Marc Hooghe, David Van Reybroeck, en de burgerdemocratie
Prof. Marc Hooghe verdedigt in zijn opiniestuk van 19 augustus 2011 in de morgen het G1000-initiatief van schrijver David Van Reybroeck op grond van de huidige politieke impasse in de regeringsonderhandelingen. Als kern van het probleem wijst hij, niet vernieuwend maar daarom niet minder correct, op de almacht van de politieke partijen en vooral voorzitters ten opzichte van het parlement en de regering: Het zijn de partijvoorzitters die het land regeren, niet de regering, laat staan het parlement.
Dit is het uitgangspunt van zijn analyse, en ik de eerste om deze stelling met hem te delen.
Maar helaas zijn Hooghes gevolgtrekkingen wat bizar:
Vooreerst meen ik tussen de regels van zijn opiniestuk vreemde heimwee waar naar de volkspartijen uit de jaren 50 en 60 in België, waar bij de verkiezingen van 1954 christendemocraten en socialisten samen nog vlot meer dan 80 procent (haalden) van de Vlaamse stemmen. Mij lijkt het dat, als onze democratie vandaag in de problemen is door de oligarchie van partijen, het probleem net in deze jaren ontstond: hoewel de partijen misschien wel volkspartijen waren, verdedigden ze evengoed hun eigen volk. En de macht van de partijvoorzitters was zeker niet geringer. Ik zie dus geen verschil tussen de electorale kartels van nu waar Hooge over spreekt, en deze van de jaren 50 en 60.
Het idee van Hooghe dat brede volkspartijen gezond zijn voor een democratie, stoelt volgens mij op het idee dat een democratische samenleving in essentie corporatistisch is: hoe meer standen en geledingen deel uitmaken van de besluitvorming, hoe beter de democratie.
Dit idee is volgens mij uiterst gevaarlijk, en is net de oorzaak van onze huidige politieke problemen (waar de partijen evenzeer corporatistisch zijn en vooral hun eigen belang verdedigen), omdat het groepsbelangen duidelijk vooropstelt en tegenover elkaar plaats ipv te komen tot een rationele inschatting van het algemene belang.
(en hierna volgt nog een staaltje van vreemde redeneerkunst: ook de N-VA zal volgens Prof. Marc Hooghe immers nooit uitgroeien tot een volkspartij, want let op de cirkelredenering de belangrijkste reden hiervoor is dat de tijd van de massapartijen definitief voorbij is).
Vervolgens stelt Hooghe dat de partijen hebben gefaald in het vertegenwoordigen van de bevolking, en dus is het tijd voor burgerdemocratie. Een eerste bedenking is wat deze burgerdemocratie zal doen aan de kern van het probleem, de politieke partijen? Immers, als de 1000 burgers van David Van Reybroeck blijvend samenkomen om de partijen overbodig te maken, wat belet deze 1000 burgers dan om na verloop van tijd zelf partijen te vormen (en een voorzitter aan te duiden?)? Samengevat: ik zie niet in hoe burgerdemocratie het fundamentele probleem van onze politiek de partijen - wil oplossen? En ik zie ik ook niet in waarom deze G1000 beter in staat zou zijn om de echte problemen te benoemen dan een normaal parlement (dus in de veronderstelling dat parlementairen niet moeten vrezen voor de toorn van hun partijvoorzitter en hun toekomst). Bestaat niet het gevaar dat, zolang alle besprekingen in de algemeenheden blijven, het heel mooi klinkt, maar vanaf ze bvb. een budget moeten opmaken, het al niet veel beter zal gaan als bij ons?
Al klinkt het natuurlijk wel heel verfrissend, burgerdemocratie