En hieronder mijn antwoord (volgend op zijn reactie op mijn reactie):
Geachte Mr. Vanfraechem,
Veel dank voor uw snelle reactie. Staat u mij toe nog één maal te reageren, en dan houd ik op.
Ik laat de vragen over wat gezagsargumenten en andere hier achterwege omdat we bij de kern zijn aangekomen. En eigenlijk ben ik ook niet zo geïnteresseerd in de discussie of politieke wetenschappen wetenschappelijk: u heeft volledig gelijk dat controleerbaarheid onbestaand, en onbestaanbaar is. Politicologie kan niet wetenschappelijker worden dan de interpretaties waar Popper over spreekt (Interpretaties die weliswaar getoetst kunnen worden aan feiten en verbeterd kunnen worden, maar niet herhaald in experimenten). Maar politieke wetenschappen kan m.i. een reeks gebeurtenissen dus wel op een wetenschappelijk verantwoorde manier analyseren. Een beetje zoals historici doen bvb., of down-to-earth economen die zich niet teveel laten verblinden door allerhande modelletjes.
En of je daarom de naam politieke wetenschappen moet aanpassen of niet, zelf lig ik hier niet echt van wakker (politieke studies ofzo is mij evengoed). Als dit ons het goedkope argument zou besparen dat het niet wetenschappelijk is omdat het niet natuurwetenschappelijk is, ben ik al content.
Interessanter lijkt mij de vraag wat politieke wetenschappen moeten onderzoeken (of beter: de verzameling van politiek filosofen en politieke studies), en wat ze beter niet doen (en mij lijkt deze niet uitgeklaard, maar dit impliceert niet dat de hele zwik plots waardeloos wordt):
NIET:
- het Sein met het Sollen gaan verwarren, of het Sollen als wetenschap voorstellen. Doordat politicologen hun wetenschap soms voorstellen als de wetenschap van de macht, krijg je al snel iets als machtsverheerlijking (waar Sein = Sollen). Maar verder hebben politicologen volgens mij alle recht om zich met het Sollen bezig te houden.
- hiermee samenhangend: wat ik noem marxistische wetenschappen bedrijven, zijnde zelf bepalen wat goed is voor jan met de basebalpet, omdat ze hem zelf te dom achten. Een visie waarbij politicologen als samenlevingsexperts wetenschappelijk over de wenselijkheid van maatschappelijke kwesties kunnen spreken, terwijl het kiesvee slechts een mening heeft.
- of, m.b.t. wat Ignatieff veronderstelde in uw citaat: een zoektocht ondernemen naar de eisen waaraan een politicus moet voldoen - of wat deze moet doen om de beste te zijn. En dit is net wat managementwetenschappen betrachten (cf. Titels als: Succes in 7 stappen , ...), maar helaas volgens mij - onbepaalbaar (maar dit hebben politieke wetenschappen, zoals ik ze studeerde, nooit gepoogd).
WEL:
Voor mij moet politieke wetenschappen niet de macht onderzoeken, maar nagaan hoe de rede het tegenover de macht aflegt, hierbij wetende dat zij zelf niet kunnen decreteren wat redelijk is, en men bijgevolg enkel kan nagaan of rede een redelijke kans heeft gekregen. Dit houdt bvb. in nadenken over vragen zoals: heeft de kiezer altijd gelijk, of is het per definitie maar kiesvee, of zijn er misschien omstandigheden waarin de kans dat hij gelijk heeft, groter/kleiner wordt (en wat zijn die omstandigheden?), ? Soit, alle begrip als u vindt dat ik mij vaag uitdruk, er is nog werk aan de winkel.
Onderstaand stukje verstuurde ik aan Dhr. Mark Vanfraechem als reactie op zijn opiniestuk over Mark Hooghe (gepubliceerd in Knack):
Geachte Mr.
Vanfraechem,
Bij deze wou ik
op uw opiniestuk reageren dat u afgelopen woensdag (24/08) in Knack
publiceerde. Gezien politicologie als vak/opleiding volgens u van weinig waarde
is en ikzelf ooit politieke wetenschappen studeerde, voel ik mij hiertoe
verplicht om u zodoende op een aantal zwakheden in uw betoog te wijzen.
Hiertoe ging ik,
logischerwijze, eerst op zoek naar uw argumenten die deze stelling onderbouwen.
Tot mijn verbazing - dit is geen retorische truck - kon ik echter geen correcte
argumenten terugvinden, en dus deze kan ik deze helaas ook niet beoordelen. Wel
citeert u drie gezaghebbende auteurs die hetzelfde beweren als u (een
Harvardprofessor, een emeritus en die grote man), maar hiermee heeft u nog
altijd uw stelling niet onderbouwd (het is ook niet omdat Michael Ignatieff
zelf politicoloog is dat uw stelling sterker wordt, dat lijkt alleen maar zo).
Daarnaast heeft
Ignatieff het verkeerd voor als hij beweert dat politicologie meer belooft dan
ze kan leveren (tenzij hij zelf ooit bepaalde onhaalbare beloften deed). Mij
werd als student nooit meer beloofd dan het kunnen verklaren (wat perfect
wetenschappelijk kan zijn). Politicologie is bovendien geen wetenschap van de
besluitvorming voor de praktische politiek - zoals Ignatieff beweert - die
ooit moet resulteren in een methodologie die uitlegt welke stappen een
politicus dient te nemen om tot een goede beslissing te komen (democratie is
volgens mij wel een methodologie om tot de minst slechte beslissing te komen,
maar dit geheel terzijde). Managementwetenschap probeert dit soms wel voor
bedrijven, maar de resultaten zijn volgens mij betwijfelbaar.
Dus rest er enkel
nog uw kritiek op Hooghe als enige reden om de politicologie als geheel te
verwerpen. Ik veronderstel dat de redeneerfout u duidelijk is, want men mag
niet zomaar eigenschappen van het individu (mogelijke onkunde van Hooghe)
overplaatsen naar de groep (de politicologie). Omdat u echter toch van mening
bent dat dit op basis van Hooghes opinie mogelijk is, ga ik dieper op uw
kritiek op Hooghe....
1.Uw opmerking over die cirkelredenering is
m.i. 100% correct (de NVA zal nooit een volkspartij worden, want...)
2.Dat van demodemocratie: iedereen
begrijpt wat Hooghe met de term burgerdemocratie bedoelt, gezien hij de
benaming gebruikt in de context van het G1000-initiatief en als kritiek op onze
representatieve democratie. Persoonlijk zou ik Hooghe pas gehakkel verwijten
als er communicatieproblemen kunnen ontstaan. Hiermee laat u helaas een kans
ontglippen om echte kritiek te geven op het concept van burgerdemocratie (en
dat is m.i. dat niets verhinderd dat de G1000 zelf ooit terug uitmond in een
particratie).
3.Verder wilt u de lezer uitleggen wat
Hooghe zoal aan zijn studenten leert: over wat democratie is en zou moeten
zijn. Vooreerst is het mij onduidelijk of u dit perspectief al dan niet deelt
(maar gezien u politicologie in zijn geheel verwerpt, lijkt dit niet zo te
zijn). Zelf denk ik dat het debat over de vraag van wat is en zou moeten
zijn cruciaal is voor het (over)leven van een democratie.
Daarnaast ben ik eerder geneigd om Hooghes stelling te verdedigen dat
naar de stembus gaan hetzelfde is als een blanco cheque ondertekenen dan het
tegenovergestelde (bvb. de stelling het door burgers verkozen parlement
controleert de regering). Volgens mij stellen te veel politicologen de huidige
toestand, dat wat is een particratie gelijk aan wat er zou moeten zijn.
Immers, het is er, dus het was onvermijdelijk, dus er moet wel iets van
waarheid in zitten. Hooghe maakt hier deze fout niet, dus heeft hij voor mij
toch een stapje voor.
Als conclusie
acht ik daarom, hoewel ik met Hooghe weinig uitstaans heb en ondanks alle de
zwakheden in zijn betoog, zijn stuk - inhoudelijk gezien - toch sterker dan het
uwe (maar u schrijft beter!). U, die Hooghe verwijt redeneerfouten te maken en
een taal van hakkelaars te hanteren, maakt zelf twee redeneerfouten (gebruik
van gezagsargumenten en het geagregeerde niveau iets verwijten op basis van
een gebrek van één lid). Kortom, een gemiste kans om grondige kritiek te geven
op politicologie, de G1000 of eender wat, maar desalniettemin kijk ik uit naar
uw volgende stuk.