For this blog to translate into language of your choice? Select your language below.
2 prachtige pps-jes hierboven van Godelieve en ook Mama rechts heeft ze gemaakt Klik op de banner en bekijk nog veel meer moois op haar blog
Klik op de banner hier beneden en ga eens langs bij Lenie voor nog meer moois Alle Ave Maria pps-jes hierboven zijn van haar
Gastenboek
Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Wonder
19-02-2011
De Bouwmeester van alles.
"Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen?" (Jesaja 40:26). "Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de HERE, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat, zijn verstand is niet te doorgronden" (Jesaja 40:28).
"Elk huis wordt door iemand gebouwd, maar de bouwmeester van alles is God" (Hebreeën 3:4).
Sommigen beweren dat het scheppingsverhaal in Genesis geen geschiedenis is, maar slechts beeldspraak. In Genesis 2:4 lezen wij echter: "Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden."
'Generaties' is de grondbetekenis van het Hebreeuws woord dat hier als 'geschiedenis' wordt vertaald. Deze afgeleide betekenis is ontstaan doordat geschiedenis in de oudheid gewoonlijk met geslachtsregisters gepaard ging.
In zes dagen.
Sommigen beweren dat alles over een heel lange periode door toeval is ontstaan. [Toeval is zulk een slechte bouwmeester dat men gedwongen wordt hem heel veel tijd te gunnen om zijn werk te verrichten. Het probleem wordt zodoende wel verdoezeld, maar niet opgelost, want zelfs na een eeuwigheid blijft chaos nog steeds chaos, tenzij iemand orde in de zaak brengt!]
Wat leert de Schrift? "In zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de HERE de sabbatdag en heiligde die" (Exodus 20:11). "Tussen Mij en de Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust" (Exodus 31:17).
Naar hun aard.
Spijts alle wetenschappelijke waarnemingen, geloven sommigen nog steeds in spontane generatie - dat levende organismen zomaar vanzelf uit onbezielde stof kunnen ontstaan.
Wat leert de Schrift? "Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was" (Genesis 1:21). "En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was" (Genesis 1:24,25).
Op één bepaalde dag.
Sommigen zoeken hun voorouders bij de apen. Hoewel hun langgezochte 'missing link' (ontbrekende schakel) tussen aap en mens nog steeds zoek is, menen ze dat de mensen geleidelijk uit aapachtige voorouders - alweer door de god van het toeval - zijn ontstaan. In kinderboeken vindt men verbeeldingsrijke illustraties hiervan.
Wat leert de Schrift? "En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen" (Genesis 1:27). "Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag" (Genesis 1:31).
God Schiep de mens op één bepaalde dag. "Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen 'mens' ten dage, dat zij geschapen werden" (Genesis 5:1,2). "Want vraag toch naar de dagen van het verleden, van vóór uw tijd, sinds de dag dat God de mens op de aarde schiep..." (Deuteronomium 4:32).
"Ik ben het, die de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen heb; mijn handen hebben de hemelen uitgespannen en aan al hun heer heb Ik mijn bevelen gegeven" (Jesaja 45:12).
De Vader der geesten.
Hoe is de geest van de mens ontstaan? Door een toevallige samenspel van atomen?
Wat leert de Schrift? "Zo zegt God, de HERE, die de hemel schiep en hem uitspande; die de aarde uitbreidde met alles wat daaruit ontsproot; die aan de mensen die daarop wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen" (Jesaja 42:5).
Onderwerp u aan de Vader der geesten, en leef (Hebreeën 12:9)
De mens is verantwoordelijk.
"Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden, daarom dat hetgeen van God gekend kan worden in hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid" (Romeinen 1:18-25).
Een nieuwe schepping.
Nadat David met Batseba gezondigd had, besefte hij dat hij op geestelijk gebied Gods scheppende kracht nodig had. Hij bad: "Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest" (Psalm 51:12).
God voorspelde dat hij eenmaal een nieuw volk zou scheppen: "Dan zullen de volkeren de naam des HEREN vrezen, alle koningen der aarde uw heerlijkheid, wanneer de HERE Sion heeft gebouwd, en verschenen is in zijn heerlijkheid, Zich heeft gewend tot het gebed van de berooide en hun gebed niet heeft veracht. Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht, en het volk dat geschapen zal worden, zal de HERE loven" (Psalm 102:16-19).
Door de macht van Christus kan men een nieuwe schepping worden: "Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen" (Efeziërs 2:10).
Christus is gekomen om zowel Joden als niet-Joden "tot één nieuwe mens te scheppen" (Efeziërs 2:15).
"Gij toch hebt van Hem gehoord en zijt in Hem onderwezen, gelijk dit de waarheid is in Jezus, dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken, en de nieuwe mens aandoet, die naar (de wil van) God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid" (Efeziërs 4:21-24). Zie ook Kolossenzen 3:10.
"Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen" (2 Korintiërs 5:17).
Uit de doop staat men op in nieuwheid des levens (Romeinen 6:3,4).
"Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is" (Galaten 6:15).
Een nieuwe hemel en aarde.
"Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap" (Jesaja 65:17,18).
"En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuwe Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig" (Openbaring 21:1-5).
Onze Schepper loven.
"Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen" (Openbaring 4:11).
"Halleluja. Looft de HERE in de hemel, looft Hem in den hoge. Looft Hem, al zijn engelen, looft Hem, al zijn heerscharen. Looft Hem, zon en maan, looft Hem, al gij lichtende sterren. Looft Hem, hemel der hemelen, en gij wateren boven de hemel. Dat zij de naam des HEREN loven, want Hij gebood en zij waren geschapen; Hij zette ze vast voor immer en altoos, Hij stelde hun een inzetting, die geen hunner overtreedt" (Psalm 148:1-6).
Werp uw bekommernis op de Heer.
Heb je ooit gewenst, dat je moeilijkheden en problemen van je gewoon kon afzetten, dat je van je zorgen bevrijd kon worden?
"Werp uw bekommernis op de HERE, Hij zal voor u zorgen" (Psalm 55:23).
Het kan dus! Onze zorgen mogen wij aan God overlaten. Hij zal voor ons zorgen. Op Hem mogen wij vertrouwen.
Maar dikwijls doen wij dat niet. Wij zijn eerder als een landloper die langs de weg liep met een heel zware last op zijn rug. Een boer met wagen en paard haalde hem in. Hij stopte zijn wagen en riep: "Vriend, klim maar achter in de wagen. Ik breng je naar de stad."
Met grote dankbaarheid is de zwaar beladen man op de wagen geklommen.
Na een tijd bemerkte de boer dat zijn passengier, hoewel hij achter in de wagen zat, zijn zware last nog op zijn schouder droeg. Hij riep: "Vriend, leg die last maar neer in de wagen. Waarom draag je hem nog op je schouder?"
Daarop antwoordde de man: "Ik dacht dat hij misschien te zwaar was voor de wagen. Daarom droeg ik hem maar zelf nog."
Zo zijn wij dikwijls. Wij komen tot de Heer voor redding, maar menen dat wij nog onze eigen last moeten dragen.
"Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" (1 Petrus 5:7).
Jezus zei: "Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven" (Matteüs 11:28).
Op God mogen wij rekenen: "Vertrouwt op de HERE voor immer, want de HERE HERE is een eeuwige rots" (Jesaja 26:4).
Dikwijls, in plaats van op God te vertrouwen, stellen wij ons vertrouwen in iets dat niet betrouwbaar is.
De Schrift waarschuwt ons voor bepaalde dingen waarin wij ons vertrouwen niet mogen stellen.
Wij mogen niet op eigen inzicht vertrouwen.
"Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet" (Spreuken 3:5).
Soms laat God toe dat wij moeilijkheden ondervinden, opdat wij zouden leren op Hem te vertrouwen. Paulus schreef: "Want wij willen u niet onkundig laten, broeders, van de verdrukking, die ons in Azië overkomen is: bovenmate en boven vermogen hebben wij een zware last te dragen gehad, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten; ja, voor eigen besef achtten wij ons als ter dood verwezen, opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt" (2 Korintiërs 1:8, 9).
Wij mogen ons vertrouwen niet op mensen stellen .
"Het is beter bij de HERE te schuilen dan op mensen te vertrouwen; het is beter bij de HERE te schuilen dan op edelen te vertrouwen" (Psalm 118:8, 9).
"Zo zegt de HERE: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de HERE wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op de HERE vertrouwt, wiens betrouwen de HERE is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen" (Jeremia 17:5 t/m 8).
Wij mogen niet op militaire macht vertrouwen.
"Wee hun die naar Egypte trekken om hulp, die steunen op paarden en vertrouwen op wagens, omdat zij talrijk zijn, en op ruiters, omdat zij machtig in aantal zijn, maar de blik niet richten op de Heilige Israëls en naar de HERE niet vragen" (Jesaja 31:1).
Wij mogen niet op rijkdom vertrouwen.
"Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen" (Spreuken 11:28).
"Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen" (1 Timoteüs 6:17 t/m 19).
Indien wij op God vertrouwen en onze zorgen op Hem werpen, kunnen wij vrij van vrees zijn.
"Voor een kwaad gerucht zal hij niet vrezen, zijn hart is gerust, vol vertrouwen op de HERE" (Psalm 112:7). "Ten dage dat ik vrees, vertrouw ik op U; op God, wiens woord ik prijs. Op God vertrouw ik, ik vrees niet; wat zou vlees mij aandoen?" (Psalm 56:4, 5). "Zie, God is mijn heil, ik vertrouw en vrees niet, want mijn sterkte en mijn psalm is de HERE HERE, en Hij is mij tot heil geweest" (Jesaja 12:2).
Wij mogen vertrouwen, zelfs wanneer het schijnt dat het slecht gaat.
Wij mogen het vertrouwen van Sadrak, Mesak en Abednego als voorbeeld nemen: "Toen antwoordden Sadrak, Mesak en Abednego de koning Nebukadnessar: Wij achten het niet nodig u hierop enig antwoord te geven. Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden; maar zelfs indien niet het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden" (Daniël 3:16 t/m 18). Door hun voorbeeld van vertrouwen, kwam Nebukadnessar tot geloof. Want eerst zei hij: "Waar is de god die u uit mijn macht zou kunnen redden?" (Daniël 3:15). Maar wat zegt hij nu? "Nebukadnessar hief aan en zeide: Geloofd zij de God van Sadrak, Mesak en Abednego! Hij heeft zijn engel gezonden en zijn dienaren bevrijd, die zich op Hem hebben verlaten, het bevel des konings hebben overtreden, en hun lichamen prijsgegeven, omdat zij geen enkele god willen vereren of aanbidden dan alleen hun God" (Daniël 3:28).
Wanneer wij op God vertrouwen, ontvangen wij genade.
"Talrijk zijn de smarten van de goddeloze, maar wie op de HERE vertrouwt, die omringt Hij met goedertierenheid" (Psalm 32:10).
Probeer niet uw eigen last te dragen .
"Werp uw bekommernis op de HERE, Hij zal voor u zorgen" (Psalm 55:23). "Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u" (1 Petrus 5:7).
18-02-2011
Heilige Jozef, voedstervader van Jezus, bid voor ons.
Wees gegroet, Koningin
Wees gegroet, Koningin, Moeder van barmhartigheid,
ons leven, onze zoetheid, onze hoop, wees gegroet.
Tot U roepen wij, bannelingen, kinderen van Eva.
Tot U verzuchten wij, klagend en wenend in dit tranendal.
Welaan dan, onze Middelares, sla uw barmhartige ogen op ons.
En toon ons, na deze ballingschap, Jezus , de gezegende vrucht van uw lichaam.
O, genadige, o meedogende, o zoete Maagd Maria.
Gebed. ( Allerheiligste Hart van Jezus ).
Allerheiligste Hart van Jezus, voor wie een enkele zaak onmogelijk is, namelijk geen medelijden te hebben met ons die in nood zijn, heb toch medelijden met ons, arme zondaars, en verleen ons de genade die wij U afsmeken door de voorspraak van het Onbevlekt Hart van Maria, Uwe en onze tedere moeder.
De onweerstaanbare noveen aan het Heilig Hart van Jezus.
O mijn Jezus die gezegd hebt: "Voorwaar ik zeg u: vraagt en ge zult verkrijgen, zoekt en ge zult vinden, klopt en er zal opengedaan worden!" Zie, ik klop, ik zoek en ik vraag U de genade...
Onze Vader, Weesgegroet, Glorie zij de Vader
H.Hart Van Jezus, ik hoop en ik vertrouw op U
O mijn Jezus die gezegd hebt: "Voorwaar ik zeg u: Alles wat ge zult vragen aan mijn Vader in Mijn Naam, zal Hij u geven!" Zie, aan Uw Vader vraag ik in uw naam de genade...
Onze Vader, Weesgegroet, Glorie zij de Vader.
H.Hart Van Jezus, ik hoop en ik vertrouw op U
O mijn Jezus die gezegd hebt: "Voorwaar ik zeg u: Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan.!"
Zie steunend op de onfeilbaarheid van Uw Heilige woorden, smeek ik om de genade...
Onze vader, Weesgegroet, Glorie zij de Vader
H.Hart van Jezus, ik hoop en ik vertrouw op U.
Gebeden voor de zielen van het vagevuur.
Gedenk, H.Maagd Maria, dat men nooit gehoord heeft, dat iemand die tot U zijn toevlucht nam, verlaten werd.
Aangemoedigd door dit vertrouwen, O Moeder, maagd der maagden, kom ik tot U, en zuchtend onder het gewicht van mijn zonden, kniel ik voor U neer.
O, Moeder van het Woord, verwerp mijn nederige gebeden niet; maar luister goedgunstig naar mijn gebeden.
Toevlucht der zondaars, bid voor ons. Weesgegroet Maria...
Troosteres der bedrukten, bid voor ons. Weesgegroet Maria...
Hulp der Christenen, bid voor ons. Weesgegroet Maria...
Gebed tot de engelbewaarder.
Engel van God
die mijn beschermer zijt
Omdat de hemel mij aan u heeft toevertrouwd
Verlicht mij
Leid mij
en bescherm mij vandaag. Amen
Gebed van de Heilige Moeder Birgitta.
Heer, kom snel en verlicht de nacht!
Naar U zie ik uit zoals de stervenden uitzien naar U.
Zeg tegen mijn ziel dat niets gebeurt zonder dat U het toestaat
en dat niets van dat wat U toestaat zonder troost is.
O Jezus, Zoon van God,
U zweeg in aanwezigheid van Uw aanklagers,
beteugel mijn tong
totdat ik gevonden heb wat ik moet zeggen en hoe het te zeggen.
Toon mij de weg en maak me bereid die te volgen.
Treuzelen is gevaarlijk en doorgaan vol risico.
Geef antwoord op mijn smeken en toon mij de weg.
Ik kom tot U zoals de gewonde naar de dokter gaat op zoek naar hulp.
Geef, o Heer, vrede aan mijn hart!
Amen.
PSALM 59.
1 Red mij, o God, uit 's vijands handen;
Verlos mij van de dwingelanden.
Uw heil zij, tegen 't wreed geweld,
Mij tot een hoog vertrek gesteld.
Mijn God, 't behaag' U, mij t' ontzetten;
Daar d' overtreders van Uw wetten,
Die niet dan slinkse gangen gaan,
Bloeddorstig mij naar 't leven staan.
2 Laat, HEER', Uw bijstand niet vertragen;
Zie, hoe zij mijne ziel belagen.
Zij zijn doldriftig op de been,
En rukken al hun macht bijeen;
Schoon ik geen misdaad heb bedreven,
Die stof tot wraakzucht konde geven.
Waak op, ontmoet mij, en beschouw,
Hoe 'k op Uw macht alleen vertrouw.
3 Ja, 't lust, U, HEER' der legerscharen,
Als Isrels God U t' openbaren.
Ontwaak, en straf dit heidendom;
Dat niemand Uwe wraak ontkom'.
Zij trekken, trots op wanbedrijven
Waardoor zij trouwloos 't onrecht stijven,
De stad om, aan den avondstond,
En ieder tiert, gelijk een hond.
4 De snoodste laster stroomt d' ontaarden
Ten mond, uit; ja, geslepen zwaarden
Zijn op hun lippen; ieder woord
Is schimp, vervloeking, wraak en moord.
"Wie hoort het ?" vragen z' onder 't woeden;
Maar Gij, o Schutsheer aller goeden,
Zult hen belachen, en den spot
Haast drijven met al 't heidens rot.
5 Mijn vijand roem, op zijn vermogen,
Maar ik, ik sla op U mijn ogen;
Ik wacht op Uwe hulp, o HEER';
Gij zijt mijn hoog vertrek, mijn eer.
'k Zal God met goedertierenheden
Mij eerlang tegemoet zien treden,
En mij welhaast gewroken zien,
Aan hen, die listig mij bespien.
6 Beroof hen niet terstond van 't leven,
Opdat mijn volk, van angst ontheven,
Uw oordeel tevens niet vergeet'.
Uw macht' als Gij ter vierschaar treedt,
Doe elk van hen als balling zwerven,
En, 't kwaad ten spiegel, schandlijk sterven;
Ja, werp, o God, mijn Schild, hen neer,
Als trotse schenders Uwer eer.
7 Men neem' hen, daar hun lastermonden
En valse lippen 't hart doorwonden,
Gevangen in hun hovaardij.
Vergeld hun vloek, hun razernij,
De leugens, die zij snood verdichten.
't Betaamt U, hen gestreng te richten;
Verteer z' in grimmigheid; Uw kracht;
Verteer', verdelg, dat snood geslacht.
8 Laat hen eerlang bij d' uitkomst weten,
Dat God als Heerser is gezeten,
In Jakobs erf, daar 't kwade weert;
Ja, tot aan 's aardrijks eind regeert.
Laat, als het licht begint te dalen,
Hen wederkeren, zoeken, dwalen,
Vol ongeduld' van pad tot pad,
Als honden tierend om de stad.
9 Laat hen, o God, om spijs verlegen,
Omzwerven, en op nare wegen,
Vernachten in de duisternis;
Schoon geen van hen verzadigd is,
Maar ik zal U mijn sterkte noemen,
Uw goedheid 's morgens vrolijk roemen,
En zingen, met een dankbren geest:
"Gij zijt mijn hoog vertrek geweest."
10 Ik zal, omdat G' in bange dagen
Mijn toevlucht waart, van U gewagen;
Van U, mijn sterkte, zij mijn zang
En snarenspel, mijn leven lang.
Ik heb in nood, aan God verbonden,
In Hem mijn hoog vertrek gevonden;
In God, wiens goedertierenheid,
Zich over mij heeft uitgebreid.
Berijming van 1773
PSALM 29.
1 Aardse machten, looft den HEER'!
Geeft den HEERE sterkt' en eer.
Dat de lof van 's Hoogsten Naam,
Aller groten roem beschaam'.
Vorsten, 't voegt u, Hem, in 't midden;
Van Zijn heiligdom t' aanbidden,
't Voegt u, met de Godgetrouwen,
's HEEREN heerlijkheid t' ontvouwen.
2 's HEEREN stem, op 't hoogst geducht,
Rolt en klatert door de lucht.
Berst, met vreselijk geluid,
Op de grote waatren uit.
Klinkt, met nadruk en vermogen,
Heerlijk uit de hemelbogen.
't Schepsel beeft en staat verwonderd,
Als de God der ere dondert.
3 's HEEREN wonderstem verbreekt,
Als Zijn grimmigheid ontsteekt,
't Ceedrenbos van Libanon,
Schudt den hogen Sirion.
Ceedren, uit den grond gewrongen,
Hupplen als der rundren jongen,
Bergen voelen sidderingen,
Daar z' als wilde stieren springen.
4 's HEEREN stem verbaast natuur,
Houwt uit bergen vlammend vuur.
Schiet van 't zwerk den bliksem neer.
Kades beeft voor 't buldrend weer.
Woestenijen slaan aan 't zuchten.
Hinden krijgen, onder 't vluchten,
Barenswee ; door vrees gedrongen,
Werpen z', in dien nood, haar jongen.
5 's HEEREN stem ontbloot het woud;
Maar hij, die op God vertrouwt,
Buigt zich veilig, Hem ter eer,
Juichend in Zijn tempel neer.
't Is de HEER', Wiens wenk de stromen
In hun woede kon betomen;
Die, in macht nooit af te meten,
Eeuwig is ten troon gezeten.
6 Looft den HEER', die wondren werkt;
Israel, Zijn volk, versterkt.
Hem, die Jakobs heilig kroost
Zeegnen zal met vreed' en troost.
Berijming van 1773.
Hogepriesterlijk gebed ( Joh. 17, 1-26 )
Het mooiste gebed is het hogepriesterlijk gebed van Jezus, dat Hij bad tot de Vader na de instelling van de Eucharistie bij het Laatste Avondmaal. ******************************************************
Jezus hief zijn ogen ten hemel en sprak: "Vader, het uur is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U moge verheerlijken, overeenkomstig de macht, die Gij Hem gegeven hebt over alle vlees, om eeuwig leven te schenken aan allen, die Gij Hem gegeven hebt. Dit nu is het eeuwige leven, dat men U kent, de enig-ware God, en Hem, die Gij gezonden hebt, Jezus Christus.
Ik heb U verheerlijkt op aarde; Ik heb het werk volbracht, dat Gij Mij hebt opgedragen te doen; en nu, Vader, verheerlijk Gij Mij bij Uzelf, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, voordat de wereld bestond. Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U, en Gij hebt hen gegeven aan Mij, en zij hebben uw woord onderhouden. Nu weten zij, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, afkomstig is van U; want ik heb hun de woorden overgebracht, die Gij Mij hebt gegeven; en zij hebben ze aanvaard en hebben naar waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.
Voor hen bid Ik; niet voor de wereld bid Ik; maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt; want zij zijn van U; en al het mijne is het uwe, en het uwe is het mijne; en in hen ben Ik verheerlijkt. En nu blijf Ik niet langer in de wereld; zij echter blijven in de wereld, maar Ik ga tot U.
Heilige Vader, wil hen, die Gij Mij gegeven hebt, bewaren in uw naam, opdat zij één mogen zijn, zoals ook wij. Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam. Hen, die Gij Mij hebt gegeven, heb Ik bewaard; en niemand is er van hen verloren gegaan behalve de zoon des verderfs, opdat de Schrift in vervulling zou gaan. Maar nu ga Ik tot U terug; en Ik zeg dit, nu Ik nog in de wereld ben, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich mogen bezitten. Ik heb hun uw woord gegeven, en de wereld ging hen haten, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals ook Ik niet van de wereld ben. Ik vraag niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld, zoals ook Ik niet van de wereld ben. Heilig hen in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld hebt gezonden, zo heb ook Ik hen in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.
Maar Ik bid niet alleen voor dezen, doch ook voor hen, die door hun woord in Mij zullen geloven: Mogen zij toch allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij, en Ik in U; dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de glorie, die Gij Mij hebt geschonken, heb Ik aan hen gegeven, opdat zij één zouden zijn, gelijk ook Wij één zijn. Ik in hen, en Gij in mij; opdat zij volkomen één zijn.
Mogen zij volmaakte eenheid bezitten, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij hebt gezonden, en dat Gij hen hebt bemind zoals Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik wil, dat zij die Gij Mij hebt gegeven, met Mij mogen zijn waar Ikzelf ben; dat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij hebt gegeven, omdat Gij Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging der wereld. Gerechte Vader, de wereld heeft U wel niet gekend, maar Ik heb U gekend; en zij hebben erkend dat Gij Mij hebt gezonden. Ik heb aan hen uw naam bekend gemaakt en zal dat blijven doen, opdat de liefde, waarmede Gij Mij hebt bemind, in hen moge zijn en Ik in hen.
GEBED.
U, God, loven wij,
U, Heer, prijzen wij.U, God, loven wij,
U, eeuwige Vader,
eert heel de aarde.
Tot U roepen alle engelen,
tot U roepen de hemelen en alle machten.
Tot U roepen Cherubijnen en Serafijnen,
die zonder ophouden zingen:
Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde
van uw grote heerlijkheid.
U looft het roemvol koor der apostelen,
U het lofwaardig getal der profeten.
U looft de blanke stoet der martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, eniggeboren Zoon,
waarachtig en hoog verheven,
U, heilige Geest, de Vertrooster.
Gij, Christus, Koning der glorie,
Gij zijt de eeuwige Zoon van de Vader.
Gij, die om de mens verlossing te brengen,
geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd.
Gij, die de prikkel van de dood hebt overwonnen
en voor de gelovigen het hemels Rijk hebt geopend.
Gij zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader,
Gij zult als rechter komen, zoals wij geloven.
U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp,
die Gij door uw kostbaar bloed hebt gered.
Laat ons geteld worden onder uw heiligen,
in de eeuwige heerlijkheid.
Red, Heer uw volk en zegen uw erfdeel,
hoed hen en draag hen voor immer.
U willen wij prijzen, iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde,
ontferm U over ons, Heer,
ontferm U over ons.
Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons,
zoals ons vertrouwen uitgaat naar U.
Op U, Heer, is onze hoop gevestigd,
beschaam ons niet in eeuwigheid.
Loven wij de Vader en de Zoon met de heilige Geest.
Laat ons Hem prijzen en verheffen in eeuwigheid.
Geloofd zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels
En prijzenswaardig en roemrijk en hoogverheven in eeuwigheid, Amen.
Ik ben de weg.
IK ben de Weg, de Waarheid en het Leven
Wie de wegen van de Waarheid betreedt
zal leven in het licht,
zal niet sterven maar in eeuwigheid leven.
Daarom, schoei jouw voeten met het licht
en betreedt de weg van de Waarheid
die leidt naar het Leven,
het Leven met eeuwigheid bekroond,
het leven van het Leven
met waarheid bezegeld.
- geen droom of fabel is 't,
wat IK Die ben Die ben jou zeg
is de vertrouwensvolle volmaakte Waarheid.
- niets kan worden gewijzigd
of argeloos verzwegen.
Wanneer de mens
de wegen van de Waarheid betreedt
zal de Heilige Geest
hem licht en voorspoed schenken,
zal Hij zijn geest bedauwen met wijsheid en kracht
om sterk te staan tijdens stroeve dagen
(om) voorop te gaan in duistere stonden
zal hij zich geroepen weten
om de leer van de Waarheid te verkondigen
zal hij hoopvol de toekomst bekijken
en uitzien naar de nieuwe dageraad
zal hij zich kleden met de liefde
zodat zijn hart wordt teder en zacht
kan hij zich gelukkig prijzen
te wandelen in het licht
aan de hand van de Waarheid
naar het Leven, in het heden en het nu.
IK ben de Weg, de Waarheid en het Leven.
Kom en betreedt die wegen
die leiden naar het licht,
daar zul je vinden en ook zien,
je lieve Vriend, de Godmens, Gods Zoon,
het Heil voor de mens die in de Liefde leven wil.
Mijn wegen zijn spiritueel, niet afgebakend,
geestelijk getekend,
zo kan ieder mensenhart dat horen of zien en wil
Mijn wegen betreden,
de wegen door Mijn liefde gezegend.
Ga in vrede.
Eilandje van heiligheid. ( Marguerite).
De Boodschap in zijn geheel
laat ons heel duidelijk inzien
dat het niet de bedoeling van Jezus is
om langs de weg van de eilandjes van heiligheid
de zielen die al heilig zijn uit te kiezen.
Integendeel,
in deze toch vijandige wereld,
wil Hij Kleine Zielen van goede wil
samenbrengen in een eilandje van heiligheid
om hen met elkaar in heiligheid te laten delen
met de bedoeling de wereld te redden.
Een eilandje van heiligheid bestaat uit een groep Kleine Zielen
die regelmatig samenkomen
om te bidden en zich te laten vormen en onderrichten
door de Boodschap.
Zij willen leven vanuit een volledig vertrouwen in-
en een totale overgave aan de Barmhartige Liefde,
anderen naar Hem brengen
en alzo zielen redden.
1 Johannes 4:8b: God is liefde
1. Dit is de meest misbruikte tekst in de bijbel. Te pas en te onpas wordt dit woord gebruikt. De
grootste spotters zijn het snelste klaar met Gods liefde. Zal Hij de zonde ook wel niet erg vinden. Kan
ik het er wel op wagen. Ik ga ervan uit dat er geen hel is. Dat alle mensen van alle godsdiensten zalig
worden. Het enige dat mensen uit de bijbel halen en de rest van de Schrift laten voor wat het is. Dit
komt hen goed uit en past in straatje.
2. Meest aangevochten Woord van God. Hoe kan er zoveel ellende in de wereld zijn als God
liefde is? Waarom heeft God de mens dan zo gemaakt? Is God liefde als er zomaar in Israel
zelfmoordcommandos rondlopen en op een bus inrijden of in een huis naar binnen stappen en
daar kinderen onder een bed gekropen doodschieten. Niet alles in media. In Joegoslavie zulke
verschrikkelijke dingen. Zo verschrikkelijke kanker bij iemand die altijd sociaal was.
En dan nog een laagje dieper: Hoe kan God liefde zijn als er in de Bijbel staat: Jacob heb ik
liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.
3. Meest diepe woord van God.
a. De diepte van dit woord verstaan we niet als we dit Woord toepassen op Gods schepper sliefde.
Dat is ook Zijn liefde. Het is Zijn liefde om de wereld te scheppen. Hij verhoort gebeden van raven
zelfs. Hij doet op aarde aan alle schepselen wel, Matth. 5:45. De grootste atheisten en spotters
krijgen elke dag Zijn gaven. Zijn goedheid is verspreid op al Zijn werken. De ganse aarde is van Zijn
heerlijkheid vol. Engelen en mensen vormen het hoogtepunt van Zijn schepping.
Heel de schepping draagt de sporen van Zijn goedheid. De bomen geven en geven vruchten. De
rivieren geven hun sappen aan de weilanden en doordrenken deze. Gevende goedheid van God. Ook
niet-godvrezende moeders hebben een hart voor hun kinderen en geven hun hart en hun tijd en hun
liefde en hun zorg. De Heere zorgt beter dan de beste vader op aarde zorgt voor Zijn schepselen. Dag
aan dag overlaadt Hij ons.
Deze liefde van God aan al Zijn schepselen is geweldig groot. Het zijn de goedertierenheden die tot
bekering leiden. Daarin is genoeg roepstem en kracht om Hem te erkennen als de goede Gever. Deze
liefde blijft echter algemeen. Je wordt er niet mee zalig.
b. De diepte van dit woord schittert in Gods liefde als Hij zondaren redt. Het tekstverband maakt dat
ook wel duidelijk. Gods liefde schittert daarin dat Hij Zijn Zoon heeft gegeven. De enige manier om dit
woord - en de diepte ervan - te verstaan is om het vanuit het hart van een geredde zondaar te bezien.
Dit woord is niet een woord om over te redeneren, maar een woord van verwondering. Het is een
geloofsbelijdenis. Een jubellied. Een woord vanuit de diepte van een verbroken hart.
Juist vanuit het geloof zien we de diepte van dit heerlijke woord. Dan hebben we schroom. Zullen
wij zeggen wie God is? Het gaat over het diepste wezen van God. Dan heet het niet dat Hij liefdevol
is, maar dat Hij liefde is. Wilt u zeggen wie God is, dan moet u zeggen dat Hij liefde is. God kiest niet
voor liefde, maar Hij is liefde. We staan hier op heilige grond. Hoe diep, hoe rijk is het thema. We
stamelen het woord uit.
In het geloof verstaan we ook hoe persoonlijk dit woord is. Het is geen dogma, maar het wil zeggen:
Gij zijt liefde. Gij hebt mij lief. Hij is liefde voor mij. Het is het woord dat het kind tegen de moeder
zegt: Wat bent u lief. Zo willen we het vanmorgen horen; als de intieme taal van het hart. Het hart van
Johannes.
A. God de Heilige Geest is liefde. Zijn werken zijn met liefde gedaan. Ze zijn een uiting van de liefde
in Zijn hart. Ik vroeg niet naar U, maar Gij vroeg naar mij. Ik wilde niet overtuigd worden van mijn
zonden. Ik wederstond altijd de Heilige Geest. Ik wilde de wereld niet loslaten en mijn vrienden niet
opgeven en geen schuldenaar voor God worden. Ik wilde altijd mijn zonde verkleinen en vergoeilijken.
Het was niet zo erg. Het kwam door mijn geboorte en karakter. Maar U hebt gewerkt ondanks mijn
tegenstand. In liefde hebt U al deze tegenstand verdragen.
Ik dwaalde als een schaap in het rond en U hebt mij opgezocht. U overtuigde mij van de ijdelheid van
de wereld. U bepaalde mij bij het gewicht van mijn ziel. U toonde mij de kwaal van mijn hart. U zette
mij stil bij de levensvraag. Ik kende geen schuld en gevoelde geen smart, maar U hebt mij overtuigd
van mijn zonde en ongeloof. Ik kende geen hulpeloosheid en hoogmoed, maar U hebt de vinger erbij
gelegd. Ik kende geen geestelijke wet, maar U leerde mij dat Ik vleselijk ben. Het was uw liefde die
mij deed ontdekken dat ik God niet liefheb en dat ik geneigd ben God te haten. Zo hebt U de kwaal
aangewezen en blootgelegd. Het pijnlijke werk van ontdekking uitgevoerd. U leerde mij hoe onwaardig
ik ben.
De liefde van de Geest gaat echter nog veel verder. Hij werkt niet alleen aan ons, maar woont in mij.
De Heilige Geest heeft niet Zichzelf gezocht, maar Hij heeft in liefde Zichzelf gege ven. U wilde in mijn
onheilige en boze hart komen wonen. Mijn hart is erger dan een vuilnis belt waarin de zonde ligt te
rotten en te bederven en te stinken. En daar bent u in gekomen. Wat heeft u bewogen?! U hebt Uzelf
niet gezocht, maar Uzelf in liefde gegeven.
Het was de Geest Die Gods liefde in mijn hart uitstortte (Rom. 5:5). Dat maakte mijn hart week. Dat
gaf in mijn hart verslagenheid en berouw. Dat werkte de overgave om mijzelf aan de Heere gewonnen
te geven. U maakte mij zeer gewillig op de dag van Uw heirkracht. U werkte het willen en het werken.
Dat was in staat om de harde kern van mijn ziel te raken, zodat ik alle zelfhandhaving tegenover de
Heere verloor. Het was deze zuivere liefde die mij aan mijn zelfzucht ontdekte. Deze liefde veranderde
mijn hardheid in zelfverloochening. Het bastion van mijn ziel werd erdoor geopend.
Zo hebt u ook de balsem in de wonden gegoten, met zoveel liefde en zorg. U verheerlijkte Christus
niet alleen in het Woord, maar in mijn hart. U openbaarde de Heere Jezus Christus. U toonde mij Zijn
wonden, Zijn vernedering, Zijn overwinning, Zijn glorie, Zijn volkomen verzoening. U werkte het geloof
om Hem te omhelzen. U getuigde met mijn geest dat dit het evangelie en zo gaf U de diepe vrede.
Zo hebt U de liefde tot de wereld gedood, de liefde tot de zonde overwonnen. De liefde tot God
gewekt. De honger naar Hem. God liever dan vader of moeder. De hunkering om ge meenschap met
de Heere te ontvangen. De hele dienst van de Heere werd een liefdedienst. Ik kreeg Uw geboden zo
lief. Hoe lief heb ik Uw wet.
Ik ging haten wat ik liefhad en liefhebben wat ik haatte. Zou ik niet haten wat U haat? Voorheen
vroeg ik: wat ziet daar voor een kwaad in? Nu is de vraag: wat zit er van God in? Ik zie zoveel dat leeg
en ijdel is en geen vulling aan het hart geeft. Ik kan dat alles wel missen, omdat U mijn alles bent.
Wat is uw liefde trouw. Ik bedroef U elke dag. Ik vergeet de Heere dagen zonder getal. Er is zoveel
bederf in mijn hart. Ik zak steeds weer af in mijn ijver voor Uw dienst. Maar U haalt mij steeds weer
terug en de Geest bidt in mij met onuitsprekelijke zuchtingen. Steeds die hunkering naar God.
B. Wat een liefde van de Zoon. Hij heeft mij liefgehad en Zichzelf zo voor mij overgegeven. Zijn hele
hart was in Zijn menswording. Hij heeft Zichzelf niet gezocht. Maar Hij heeft Zichzelf gegeven. Geen
gulden heeft Hij voor Zichzelf begeerd. Hij kwam niet om gediend te worden, maar om te dienen.
Wat een liefde dat U voor mij uit de hemel kwam. God wordt mens. Engelen kunnen het niet zeggen,
Ere zij God. Wat een liefde in Zijn omwandeling. In Zijn zwijgen dat Hij niet weder schold als Hij werd
gescholden. In Zijn angst in Gethsemane. Grote druppels bloed. In de rechtszaal, zo vernederd. Hij
zweeg stil toen Hij op Zijn gezicht werd geslagen, zo ontluisterd. Gabbatha, opnieuw gezwegen, om
Zichzelf niet te verdedigen en de mond van tegensprekers te stoppen. Gezwegen toen menigte riep:
Kruis Hem. Liefde in hart op Gethsemane. In wereld, in de vloek, in de ellende. Voor Zijn zuivere
ziel een marteling om temidden van onheiligen te leven. Moordaanslagen op Zijn leven, Matth. 2.
Toorn van God dragen, hoe vreselijk voor Zoon om toorn van Vader te dragen, terwijl gewend aan
liefde. Het behaagde God Hem te verbrijzelen. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem.
Hij droeg bloedschande lot, dronkenschap Noach, overspel David, kinderdood van Manasse. In
gezicht gespugd, door onreine vuile duivel verzocht. Met moordenaars gerekend. Aan haar getrokken,
Koning genoemd, bespottelijk gemaakt, spijkers door handen. Ziel in grote angst en ontzetting. Geest
bezweek onder wraak Gods.
U hebt constant mij op het oog gehad. U wilde offer, altaar, tempel en priester zijn. U hebt alles
gedaan.
Ik heb niet Mijn gaven gegeven, niet een engel gezonden, maar Ik ben Zelf naar deze aarde gegaan
om u te verlossen uit de verblinding van de boze, de schuld tegenover God, de geeste lijke doodstaat,
de helwaardigheid, de vuile bron van wanbedrijven. U bent schuldig, Ik ben uw gerechtigheid. U bent
dood, Ik ben uw leven. U bent blind, Ik maak ziende. U bent hel waardig, Ik breng in de hemel.
Ik ben gekomen om te zoeken. U zocht niet. U zocht de zonde en het ongeloof en de hemel. U was
als de Gadarenen; u bad om Mijn vertrek. U was als Ezau, liever schotel linzemoes dan Christus. U
kon weken leven zonder aan God te denken. Als u boodschap had gehad dat God dood was,
opgelucht adem gehaald. De ene was een dronkaard, de andere een vervolger van de gemeente, de
derde een dienaar van het geld, een vierde een brute gevangenbewaarder. Maar Ik ben gekomen om
u te zoeken. Net zolang gezocht totdat Ik gevonden heb. Om u nimmer los te laten.
U hebt de dure prijs van Uw leven voor mij op tafel gelegd. Het was voor u als voor Jacob: Het waren
hem slechts enige dagen, omdat hij liefde had voor Rachel, om al die 14 jaar voor haar te werken.
Zo hebt u zwaar gearbeid. Onbegrijpelijk dat u dat voor mij overhad. Ik had niet anders gedaan dan
geboden Gods overtreden. Dan U tegenstaan. Zo vuil, zo gemeen, zo schuldig, zo goddeloos, zo
moedwilllig, zo vijandig, zo afkerig. Nauwelijks zal iemand voor een vriend sterven, U deed het voor
een vijand. Ik ben het helemaal niet waard en U hebt het gedaan. Onbegrijpelijke liefde.
Christus zegt tot Zijn kerk: Om de vreugde die Mij was voorgesteld, heb Ik het kruis verdra gen en de
schande veracht. Het was Mij zon vreugde om uw verlossing te zien en om u te zien bij de schare die
niemand tellen kan.
Wat een liefde in de hemelse heerlijkheid. U bent mij daar niet vergeten. Terwijl U door zoveel
heerlijkheid bent omringd, is Uw hart op de aarde. U bidt altijd aan de rechterhand van Uw Vader dat
mijn geloof niet zal ophouden. Ik doe alles om het geloof uit te blussen, maar U bent erop betrokken.
U verlangt als een Bruidegom naar mijn hart en mijn liefde. U ziet uit naar mijn verlangen. Een
druppeltje geloof in mijn hart is als een oog dat het hart van de Bruidegom inneemt. Hoogl 4:9.
Ik ben zo betrokken op u. Uw zaak, uw zaligheid is Mijn zaak. Ik ken de gevaren van de pelgrimsreis
als geen ander. Daarom bid Ik dat uw geloof niet zal ophouden.U verkeert op vijandig gebied. De
boze, de verleidingen van de wereld, uw eigen hart strijdt met het oprech te geestelijke leven. Het is
een kaarsje in een loeiende oceaan.
Oceanen van ongerechtigheid kunnen de liefde in Mijn hart niet uitblussen. Ik weet hoe ontrouw
u bent. Dat u andere minnaars volgt. Dat u geestelijk overspel pleegt. Uw liefde geeft aan aardse
dingen. Veel meer bezet bent met het aardse dan nodig is. Dat u begerig bent naar genot, vrouwen,
rijkdom, gemak, meer dan naar Mij. U beledigt Mij verschrikkelijk daarmee. En toch blijft de liefde in
Mijn hart branden. Ik blijf u zoeken.
wat een vastheid en zekerheid bloeit hieruit op: Ik ben verzekerd dat niets kan scheiden van de liefde
van God in Christus Jezus, Rom. 8.
Ik open Mijn hart: Ik verlang zo naar u. Het is mijn dagelijkse en constante bede: Ik wil dat waar Ik
ben ook u bent. Ik hunker ernaar om u Mijn volle liefde te geven.
Rutherford: alle oceanen inkt, alle bomen tot papier, ieder gelovige levenslang schrijven, dan nog
niets gezegd van deze liefde. Ef. 3:18.
C. Zo komen we bij de bron van alle genade, de Vader. Zijn hart brandt eeuwig. Jer. 31:3. Ik heb u
altijd persoonlijk een plaats in Mijn hart gegeven. Mijn hart was ongedeeld. Ik heb u niet liefgehad met
een miljoenste van Mijn liefde, maar met al de liefde van Mijn ziel. Ik was u kwijt. Ik kon u niet missen.
O wonder. Ik woon op de aarde. De aarde is een speldeknop in het heelal, een mugje dat rond de
Domtoren vliegt. En dan dat oneindige reine Vaderhart op mij gezet? een mens temidden van de
miljoenen sterren? Belang gesteld in mij. Een offer gebracht voor mij. Het offer der offers voor mij?
Voor iemand die U haat, en walgelijk is. Man bemint vrouw, maar als vrouw gestorven is, zeggen wat
Abraham zei: "Laat de dode van mijn aangezicht weggedaan wor den." Als mensen zouden weten wat
er in mij leeft, mij nooit meer een blik waardig keuren, en U bemint mij zuiver en onveranderlijk?
U niet gezocht door mij, maar u zocht mij. In aanraking met Woord op wonderlijke wijze. Gedoopt.
Woord kracht gedaan. Getrokken. Gegeven aan Zoon. Ik ben gevonden van degenen die naar Mij niet
vraagden. Ik moet heden in uw huis blijven.
Dat kan toch niet! Er was een boef in gevang. predikant geeft opdracht met krijt op deur te schrijven:
God is liefde. De grootste spotter deed het ook. Toen brak er iets. Dat kon niet. Hij had geen liefde
verdiend, zeker niet van God. Hij vond vrede.
Zijn liefde gaat voor alles. Voor het offer van Christus! Voor mijn zonde, voor mijn bestaan. Niet toen
ik berouw had en tegen zonde ging strijden. Geen voorwaarde, maar vrucht. Zijn liefde wordt niet
opgewekt door iets in mij, door mijn geloof of mijn liefde, of mijn berouw. Neen, het komt eeuwig uit
Hem stromen.Voordat er een sprankeltje geloof, heiligheid. Gans anders dan aardse liefde. Opgewekt
door iets in karakter dat aantrekkelijk is. Wij waren walgelijk. Wij mishagen God als zondaar.
Zo lief heeft God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Hierin is de liefde van God
geopenbaard, de liefde was er al!!, dat God Zijn eniggeboren Zoon in deze wereld gezonden heeft
tot een Verzoening voor onze zonden. In deze kleine baby is alle liefde van God vlees en bloed. God
bevestigt Zijn liefde jegens ons dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. Rom.
5:8. Voor iemand die nooit ene dienst Hem heeft bewezen, maar ondankbaar Hem heeft behandeld,
Naam ontheiligd en door slijk gehaald.
U hebt mij lief als een zoon, evenals Uw eniggeboren Zoon. U adopteert mij omwille van Hem tot Uw
kind. 1 Joh. 3:1.
Uw eeuwige liefde verandert nimmer. Niet aan stemmingen onderhevig. Geen koelte en lauwheid in
liefde. O, wat een bron van vastheid en zekerheid.
Vrucht hiervan:
1. Heilige onbezorgdheid. Als Hij Zijn Zoon geeft, zal Hij dan niet alle dingen met Hem schenken.
Hoeven wij toch niet bezorgd te zijn? Kind dartelt zo onbezorgd. Leeft uit zorg van vader. Kijk eens
naar de lelie. Arbeidt niet en spint niet. God voedt het. Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed gelijk
onbezorgde lelie.
2. Verootmoediging. Het is te groot. er is niets dat zo verbreekt als een gezicht op de liefde van God
voor mij. Job 42:5-6. Dat Hij mij zo liefheeft dat Hij Zoon voor mij geeft. Dat Hij mij eeuwig een plaats
in Zijn hart gaf. Onuitsprekelijk. Mijn ziel versmelt. Ik ween van vreugde en verwondering. U zal ik
eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan. En dat voor zoeen als ik ben. Milde handen vriendelijk
ogen, zijn bij U van eeuwigheid.
3. Aanvechting; kan dit wel? Ben ik wel geschikte partij voor de Heere? Ik zo onheilig en dan delen in
de liefde van God?
4. Wederliefde. Ik zal U al mijn liefde waardig schatten. Liefde zoekt gemeenschap. Jongen en
meisje zoeken eenzaamheid. Van hart tot hart met elkaar spreken. Verborgen omgang. Ver langen
en hunkering. 1 Kor. 2:9. Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Ps. 63. Schaamte over
gebrek aan liefde. Strijd tegen lauwheid. besef van ondankbaarheid. Zo koud. Martelaren hadden
onbaatzuchtige liefde. Toch was het voor hen maar een druppeltje vergele ken met oceaan van
Christus liefde. Sterren niet te vergelijken met de zon.
4b. Liefde tot geboden van mijn Heere. Liefde tot zonde gedood. Haat tegen zonde.
4c. Liefde tot wereld gedood. Wereld zo ijdel. Niet: wat voor een kwaad erin? Maar wat voor een goed
erin?
5. Troost in de zorgen. Heere, als U mij liefhebt, dan is het goed. Dat is mij meer waard dan het fijnste
goud op aard. Ps. 97:7. Uw aangezicht in gunst tot mij gewend, schenkt mij in het kort verzadiging
van vreugde. rom. 5:5. Roemen in verdrukking. Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
Achter alle depressie, zorgen, tegenspoed, werkeloosheid, rouw, staat de oneindige God. Hij vergeet
nimmer. Rom. 8:28. Middelen van Gods genade. Wat is God goed.
6. Liefde is wonderlijk, zij vermenigvuldigt. als het eenmaal begint, breidt het zich uit en u weet
niet waar het eindigt. Liefde tot broeders. 1 Joh. 3:14. Als God deze zondaar tot Zijn kind heeft
aangenomen, wie ben ik dat ik deze broeder niet zou liefhebben in al zijn kortzich tigheid.
7. Liefde tot minste broeders. Vlees heeft respect voor de groten en de machtigen en de wijzen.
Het wil liefde krijgen. Er zijn maar weinig mensen die het opnemen voor de zwakke en verachte en
gesmade. Maar het ware geloof let op de kleinen. Het heeft gevende liefde, die zichzelf niet zoekt.
Iemand die niets terug kan geven, daaraan geven. Dat is de echte liefde.
8. Liefde van Christus dringt tot niet-broeder. Zendelingen. Geen rivier te breed, geen berg te hoog,
geen oerwouden te gevaarlijk om Naam van Christus bekend te maken. Zeventig maal zevenmaal
vergeven. Bede dat vijand bevrijd uit boeien van ongeloof en vijandschap. Liefde doet verlangen dat
bevrijding.
9. De hemel is een volheid van liefde. Zuiver. Nooit zat worden. Eeuwig jong en fris.
Kent u deze liefde van God? Dan bent u oneindig zalig. Kent u deze God niet, watn bent u dan arm en
ongelukkig. Jes. 55:6.
De stromen van de Geest (Titus 3:5-6)
1. De bron.
Met aanbidding en verwondering vervuld schrijft Paulus deze woorden aan Titus: God heeft ons zalig
gemaakt. Dat is nog eens wat anders dan dat algemene spreken over God Die mensen zalig kan
maken en wil maken en de zaligheid mogelijk maakt. Of dat we met een ernstig gezicht zeggen dat dit
nodig is in een mensenleven: "Daar zal het op aankomen". Neen, Paulus gaat een stap verder. God
heeft ons zalig gemaakt. Titus en Paulus zijn door God gered. Hij spreekt met overtuiging en
zekerheid.
Paulus zegt niet dat God hem zalig zal maken bij zijn sterven of in de wederkomst, maar hij is zalig
gemaakt. De redding is tot stand gekomen. Hij heeft vrede gekregen met God door het bloed van de
Heere Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest. Paulus mag leven uit dit geweldige geheim.
Wat is dat heerlijk en rijk. Zeker in het licht van het tegendeel. Het alternatief is dat we moeten zeggen
dat we niet zijn gered en dat we nog kinderen des toorns zijn, wandelend op de brede weg, vol van
bederf. Laat ons bedenken dat het een van beiden is. We zijn gered of we zijn niet gered. Wat is het?
Een indringende levensvraag die we niet aan de kant dienen te schuiven, maar eerlijk onder ogen
moeten zien.
U hoort ook in deze woorden doorklinken dat God het heeft gedaan. Ik zeg het veel te zwak. Dat klinkt
niet door, dat ligt er duimendik bovenop. Dat is de kern van deze tekst. De zaligheid is niet uit de
mens, maar uit God. Paulus spreekt niet zo krampachtig als we zovaak horen; we moeten ons best
doen en God doet de rest, we hebben toch onze verantwoordelijkheid, we moeten bidden en
vertrouwen. Dan geeft God als het ware een extra duwtje aan de oprechte en zoekende zondaar.
Niets van de zelfontplooiing waar onze cultuur zo vol van is. Neen, van dit geklets moet de apostel
helemaal niets hebben. Er is geen weg uit de mens naar God. Er is slechts een weg uit God naar de
mens. Calvjin merkt bij deze tekst treffend op: "Degenen die menen dat de mens macht heeft zichzelf
te bereiden om tot God te komen zijn razende beesten (...) Wij wijken van God af, totdat Gods hand
ons trekt". Rom. 9:16; het is niet degenen die wil, noch degenen die loopt..
Dit is het grootste geheim in een mensenleven; om erachter te komen en het er mee eens te zijn dat
de zaligheid uit God is. Dat God een God van volkomen zaligheid is. Dat houdt in dat u en ik er geheel
tussenuit moeten. Dat er geen peperkorreltje van mij meeweegt. En daar hebben we alles op tegen.
Dat kost ons onszelf. Dat druist tegen alles van ons ik in. We willen niet sterven, maar leven.
Voor Paulus ligt het helder en klaar. Met grote overtuiging vertrouwt hij deze woorden aan het papier
toe. Al is het een diepte waarvan hij de diepte ook niet peilen kan, al begeert hij de rijkdom daarvan
meer te verstaan, al hunkert hij naar een vollere doorleving van dit geheim, daarmee is het voor hem
niet onzeker en vaag. Het staat voor hem vast. Hij heeft het geleerd door de Heilige Geest. En dan is
het niet wat blote theorie, maar het staat in de ziel gekerfd. Niemand en niets kan deze
diepgewortelde overtuiging eruit krijgen. De ervaring is de beste leermeester. Zonder bevinding is het
maar papegaaientaal.
Eigenlijk heeft Paulus hiermee alles gezegd, maar toch werkt hij het in een tussenzin nader uit. Dat is
wel eens nodig. Als we dingen belijden, dienen we daarbij te belijden wat we derhalve verwerpen. We
kunnen nooit alleen maar positief spreken, de negatieve kant is er onlosmakelijk mee verbonden. Zo
lezen we: Niet uit de werken der wet die we gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid.
Paulus weet waarover hij het heeft. Hij laat zijn persoonlijke ervaring hierin doorklinken. Hij heeft heel
wat werken van de wet gedaan. Hij leefde onberispelijk. Hij hield zich aan alle wetten en voorschriften.
Hij nam het ernstiger dan de gemiddelde Jood, hij was een farizeeër. Hij vastte tweemaal in de week
en gaf tienden van al zijn bezit. Als iemand om de werken der wet zalig kon worden, was het Paulus
wel.
De Heere heeft zijn levensweg op weg naar Damaskus gekruist. En toen is alles anders geworden.
Daar heeft Paulus een geweldige ontdekking gedaan. Hij heeft geleerd dat zijn werken hem niet een
millimeter dichter bij God hadden gebracht. Al zijn inzet woog bij God voor geen grammetje mee. Dat
is onthutsend. Je hebt je jarenlang gegeven, je ingezet en je bent er helemaal niets verder mee
gekomen.
De ontdekking van Paulus ging nog dieper. Het was niet zo dat Paulus met al zijn toewijding terug bij
af was. Neen, het was nog veel erger. Hij stond niet bij het nulpunt, maar ver erachter. Zijn deugden
van bidden, bijbellezen, aalmoezen waren bij God blinkende zonden. Waarvan hij meende dat het
bezit was, liet de Heere zien dat het schuld was. Waarvan hij meende dat het winst was, toonde de
Heere de harde werkelijkheid; het was allemaal verlies. Kortom, de geestelijke balans van zijn leven
was compleet in het rood geschreven. Hij is compleet over de kop gegaan. Hij kwam met lege handen
voor God te staan. Hij had alleen maar schuld. Meende rijk en verrijkt te zijn (Openb. 3:18).
Zo ging het met Paulus, maar zo gaat het met ieder kind van God. De omstandigheden kunnen
verschillen, maar de les die we leren is gelijk. Al Gods kinderen leren het Paulus nazeggen dat de
werken der wet ons niet in de goede richting brengen. Voor de wedergeboorte kunnen wij niets anders
doen dan zonde... (vraag 8 HC) In de kerkgeschiedenis is dit steeds weer bestreden. Augustinus
moest het opnemen tegen Pelagius en Luther schreef tegen Erasmus zijn "De knechtelijke wil". Onze
wil bereden door duivel. Mens kan niets goeds willen. "Zonder HG alleen rebellie en hypocrisie in ons
(...) Wat wij vrije wil noemen is slavernij van lusten, wat wij verstand noemen is dwaasheid" (Calvijn).
Zo leren we het geweldige geheim van een mensenleven dat wij niet zalig worden uit de werken van
de wet, maar naar Zijn barmhartigheid (eleos). Niet alleen het negatieve is voor Paulus
ervaringswerkelijkheid, maar ook deze machtige belijdenis. Paulus heeft in het geopende hart van
God geblikt. Hij heeft de oneindige diepte daarin gezien. God is barmhartig. Dat is Zijn hart. Dat is Zijn
wezen. Het wil zeggen dat God een brandend hart heeft. God heeft een hart voor zondaren. Hij ziet de
geweldige schuld. Hij weet van de verlorenheid. Hij weet hoe ernstig Zijn eigen toorn over de zonde is.
Hij ziet de machten van de zonde en de dood en de duivel hun verwoestende werk doen. En dat gaat
God ter harte. Het zijn tenslotte Zijn eigen schepselen.
Dit brandende hart van God is iets anders dan dat God emotie heeft. Dat is meestal niet veel waard.
Dat is de ene keer meer en de andere keer meer minder. Onze stemmingen wisselen nog wel eens.
Mensen kunnen geweldig zijn aangedaan als ze de nood in Enschede vernemen, maar na een paar
weken zijn we er al weer aardig aan gewend.
Gods barmhartigheid is veel meer dan emotie. We hebben in de Schrift een geweldig voorbeeld van
Gods barmhartigheid, namelijk in de gelijkenis van de barmhartige samaritaan. Die man komt voorbij
zijn vijand die nooit iets van hem heeft willen weten. Nu ligt hij half dood aan de kant van de weg. Hij is
door struikrovers aangevallen, mishandeld, berood en ze hebben hem als oud vuil aan de kant laten
liggen om hem daar te laten sterven. De priester en de leviet mengden zich hier niet in. Maar de
samaritaan had een brandend hart. Hij was barmhartigheid. Hij ging niet staan huilen bij deze
ellendige stakker. Hij hief geen klaagzang aan. Hij reisde niet jammerend verder om te vertellen wat
hij wel had gezien. Neen, hij kwam van zijn ezel, reinigde de wonden, verbond ze zorgvuldig, offerde
zijn tijd en zijn geld om deze arme stakker te helpen. Dat is barmhartigheid. Dat blijkt in daden
(hebreeuws heeft eleos te maken met chesed= verbondstrouw in relatie: Daden Gods in
heilshistorie). Het brandende hart van God is vlees en bloed geworden in de geboorte van Zijn Zoon.
Gods barmhartigheid is met de handen te tasten.
Daar jubelt Paulus over. Al de snaren van zijn ziel trillen mee in verwondering en heilige aanbidding.
Het is zijn eten en drinken om God te verheerlijken en Hem te prijzen. zijn ziel bloeit open. Mijn
redding ligt niet in mij, maar in God. In Gods hart. Zo is God. God doet niet alleen zo, maar God is zo.
Daarom ligt de zaligheid zo vast. Het ligt vast in God. Onze redding is geen stemming in God, maar is
verankerd in Zijn wezen, in de eeuwigheid. God zou geen God meer zijn als Hij niet de barmhartige
zou zijn. Steeds meer ziet hij de diepte erin. Als Paulus dit schrijft is hij al behoorlijk oud geworden en
dichtbij zijn einde. Hij is er niet op uitgekeken. Het is voor hem geen dorre belijdenis, maar een
levende aanbidding. Heere, U zal ik eeuwig loven, omdat Gij het hebt gedaan. Het is een oceaan om
voor eeuwig in te verzinken. Alle roem is uitgesloten. Door U alleen om het eeuwig welbehagen.
Barmhartigheid is niet te claimen, maar mag wel worden verwacht. God is zo.
2. Het bad.
We hebben gezien waar de zaligheid ontspringt; in Gods hart, in de eeuwige God, in Gods eeuwige
plan van redding en zaligheid. De stromen van heil borrelen op uit God Zelf. Ze zij niet opgewekt door
iets in de zondaar; noch zijn ernst, noch zijn ellende.
Maar dan komt de vraag hoe het verder is gegaan met die barmhartigheid van God. Barmhartigheid
krijgt handen en voeten. Hoe heeft God Zijn brandende hart handen en voeten gegeven. Wat doet
God om zondaren te redden? We zullen de neiging hebben om hier te spreken over het zenden van
Gods Zoon naar deze aarde, over Zijn lijden en sterven, Zijn opstanding en hemelvaart. Het
opvallende is dat dat hier niet staat. Paulus schrijft niet over de Persoon en het werk van Christus,
maar over het werk van de Heilige Geest. God maakt zalig door het bad der wedergeboorte en de
vernieuwing van de Heilige Geest Die Hij rijk over ons heeft uitgegoten.
Laat het helder zijn dat dit geen tegenstelling is of een afwijking betreft. Christus en Zijn werk staan in
het leven van de apostel centraal. Hij heeft niet voorgenomen iets te weten dan Jezus Christus en
Dien gekruisigd. Toch kan Paulus het in deze tekst zo doen, omdat Christus en Zijn Geest geen
tegenstelling zijn. Christus heeft de Geest verworven. Christus zendt de Geest (Hand. 2:33, Joh.
15:26, 16:7). De Vader doet het in de Naam van de Zoon (Joh. 14:26). De Geest neemt het uit
Christus. De Geest verheerlijkt Christus. De Geest schept de gemeenschap met Christus. Als het over
de Geest gaat, gaat het altijd over de Geest van Christus.
Dit is veelzeggend. We kunnen geen tegenstelling maken tussen Christus en de christen, en de
kenmerken van de christen. Je hoort wel eens van die slogans dat we niet de kenmerken moeten
preken, maar Christus. We scheiden zo wat we niet mogen scheiden. Christus handelt door Zijn Geest
in de harten en levens van mensenkinderen. De werking van Zijn Geest is herkenbaar aan bepaalde
kenmerken. De Geest trekt sporen in een mensenleven. Zijn werk blijft niet vaag en schimmig.
Weerstand tegen kenmerken komt niet zelden voort uit een gebrek aan deze kenmerken. En wie dat
niet onder ogen wil zien, gaat zich verzetten tegen de boodschap onder het mom dat hij of zij zo op
Christus is betrokken. "Zonder HG is lijden van Christus ijdel (...) dood JC effectief in ons door HG"
Paulus richt zich hier niet op de verwerving van de zaligheid, maar op de toepassing ervan. Gods
barmhartigheid krijgt handen en voeten door de wedergeboorte. Wat is dat? Het woord wedergeboorte
kunnen we splitsen in twee delen. In de eerste plaats is de wedergeboorte een wedergeboorte. Het
gaat hier om het opnieuw worden geboren. Je wordt weer geboren.
Dat moeten we niet lichamelijk en schepselmatig opvatten. Je persoonlijkheid blijft in stand. Je
karakter en je IQ verandert niet. Je blijft mens en je doet hetzelfde werk als je altijd hebt gedaan. Je
blijft in hetzelfde gezin wonen en met dezelfde vrouw getrouwd. Dit woord is een geestelijk begrip. Je
wordt geestelijk opnieuw geboren. De geestelijke wortel van je leven wordt nieuw.
Waarom? De eerste geboorte deugt niet. En er is ook niets mee te beginnen. We zijn geboren uit
Adam, in de zonde. Jezus zegt zelfs tegen godsdienstige ouderlingen dat zij uit de vader de duivel
zijn. De eerste geboorte is uit het vlees. En wat uit het vlees geboren is, dat is vlees (Joh. 3:6). Je kunt
er alles aan doen, aan schaven, opvoeden, maar het blijft vlees. Het kan een heel godsdienstige vorm
krijgen en zich religieus uiten, het kan heel emotioneel en enthousiast zijn, het kan gepaard gaan met
verrukkingen en visioenen, teksten en tekenen, maar het blijft vlees. Het wordt nooit en te nimmer
geestelijk, hoe geestelijk het zich ook voordoet. Vlees en bloed zullen het koninkrijk van God niet be-
erven. Een kat kan een lief huisdier zijn, maar als er een vogeltje in de buurt komt, blijkt de tijgeraard.
Zo kan een mens heel burgerlijk zijn, maar op bepaalde momenten uit zich de oude natuur die
geneigd is God en de naaste te haten.
Als Gods mensen redt, doet Hij dat niet door het oude levenshuis te renoveren en te restaureren,
maar te regeneren. Er komt een nieuw fundament onder het levenshuis. Het is niets minder dan een
compleet nieuwe geboorte. Dat straalt door je hele leven heen, het beïnvloed je karakter, je denken, je
staan in het leven, je huwelijk en je hele persoonlijkheid.
In de tweede plaats is de wedergeboorte een geboorte, een geestelijke geboorte. Wat betekent dat?
1. Er is geen enkele baby die inbreng heeft in de geboorte. Noch over het feit, noch over de tijd van de
geboorte is overleg met de baby. Geestelijk is het niet anders. God vraagt niet of jij wedergeboren wil
worden. Hij gaat niet overleg. Neen, Hij doet het gewoon. God werkt de nieuwe geboorte zonder ons
in ons. Het volstrekt onmogelijk om dat werk van God tegen te houden en ongedaan te maken.
2. Het is een geboorte uit God. Dat betekent dat je door wedergeboorte pas werkelijk een kind van
God bent. In zekere zin is God onze Vader door de schepping, Hij is het als verbondsgod, maar de
geestelijke vader-kind relatie wordt geboren uit de wedergeboorte. We zijn niet uit de wil des mans,
noch uit het vlees, maar uit God geboren. O heerlijk wonder; ziet hoe grote liefde God ons heeft
gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden (1 Joh. 3:1).
3. Je was er eerst niet en nu ben je er wel. Zo is het geestelijk ook. Er was eerst geen geestelijk leven,
nu is er geestelijk leven. Wie in Christus is, is een nieuw schepsel. Het oude is voorbij gegaan, het is
alles nieuw geworden (2 Kor. 5:17). M. Henry merkt op er een groter verschil is tussen een
onwedergeborene en een wedergeborene dan tussen een kind van God op aarde en een kind van
God in de hemel. Het laatste is een gradueel verschil, maar niet principieel. Genadeleven is in de
knop een hemels leven.
Je ziet de dingen heel anders, namelijk op een geestelijke wijze. Je komt totaal anders in het leven te
staan. We kunnen het geweldige geheim van de wedergeboorte kort maar krachtig zo weergeven.
God gaat voor je leven. Voorheen was God een begrip, maar nu wordt God een levende persoon. Het
voorpaginanieuws van de krant (voetbalfeest) de hele (kerkelijke) wereld met al haar drukte en
gewichtigheid verbleekt voor je, zelfs alle andere personen, zelfs je vrouw en kinderen. Je zorgen en
zelfs je leven worden in het licht van Gods majesteit en de eeuwigheid betrekkelijk. Je gaat God
kennen, Hem ontmoeten. Het licht van Zijn heiligheid straalt door je heen. Zonden komen openbaar,
de zondigheid ervan, de veelheid ervan, de wortel ervan. Al je onzuivere motieven komen openbaar.
Je ziet God in Zijn heerlijke genaderijkdom, in Zijn wijsheid, Zijn soevereiniteit, Zijn eeuwigheid. Zijn
heerlijkheid straalt in je donkere ziel en verdrijft de duisternis. Je wordt op Hem geworpen en door
Hem overwonnen. Het gaat nog een stap verder; God blijft niet buiten, maar treedt in gemeenschap
met je. Je wordt afgesneden van de eerste levenswortel Adam en je wordt in God ingeplant. God
woont door Zijn Geest in jou. Wat ziel is voor
Voorbereid op iedere crisis. (David Wilkerson ).
Als u een crisis overkomt in uw leven, dan heeft u niet de tijd om u zelf op te bouwen in gebed en geloof. Maar zij die met Jezus geweest zijn zijn er altijd klaar voor.
Een stel schreef ons onlang vanuit een geest die onthulde dat zij met Jezus geweest zijn. Hun 24 jaar oude dochter was uitgeweest met een vriendin toen een krankzinnige man beide vrouwen ontvoerde. Hij vermoorde hun dochter op een gruwelijke manier.
Het stel was in shock, en hun vrienden en buren vroegen zich af "Hou kan een ouder zoiets nu ooit overleven?". Maar binnen het uur was de Heilige Geest naar dit treurende echtpaar gekomen om hen een bovennatuurlijke troost te geven. Natuurlijk bleven de ouders tijdens de pijnlijke dagen die volgden aan God vragen "waarom". Maar ze ervaarden de gehele tijd een goddelijke rust en vrede onder dit alles.
Iedereen die deze ouders konden waren verbaasd vanwege hun kalmte, maar dit stel had zich voorbereid om hun crisismoment. Ze wisten de gehele tijd dat God nooit iets zou toestaan in hun leven zonder een onderliggende bedoeling. En toen het verschrikkelijke nieuws kwam vielen ze niet uit elkaar.
Deze ouders en hun overlevende kinderen begonnen zelfs te bidden voor de moordenaar. De mensen in het dorp konden dit niet accepteren. Maar dit godvruchtige echtpaar spraken en onderwezen over Gods mogelijkheid om kracht te verlenen, waarmee ze ook maar geconfronteerd werden. De mensen in het dorp herkende dat hun kracht alleen van Jezus kon komen. Al spoedig werd er over dit echtpaar gezegd "Hun zijn een wonder, dit zijn werkelijk mensen van Jezus".
"God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden. Daarom zullen wij niet vrezen, al verplaatste zich de aarde, al wankelden de bergen in het hart van de zee. Laat bruisen, laat schuimen haar wateren, laat de bergen beven door haar onstuimigheid" (Psalm 46:2-4)
17-02-2011
AAN ALLE LEZERS VAN DIT BLOG.
HOUD UW LAMPEN BRANDEND.
Nelly. ( M ).
Rorate.
Rorate.
AAN ALLE LEZERS VAN DIT BLOG EEN GEZEGENDE DONDERDAG.