Onderstaande tekst leert nog iets meer over de Ridders van Christus. Lees hem aandachtig, hij bevat zeer belangrijke informatie... Hij is zelfs bepalend voor het klaarmaken van de bagage.
De Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van
Salomo, beter bekend als de Tempeliers, was een geestelijke ridderorde,
gesticht ter bescherming van de pelgrims naar het Heilige Land. Ook na het
verlies van het Heilige Land uit westerse handen bleef de orde bestaan, ook al
was hun oorspronkelijk doel nu voorbijgestreefd.
Deze orde was zowel een ridderorde als een kloosterorde, en de ingewijden waren
monniken-soldaten. Men noemde hen destijds ook wel eens de militie van
Christus. De kloosterregels waren een kopie van de cisterciënzers van Bernardus
van Clairvaux. Wat deze Regel onderscheidde van de gebruikelijke monastieke regels, was de uitgebreide
aandacht voor militaire zaken en
organisatie. De Orde was, in tegenstelling tot de Hospitaalridders of de Duitse
Orde, geheel gewijd aan de strijd.
Het zegel van de Tempeliers. De twee ridders op het paard kan duiden op de
gelofte van armoede, de dualiteit monnik-soldaat, of -volgens sommigen-
homoseksualiteit of gnostische invloeden
De ridderorde kende een zekere hiërarchie:
de landbouwers: de laagste stand, die de eigendommen verzorgden.
de sergeanten: een lagere stand dan de ridders (ze waren immers niet van adel),
met een iets lichtere bewapening dan de ridders.
de ridders: de hoogste stand, de zware cavalerie.
de kapelanen: die de spirituele leiding gaven.
Daarnaast waren er de 'turcopoles', inheemse Islamitische strijders die
gehuurd werden door de Orde en ingezet als lichte cavalerie.
Uiterlijk waren de Tempeliers vooral te herkennen aan het beroemde rode kruis
dat zij op hun gewaden en vaandels droegen. Maar ook andere kenmerken
onderscheidden hen van hun collegae. Zo moesten zij hun baard laten staan, waar
ze hun haren wel moesten knippen. Tijdgenoten waren meestal geschoren.
Ze werd officieel gesticht (aldus Guillaume de Tyre) in 1118 door Hugues de
Payen, een edelman uit de Champagne, al zijn er teksten die doen vermoeden dat
de stichting eerder plaatsvond (zo schreef de bisschop van Chartres in
1114 een brief aan de graaf van Champagne dat hij vernomen had dat deze wou toetreden tot de militie van
Christus bij zijn reis naar het Heilige Land).
De Tempeliers werden snel, ondanks hun gelofte van armoede, een
steenrijke orde, die overal in het koninkrijk Jeruzalem en in Europa grote
stukken land bezat. Dit kwam door de steun van vele edelen. Wanneer edelen
toetraden tot de orde, kwamen ze hun persoonlijke gelofte van armoede na en
schonken ze de orde al hun bezittingen. Al snel werd de Orde één van de
belangrijkste bankiers van de westerse wereld. De cheque zou een uitvinding
zijn van hen.
Tijdens de kruistochten waren er ook
langere vreedzame perioden waarin contacten werden aangeknoopt met de Arabische bevolking, en de tempeliers
waren door hun contacten met de Arabische beschaving bekend geraakt met
indertijd in het achtergebleven Europa nog onbekende levenskunst, filosofie en wetenschap. De ridders
waren hun Europese tijdgenoten daardoor ontgroeid. Om jonge ridders op de proef
te stellen werden deze, in het diepste geheim, voorbereid op gevangenname door
de Mohammedanen. Daarbij werden zij gedwongen om een afgodsbeeld in de vorm van
een kat, Baphomet genoemd, dat in een
kelder was geplaatst, te aanbidden. Deze "grap" van de tempeliers
werd door hun vijanden, die geruchten over een zwart beeld hoorden, in hun nadeel uitgelegd.
De internationaal werkende orde vervoerde grote geldsommen van en naar het
Heilige Land. De orde ontwikkelde zich daardoor tot een internationaal
bankiershuis. Zo stond de koning van Frankrijk zwaar in de schuld bij hen na de
oplvering van de kathedraal van Chartres in 1260. Samen met hun groeiende machtspositie -door hun rijkdom en
grootgrondbezit- zou dit de aanleiding geweest kunnen zijn voor de Franse
koning Filips de Schone om, na jarenlange politieke druk op de paus (waarbij
hij niet terugdeinsde voor de moord op 2 pausen, totdat uiteindelijk een
vertrouweling van hem tot paus Clemens V was verkozen), de orde te vervolgen
wegens ketterij. Op één dag, 13/10/1307,
werd de orde in alle Europese landen tegelijk opgerold. In 1312 werd de orde officieel ontbonden.
De laatste grootmeester van de Tempeliers was Jacques de Molay, hij werd op 18 -03-1314
te Parijs op de brandstapel
geëxecuteerd. De Molay heeft gedurende zijn (schijn)proces uitsluitend
gezwegen. De absurde beschuldigingen van ketterij, homoseksualiteit en
aanbidding van "Baphomet" waren zelfs voor die tijd ongehoord.
Nadat de orde van de Tempeliers was opgeheven, werden veel leden en bezittingen
opgenomen door de Hospitaalridders.
In Portugal werden de Tempeliers vrijgesproken en veranderden ze hun naam in
Ridders van Christus.
In kringen van vrijmetselaars en liefhebbers van esoterische kennis gaat het
verhaal dat de orde nog eeuwenlang in het geheim is blijven bestaan. In sommige
boeken kan men lezen dat er nog tot in deze eeuw grootmeesters van de
Tempeliers in functie waren.
01-03-2013 om 15:30
geschreven door philibertus XIII
|