DE DIEFSTAL IN DE NACHT VAN 10 OP 11
APRIL 1934
In de
ochtend van 11 april 1934 constateert een onderkoster van de
Sint-Baafskathedraal van Gent de verdwijning van twee van de panelen van het
Lam Gods, het in 1432 voltooide mystieke meesterwerk van de gebroeders Van
Eyck. Het retabel bevindt zich in de rechterbeuk van het koor van de
kathedraal, meer bepaald in de Vijdkapel. Het ene paneel stelt Sint-Jan de
Doper voor, het andere (en het meest kostbare) is dat van de Rechtvaardige
Rechters.Beide panelen bevinden zich naast het paneel 'De ridders van Christus'.
De
aangifte van de diefstal wordt gedaan door kanunnik Gabriël Van den Gheyn, de
schatbewaarder van de kathedraal. Samen met commissaris Patyn begeeft de
kanunnik zich naar de plaats van de stoutmoedige diefte, waar de commissaris de
eerste noodzakelijke vaststellingen doet. Daarna verwittigt Patyn het parket en
laat hij de zaak over aan Antoine Luysterborgh, de commissaris van de
Gerechtelijke Politie. Deze kan slechts in de namiddag zijn onderzoek aanvatten
omdat er in de voormiddag te veel volk in de Vijdkapel aanwezig is. Volgens De Nieuwe Gazet wordt er
enkel een klein stukje touw aangetroffen, meer niet.
Meteen denkt men aan een dief uit het buitenland, meer bepaald uit Duitsland.
De diefstal wordt kort na de vaststelling internationaal geseind. Jammer genoeg
denkt men bij het gerecht aanvankelijk dat het slechts om één paneel gaat. Dit
is merkwaardig, want de meeste dagbladen hebben het in hun artikels over twee
panelen. Dit is hun verteld door kanunnik Van den Gheyn, namelijk dat het
paneel in 1894 in Berlijn overlangs in tweeën is gezaagd.
28-02-2013 om 14:38
geschreven door philibertus XIII
|