Hier zit ik dan vol twijfels. Wat moet ik doen? De brief openen? Iemand inlichten? Mijn man confronteren? Ik weet het niet. Wat als het allemaal een grote leugen is en gewoon een flauwe grap is? Ik kan er in elk geval niet om lachen. Dit is ernstig. Ik beeld de antwoorden van mijn vriendinnen al in als ik hen zou vragen of ik hem moet openmaken. 'Ja, hoor. Openmaken!' of 'Ja, natuurlijk! Waar wacht je op?' Ik wacht op een antwoord van mijn man dat ik waarschijnlijk pas zal hebben als hij er niet meer is. Wat moet ik met een brief met een stuk vergeelde plakband die waarschijnlijk al jaren op zolder ligt? Ik zal op zoek gaan naar de waarheid, al moet ik daarvoor dag en nacht zoeken. Ik moet en zal weten wat dit te betekenen heeft.
Dat is wat ik las tien minuten geleden. Ik werd rood. Waarom? Dat wist ik niet. Wat stond erin die brief? Dat wist ik ook niet. Ik wist enkel en alleen dat deze brief van een heel belangrijk persoon uit mijn leven afkomstig was. Deze brief was van John-Paul. Mijn John-Paul, mijn man. Ik begrijp niet dat zo een intelligente man zo impulsief kan handelen. Waarom zou mijn man een brief op zolder verstoppen terwijl hij nog springlevend en in de fleur van zijn leven is? Waarom? Iets in mijn zegt dat ik deze brief niet mag openen. John-Paul kan elk ogenblik bellen, althans dat heeft hij mij beloofd voor hij op zakenreis vertrok. Ik vrees dat ik nog even zal moeten wachten op een antwoord.