"Ik ben zo bang,
het is zo donker hier...
Mijn hele lichaam doet pijn ; mijn botten gebroken, mijn pezen gerokken, mijn haar kaal geschoren.
Mijn zoute tranen mengen zich met het bloed op m'n gezicht en maakt me misselijk. Zo ziek...
Zo klein en angstig.
Waarom die haat ? Wat heb ik hem misdaan ? Hij die me keurt en bespuwd, die me pijnigt en verkracht.
Hij die zo machtig lijkt, maar zo klein zijn geest.
Waarom is hij zo bang van me ? Waar vreest hij voor ?
Ziet hij misschien zijn ware gelaat in mijn gepijnigde gezicht ?
Het zal niet lang meer duren, aan dit lijden komt weldra een eind...
Bij dageraad zal het gebeuren. Ik word verbrand en zij met mij, 14 vrouwen... Veracht, beschimpt, mishandelt, vermoord.
Het laatste lijden ; krachtig en ik hoop kort.
Mijn lichaam is op en mijn ziel smacht naar rust.
Laat het alsjeblieft snel voorbij zijn, deze vreselijke nachtmerrie, deze nacht van de ziel.
Brand mijn lichaam, maar mijn geest zal tijdloos leven.
* * *
Na zoveel eeuwen staat hij er nog steeds, de toren, de kerker waar men mijn lichaam ooit onteerde.
De plek waar men me verbrandde... Waarom ?
Zoveel tijd is heen gegaan en toch... staat hij er nog.
"Uit respect" zeggen ze.
Respect, iets dat me nooit gegund werd en waarom dan nu ?
Zijn ze dan bang voor hun wandaden, wetende dat mijn ziel eeuwig leeft ?
Gaan ze gebukt onder schaamte voor wat mij ooit werd aangedaan ?
Of resten deze muren als levende relikwie, als vergiffenis voor de zonden. Mijn zonden ? Hun zonden.
Troosteloze hoop stenen, aandenken aan groot onrecht en onnoemelijke pijn dat hier ooit werd aangedaan,
je stemt me bitter.
Maar de roos in de ruimte verzacht mijn hart en brengt eindelijk wat schoonheid in dit verdoemde heksengraf.
Want eindelijk, na zovele eeuwen,
bracht me me bloemen."