Gisteravond bij het avondmaal hebben we geklonken op de aanduiding van de olympische spelen 2016 aan Rio de Janeiro en op de mogelijkheid van onze Stijn om volgend schooljaar 3 maanden stage te doen in o.m. het darwincentrum op de Galapagoseilanden. Hij moet het nog beslissen, maar heel veel kans dat hij die bestemming kiest. Onderweg spreken sommigen Monika aan over de olympische spelen, ze loopt immers konstant met haar vlag rond en slaapt er 's avonds op. Daar kunnen wij, vlamingen, nog iets van leren. Ze antwoordt dan altijd dat ze van Bahia is en niet van Rio. In Bahia wonen de echte brazilianen, in Sao Paulo een mengeling van rassen en in het zuiden van haar land de eerder europese types, zo komt het dat we hier brazilianen ontmoeten met blond haar en blauwe ogen, zoals de zwangere Rita. In Rio durft ze zelf 's avonds niet rondlopen, in Brazilië is het heel onveilig, een voettocht zoals hier is daar onmogelijk. Ik vertelde aan tafel ook dat diezelfde avond mijn schoolvriendinnen van de middelbare school samen afspraak hadden, al bijna 30 jaar. De laatste jaren is dat altijd op de eerste zaterdag van oktober in Opdorp. Spijtig dat ik er nu niet kon bij zijn, volgend jaar kan ik mijn fotoboek meenemen. Deze morgen mochten we ondervinden hoe het komt dat Gallicië zo weelderig groen is, we vertrokken in de regen. Dat heeft ook nog z'n goeie kanten : in het natte bos komen dit keer de geuren van de verkleurende bladeren, de modder, de sparren, de kruiden veel intenser naar voor en we snuiven de frisse boslucht traag genietend op. We moesten onze regencape niet erg lang aanhouden en het bleef bewolkt, maar ook warm. Opnieuw over heuvels, het bos door, de holle wegen en voorbij de talloze boerderijen. Onderweg kwamen we voorbij Portomarin, een dorp dat in 1960 moest verdwijnen onder een stuwmeer. In het water zien we nog muurtjes van het vroegere dorp. Enkel de kerk werd afgebroken en opnieuw heropgebouwd, op veel stenen is de nummering nog zichtbaar. Monika kreeg het vuur in de benen, misschien doordat we op de kilometerpaaltjes de afstand steeds zien slinken. Toch wou ze stoppen na 25 km. Ik vond het geen goed idee, als we niet genoeg afstand afleggen op de laatste 3 dagen, moeten we de dag van aankomst nog 20 km afleggen in de voormiddag. Ik wil er woensdag nog slechts 10 overhouden, ik zou graag genieten van de laatste etappe, niet supervroeg opstaan, tijd nemen voor het ontbijt, onze laatste 10 kilometer lopen zonder haast en ten laatste tegen 11u in Santiago aankomen. De mis wordt er elke dag bijgewoond door 1.000 mensen en ik ben er dan liever op tijd. Ik zou desnoods vandaag dan maar alleen doorlopen. Elk moet zijn planning volgen en zich niet schikken naar anderen, zij hebben ook meer dagen dan ik. Misschien was het ook niet slecht als we 2 dagen elk alleen liepen en mekaar in Santiago terugzagen. Uiteindelijk liepen ze met me door en stopten we na 34 km. Blijkbaar kan elk van ons het moeilijk aan om na zoveel tijd nog te scheiden. Het is verwonderlijk dat we mekaar totaal niet kenden en toch 30 dagen dag en nacht samen zijn gebleven. Het valt me ook op dat we soms met zoveel samen zijn in een herberg en dat er nooit woorden vallen omdat er teveel lawaai is of men te lang moet wachten aan de douche of het internet. Het lijkt alsof de stress hier bij iedereen wegvalt. Ondertussen zien we weer nieuwe mensen inschuiven. In Santo Domingo, Burgos, Leon en Cebreiro was dat al het geval, in Cebreiro om de laatste 150 km te doen. Wie de laatste 100 km loopt, of de laatste 200 met de fiets aflegt, kan in Santiago de compostela voor pelgrims krijgen. Degenen die deze korte afstand afleggen, herkennen we aan de witte kousen, de kleine rugzak en de gestreken kleren. We vragen ons vaak af waar de mensen die we in de eerste weken ontmoet hebben, ondertussen zijn en of ze in hun opzet zullen slagen : Maria, Jaak, Remy, Barbara, Leen, Rowan en Isobel, Henato,... In dat opzicht is de camino een weerspiegeling van het leven. Je leert gaandeweg mensen kennen, sommigen heel vluchtig, je komt ze nooit meer tegen, anderen wil je beter leren kennen en worden vrienden, die je na een poos weer kwijtraakt of die je volgen je leven lang.
Vanuit Samos lopen we naar Sarria, na Santiago de grootste stad in Gallicië: We lopen opnieuw door piepkleine dorpjes, heel stil, van boerderij naar boerderij langs voetwegen vol stenen en mest en voorbij weiden en velden begrensd door de muurtjes van platte stenen. Elke hoeve heeft minstens 3-4 honden - opvallend veel herdershonden - die vrij loslopen en ongevaarlijk zijn, zolang we op afstand blijven van het erf. We lopen door een eeuwenoud bos met berken, eiken en kastanjes. Elke zachte bries doet ons de eikeltjes rond de oren vliegen, de weg ligt vol kastanjebolsters.Af en toe rijden ons fietsers voorbij, die ons altijd "buen camino" toewensen, zoals wij vanaf de eerste dag deden telkens we een nieuwe pelgrim voorbijstaken. We zijn niet jaloers op de snelle fietsers, integendeel, we denken dat ze heel wat missen op de tocht : ze zien niet de vuurrode sprinkhanen, de vlinders in andere kleuren dan bij ons, de eigen veldbloemen, de bidsprinkhaan die ik vlak voor mijn voeten zag, de kleine windhoos die plots op een akker opstak en bladeren en takjes wervelend meenam. Ze hebben waarschijnlijk ook niet de gesprekken die wij, wandelaars kunnen voeren. Een magisch moment was de aankomst aan de 100-kilometerpaal. Met tegenzin nam ik een foto, want hij is volledig beklad met graffiti. We hebben er al de hele dag gemengde gevoelens bij : eindelijk is het einddoel in zicht, we kijken nu ook achterom : zoveel afstand al gelopen, zoveel meegemaakt en zoveel mensen ontmoet. Maar we staan er ook bij stil dat het over 4 dagen gedaan is, dan moeten we weer terug naar onze vertrouwde wereld. We kijken er naar uit om terug te gaan naar huis, familie, vrienden, collega's. Maar we beseffen ook dat deze bijzondere reis dan ten einde zal zijn. We logeren ondertussen op 99,5 km van het einde, in een herberg die heel alleen ligt. Vlak voorbij staat een klein kapelletje, waar de pelgrims op het altaar briefjes, foto's, souvenirs achterlaten. Het wordt nu kilometers rekenen, we hebben nog 3 volle dagen. De vierde dag willen we aankomen in Santiago tegen de middag voor de mis.
In Cebreiro vertrokken we 's ochtends in de dichte mist, de brazilianen rillend van de kou "friju", met handschoenen en mutsen, het duurt altijd een hele tijd voor ze opgewarmd geraken. Iets later geeft de mist, op bevel van de zon, de heuveltoppen vrij, maar blijft dan nog een paar uur mokkend in de vallei liggen. We zijn weer met 3 en dan is het tempo toch iets vlotter. Gallicië is een verrassend groene streek, geen dorre stukken zoals in Castillië, kleine dorpjes met stenen huisjes, waar weinig mensen wonen. Na 3 km komen we al op de col de san roque, 1200m hoog, met op de top het mooiste pelgimsmonument van de camino. We lopen naar Triacastela, van de 3 kastelen blijft niets over, zelfs geen ruines. Er is hier wel nog een grote steengroeve, in de middeleeuwen namen de pelgrims hier een stuk kalksteen mee voor de bouw van de kathedraal in Santiago. De pelgrims toen hadden het niet onder de markt. In afgelegen gebieden werden ze opgewacht door wolven en struikrovers, en in de herbergen werden ze dikwijls slecht behandeld en geld afgetroggeld voor oud brood en slecht vlees. De overheid heeft ondertussen strenge straffen uitgeschreven voor al wie een pelgrim iets misdoet. Wij zijn dus heel veilig. De moderne pelgrim draagt de duurste wandelschoenen, stuurt op tijd een sms of mail via internet, haalt uit de automaat een ijskoude cola voor wat energie en kan kiezen waar en welke menu hij zal eten. Monika wil hier stoppen, maar we hebben slechts 20 km, dus beslissen we om nog verder te lopen langs een alternatieve route, tot bij het klooster van Samos, om er te overnachten. Voor we deze etappe aanvatten, lopen we onverwacht de brusselaar Arno tegen het lijf, die samen met Geoffrey een stuk in Frankrijk gelopen heeft. Hij is vertrokken in Carcassonne. Monika is verrukt dat hij met ons meeloopt. We wanen ons onderweg in de middeleeuwen : veel holle wegen waarover de takken van de eikenbomen hangen, aan de kant muurtjes van stenen, begroeid met felgroen mos, klimop en varens. Dit is de oudste route. We voelen ons ook echt mensen van die tijd, die het heel gewoon vonden te voet van dorp tot dorp te trekken. De mensen van nu hebben het verleerd hun voeten te gebruiken. Ook ik moet met schaamte bekennen dat ik de 2 km naar het werk met de auto afleg. Het benedictijnerklooster van Samos is een van de oudste van Spanje en we zijn blij als we het in de vooravond in de diepte zien liggen. Het verblijf is zoals in de reisgids voorspeld, wat spartaans : geen droogrekjes voor de was, geen extra dekens, een dun matrasje zonder kussen en het ergste : een koude douche. Monika en Geoffrey woonden de vespers bij om 19u30 en de mis een half u later, in een prachtige kerk met een massa witte lelies. Ik lag spijtig genoeg al uitgeteld op bed.
1 oktober, de herfst eist schoorvoetend zijn plek op : de blaadjes van de berkebomen die eerst verkleuren, de varens die al afwisselen in groen en bruin, de kastanjes aan onze voeten en de appeltjes die willen geplukt worden. Toch laat de zomer zich hier niet zomaar verdringen, de laatste week genoten we volop van het sint-michaelsnazomertje dat Begonia ons voorspeld had. Ook onze laatste week zullen we nog kunnen rekenen op 22-24 graden, enkel zondag en maandag is er kans op wat onweer. Ik keek gisteren voor het eerst naar het weerbericht, want Geoffrey vreest dat er in Gallicië meer regen valt. Gisteravond lag ik vroeg in bed na enkele broodjes met camembert, ik had niet ingeschreven voor het menu, omdat die nogal laat opgediend werd en het een portugees onderonsje zou worden tussen de brazilianen. Rond halftien kwam Monika me enthousiast uit mijn bed halen voor het speciale moment : in een gietijzeren ketel werd alcohol in brand gestoken en toen volgde een soort welkomsceremonie met de pollepel. Met de blauwhete lepel schepte hij de vloeistof naar omhoog, zodat de vlammen hoog oplaaiden en ondertussen heette hij alle soorten pelgrims luidroepend welkom : aan de pelgrims met gps, aan de pelgrims die soms de taxi bellen,...het publiek moest dan antwoorden en was uitgelaten, vooral voor de brazilianen was dit een van de hoogtepunten van de camino. Villafranca was een aantrekkelijk stadje met wel 6 kerken, allemaal vrij toegankelijk, en op de top een typisch middeleeuwse burcht met 4 hoekbastions, van ver zichtbaar. Op het einde werd er suiker bijgedaan, ook nog wijn, plots geblust en mochten we allemaal proeven. Geoffrey had hiervoor, zoals voorzien, totaal geen belangstelling. We nemen al 3 dagen Danieli mee, een 27-jarige landgenote van Monika. Adelheid en Albrecht lopen ondertussen vooruit op ons en sturen ons elke dag een berichtje. Dagelijks lopen we ook de andere braziliaanse meisjes tegen het lijf : Bernadette, die nu al spijt heeft dat het over een week afgelopen is, Gracia, die een maand lang geen contact neemt met het thuisfront en Claudia, een dierenarts en momenteel zonder werk. Claudia vertrok in Frankrijk, al 2 weken vroeger dan wij, en wacht na aankomst in Santiago haar vriend op, om met hem nog eens 2 weken een stuk van de route over te doen ! De eerste helft van de dag liepen we als in de Ardennen, in de vlakte van El Bierzo, een grillige, luid kabbelende rivier volgend met erachter heel groene weiden. Het geklingel van de zachtbruine koeien deed me aan de alpenweiden van onze vertrekdag in de Pyreneeën denken. Onze laatste 2u was het een steile helling, grotendeels onder de bomen, en op een rotsige weg. Het leek me de lastigste klim tot nogtoe, de eerste dag niet meegerekend, maar het uitzicht was de inspanning zeer de moeite waard. Geoffrey was vooruitgelopen en ik bleef bij de meisjes, een goede beslissing. Tijdens een moeilijk stuk bleef Monika plots staan, stak de handen in de lucht en riep luidkeels : This is my dream, I am in Europe, Santiago wait for me ! Dat gaf ons meteen een boost, ook iets later, toen we zwijgend verder klommen, kwam ze met een andere versie van Fly me to the moon op haar i-pod, een jazzy variant met veel trompet, door een ondertussen overleden zanger van Rio de Janeiro. Dat zijn echt de mooie momenten onderweg. Toen we boven kwamen, voelde ik voor het eerst zoveel energie door me stromen en waren we zo uitgelaten over het panorama van groene heuvels, die onder ons lagen, dat we zingend en lachend en Monika huppelend het dorp binnenkwamen en iedereen ons nakeek. Cebreiro is een dorp dat ons doet denken aan dat van Asterix en Obelix, prachtig gerestaureerd, op de top met rondom de heuvels zover we kunnen zien. Nu zijn we in de provincie Lugo, we hebben Leon achter ons gelaten en zijn met het klimmen de poort van Castilië naar Galicië doorgestapt. Hier kosten de gemeentelijke herbergen 3, staat er een markering om de halve kilometer met de afstand tot Santiago, nog 150 km. Elke dag vraagt Monika wat de titel van mijn blog zal worden en waarom en geven er elk onze eigen mening over. Vandaag had ze het over de inhoud van haar presentatie in november : de confrontatie met de grenzen van het lichaam, eens je die kent en het juiste ritme vindt, de vastberaden stap, die je sterk maakt en overtuigt dat je de eindstreep zal halen, het teamwerk, het niet alleen zijn, maar met anderen die in je geloven en je een duwtje in de rug geven. Ook hebben we hier meermaals ondervonden dat je vooral niet op het uiterlijke van iemand mag afgaan. En als laatste : dat de helden van de camino, die ze hier wou ontmoeten (Felisa, Marcelino, Pater Jose Maria -die in Santo Domingo elke dag knoflooksoep aan de pelgrims aanbood - en Jesus Arias), dat die helden ook oud worden en ooit sterven. De allerbelangrijkste les van de camino is voor haar : dat we de leider van ons eigen leven moeten zijn. Ze komt vooral naar hier om te laten zien dat ze een onafhankelijke vrouw is, ze heeft een eigen appartement en een goed inkomen, besliste geen kinderen te hebben. In Brazilië zorgen de vrouwen alleen voor de kroost, Monika's moeder stuurde haar met haar zus op 18 jaar naar Londen en Italië om er te studeren en er ook een andere wereld te leren kennen. Dankzij haar moeder kent ze nu, behalve portugees, ook vloeiend engels, italiaans en voldoende spaans om zich uit de slag te trekken.
Ponferrada is de belangrijkste stad van de regio El Bierzo en heeft een heel mooi oud centrum. Het gebouw dat er de meeste aandacht trekt, is het castillo del temple, een indrukwekkend fort, dat de tempelridders bouwden om vandaaruit de pelgrims te beschermen. Het is gebouwd als een stenen cryptogram, vol tekens en symbolen die verwijzen naar de astronomie. In het voorbijgaan merkten we ook op dat er vernuftige verdedigingssystemen ingebouwd werden. Enkel Albrecht heeft het fort bezocht, wij bleven na de lange bergetappe zitten in de gezellige tuin. Naar de mis gaan was er ook niet meer bij, nochtans had de herberg een kapel met bijzondere fresco's waar elke avond een gebedsdienst plaatsvindt. Van onze groep ging enkel de braziliaanse Gracia ging er naar toe omdat ze er ook wat door zat en sterkte wou vragen. We wilden dus wat uitrusten en niet meer de stad in trekken. Monika had nog een onverwachte meevaller, ze stond net aan de ingang van de herberg, toen men vanuit een aanpalend restaurant een schotel paëlla bracht voor hongerige pelgrims. We konden ook nog de andere braziliaanse vrouwen uitnodigen, die heel blij waren dat ze ook niet meer hoefden te koken of eten te zoeken. Het werd er vlug een portugees onderonsje en Geoffrey en ik gingen wat babbelen met een zweed die er heel alleen zat. Hij had zijn vriendin onderweg moeten achterlaten, en die probeerde nu door trage wandelingen, afgewisseld met busritten op dezelfde dag in Santiago aan te komen. Het werd een aangename avond met vele blikjes bier uit de automaat, Monika was uitgelaten dat er een dubbelganger van Brad Pitt rondliep. Nochtans is ze anders aangetrokken tot de spanjaarden en italianen, vooral degenen in nauw aansluitend fietstenue en met gladde gespierde benen. Dat zijn de "cats", in brazilië bedoelen ze daarmee aantrekkelijke jongens die je zo zou opeten (uitleg Monika); Dan rolt ze met haar ogen naar de kant dat ik moet opkijken. Nu zie ik het al aan haar blik als ik onopvallend moet rondzien naar het landschap. Ofwel als ze "rigato" zegt. Vanmorgen trokken we de vallei in van El Bierzo, die zo'n 60 km lang is en tussen het Cantabrisch gebergte, de bergen van Galicië en de bergen van Leon ligt. Hierdoor is er een soort microklimaat en we hadden dan ook al 17 graden om 8u 's morgens. Het was bewolkt en wat drukkend, en het regende wat druppels toen we de hele dag door de wijngaarden liepen, na de middag kwam de zon er weer door en maakt onze laatste kilometers wat lastiger. We overnachten in Villafranca del Bierzo, op aanvraag van Monika niet in de gemeentelijke herberg, maar in deze van Jesus Arias, een heel bekende figuur op de camino en dus ook in Brazilië. Het is een vriend van schrijver Paulo Coelho, die hier ook een 4-tal jaar een refugio openhield en zo veel brazilianen en portugezen aantrok. Ondertussen hoorden we van de zuidkoreanen dat ook zij hier zijn door de boeken van Coelho. Monika zag op tv ook enkele keren het interview dat de schrijver hier had met deze Jesus Arias. Arias heeft al zijn hele leven een herberg gehad voor opvang van de pelgrims, is dichter, artiest en zowat andere dingen en doet af en toe een speciaal ritueel met sterke drank. Omdat er vandaag een 8-tal braziliaanse vrouwen overnachten, wil hij het vanavond wel eens doen, ik ben benieuwd !
Gisteravond gingen Adelheid, Albrecht en Geoffrey naar het restaurant en oversliepen zich deze morgen door enkele glazen wijn te veel. Ik en Monika hadden niet zo veel honger en aten iets eenvoudigs in de herberg, het was er heel gezellig en zo kon ze met haar braziliaanse vrienden nog wat portugees spreken. Wij lagen al om 21u in ons bed, op tijd op en vertrokken dan maar met 2, de anderen zouden ons wel terugvinden. Vertrekken met zonsopgang is zoveel plezieriger dan pas om 9u. Vanuit Foncebadon was het slechts 2 km tot het Cruz de Hierro, een ijzeren kruis op een hoge houten staakm op het hoogste punt van de camino, 1500m. Het is een van de bekendste punten, de voet van het kruis zit ondertussen in een hoge stapel stenen. Vroeger gooide men een steen bij om bescherming te vragen op hun reis, sommigen brengen ook een steen mee van huis en laten die achter als een last, als symbool van hun zorgen. Albrecht bracht er ook een mee voor een vriend die al enkele kankerbehandelingen achter de rug heeft. We klimmen de stapel stenen op tot het kruis, dat vol hangt met foto's, briefjes, lintjes en vragen bescherming en kracht voor onze familie en vrienden. Het kruis is op de camino een magische verbinding tussen hemel en aarde en ieder beleeft hier een emotioneel moment van stilte. Nog 2 km verder stoppen we in Manjarin, een verlaten dorpje waar enkel een hut te vinden is van Tomas, een "laatste vertegenwoordiger van de tempeliers", Monika hoopt hem te ontmoeten in de traditionele kledij en hem te kunnen spreken. Geoffrey is er niet enthousiast over, en bekijkt deze zonderling als iemand die op deze manier iets hoopt te verdienen. Tot onze spijt is Tomas op reis en we drinken er een koffie. Ik had er naar uitgekeken om opnieuw in de bergen te zijn en deze dag is inderdaag bijna zo mooi als onze vertrekdag in de Pyreneeën. We klimmen en dalen, af en toe halt houdend om te genieten, en onderweg kunnen we nog enkele dorpjes doorlopen die ons doen denken aan ardense, de huizen in de typische rotsblokken gebouwd met de daken in zwarte leisteen. Monika loopt gemakkelijk vandaag, ze heeft "Happy feet", zoals ze dan lachend zegt. "Happy fee" zal ook de titel zijn van de presentatie die ze wil maken. In haar stad wordt maandelijks iets anders georganiseerd door de bewoners zelf : een film, speciaal etentje of proeverij, een voordracht,... Voor ze vertrok, werd haar gevraagd om ook zo'n avond te organiseren over haar belevenissen hier. De titel verwijst naar de tekenfilm over de pinguins, die ook een lange tocht moeten doen en ondertussen het probleem van de opwarming van de aarde en de milieuproblemen bespreken. Ikzelf heb Monika en Geoffrey belooft een fotoboek te maken. Ze moeten nu altijd lachen als ik achtergrondfoto's neem, zoals mijn vriendin Petra me leerde : varens, bloemen, rozebottels, mooie grassen,...Ik zeg hen dan heel ernstig dat dit mijn voorgrondfoto's worden en zij de achtergrond mogen vullen. Vanavond slapen we in Ponferrada, een stadje genoemd naar de ijzeren brug die al honderden jaren de houten vervangt. We logeren hier in een donativo (vrije bijdrage) van de parochie, met een mooie binnentuin en een eigen kapel, waar om 20u een gebedsdienst wordt gehouden: We werden hier heel vriendelijk opgevangen met een drankje en een rondleiding door ...een amerikaanse, een heel lieve mevrouw uit Texas, ik moet mijn mening over de amerikanen dus herzien.
Gisteren vergat ik nog een verhaal te vertellen. Enkele dagen geleden toen we bij de norse amerikanen logeerden, zaten we gezellig samen een spaghetti te eten aan een lange tafel. Aan het andere einde van de tafel zat een man, een 70tiger met een baard, alleen te eten. We hadden al gehoord dat hij moeilijk sprak. Na het eten sprak ik hem aan, het bleek een spanjaard met een gat in de keel. Ik ken weinig spaans en toch begreep ik, met wat handgebaren van 2 kanten, dat hij ook de volledige camino deed, al 19 jaar lang. Hij was 20 jaar geleden geopereerd, en sindsdien doet hij elk jaar de tocht vanaf 4 september, de dag van zijn operatie, om God te danken voor elk jaar dat hij nog bijkrijgt. Ik zag dat hij heel blij was dat iemand hem had aangesproken, zo'n mensen raken gemakkelijk geïsoleerd, omdat de meesten er zich ongemakkelijk bij voelen. Enkele tijd geleden leerde ik ook een nieuwe buurvrouw kennen, Jacky, door de bibliotheek, de avondschool en het lopen. Ze vertelde me dat ze haar man leerde kennen op de camino tijdens een groepsreis met Anders Reizen. Ze deden toen een deel van de pelgrimstocht en willen hem later met z'n tweeën volledig overdoen. Ik mocht het fotoalbum van toen inzien enkele dagen voor ik vertrok. Gisteravond in Astorga ben ik met Geoffrey naar de mis geweest, het was een poosje geleden en ik wilde ook een kaarsje doen branden voor onze laatste 10 dagen. Nadien het zeer gezellige stadje bezocht, we mochten in de gemeentelijke herberg in een oud klooster uitzonderlijk nog binnen tot 23u. Het oude stadsdeel is voorbehouden voor voetgangers, de kathdraal, het stadhuis, het bisschoppelijk paleis ontworpen door Gaudi liggen op heel korte afstand van elkaar, op het vierkante marktplein vol terrasjes bleven we eten. Tot mijn verrassing bestelden mijn vrienden voor mijn zondag een martini voor me. We gingen naar huis onder de halve maan en jupiter en zongen samen "Fly me to the moon", een van mijn lievelingsliedjes. Monika kende de volledige tekst van buiten, want heeft ook de film gezien waarin het liedje regelmatig terugkomt. Deze morgen sprong ze uit bed, zette haar i-pod aan mijn oren en ik werd wakker met Frank Sinatra, het liedje zat tussen haar 6000 songs ! Gisteren op zondag werd er onderweg ook gezongen door onze duitse vrienden en Geoffrey, klassieke en kerkliedjes in verschillende stemmen, ik liep er achter en hoorde op de achtergrond Monika in duet met Bob Marley. Vanaf Astorga lieten we deze morgen de vlakte achter ons en liepen naar de montes de Leon. Hoewel ze ons morgen naar het hoogste punt van de camino brengen op 1500m, waren ze heel gemakkelijk te beklimmen. We volgden stenige paden tussen een groen landschap afgewisseld met okergele, fel oranjerode en roestbruine stroken aarde. In een bosje met eikenbomen - de spaanse zijn wel volledig anders dan onze eiken - zagen we in de ijzeren afrastering honderden kruisen geweven met dunne en dikke takken. Monika vond het maar niks, ik zei dat dat kwam omdat ze hier zonder verdriet of zorgen gekomen is. De kruisen die onze voorgangers hier achterlieten, laten zien dat je niet alleen bent, dat iedereen hier met zijn grote of kleine zorgen of verdriet voorbijkomt en troost evenzeer als de honderden stapeltjes van keien en de cirkels van keien die anderen geduldig samenstelden als aanmoediging. Onderweg vertelde Monika plots dat ze vandaag van de weg begint te genieten. Ik was me er niet bewust van, maar ik heb hetzelfde gevoel. Voordien zagen we enkel onze tussendoelen en het overnachtingspunt van de dag, nu zijn we niet meer bezig met kilometers en het berekenen ervan. Monika had vandaag zelfs wat spijt dat we er al waren. Ik denk dat het hierom draait : niet de eindbestemming is het hoofddoel, maar de tocht zelf ! De aankomst in Santiago zal enkel de bekroning zijn. Deze namiddag stopten we in Foncebadon, jarenlang een spookdorp. Dat is nog te zien aan de vele vervallen huisjes. Door de camino is het, zoals vele andere in de streek, nieuw leven ingeblazen met herbergen, een bar of een winkeltje.