Is het u wel eens opgevallen dat er vandaag de dag weinig gesproken wordt over de hemel of over het achterlaten van deze oude wereld? In plaats daarvan worden we gebombardeerd met boodschappen over hoe we ons geloof moeten aanwenden om meer dingen te vergaren. De volgende opwekking, zei een zeer bekende predikant ooit eens, zal een financiele opwekking zijn. God gaat een financiele zegen over alle gelovigen heenstorten.
Elke boodschap die over de dood gaat verontrust ons. We proberen er zelfs niet aan te denken, en stellen dat diegene die er over praten morbide zijn. Zo nu en dan spreken we er over hoe het in de hemel zou zijn, maar het grootste gedeelte van de tijd is de dood een taboe.
Wat een onvolgroeid concept van Gods eeuwige doeleinden! Het is geen wonder dat veel christenen bang zijn bij de gedachte aan de dood. De waarheid is dat we nog ver weg zijn van de oproep van Christus om deze wereld en al haar dingen achter ons te laten. Hij roept ons om te komen en te sterven te sterven zonder dat we gedenktekens van onszelf oprichten. Te sterven zonder dat we ons zorgen maken over hoe we herinnert zullen worden. De Heere Jezus liet geen autobiografie achter, geen groot hoofdkantoor, geen universiteit of bijbelschool. Hij liet niets achter ter nagedachtenis aan Hem behalve het brood en de wijn.
Hoe anders waren de eerste christenen. Paulus sprak veel over de dood, sterker nog de opstanding uit de dood wordt in het nieuwe testament onze gezegende hoop genoemd. Maar vandaag de dag wordt de dood beschouwd als een indringer die ons van het goede leven waar we zo aan gewend geraakt zijn afsnijd. We zijn zo gebonden aan onze levens met al haar materiele zaken dat we zijn vastgelopen. We kunnen niet langer de gedachte verdragen om onze mooie huizen te verlaten, onze geliefde dingen, onze charmante geliefden. Het lijkt alsof we denken Om nu te moeten sterven zou een te groot verlies zijn. Ik hou van de Heer maar ik heb nog tijd nodig om te genieten van mijn onroerend goed, ik ben pas getrouwd en wil nog van ons huwelijk genieten en ik moet mijn kracht en mijn kunnen nog bewijzen. Ik heb meer tijd nodig.
Wat is de grootste openbaring van geloof, en hoe wordt deze uitgeoefend? U zult dit vinden in Hebreeën: In (dat) geloof zijn deze allen gestorven en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid (Hebreeën 11:13 en 16).
Lezing uit de Handelingen der apostelen 2,14.22-33. Psalmen 16(15),1-2.5.7-8.9-10.11. Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Mattheus 28,8-15.
Lezing uit de Handelingen der apostelen 2,14.22-33.
Toen stond Petrus op, omringd van al de elf; hij verhief zijn stem, en sprak hun toe: Joodse mannen, en gij allen, die in Jerusalem woont: Dit moet gij weten; geeft acht op mijn woorden. Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jesus van Názaret, een man, voor wien God bij u heeft getuigd door krachten en wonderen en tekenen, welke God, zo gij weet, door Hem in uw midden verrichtte: Hem hebt gij overgeleverd naar het vaste raadsbesluit en de voorkennis Gods, en door de hand van heidenen aan het kruis geslagen en gedood. Maar God heeft Hem opgewekt, en verbroken de strikken van de dood; daar het niet mogelijk was, dat deze Hem vasthield. Want David zeide van Hem: "Den Heer hield ik altijd voor ogen; Want Hij staat mij ter zijde, opdat ik niet wankele Daarom verheugt zich mijn hart, En jubelt mijn tong; Ook mijn vlees zal rusten vol hoop, Want Gij laat mijn ziel niet in het dodenrijk achter. Uw Heilige laat Gij het bederf niet aanschouwen, Gij hebt mij de wegen van het leven getoond; Gij zult mij van vreugde vervullen Door uw aanschijn! Mannen broeders, van den aartsvader David mag men u zeker wel openlijk zeggen, dat hij èn gestorven is én begraven; zijn graf staat in ons midden tot op de huidige dag. Maar hij was een profeet; en hij wist, dat God hem onder ede beloofd had, een uit de vrucht zijner lende op zijn troon te doen zetelen. En daar hij de toekomst voorzag, heeft hij over de verrijzenis van den Christus gezegd, dat Hij niet in het dodenrijk zou worden achtergelaten, en dat zijn vlees het bederf niet zou zien. Welnu, dezen Jesus heeft God doen verrijzen; daarvan zijn wij allen getuigen. En nu Hij, verheven aan Gods rechterhand, van den Vader den beloofden Heiligen Geest heeft ontvangen, nu heeft Hij Dien ook uitgestort, zoals gij ziet en hoort.
Psalmen 16(15),1-2.5.7-8.9-10.11.
Een puntdicht van David. Behoed mij, o God, want tot U neem ik mijn toevlucht; Ik zeg tot Jahweh: Gij zijt mijn Heer, buiten U geen geluk! Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh, en het deel van mijn beker, Gij zijt het, die het lot voor mij wierpt: Ik zegen Jahweh, want Hij is mijn raadsman: Zelfs s nachts word ik door mijn nieren vermaand. Jahweh houd ik altijd voor ogen; Staat Hij mij ter zijde, dan wankel ik niet. Zo verheugt zich mijn hart, En jubelt mijn geest; Ook mijn vlees is vol moed, Want Gij geeft mij niet prijs aan het dodenrijk. Gij laat uw vrome het graf niet aanschouwen, Maar toont mij de weg naar het leven, Overvloedige vreugd voor uw aanschijn, Aan uw rechterhand eeuwig geluk.
Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Mattheus 28,8-15.
Haastig liepen ze weg van het graf, met vrees, maar ook met grote blijdschap vervuld; ze snelden heen, om aan zijn leerlingen de tijding te brengen. En zie, daar kwam Jesus haar tegen, en sprak: Weest gegroet. Ze kwamen nader, omklemden zijn voeten, en aanbaden Hem. Nu sprak Jesus tot haar: Vreest niet; gaat, en boodschapt mijn broeders, dat ze naar Galilea moeten gaan; daar zullen ze Mij zien. Toen ze waren heengegaan, zie, daar gingen enigen van de wacht naar de stad, en berichtten aan de opperpriesters al wat er gebeurd was. Dezen vergaderden met de oudsten, en gaven na onderling overleg een grote som gelds aan de soldaten. Ze zeiden: Zegt: "Zijn leerlingen zijn Hem s nachts komen stelen, terwijl we sliepen." En als dit den landvoogd ter ore mocht komen, dan zullen we hem wel tevreden stellen, en zorgen, dat gij ongemoeid blijft. Ze namen het geld, en deden, zoals het hun was voorgezegd. En dit verzinsel bleef onder de Joden verspreid tot op de huidige dag.
Bron : Petrus Canisius bijbelvertaling
Handelingen 5,27b-32.40b-41.
In die dagen ondervroeg de hogepriester de leerlingen van Jezus: "Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden onderwijs te geven in de naam van Jezus? Door uw schuld is nu iedereen in heel Jeruzalem vol van wat gij vertelt. Bovendien wilt gij ons de schuld geven dat het bloed van die man heeft gevloeid." Maar Petrus en de andere apostelen antwoordden: "Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus laten leven. Gij hebt u aan Hem vergrepen door Hem aan het kruis te slaan. God zelf heeft Jezus als onze Leider en Verlosser aan zijn rechterhand geplaatst om aan heel het volk van Israël bekering en kwijtschelding van zonden te geven. Dat willen wij overal vertellen en getuigen. En de heilige Geest spreekt zo overal door de mensen die aan God gehoorzamen." Men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en men liet hen weer vrij. De leerlingen gingen weg van de Hoge Raad, en ze waren blij omdat men hen had verweten in Jezus' naam te spreken. Dat was voor hen een prachtig compliment. Zij voelden zich zo pas echt leerlingen van Jezus.
Bezinningtekst .
Begraven nog in angst en schuld, durf ik mezelf niets van jouw liefde toestaan. Maar jij ademt jouw leven in mijn amper wezen . En uit jouw wonden, ontvang ik in mijn vingers en handen,als een nieuw bestaan, mijn kracht om de macht te bedwingen van alle zonde; geen kwaad legt mij nog aan banden. Jouw vrijheid doet mijn voeten gloeien. Het vuur laat ons samen overgaan zonder mij te schroeien.
Oneindig goede God,
Oneindig goede God, in de verrezen gestalte van uw Zoon herkennen we zijn wonden van het kruis Wij bidden U: geef dat wij ontvankelijk blijven voor het mysterie van onze verlossing. Dit vragen we U alle dagen van ons leven. Amen.
Uit het Evangelie.
Het was op de avond van de eerste dag van de week. De leerlingen van Jezus hadden de deur goed gesloten. Ze waren bang voor iedereen. Ze waren bang, om alles wat er gebeurd was. En dan ineens staat Jezus in hun midden. Hij zegt: 'Vrede voor jullie'. Hij laat zijn handen zien en zijn zijde. De leerlingen zijn ineens vol blijdschap. En Jezus zegt nog meer: 'Mijn Vader heeft Mij naar jullie gestuurd. Nu stuur ik jullie naar de mensen'. Hij blaast over hen en zegt: 'Vergeven is heel belangrijk. Als jij de ander vergeeft dan werk je mee aan de vrede op aarde. Als je niet vergeeft, dan is de vrede nog niet in zicht'. Tomas, één van de twaalf, is er niet bij. Daarom vertellen ze hem: 'Wij hebben de Heer gezien'. Maar Tomas zegt: 'Als ik de littekens niet kan zien in zijn handen en voeten en ze niet kan voelen met mijn eigen vingers dan wil ik het niet geloven'. Acht dagen later gebeurt hetzelfde. Ook nu staat Jezus plotseling in hun midden. En wéér zegt Hij: 'Vrede voor jullie'. Nu is Tomas er wél bij. En Jezus zegt: 'Kom naar mij toe, Tomas, steek je hand uit en voel mijn littekens'. Tomas zegt: 'Ik geloof het, U bent mijn Heer en God'. Jezus zegt dan: 'Ook al heb je niet gezien, kun je toch gelovig zijn'.
God onze Vader.
God onze Vader, Wij danken U, voor uw Zoon Jezus. Hij leeft onder ons in elke mensenhart. Het is jammer dat we niet altijd luisteren naar dat hart. Anders zou de wereld er heel anders uitzien. Laat dat echter geen rede zijn om uw Zoon bij ons weg te nemen. Leer ons 'echt' luisteren wat ons hart te vertellen heeft. Zo zal jouw vrede stilaan groeien. Amen.
04-04-2010
AAN ALLEN EEN ZALIG PASEN.
M.
02-04-2010
AAN ALLE LEZERS VAN DIT BLOG.
Lieve mensen, Deze week stuurden we een tekst voor het noveen van de Goddelijke Barmhartigheid dat vandaag begint. Wie zich graag laat begeleiden en meebidt met een ingesproken noveen van de Goddelijke Barmhartigheid kan dit via: http://www.familyland.be/barmhartig/20f-kroontje-van-de-goddelijke-barmhartigheid.html Elke dag van het noveen wordt de nieuwe tekst van de noveendag toegevoegd. Deze dagelijkse gebedsteksten zijn zeer goed en dus zeker aan te bevelen.
Goede Vrijdag tot Beloken Pasen De Heer zei me ook het Kroontje te bidden op de negen dagen voor het Feest van Zijn barmhartigheid, te beginnen op Goede Vrijdag. Hij beloofde mij: Tijdens deze Noveen zal Ik aan de zielen vele genaden geven.(Van heilige zuster Faustina)
Onze Vader, Wees gegroet,Geloofsbelijdenis
Op de kralen van het Onze Vader:
Eeuwige Vader, ik offer U op het Lichaam en Bloed, de Ziel en de Godheid van uw Welbeminde Zoon, Onze Heer Jezus Christus, tot vergeving van onze zonden en die van de gehele wereld.
Op de kralen van het Wees Gegroet:
Omwille van Zijn smartelijk Lijden, wees barmhartig voor ons en voor de gehele wereld.
Op het einde bid driemaal het volgende
Heilige God, Heilige Almachtige God, Heilige Eeuwige God, ontferm U over ons en over de gehele wereld.
Goede Vrijdag Matthijn Buwalda .
HET IS VOLBRACHT. VADER, VERGEEF HET HUN. VADER IN UWE HANDEN.
M.
MIJN GOD. VOORWAAR. ZIEDAAR.
M.
JUIST VOOR JOU.
M.
( Psalm 25 , 4 - 5 ).
M.
Door de microchip naar totale heerschappij.
Door de microchip naar totale heerschappij
Datum:
Don, 2004-06-24
Profeet:
Louise Starr Tomkiel
Door de microchip naar totale heerschappij Louise Starr Tomkiel, V. S. A., 24 juni 2004
1. LOU04062405 - Vader God sprak: « Het leven, zoals gij het altijd hebt geleid, zal abrupt ten einde komen. Ach, zo velen, ja, talrijke van Onze kinderen nemen de subtiele leugens van Onze tegenstander voor waar aan. Want, hij leidt u naar een leven van totale beheersing en algehele controle, en dat onder de dekmantel van veiligheid voor uzelf en voor uw gezin en familie. Door een microchip bij u te implanteren, en bij uw kinderen, ja, bij iedereen, zal hij vanaf heden de complete controle over uw geest en uw verstand verwerven, over elke daad, elke gedachte, elk woord, en elke handeling. Vanaf nu zijt gij bezeten door de Boze. Uw wil zal niet langer meer vrij zijn. »
2. « Die mannen zullen van staat tot staat gaan, en van land tot land, en zij zullen u gebruiken ten eigen voordeel. Vele duizenden, ja, vele duizenden, zijn al gevallen voor hun leugens, en zijn al voor altijd van een ingebrachte chip voorzien. Zij dragen dit Merkteken van het Beest vol trots. Het inbrengen van de implantaat is kosteloos, en zij zullen u vertellen, dat alle opgeslagen en verzamelde informatie alleen voor u privé is bestemd. Toch geeft de chip alle informatie door aan die mannen, en uw data zijn gemakkelijk beschikbaar voor verwerking in hun computersystemen over de ganse wereld. »
3. « Gans uw leven, al uw vertrouwelijke en geheime gegevens zijn voor hen direct beschikbaar door een druk op een knop. Als de chip eenmaal is ingebracht, geimplanteerd, kan deze NOOIT meer worden verwijderd. Dan is uw LOT BEZEGELD. Of als gij het ding wilt laten verwijderen, stelt gij uw leven in de waagschaal. Daarom, bidt, en denkt goed na, voordat gij handelt. Ik zal NIET tussenbeide komen, en Ik zal uw vrije wil altijd respecteren, maar Satan zal elk vrij handelen van u afnemen. »
Louise Starr Tomkiel.
Het leven zit niet in het omhulsel. ( Profeet David Wilkerson ).
Deze stervelijke lichamen van ons zijn slechts omhulsels, en het leven is niet in het omhulsel. Het omhulsel is niet om te houden, het is een tijdelijke situatie die een steeds groter groeiende levenskracht omhult. Het lichaam is een omhulsel die optreed als een voorbijgaande hoedster van het leven dat binnen in is. Het omhulsel is synthetisch in vergelijking tot het eeuwige leven dat ze bekleed.
Elke ware christen is doordrongen van het eeuwige leven. Het is als een zaad in onze sterfelijke lichamen geplaatst en is voortdurend aan het rijpen. In ons is een voortdurend groeiend proces van ontwikkeling gaande, welke uiteindelijk uit moet breken uit zn tijdelijke omhulsel om een nieuwe vorm van leven te worden. Dit glorieuze leven van God in ons oefent druk uit op het omhulsel, en op het moment dat het opstandingsleven volwassen is breekt dit omhulsel. De kunstmatige grenzen zijn gebroken en, zoals een pasgeboren kuikentje, wordt de ziel bevrijd uit haar gevangenis. Prijs de Heer!
De dood is slechts het breken van dit kwetsbare omhulsel. Op het precieze moment dat de Heer besluit dat ons omhulsel zijn functie heeft volbracht, moet Gods volk hun oude, corrupte lichamen achterlaten in het stof waar zij vandaan kwam. Wie zou het in zn hoofd krijgen om de gebroken stukken bij elkaar te zoeken en een pasgeboren kuiken terug te stoppen in haar ei? En wie moet er aan denken om een geliefde die pas vertrokken is te vragen om zijn/haar nieuwe, verheerlijkte lichaam op te geven gemaakt naar het beeld van Christus om terug te keren naar het rottende omhulsel waaruit hij/zij pas gebroken is?
Paulus zei het al: sterven is winst (Filippenzen 1:21). Dit soort taal is absoluut onbekend in onze moderne, geestelijke taal. We zijn aanbidders van het leven geworden, we hebben weinig verlangen om te vertrekken om met onze Heer te zijn.
Paulus zei, Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil (Filippenzen 1:23-24). Vanwege het belang van het stichten van de pasbekeerden dacht hij dat het het beste was om in het omhulsel te blijven, of zoals hij het stelt om in het vlees te blijven.
Was Paulus morbide? Was hij op een ongezonde manier gefixeerd op de dood? Had Paulus een gebrek aan respect voor het leven waar God hem mee gezegend had? Absoluut niet! Paulus leefde zijn leven ten volle. Voor hem was het leven een gift, en hij heeft dit gebruikt om de goede strijd te strijden. Hij had de angst voor de angel des doods overwonnen en kon nu zeggen Het is beter om te sterven en met de Heer te zijn dan om in het vlees te blijven.
Lezing uit het boek Isaïas 52,13-15.53,1-12. Psalmen 31,2.6.12-13.15-16.17.25. Lezing uit de brief aan de Hebreën 4,14-16.5,7-9. Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Johannes 18,1-40.19,1-42.
Lezing uit het boek Isaïas 52,13-15.53,1-12.
Zie, mijn Dienaar zal stijgen in aanzien, En worden verhoogd en verheven; Even hoog zal Hij stijgen, Als velen verslagen over Hem stonden. Nu is zijn gelaat wel onmenselijk verwrongen, En heeft zijn gestalte niets menselijks meer; Maar eens zullen vele volken bij zijn aanblik ontroeren, En koningen hun mond voor Hem sluiten. Want dan zullen ze zien wat hun nooit was verkondigd, Aanschouwen wat ze nimmer nog hadden gehoord; Wie toch zou geloven, wat òns is voorspeld, Wien is Jahwehs arm geopenbaard? Als een vormeloos rijsje schiet Hij omhoog, Als een wortel uit dorstige grond; Zonder gestalte of luister, waar we naar opzien, Zonder gratie, die ons behaagt. Veracht, en door de mensen verstoten, Man van smarten, met lijden bezocht: Voor wien wij ons het gelaat bedekken, Dien wij versmaden en verachten. En toch, Hij draagt ònze kwalen, En torst ònze smarten; Maar wij beschouwen Hem als een melaatse, Geslagen, vernederd door Gòd. Om ònze zonden wordt Hij doorboord, Om ònze misdaden wordt Hij gebroken; Op Hem rust de straf, ons ten heil, Door zijn striemen komt òns genezing. Als schapen doolden wij allen rond, En ieder van ons ging zijns weegs; Maar Jahweh laat Hem ontmoeten Ons aller schuld. Hij wordt mishandeld, maar verdraagt het geduldig, En opent zijn mond niet: Als een lam, naar de slachtbank geleid, Als een schaap, dat verstomt voor zijn scheerders. Men sleept Hem uit kerker en rechtzaal ter dood, Wie bekommert zich nog om zijn lot; Uit het land der levenden wordt Hij gestoten, Ter dood gebracht om de schuld van zijn volk. Bij de goddelozen plaatst men zijn graf, Bij de zondaars zijn tombe; Toch had Hij geen onrecht gepleegd, Nooit was er bedrog in zijn mond. Neen, maar het had Jahweh behaagd, Hem door lijden te breken, En als waarachtig zoenoffer Zijn leven te nemen. Nu zal Hij zijn kroost zien in lengte van dagen, Als Hij volbracht heeft wat Jahweh behaagt; Hij zal het leven aanschouwen, van smarten bevrijd, En verzadigd worden van kennis. Zelf rechtvaardig, zal mijn Dienaar velen tot gerechtigheid brengen, Wier ongerechtigheid Hij heeft gedragen; Zo zal Ik Hem velen tot erfdeel schenken, Zal Hij talrijke scharen ontvangen als deel van zijn buit. Daarom geeft Hij zijn leven prijs aan de dood, En laat zich onder de boosdoeners tellen; Draagt Hij de misdaad van velen, En bidt voor de zondaars!
Psalmen 31,2.6.12-13.15-16.17.25.
Laat mij nooit beschaamd komen staan. Geef mij uitkomst door uw genade, In úw handen beveel ik mijn geest. Gij verlost mij, Jahweh, trouwe God, Voor al mijn vijanden Ben ik een spot; Voor mijn buren een afschuw, Voor bekenden een schrik. Die mij op straat ziet, Vlucht voor mij weg; Als een dode ben ik uit de harten verbannen, Weggegooid als een pot. Maar ik blijf op U hopen, o Jahweh, En zeggen: Gij zijt mijn God! Mijn lot blijft in uw handen liggen; Verlos mij van mijn vijand en vervolgers. Laat uw aanschijn lichten over uw dienaar; Red mij door uw genade. Houdt moed, weest onverschrokken van hart, Gij allen, die op Jahweh hoopt!
Lezing uit de brief aan de Hebreën 4,14-16.5,7-9.
Daar we nu een groten Hogepriester hebben, die in de hemelen is doorgedrongen, Jesus, den zoon van God, zo laat ons vasthouden aan de belijdenis. Want we hebben geen Hogepriester, die onze zwakheden niet meevoelen kan, maar Eén, die bekoord werd geheel op dezelfde wijze als wij, behoudens de zonde. Laat ons dus met vertrouwen opgaan tot de troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen, en genade te vinden tot tijdige hulp. En ofschoon Hij in de dagen van zijn Vlees, onder luid geroep en tranen, gebeden en smekingen heeft opgestierd tot Hem, die Hem van de dood kon redden; ofschoon Hij verhoord werd terwille van zijn godvrezendheid; ofschoon Hij bovendien zelfs de Zoon was, heeft Hij toch door zijn lijden de gehoorzaamheid geleerd, en is Hij na zijn verheerlijking de oorzaak van eeuwige zaligheid geworden voor allen, die Hem gehoorzaam zijn;
Heilig Evangelie van Jezus Christus volgens Johannes 18,1-40.19,1-42.
Na deze rede ging Jesus met zijn leerlingen naar buiten, de Kedronbeek over; daar was een hof, die Hij met zijn leerlingen binnenging. Ook Judas, zijn verrader, kende de plaats, omdat Jesus daar dikwijls met zijn leerlingen was samengekomen. Judas nam dus de krijgsbende en de trawanten der opperpriesters en farizeën met zich mee, en trok er heen met lantaarnen, fakkels en wapens. Jesus, bewust van al wat Hem overkomen zou, trad naar voren, en sprak tot hen: Wien zoekt gij? Men antwoordde Hem: Jesus van Názaret. Jesus zeide hun: Ik ben het. Ook Judas, die Hem verried, stond bij hen. Maar toen Hij hun zeide: "Ik ben het", deinsden ze terug, en vielen ter aarde. Hij vroeg hun opnieuw: Wien zoekt gij? Ze zeiden: Jesus van Názaret. Jesus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben. Zo gij Mij zoekt, laat hèn dan gaan. Want het woord moest worden vervuld, dat Hij gesproken had: Van hen, die Gij Mij hebt gegeven, heb Ik niemand verloren doen gaan. Toen trok Simon Petrus het zwaard, dat hij droeg, trof den knecht van den hogepriester, en sloeg hem het rechteroor af. De knecht heette Malchus. Maar Jesus sprak tot Petrus: Steek het zwaard in de schede; of zou Ik de beker niet drinken, die de Vader Mij heeft gegeven? Nu namen de krijgsbenden met den hoofdman en de trawanten der Joden Jesus gevangen, en boeiden Hem. Het eerst voerden ze Hem naar Annas; want hij was de schoonvader van Káifas, die dat jaar hogepriester was. Het was die Káifas, die aan de Joden de raad had gegeven: Het is goed, dat één mens sterft voor het volk. Simon Petrus en een andere leerling waren Jesus gevolgd. Deze leerling nu was met den hogepriester bekend; hij ging met Jesus de voorhof van den hogepriester binnen, terwijl Petrus buiten aan de deur bleef staan. Nu kwam echter de andere leerling, die met den hogepriester bekend was, naar buiten, sprak met de deurwachteres, en bracht Petrus naar binnen. Maar het dienstmeisje, de deurwachteres, zei tot Petrus: Zijt gij ook niet een der leerlingen van dien man? Hij zei: Neen. Daar het koud was, hadden de knechten en trawanten een kolenvuur aangelegd, en stonden zich te warmen. Ook Petrus stond zich bij hen te warmen. De hogepriester ondervroeg Jesus nu over zijn leerlingen en over zijn leer. Jesus antwoordde hem: Ik heb openlijk tot de wereld gesproken; Ik heb altijd in de synagoge en in de tempel geleerd, waar alle Joden samenkomen, en nooit heb Ik iets in het geheim gezegd. Wat ondervraagt ge Mij? Ondervraag hen, die gehoord hebben, wat Ik tot hen heb gesproken. Zie, zij weten, wat Ik gezegd heb. Bij deze woorden gaf een der trawanten, die bij Jesus had post gevat, Hem een kaakslag, en zeide: Antwoordt Gij den hogepriester zó? Jesus antwoordde hem: Als Ik verkeerd heb gesproken, bewijs dan, dat het verkeerd was; maar heb Ik goed gesproken, waarom slaat ge Mij dan? Toen zond Annas Hem geboeid naar den hogepriester Káifas. Intussen stond Simon Petrus zich te warmen. En men zeide hem: Zijt ook gij niet een van zijn leerlingen? Hij ontkende het, en sprak: Neen. Een der knechten van den hogepriester, een bloedverwant van hem, dien Petrus het oor had afgeslagen, sprak tot hem: Heb ik u in de hof niet bij Hem gezien? Opnieuw ontkende Petrus, en aanstonds kraaide een haan. Nu leidden ze Jesus van Káifas naar het rechthuis; het was nog vroeg in de morgen. Maar zelf traden ze het rechthuis niet binnen, om zich niet te verontreinigen, en het Pascha te kunnen eten. Daarom kwam Pilatus naar buiten, en sprak tot hen: Welke aanklacht brengt gij in tegen dezen man? Ze antwoordden hem: Zo Hij geen boosdoener was, zouden we Hem niet aan u hebben overgeleverd. Pilatus sprak tot hen: Neemt gij Hem zelf, en vonnist Hem volgens uw Wet. De Joden zeiden hem: Wij hebben het recht niet, om iemand te doden. Zo zou het woord worden vervuld, dat Jesus gesproken had, toen Hij te kennen gaf, wat voor dood Hij zou sterven. Nu ging Pilatus weer het rechthuis binnen, riep Jesus, en sprak tot Hem: Zijt Gij de koning der Joden? Jesus antwoordde: Zegt ge dit uit uzelf, of hebben anderen u dit van Mij gezegd? Pilatus antwoordde: Ben ik soms een Jood? Uw volk en de opperpriesters hebben U aan mij overgeleverd. Wat hebt Gij gedaan? Jesus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Indien mijn koninkrijk van deze wereld was, dan zouden mijn dienaars zich te weer hebben gesteld, opdat Ik niet aan de Joden werd overgeleverd; maar mijn koninkrijk is niet van hier. Pilatus zei Hem: Gij zijt dan toch koning? Jesus antwoordde: Gij zegt het; Ik ben koning. Ik ben geboren en in de wereld gekomen, juist om te getuigen voor de waarheid. Alwie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem. Pilatus zei Hem: Wat is waarheid? Na deze woorden ging hij naar de Joden terug, en sprak tot hen: Ik vind volstrekt geen schuld in Hem. Maar gij hebt een gewoonterecht, dat ik u iemand vrijlaat bij gelegenheid van het paasfeest. Wilt gij dus, dat ik u den koning der Joden vrijlaat? Toen begonnen ze opnieuw te schreeuwen, en riepen: Niet Hem, maar Barabbas. Barabbas nu was een rover. Toen liet Pilatus Jesus geselen. En de soldaten vlochten een kroon van doornen, en zetten ze Hem op het hoofd; ze wierpen Hem een purperen mantel om, traden op Hem toe, en zeiden: Wees gegroet, koning der Joden. En ze sloegen Hem in het gelaat. Nu kwam Pilatus weer naar buiten, en sprak tot hen: Zie, ik breng Hem u naar buiten, om u te doen weten, dat ik volstrekt geen schuld in Hem vind. Jesus kwam dus naar buiten, met de doornenkroon en de purperen mantel. En hij sprak tot hen: Ziet den mens. Maar toen de opperpriesters en trawanten Hem zagen, schreeuwden ze het uit: Aan het kruis, aan het kruis met Hem! Pilatus zei hun: Neemt Hem zelf, en kruisigt Hem; want ik vind geen schuld in Hem. De Joden antwoordden hem: We hebben een Wet, en volgens de Wet moet Hij sterven; want Hij heeft Zich uitgegeven voor Zoon van God. Toen Pilatus dit hoorde, werd hij nog meer bevreesd. Hij ging opnieuw het rechthuis binnen, en sprak tot Jesus: Van waar zijt Gij? Maar Jesus gaf hem geen antwoord. Pilatus zeide Hem dus: Staat Gij mij niet te woord? Weet Gij niet, dat ik de macht heb, om U vrij te laten, en de macht, om U te kruisigen? Jesus antwoordde: Ge zoudt niet de minste macht over Mij hebben, zo ze u niet van hogerhand was gegeven; die Mij aan u heeft overgeleverd, draagt daarom groter schuld. Om die reden trachtte Pilatus Hem in vrijheid te stellen. Maar de Joden schreeuwden het uit: Als ge Hem vrijlaat, zijt ge niet keizersgezind. Wie zich voor koning uitgeeft, staat tegen den keizer op. Toen Pilatus dit hoorde, leidde hij Jesus naar buiten, en zette zich op de rechterstoel neer, op de plaats die Litostrótos heet, Gábbata in het hebreeuws. Het was nu daags voor het paasfeest, ongeveer het zesde uur. En hij sprak tot de Joden: Ziet uw koning. Maar ze schreeuwden: Weg, weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zei hun: Zal ik uw Koning kruisigen? De opperpriesters antwoordden: We hebben geen koning dan Caesar. Toen gaf hij Hem aan hen over, om gekruisigd te worden. Men voerde Jesus dus weg; Zelf droeg Hij het kruis. Zo trok Hij naar buiten naar de zogenaamde Schedelplaats, die in het hebreeuws Gólgota wordt genoemd. Daar kruisigde men Hem; en met Hem nog twee anderen, aan elke zijde één, en Jesus in het midden. Pilatus had ook een opschrift doen schrijven, en het aan het kruis laten hechten. Er stond op geschreven: Jesus van Názaret, de Koning der Joden. Vele Joden lazen dit opschrift; want de plaats waar Jesus gekruisigd werd, lag dicht bij de stad, en het was geschreven in het hebreeuws, grieks en latijn. De opperpriesters der Joden zeiden dus tot Pilatus: Schrijf niet: De koning der Joden; maar: Hij heeft gezegd: Ik ben de koning der Joden. Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, blijft geschreven. Toen de soldaten Jesus dus hadden gekruisigd, namen ze zijn klederen in bezit, en verdeelden ze in vieren; één deel voor elken soldaat, behalve nog het onderkleed. Dat onderkleed was zonder naad, uit één stuk geweven van boven tot onder. Ze zeiden dus tot elkander: Laten we het niet in stukken scheuren, maar er om loten, wie het krijgt. Zo zou de Schrift worden vervuld: "Ze hebben mijn klederen onder elkander verdeeld, En over mijn gewaad het lot geworpen." En zo deden het dus de soldaten. Bij het kruis van Jesus stonden zijn moeder, de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria Magdalena. Jesus zag zijn moeder staan, en naast haar den leerling, dien Hij beminde. En Hij sprak tot zijn moeder: Vrouw, ziedaar uw zoon. Daarna sprak Hij tot den leerling: Ziedaar uw moeder. En van dat ogenblik af nam de leerling haar bij zich op. Toen wist Jesus, dat thans alles was volbracht; Hij sprak, opdat de Schrift zou worden vervuld: Ik heb dorst. Er stond daar een kruik met azijn; men stak dan een spons vol azijn op een hysopstengel, en bracht ze Hem aan de mond. Toen Jesus de azijn had genuttigd, zeide Hij: Het is volbracht. Hij boog het hoofd, en gaf de geest. Daar het daags voor het paasfeest was, en er op de sabbat geen lijken aan het kruis mochten blijven, (het was nog wel een grote sabbat,) verzochten de Joden aan Pilatus, dat men hun de benen zou breken, en hen afnemen. Daarom kwamen de soldaten en braken de benen van den eerste, die met Hem was gekruisigd, daarna die van den tweede. Toen ze bij Jesus waren gekomen en zagen, dat Hij reeds was gestorven, braken ze Hem de benen niet. Maar een der soldaten doorboorde met een lans zijn zijde; en aanstonds vloeide er bloed uit en water. En hij, die het gezien heeft, legt er getuigenis van af, opdat ook gij geloven moogt. Zijn getuigenis is waarachtig; ook Hij weet, dat hij de waarheid zegt. Want dit is geschied, opdat de Schrift zou worden vervuld: "Geen been zal Hem verbrijzeld worden". En weer een ander Schriftwoord zegt: "Ze zullen opzien tot Hem, dien ze hebben doorboord". Josef van Arimatea, die een leerling van Jesus was, maar alleen in het geheim uit vrees voor de Joden, vroeg daarna verlof aan Pilatus, om Jesus lichaam te mogen afnemen; en Pilatus stond het hem toe. Hij kwam dan, en nam zijn lichaam af. Nikodemus, die vroeger Hem s nachts had bezocht, kwam eveneens, en bracht een mengsel mee van mirre-hars en aloë-bladeren, ongeveer honderd pond. Ze namen het lichaam van Jesus, en wikkelden het in lijnwaad, te zamen met de geurige kruiden, zoals het onder de Joden bij begrafenis de gewoonte is. Nu lag er op de plaats, waar Hij was gekruisigd, een hof, en in de hof een nieuw graf, waarin nog niemand was bijgezet. Daar het de vooravond van het paasfeest der Joden was, en het graf dichtbij, legden ze Jesus daarin neer.