Ik werd deze morgen om halfzeven met een schok wakker uit mijn slaap. Ik lag met mijn gezicht naar John-Paul. Wie was deze man? Ik kon er geen antwoord op vinden. Hij was verliefd, maar geobsedeerd. John-Paul werd wakker en vertelde me zijn verhaal. Hij begon te vertellen hoe hij zo gelukkig was om Janie te leren kennen. Zijn geluk werd al snel verstoord wanneer ze hem vertelde dat ze een ander vriendje had. Zijn trots was weg. 'Ik herinner mij die nek, niet van mijn broers of zussen, maar van Janie.' Toen wist ik hoe laat het was. Hij had haar gewurgd. Volgens hem was ze niet lang buiten bewustzijn, maar niet lang was niet lang genoeg voor hem. Even later was ze dood. Hij had haar onder een glijbaan in de speeltuin gelegd en was weggerend. Weg van alle problemen, weg van zijn probleem. Ik was sprakeloos en kon niet plaatsen wat ik net te horen kreeg. Mijn man was een moordenaar of liever gezegd is een moordenaar.