van een bulldog en een terrier een voor die taak bijzonder geschikt hondenras teelde, de bullterrier. De "sport" verspreidde zich ook naar de VS waar men in het begin allerlei eneigszins geschikte honden gebruikte
• Boston werd het centrum voor deze volksspelen en importeerde ca. 1860 Engelse honden, die veel beter bleken te zijn dan de Amerikaanse. Die ontwikkelden zich langzaam tot een tamelijk constant ras, de "roud heads"
• Toen de hondengevechten in Amerika ophielden, werd het ras werkloos en zou in dat geval zeker verdwenen zijn, wanneer men niet systematisch was gaan fokken op zowel temperament als uiterlijk
• De vroegere gevechtshond werd een kleine, gezellige en kenmerkend goedmoedige gezelschapshond
• Nationale ras van de VS

Uiterlijke kenmerken:

• rechthoekig gebouwd, gespierd en sterk
• schedel: vlak, onbeduidende stop, krachtige voorsnuit
• zwarte neusspiegel
• ogen: liggen diep, klein, donker, goed sluitende oogleden
• oren: hoog aangezet, V-vormig, knoporen
• staart: liever horizontaal dan loodrecht gedragen, nooit over rug gedragen
• vacht: goed aanliggend, dicht, of hard ruwharig, of niet te kort gladharig
• kleur: zwart, grauwzwart gemeleerd, donkerbruin met rode aftekening, vb. Lichter op de neus, boven ogen of op de borst. Licht of donker masker met iets wit op borst of voeten is toegelaten
• schouderhoogte: ca. 40cm
• gewicht: 7,5 - 10 kg

Innerlijke kenmerken:

• veel beweging nodig

Geschiedenis:

• Relatief nieuw ras dat een 40-tal jaren geleden door de Duitse jagers gefokt werd
• kleine hond: alles in één: scherpe aardhond, "luid"-gevende brak, waterwerk, apporteur, speurhond
• Men gebruikte de ruwharige black-and-tan-kleurige Engelse terriër die reeds sinds lang in Duitsland was en kruiste die met inheemse foxterriërvarianten
• Tamelijk onadellijke, weinig aantrekkelijke maar zeer doelmatige, kleine jachthond
• Zuivere jachtterriër met grote scherpte

Uiterlijke kenmerken:

• klein, compact, kortbenig
• hoofd: langwerpig, goed geproportioneerd met zijn lichaamsgrootte
• vacht: hard, warrig, weerbestendig
• schouderhoogte: ca. 40cm
• gewicht: ca. 12 kg

Eigenschappen:

• alert, levenslustig
• stabiel
• liefdevol
  Foto:
  

Uiterlijke kenmerken:

• hoofd: naar verhouding lang met smalle schedel, onbetekende stop, krachtige, niet overdreven lange voorsnuit
• ogen: diep, klein, donker
• oren: klein, dun, V-vormig, hoog aangezet, rechtopstaand met tippen naar voren gebogen (=knopoor)
• staart: gecoupeerd, hoog aangezet, recht, rechtop gedragen
• vacht: zacht onderhaar en zeer ruw dicht bovenhaar, getrimd
• kleur: zwart of zwartgrauw, gemêleerd met roodbruine aftekening
• schouderhoogte: < 39cm
• gewicht: 9 - 9,5kg

Innerlijke kenmerken:

• onvermoeibare speelkameraad
• betrouwbaar, waaks, beschermend
• erg wantrouwend t.o. vreemden

Geschiedenis:

• Sinds lang heeft er in Engeland en Wales een ruwharige, zwartbruine jachtterriër bestaan. verschillende rassen ontstaan:
  • Old English Brokenhaired Terriër, werd in 19de eeuw zeer populair voor zowel de jacht als de tentoonstelling
• Engelse fokkers konden het er niet over eens worden hoe het ras eruit moest zien:
  • bittere strijd
• Wales'fokkers waren het wel eens over de punten die moesten gelden en dat hun honden een eigen ras waren die niets te maken hadden met de Engelse varianten
• Terwijl Engelsen twistten, werd in 1866 in Wales hun terriër officieel erkend als een zelfstandig ras
• Engelsen lukten er nooit in om een eensgezindheid te bereiken en het ras verdween in het begin van de 20e eeuw
• Resten van hun ras zijn nog terug te vinden in nu nog voorkomende terriërrassen
• Is de grootste van de zuivere aardterriërs
• Vanaf 1888: huidige naam

Foto:

Uiterlijke kenmerken:

• niet kenmerkend terriërtype
• duidelijke trek van bulldog
• hoofd: eivormig, zonder stop, buitengewoon lange en krachtige voorsnuit
• ogen: liggen diep, dicht bij elkaar geplaatst, klein
• oren: klein, dun, rechtop gedragen
• staart: (ongecoupeerd), laag aangezet, horizontaal of recht naar beneden gedragen
• vacht: kort, wit
• kleur: zuiver wit, donker getijgerd met of zonder aftekening
• schouderhoogte: ca. 40cm
• gewicht: ca. 15kg tot 30kg
• miniatuur bullterriër: schouderhoogte >36cm en gewicht= <9Kg

Innerlijke kenmerken:

• lieve en nuttige huishond
• uitstekende verdediger, soepel, blaft niet veel
• veel behoefte aan genegenheid
• scherp, doch goed voor kinderen

Geschiedenis:

• Bewijsbaar geconstrueerd ras
• ca. 1850 volledig gevormd door 1 man, James Hinks uit Birmingham
• Eerste helft van 19de eeuw waren hondegevechten in Engeland een hooggewaardeerde "sport": begin van bulldogs en kruising van bulldog en jachtterriër
• James Hinks eindproduct was een zuiver witte bull-en terriërhond: hij kruiste een witte jachtterriër, greyhound, dalmatier en waarschijnlijk pointer.
  • resultaat: zuiver witte hond, heel nieuw en speciaal type
• Na de tijd van James Hinks is er ook een tijgerkleurig variant bijgekomen: bestaan nog onder de naam Staffordshire bullterriër.
• Begin 20e eeuw probeerde men met behulp van een klein formaat exemplaar een dwergvorm van de bullterriër te fokken, een toy- bullterriër.
  • de gewichtsgrenzen werden intussen zo laag gesteld dat de fokkers onmogelijk een behoorlijk exemplaar met een typisch hoofd konden fokken
• Om ras te redden: vermeerderde men het gewicht aanmerkelijk
• Zijn aanvalstechniek verandert voortdurend

Uiterlijke kenmerken:

• laagbenig, rechthoekig gebouwd, compact
• hoofd: middellang, matig brede vlakke schedel
• voorsnuit: krachtig
• zwarte neusspiegel
• dunne, goed aanliggende lippen
• ogen: klein, donker, rond
• oren: hoog aangezet, V-vormig, klein, rechtop staand
• staart: gecoupeerd, recht maar niet te hoog gedragen
• vacht: fijn van structuur, recht en zijdeachtig glanzend, 12 - 15 cm lang, behalve op neus en de oren waar het kort is, zoals op voeten
• kleur: lichtblauw, grijsblauw met roodbruine aftekening, metn eist dat kleuren zuiver en distinct zijn
• schouderhoogte: 22 - 23 cm
• gewicht: 4 - 4,5 kg

Geschiedenis:

• Vroeger Sidney Silky genoemd
• Kruisingsproduct van Australische terriër en Yorkshireterriër, ook Skye-en Norwichterriër zijn gebruikt

Uiterlijke kenmerken:

• laagbenig, krachtig, beweeglijk
• hoofd: hoog gedragen, licht gewelfde schedel, duidelijke stop, middellange voorsnuit
• ogen: liggen diep, donker
• oren: klein, spits, rechtop gedragen
• staart: vorm wortel, 12,5 - 15 cm lang, loodrecht gedragen
• vacht: getrimd, kort zacht onderhaar en ca. 5cm lang ruw volledig recht bovenhaar
• kleur: helder wit
• neusspiegel en voetzolen: zwart
• schouderhoogte: ca. 28cm
• gewicht: ca. 7kg

Innerlijke kenmerken:

• vrolijk, lief en aanhankelijk
• dol op kinderen

Geschiedenis:

• Tussen de vele lokale variaties van Highlandterriërs kwamen ook als ongewoon onder de Schotse Terriërs witte honden voor:
  • stierven meestal: men dacht dat ze niet levensvatbaar waren, wat helemaal niet waar was !!
• Einde 19de eeuw besloten de fokkers ook een ras witte Highlandterriers te fokken en men ontdekte dat overal in Schotland verschillende lokale stammen wit waren
• Grondslag waren de witte honden van Drynock op het eiland Skye, die van de westkust van Fife en van Argyll op de oostkust: daaruit schiep men nu een witte Schotse Terrier die eerst Poltallockterriër genoemd werd (naar het hoofdbestanddeel van het ras), daarna Roseneathterriër en tenslotte de tegenwoordige West Highland White-Terriër