Inhoud blog
  • Goed om te weten
  • Tsja...
  • Belangrijke mededeling!
  • Conversatie tussen man en vrouw
  • Vrouwen komen van Venus, Mannen komen van Jupiler
  • Doktersbezoek
  • Star-log 3265.4
  • De ezel van mijn opa.
  • Once upon a time in Limburg
    Archief per maand
  • 12-2008
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
  • 12-2005
  • 11-2005
  • 09-2005
    Zoeken in blog

    Gastenboek
  • Ik denk het maar
  • dedju!
  • super grappig!
  • reactionele reactie
  • bedankt vadre

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Dat Dacht Ik Al

    05-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als het aan de kat lag...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    05-03-2006 om 23:29 geschreven door ModestProdukties


    06-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarschuwing

    Vermits de hier gepubliceerde teksten bedoeld zijn voor menselijke konsumptie, waren het Ministerie van Volksgezondheid, alsmede het Voedselagentschap, van mening dat er eerst uitgebreid getest zou moeten worden op ratten, om de effekten na te gaan. Een bepaalde diervriendelijke vereniging is hiertegen in opstand gekomen en heeft het plan gekelderd. De ratten werden onmiddellijk in vrijheid gesteld. De lange-termijn effekten van het lezen van deze berichten kan dus onvoldoende worden onderzocht. Wie interesse heeft om hierover een thesis of doctoraat te maken, kan kontakt opnemen met de redaktie. Tot zover is het lezen van het onderhavige volledig op eigen risiko.

    06-03-2006 om 00:00 geschreven door ModestProdukties


    28-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Once upon a time in Limburg
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik kom uit Hechtel. Er moet toch iemand zijn die daar vandaan komt. Het is min of meer een boerengat, alleen niet zo harig. Er wonen vriendelijke mensen. Iedereen in Hechtel is rustig, ingetogen en vriendelijk. Iedereen. Behalve een buurman van mijn ouders. Die was niet vriendelijk. Hij was een achterdochtige, om zich heen loensende idioot met een rood aangelopen, pokdalig gezicht, het leek wel een maanlandschap met al die kraters, en je zag alleen maar de schaduwzijde. Ik heb hem nooit zien lachen. Hij had een auto waarmee hij niet kon rijden en overal tegen elektriciteitspalen aanreed. Waar je ook kwam in Hechtel zag je gevaarlijk overhellende palen en verkeersborden, de zwijgzame getuigen van zijn rijkunst, net zoals een hond zijn sporen nalaat. Hij scheen het als zijn levenstaak te zien om mensen te beledigen. Hij ging nooit ergens vandaan zonder iedereen beledigd te hebben en excuseerde zich alleen voor het feit dat hij misschien iemand vergeten was. Hechtel is een rustig plattelandsdorp. Er valt weinig te zien en nog minder te beleven. Af en toe kom je langs een boerderij waar het levendigst nog de vliegen op de mesthoop zijn. Het is er zo vredig als een dubbele dosis valium. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik als jonge knaap met een knapzak vol talent uitzag naar verre horizonten. Maar vermits mijn ouders hun hele leven nergens naar toe gingen, en wij kinderen dus ook niet, begon het onbekende reeds aan de dorpsgrens. Ik droomde van avontuur, onbekende einders, onontgonnen gebieden. Van zodra ik de huwbare leeftijd had bereikt sprong ik dan ook in mijn Ford Mustang en reed spoorslags naar het wilde westen want daar was ik nog nooit geweest. In de andere windstreken ook niet maar een mens moet ergens beginnen en in het oosten zaten de Duitsers dus dat beviel me niet. Omdat ik nooit verder dan een paar boogscheuten van huis was geweest, en dan nog met een zelfgemaakt boogje van niks, was ik al snel de weg bijster. In geen velden of wegen een wegwijzer te zien. Veel velden, een hoop wegen, maar geen enkele wegwijzer. Dit is letterlijk een wég-wijzer dacht ik, met de nadruk op weg. Dat flikken ze nu altijd in dat soort dorpjes, vooral op landwegen die van nergens naar nergens gaan. Voor je het weet rij je uren rond om steeds weer op dezelfde plaats uit te komen, want rechte wegen kennen ze in die streek niet, altijd maar bochten. Gelukkig had ik al de boeken van Karl May gelezen, dus wist ik dat de zon aan mijn linkerzijde moest staan als ik naar het westen reed. Ten minste als het middag was, want anders klopte het niet. En met al die bochten staat de zon natuurlijk voortdurend ergens anders.
    De weg ging op een bepaald moment over in een grindweg. De heen en weer zwenkende zon begon al neer te dalen naar de verre horizon die ik nog altijd niet bereikt had. Ietwat ongerust reed ik verder en bereidde me reeds voor op het vooruitzicht van een nacht onder de blote hemel. Daarenboven begon het ook nog te misten. Ik reed vastberaden verder en slaagde erin elke mistbank die voor mij opdook te ontwijken. Ik reed een slordige tachtig per uur toen ik plots een verkeersbord zag, of wat er nog van overbleef. Hier moest onze buurman zijn voorbijgekomen, dacht ik nog. Dat betekende ook dat ik helemaal nog niet ver geraakt kon zijn, want ik wist dat mijn buurman nooit verder reed dan één dorp verder.
    Ik ging fors op de rem staan maar omdat ik nogal een laag dak heb zat ik daar meteen tegen met mijn hoofd, de auto raakte in een slip en ik slaakte een kreet zoals Tarzan zou gedaan hebben als hij een liaan mist. Op die grindweg bedroeg mijn remweg ongeveer 500 meter. Toen ik uiteindelijk tot stilstand kwam zag ik in de verte een dorpje liggen. Toch nog een gelukkig slippertje, al bij al. Naarmate ik verder reed kwam het steeds dichterbij tot ik het zover genaderd was dat ik zelfs de dorpskom kon binnenrijden. Ik zal het dorpje hier maar Gezapig noemen want als de inwoners zichzelf zouden herkennen zijn ze in staat om me achterna te komen en met knuppels in elkaar te timmeren. Naast de kerk lag een oud, verwaarloosd hotelletje maar bij gebrek aan beter leek het mij nog altijd beter dan overnachten in de wagen. Ik bond mijn Mustang aan een paal en stapte het etablissement binnen. Achter de balie zat een oud, verwaarloosd vrouwtje van onbestemde leeftijd, ergens tussen vijfenzeventig en driehonderdtachtig, afgaande op de jaarringen. Ze was verdiept in een puzzelspelletje waarbij je in een massa willekeurige letters bepaalde woorden moet vinden en doorstrepen. Het heet "Woordpuzzels voor Debielen" geloof ik.
    "Kannek ellepe?", vroeg ze zonder op te kijken.
    "Ik zou graag een kamer huren voor de nacht."
    "Das dan 3.000 frang en vijftig cens", antwoordde ze. (Dit verhaal speelt zich af lang voor de komst van de euro, nvdr)
    "U begrijpt me verkeerd, ik wil de kamer niet kopen, ik wil er alleen maar een nachtje in slàpen", zei ik.
    "Tis 3.000 frang en vijftig cens, moedem hemme of nie?"
    Ik had weinig keus dus schreef ik me in onder een valse naam, je weet maar nooit. Ik haalde mijn bagage uit de wagen en begaf mij naar mijn suite. Om mij te verfrissen nam ik een koude douche, dat wil zeggen, er sijpelde een straaltje water uit een buisje in de muur boven mijn hoofd. Niet dat ik ervan hou koude douches te nemen, zo gehard ben ik niet, maar het water werd na een half uur stromen nog niet warm.
    Omdat ik ondertussen een behoorlijke honger had gekregen besloot ik een beslissing te nemen en het dorp te gaan verkennen en iets te bikken te vinden. Even verderop zat ik een eettent met de naam "In de prutpot". Daar zou ik mijn gading wel vinden. Ik had nauwelijks plaatsgenomen of de serveerster, een oud, verwaarloosd vrouwtje, kwam er al aan.
    "Wa willu bestelle?"
    "Sorry, ik ga even de kaart bestuderen."
    "Azzu wil.", zei ze. Ze liep naar de toog, bleef er drie sekonden staan en kwam al terug.
    "Wittet al?"
    "Het spijt me maar ik heb iets meer tijd nodig."
    "Paktuwentijd", zei ze en verdween weer richting toog. Na vijftien sekonden was ze weer terug.
    "En?"
    "Nog even..."
    "Oochnievanderapste?", schamperde ze.
    Dit begon op mijn neuronen te werken.
    "Sorry, maar ik ben nog niet helemaal mezelf, ik kom namelijk net uit de gevangenis..."
    "Ja?", klonk het stamelend.
    "Ja, ik heb een serveerster vermoord omdat ze me opjutte."
    Ze schuifelde onzeker achteruit en gaf me een oceaan van tijd om een besluit te nemen. Ik koos voor een voedzame maaltijd van kraakbeen en gebakken tennisballen, het smakelijkste wat ik op de menukaart kon terugvinden. Daarna wilde ik nog een afzakkertje en begaf mij naar een bruine tent en ging aan de bar zitten. Ik was de enige klant, op een stokoude man met een houten been na, die in een afgelegen hoekje zat. Waarom ik wist dat het een oude man met een houten been was, kwam omdat het houden been voor hem op tafel lag.
    De barjuffrouw was een oud, verwaarloosd vrouwtje en vermoedelijk de tweelingzus van mijn hotelhospita, ik herkende de jaarringen, alleen was deze wat spraakzamer. Ze schonk me eerst een tandeloze glimlach en daarna een biertje. Terwijl ik dit nuttigde bestudeerde ik haar. Ze was erin geslaagd haar omvangrijke achterste in een te strakke broek te wurmen en een even nauwsluitend topje over haar boezem te spannen. Het zag er nogal afschuwelijk uit. Ik begon te begrijpen waarom de oude man met het houten been in de verste hoek was gaan zitten, met zijn houten been binnen handbereik. Ze vertelde in geuren en kleuren haar levensgeschiedenis. Vooral de geuren waren bijzonder onaangenaam want ze stonk behoorlijk uit haar mond. Knoflook. Van vampieren zou ze beslist geen last hebben. Omdat ik echter geen zin had in thrillers of nachtmerries hield ik het voor bekeken en trok me terug in mijn hotelkamer.
    Na een troosteloze nacht begaf ik mij de volgende morgen opnieuw op pad. Ik moest en zou het wilde westen bereiken. Ik verliet Gezapig en reed naar de dorpskern in de hoop een of andere wegwijzer aan te treffen. In mijn jeugd was ik nog spoorzoeker geweest maar ik had het nooit tot padvinder gebracht. Ik vond nooit wat en zeker geen pad. Bij het eerste en enigste kruispunt met lichten moest ik stoppen voor het rode licht, toen er een politiewagen naast me stopte. De agent begon me op te nemen met het soort minachting die je aantreft bij een stompzinnig iemand met een pistool en een wapenvergunning. We stammen allemaal allicht van de apen af, maar hij leek toch iets meer op onze verre voorouders. Ik probeerde recht voor me uit te kijken met een blik die volledige onschuld moest uitdrukken. Ik voelde hem naar me kijken en verwachtte ieder ogenblik een kwak pruimtabak tegen mijn gezicht. In plaats daarvan hoorde ik hem een keelgeluid voortbrengen.
    "Hoest"
    Ik schrok me een hoedje maar omdat ik goed opgevoed ben, nam ik het hoedje van mijn hoofd en knikte hem er vriendelijk mee toe. Ik kom ten slotte uit Hechtel. En daar wonen vriendelijke mensen. Behalve onze buurman. Misschien was hij verkouden of zo. Ik had niet begrepen wat hij zei, dus zei ik maar "Gezondheid!".
    "Nieje, ich zee 'hoewist?"
    Wist ik veel, wat moest ik weten? Ik begon me ongemakkelijk te voelen, hij was uiteindelijk gewapend en ik niet. Ik vond het nog veel te vroeg op de dag en ook van mijn leven, om al neergeschoten te worden.  Dus zei ik maar op goed geluk: "Goed, dank u en voor u hetzelfde." Gelukkig sprong het licht op dat moment op groen en gaf hij gas.
    Omdat ik niet nog een dag wou verspillen aan de weg zoeken, besloot ik de weg maar te vragen aan een inboorling. Ik zag een oude, verwaarloosde kerel die zijn hond uitliet om de buurt onder te plassen en vroeg hem de weg naar Antwerpen. Maar dat was te hoog gegrepen want nog nooit van gehoord. Dan maar iets dichterbij proberen: Leopoldsburg. Daarmee had ik meer sukses. Zonder met zijn oogleden te knipperen begon hij met een reeds aanwijzingen die zo ingewikkeld waren dat ik naar adem snakte. Hij ging overstoord vijf minuten door, toen hij zelf even ophield om adem te halen en vroeg: "Hedded?", om direkt te vervolgen met de rest van de uitleg. Toen hij uitgelegd was, bedankte ik hem voor de eieren, ik bedoel, zijn uitleg en reed met veel overtuiging in de richting van zijn gestrekte arm tot aan de volgende bocht waar ik bij de T-splitsing meteen de verkeerde kant opreed. Na een kwartier rondrijden reed ik weer, tot verbazing van ons allebei, langs dezelfde oude kerel die nu zelf stond te plassen naast zijn hond. Ik reed opnieuw richting T-splitsing en nam deze keer de andere richting. Op hoop van zegen.

    Wordt vervolgd.
    Door het Openbaar Ministerie.

    28-03-2006 om 00:00 geschreven door ModestProdukties


    29-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ezel van mijn opa.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn opa, boer van beroep, werd aangereden door een vrachtwagenbestuurder, terwijl hij zijn ezel van de wei naar de stal bracht, in zijn aanhangwagentje. Hij gaf de zaak door aan de verzekering en werd opgeroepen om te getuigen toen de zaak voor de rechtbank moest komen. Daar werd hij door de advokaat van de tegenpartij aan een kruisverhoor onderworpen.
    "Klopt het dat je, na het ongeval, tegen de dienstdoende agent hebt gezegd, en ik citeer: "Ik ben volledig okee!"?
    "Wel, dat zit zo, ik had mijn ezel in mijn aanhangwagen geladen en ik was op weg naar..."
    "Ik heb niets gevraagd over de ezel", onderbrak de advokaat, "ik vroeg naar uw verklaring ter plaatse over uw gezondheid. Hebt u gezegd, op de plaats van het ongeval, tegen de dienstdoende agent "Ik ben volledig okee!"?
    "Zoals ik zei, ik had mijn ezel ingeladen en ..."
    De advokaat verloor zijn geduld en wendde zich tot de rechter. "Edelachtbare, ik probeer hier vast te stellen dat de betrokkene, op de plaats van het ongeval, tegen de dienstdoende agent heeft verklaard dat hij in goede gezondheid verkeerde. Nu, maanden later, probeert hij mijn kliënt te vervolgen voor het gebeurde. Waarom antwoordt hij niet gewoon op de vraag met een simpel 'ja' of 'neen'? Dan kunnen we de zaak klasseren.
    De rechter evenwel, nieuwsgierig geworden naar de ezel, besliste om het verhaal van mijn opa te aanhoren. Die vervolgde:
    "Zoals ik dus zei, mijn ezel zat in mijn aanhangwagen en ik was op weg van de wei naar de stal, toen ik werd aangereden door die enorme vrachtwagen die het stopteken negeerde. Mijn aanhangwagentje werd losgerukt en vloog door de lucht en kwam in de berm terecht. Ik hoorde mijn ezel luid balken, ik wist dat hij er niet goed aan toe was. Ik zat zelf vastgeklemd onder mijn stuur dus ik kon niet gaan kijken. Toen de agenten ter plaatse kwamen, ging er één naar mijn ezel toe om te kijken wat hij kon doen. Hij bekeek de situatie, nam toen zijn pistool en schoot mijn ezel recht tussen de ogen. Toen kwam hij met zijn rokende wapen nog in de hand naar mij toe, keek mij in de ogen en zei: "Uw ezel was niet meer te helpen, dus heb ik hem afgeschoten. Hoe is het met u?"

    29-03-2006 om 00:00 geschreven door ModestProdukties


    30-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Star-log 3265.4
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Door een samenloop van omstandigheden konden we de handen leggen op een transcriptie, afkomstig van het Sterrendagboek van Captain James T. Kurk, de man met de houten kop, tevens commander van de U.S.S. Enterprise (afkorting van Unie van Stupide en Stompzinnige Ondernemingen). Wij willen u de vertaling van deze dagboeknotitie niet onthouden.
    Starlog 3265.4, opgevangen gesprek tussen Borg (aanvoerder) en Knorg (eerste stuurman).
    ...
    - Ze zijn van vlees en bloed.
    - Vlees en bloed?
    - Vlees en bloed!
    - Dat kun je niet menen.
    - Geen twijfel mogelijk. We hebben verschillende specimens genomen van overal op de planeet, we hebben ze aan boord gebracht en onderzocht. Ze bestaan volledig uit vlees en bloed, huid, ingewanden en nog wat andere levende dingen. En ze zijn harig.
    - Dat is onmogelijk. Hoe zit het met de radiosignalen? De boodschappen?
    - Ze gebruiken de radiogolven om te praten, maar de signalen maken ze niet zelf. De signalen zijn afkomstig van machines.
    - Goed. Maar wie bouwde de machines? Die moeten we hebben.
    - Zij hebben de machines gemaakt. Dat probeer ik je duidelijk te maken. Het vlees maakte die machines.
    - Maar dat is belachelijk! Hoe kan vlees een machine maken? Je vraagt me te geloven in intelligent vlees?
    - Ik vraag het je niet, ik zeg het gewoon. Deze wezens zijn blijkbaar de enige intelligente soort in deze sektor van het heelal, en ze bestaan uit vlees en bloed, huid en haar en van binnen beenderen.
    - Misschien zijn ze zoals de Kwarkelefoi, die gaan ook door een vlees-metamorfose voor ze overgaan tot een koolstof-bestaan.
    - Neen, ze worden zo geboren en ze sterven ook zo. We hebben ze bestudeerd door alle stadia van hun levensvorm. Heb je enig idee hoe lang ze leven?
    - Bespaar me dat. Misschien zijn ze maar gedeeltelijk van vlees, zoals de Wugghrlls. Een vlezig lichaam met een elektro-plasmatisch brein?
    - Helaas. Daar hebben we aan gedacht omdat ze gelijkaardige hoofden hebben maar ze zijn werkelijk helemaal van vlees!
    - Geen brein dus?
    - Toch wel, er is zeker een brein maar dat is van hetzelfde materiaal.
    - Maar, wie denkt er dan?
    - Het brein! Het brein denkt. Het stuurt alles. Zonder brein, geen leven. Denkend vlees, stel je voor.
    - Denkend vlees, moet ik dat geloven?
    - Dat niet alleen: denkend vlees, voelend vlees, voortplantend vlees, noem maar wat...  Begin je het te snappen?
    - Je meent het.
    - Volledig en volkomen. En ze hebben geprobeerd om met ons in kontakt te komen gedurende de laatste 100 jaar, volgens hun tijdrekening.
    - Wat hadden ze in gedachten?
    - Ze willen kontakt. Misschien het heelal verkennen, ideeën uitwisselen...
    - En wij worden verondersteld kontakt op te nemen met vlees...?
    - Dat is het zo ongeveer wel ja. Die boodschap sturen ze door via hun radiosignalen: "Hallo, is daar iemand, iemand thuis?"
    - Ze praten dus echt? Ze gebruiken woorden, zinnen?
    - Ja. Alleen doen ze het met vlees.
    - Ik dacht dat ze radiosignalen gebruikten?
    - Jawel, maar wat zeggen die radiogolven? Vleesgeluiden. Ze praten door lucht te blazen door een vleesspleet in hun keel. Ze kunnen er zelfs mee zingen!
    - Allemachtig, zingend vlees. Dit wordt mij teveel. Wat kun je adviseren?
    - Officieel of officieus?
    - Beide.
    - Ok. Officieel worden we verondersteld kontakt te leggen met iedere intelligente levensvorm in dit kwadrant, zonder vooroordeel, zonder angst of voorkeuren. Officieus zou ik zeggen, laten we alle bestanden wissen, de boel de boel laten, inpakken en wegwezen.
    - Ik hoopte al dat je dat zou zeggen.
    - Het lijkt hard, maar aan de andere kant, willen we echt kontakt maken met vlees?
    - Neen dus. Over hoeveel planeten hebben we het hier?
    - Eén.
    - Dat valt mee.
    - Inderdaad, want ze kunnen wel door de ruimte reizen naar andere planeten, maar alleen in metalen containers, en ze kunnen er niet eens overleven. Ze leven op zuurstof. Ze kunnen ook alleen maar door de Q-ruimte reizen, dat beperkt de aktieradius. De kans dat ze ons ooit vinden is nul komma nihil.
    - Dus houden we ons koest en doen alsof het heelal gewoon leeg is?
    - Dat is het.
    - Wreed maar goed. Hoe zit het met de exemplaren die we aan boord hebben?
    - Die zetten we gewoon terug waar we ze opgepikt hebben, geen probleem.
    - Zullen ze zich niets herinneren of iets verklappen?
    - Geen probleem. Niemand zal hen geloven, als ze iets zeggen worden ze voor gek verklaard en in het slechtste geval opgesloten. We markeren deze plek in ons verslag als onbewoond en we laten de zaak rusten.
    - Akkoord, officieel en officieus. Zaak gesloten. Warp 3 naar de hyperspace. Let's go.

    30-03-2006 om 00:00 geschreven door ModestProdukties




    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs