Uiterlijke kenmerken:

• rechthoekig gebouwd, gespierd en sterk
• schedel: vlak, onbeduidende stop, krachtige voorsnuit
• zwarte neusspiegel
• ogen: liggen diep, klein, donker, goed sluitende oogleden
• oren: hoog aangezet, V-vormig, knoporen
• staart: liever horizontaal dan loodrecht gedragen, nooit over rug gedragen
• vacht: goed aanliggend, dicht, of hard ruwharig, of niet te kort gladharig
• kleur: zwart, grauwzwart gemeleerd, donkerbruin met rode aftekening, vb. Lichter op de neus, boven ogen of op de borst. Licht of donker masker met iets wit op borst of voeten is toegelaten
• schouderhoogte: ca. 40cm
• gewicht: 7,5 - 10 kg

Innerlijke kenmerken:

• veel beweging nodig

Geschiedenis:

• Relatief nieuw ras dat een 40-tal jaren geleden door de Duitse jagers gefokt werd
• kleine hond: alles in één: scherpe aardhond, "luid"-gevende brak, waterwerk, apporteur, speurhond
• Men gebruikte de ruwharige black-and-tan-kleurige Engelse terriër die reeds sinds lang in Duitsland was en kruiste die met inheemse foxterriërvarianten
• Tamelijk onadellijke, weinig aantrekkelijke maar zeer doelmatige, kleine jachthond
• Zuivere jachtterriër met grote scherpte