Hoi, ik ben Frans en wat me nu weer is overkomen.....
Zoals elke zondag werd ik uit mijn hok gehaald om samen met nog andere konijntjes naar een heel groot plein met allemaal mensen te rijden.
Op dat plein werden ik en mijn vriendjes uit onze kooi gehaald en in grote kartonnen dozen gezet, ik vond dit allemaal best, ik had stro en een wortel en de zon scheen, alleen mistte ik een bakje water.
Het gewoon zitten in die doos begon me op den duur wel wat te vervelen, tot ik ineens een aai over mijn kopje voelde.
' Mmm', dat was wel lekker, 'Opeens werd ik opgetilt en in een kleine kooi gestoken, en die kooi bewoog!!
Ineens zat ik weer in een heel grote auto met bijna zoveel mensen in als op het plein.
Toen die grote auto stopte, ging de kooi weer bewegen, tot we aan een grote deur kwamen en daar werd mijn kooi op de grond gezet. In de verte zag ik een groot beest met vier poten en lange oren (nog langer als de mijne) aankomen. Ik was wel wat bang.
Het grote beest met de vier poten en de lange oren begon aan mijn kooi te snuffelen en vroeg toen vriendelijk:' Kom jij hier ook wonen?'
'Ik weet het niet' zei ik, toch nog een beetje bang.
Toen ging het deurtje van mijn kooi open en wat ik toen zag, had ik nog nooit gezien; dikke beesten op twee poten en heel veel pluimen.
Ik zag ook diertjes die op mijn vriendjes leken, twee hele grote en één kleintje.
Het kleintje kwam naar mij gehuppeld en zei: 'Hoi, ik ben Pralin, een beetje ondeugend maar toch ook wel lief.'
Ik zag ook nog twee hele grote diertjes, net zoals mijn vriendjes.
De twee kwamen ook aangehuppeld en de grootste van de twee zei: 'Ik ben Mil en dit is de Gijs, wij wonen hier nog niet zo lang, maar we vinden het hier heel leuk. We moeten nooit in een kooitje en krijgen elke dag vers eten en drinken en soms ook een lekker stukje fruit!'
'Maar als het donker wordt, moet je goed opletten want dan komt er een beest met vier poten en die wil ons opeten, maar dan gaan we altijd in het huisje van de dikke beesten met twee poten.'
Ik vond het heel leuk daar in die grote tuin waar ik overal mocht rondhuppelen en ook het spelen met mijn nieuwe vriendjes vind ik heel plezant.
En als het donker wordt, kruipen we met z'n vieren bij die beesten op twee poten!!
Alexe verveelde zich te pletter, al was er veel te beleven
in Turnhout. Ze zou kunnen gaan spelen in het stadspark of eendjes gaan
voederen aan het Kasteeltje, maar daar had ze helemaal geen zin in.
Opeens hoorde ze een zware, ietwat boze stem roepen: 'joehoe,
koningin, boer, één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen,
tien, waar zijn jullie?'
In de hoek van de kamer zag Alexe een klein mannetje met een
gouden kroontje op zijn hoofd. Hij was niet groter dan één van de
potloodjes die ze van oma kreeg voor haar verjaardag.
Voorzichtig ging ze naar hem toe. Ze vond dit wel
spannender dan eendjes voederen of van de schuifaf glijden. Het
mannetje met het gouden kroontje verstopte zich achter de poot van haar bed,
maar kwam na een paar tellen toch voorzichtig eens piepen.
'Toe, je hoeft niet bang te zijn, ik wil je helpen', zei
Alexe met een lief stemmetje en ze hield het mannetje een stukje van haar koek
voor.
Aarzelend kwam het mannetje achter de poot vandaan, en nam
het koekje aan dat hij gelijk in zijn mond propte. Die zal wel grote honger
hebben dacht Alexe en ze moest stiekem wel wat lachen om dat gulzige, kleine,
boze mannetje.
'Dank u, ' zei het mannetje met bolle wangen vol koek, ' heb
je misschien ook wat te drinken?'
Nadat het mannetje een vingerhoedje met melk had
leeggedronken, begon hij te vertellen.
'Ik ben koning Hart, vandaar het hartje op mijn kleedje en
ik heb twaalf onderdanen: de koningin,de boer, één, twee, drie, vier vijf, zes,
zeven, acht, negen en tien'
'Waar zijn die dan?' vroeg Alexe, die toch wel nieuwsgierig
was naar de rest van die grappige mannetjes.
'Wel,' vervolgde het mannetje, ' dat weet ik niet. Ik
denk dat ik ze kwijt ben.'
'Het
zit zo, in het dorpje waar ik woon, leven er nog drie andere koningen met hun
onderdanen. Normaal komen wij alle tweeënvijftig goed overeen. Ik bedoel:
de Harten, de Klaveren, de Schoppes en de Ruiten. Maar aan het rand van ons
dorp wonen ook vier jokers, die het leuk vinden om ruzie te stoken tussen ons
allemaal en grapjes te maken.
Zo
hebben ze nu voor de grap tegen mijn onderdanen: koningin, boer, één, twee, drie,
vier, vijf, zes, zeven, acht,negen en tien gezegd dat hun koning, ik dus, erg
ziek is en ze in de grote-mensen-wereld op zoek moeten gaan naar een pilletje
om mij beter te maken.
(
En die stomme jokers hadden me niets verteld) Toen ik vanmorgen door het dorp
liep en ik niemand zag, dacht ik meteen
aan de zoveelste grap van de jokers. Ik dus naar de jokers, en ja
hoor, ze hadden mijn koningin, boer, één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven,
acht, negen en tien op pad gestuurd om voor mij een pilletje te halen, en dan
nog wel naar de grote-mensen-wereld!'
Alexe, die met open mond had zitten luisteren, riep opgewonden: 'Maar dan
ga ik je helpen!'
'Allemaal goed en wel' zei het mannetje, 'maar hoe
en waar?'
'Gewoon,' antwoordde Alexe, 'we vragen aan de mensen of
ze de twaalf kleine mannetjes gezien hebben.'
Dus zo gingen Alexe en koning Hart op pad.
Ik weet waar we kunnen beginnen, riep Alexe opgewonden, in het
klooster van het Heilig Hart- instituut. Dit vond het mannetje een goed idee,
dus ze startten hun zoektocht.
Ze staken de koer van de
school over, tot ze aan de grote ijzeren poort kwamen. Alexe tilde het mannetje op om aan de grote
bronzen bel te trekken, aangezien ze zelf nog net iets te klein was om de bel
te roeren. Vanuit de verte weerklonk een schrille hese stem: zet de eieren
maar in de gang. Hè, eieren ? We komen voor een dozijn mannetjes, geen eieren.
Heb je toevallig geen twaalf kleine mannetjes gezien, Bent u ze toevallig
tegengekomen?
Ik weet niet waarover jullie het hebben, maar kom verder en doe
jullie verhaal. Pas toen zagen Alexe en het mannetje met wie ze al die tijd
aan het praten waren. Koning Hart schrok zich een hoedje bij het aanschouwen
van dat in zwart gehulde vrouwtje, aangezien hij nog in contact was gekomen
afgezien van Alexe. Zijn kleine vriendin stelde hem gerust, het bleek simpelweg
een oud, aardig zustertje te zijn.
Nadat
Koning Hart zijn trieste verhaal aan het nonnetje gedaan had, stelde het
nonnetje voor om eens te gaan zoeken in het Begijnhof. Alexe en het mannetje
gingen meteen op pad.
Om
bij het begijnhof te komen, moesten ze eerst over de Grote markt, waar ze even
halt hielden om een gelukkig bruidspaar te feliciteren.
Opgekrikt
door dit vrolijke tafereel, wandelden ze het Zegeplein over richting Begijnhof.
Daar
aangekomen, besloten ze te bellen aan elk huisje, maar tevergeefs. Niemand had
iets opgevangen van de kleine wezentjes. Bij het laatste huisje hadden ze meer
geluk, achter een met vrouwentongen gehuld raampje, zat een oud mannetje .
Het
oude mannetje zag door zijn raam Alexe en het mannetje aankomen en ergens wist
hij wat ze zochten. Het oude mannetje kwam naar buiten gesloft en vertelde hen
dat hij een uurtje geleden kleine voetstapjes hoorde. Hij wist het niet zeker
maar dacht dat die voetstapjes richting Warande hoorde gaan.
Ze
bedankten het vriendelijke oude mannetje voor de informatie en gingen op weg
naar de Warande. Cool, zei Alexe, dan kunnen we nog even naar de eendjes
gaan kijken op de grootse kasteelvijver.
Na
afscheid te hebben genomen van hun kwakende vriendjes, gingen ze het alom
bekende cultureel centrum De Warande,
waar net het stripfestival aan de gang was.
Op het dak van De Warande zagen ze een man met een megafoon iets onverstaanbaars roepen.
Naarmate ze de inkom naderden konden ze slechts
enkele woorden ontcijferen. TWAALF, HARTJES, en ver weg, of zoiets, en
TERUG. Bij het woord TERUG hoorden ze pssst, ze keken verbijsterd rond en
zagen de bronzen Adhemar wenken naar hen, schijnbaar onzichtbaar voor de mensen
om hen heen. Adhemar fluisterde hen toe: Hier moeten jullie niet zijn en meer
kan ik jullie niet vertellen, ga naar de bron!
Alexe
en koning Hart gingen even zitten om even na te denken en besloten dan maar
richting Carta Mundi te wandelen. Deze tocht bleek avontuurlijker dan ze
dachten. Plots zag Alexe een touw
hangen, schijnbaar uit het niets. Alexe zag er geen graten in en nam het touw
instinctief vast met beide handen, koning Hart
vastklampend in haar door de wind in de war gebrachte haren.
Met
een klap zette het touw hen af bij Carta Mundi,
en tot hun verbazing hoorden zij geploeter in de Visbeek. Alexe en
koning Hart konden hun nieuwsgierigheid
niet bedwingen en gingen kijken.
Ze
zagen een glinsterende flikkering in de ondergaande zon en bedachten dat die flikkering wel eens van de kroon
van de koningin kon zijn. Koning Hart! hoorden zij roepen.
Alexe
en koning Hart keken nog eens goed en ja, hoor, de glinstering kwam van de kroon van de
koningin, ze konden hun geluk niet op.
Maar
waar was de rest? De koningin vertelde Alexe en koning Hart dat ze de rest om
hout had gestuurd zodat ze zich wat konden verwarmen tijdens de nacht, en dat
ze er zou wel zouden aankomen.
De
koningin vertelde hen ook dat ze in de gracht was gevallen omdat de opzij moest
springen voor een voorbijrijdende auto. Terwijl het drietal wachtte op de rest
vertelden Alexe en koning Hart over hun avanturen in Turnhout.
Na
een poos hoorden ze :Toch wel een leuk park, dat Raadsherenpark. Het was het
stemmetje van één. Het weerzien van koning Hart met zijn onderdanen was
hartelijk en ze waren allen zeer blij mekaar terug te zien.
Als
dank gaven de kaartenmannetjes Alexe een stok kaarten.
En
telkens als Alexe geen zin heeft om eendjes te voeren of te glijden van de
schuif af, speelt ze een spelletje kaart en bij de kaart van koning Hart
aangekomen, krijgt ze een lieve knipoog.