Jess heet niet Jess, maar Megan. Jason heet niet Jason, maar Scott. En Jess - Megan - wordt vermist. Nadat ik het nieuws ontdekte ben ik aangereden door een taxi. Ik was bloed nuchter, geloof het of niet. Ik mankeer niets, gwn een tripje naar de eerste hulp en enkele hechtingen maar niets ernstig. De arts vroeg me naar mijn hoofdwonde en toen ik hem vertelde dat ik mijn hoofd stootte bij het instappen vertelde hij me dat het eerder lijkt of iemand me geslagen had met iets scherp. Was ik aangevallen dit weekend? Een herinnering van mezelf die mijn hoofd bescherm komt bovendrijven of is het slecht een deel van mijn fantasie? Ik vraag me af of Jason - Scott - over haar affaire weet. Zou hij erachter zijn gekomen en haar iets aangedaan hebben? Ik vraag me af of de politie weet over haar affaire. Misschien heeft die vreemde man Megan wel iets aangedaan.
Mijn hoofd doet pijn. Het licht prikt in mijn ogen. Ik probeer mij de vorige nacht te herinneren. Jason. Ik ging het Jason vertellen. Hij moest het weten. Ik voel aan mijn hoofd. Bloed. Pijn. Wat is er gebeurd. Mijn nagels zijn vuil. Ben ik gevallen? Ik ben afgestapt aan Witney. Ik ben naar Blenheim Road geweest. Heeft Tom mij gezien? Of Anna? Ben ik bij Jason geweest? Ik sta recht. Ik wordt misselijk. Waar is mijn gsm. In de gang? Ik ga naar de trap. Misselijkheid overspoelt me. Mijn tas met mijn gsm ligt bij de deur. Gelukkig. Twee voicemails. Misselijkheid. Ik moet overgeven. Ik haal het toilet niet. Ik ruim dat straks wel op. Ik moet liggen. Boven luister ik de voicemails. Één van Cathy, mijn flatgenote, hospita zeg maar. Ze vraagt waar ik ben. Zegt dat ze bij Damien slaapt vannacht hoopt dat ik niet weer op mijn eentje aan het drinken ben. Een tweede van Tom. Hij is boos. 'Jezus Rachel wanneer ga je eens leren ons met rust te laten ik zat je een uur te zoeken! Kom niet meer in onze buurt Anna was doodsbang ze ging bijna de politie bellen. Ga naar een AA-bijeenkomst!' Wat is er gebeurd? Wat heb ik gedaan?
Vrijdag is de beste dag van de week, op vrijdag mag je drinken in de trein op je eentje. Mensen laten dat toe op vrijdag. TGIF. Vrijdag is de beste dag van de week, maar vandaag is het anders. Deze vrijdag is geen goede dag, zeker niet de beste van de week.
Ik voel de steken opnieuw alsof het mij overkomt, alsof ik die mail opnieuw lees, alleen overkomt het Jason deze keer. De trein hobbelt verder maar het beeld achtervolgt mij, Jess die zo gelukkig leek met Jason, met een andere man. Haar handen om zijn middel, hij met een beker koffie of thee. Lippen tegen elkaar, omsluitend als een sleutel in een slot. De trein hobbelt verder maar mijn gedachten blijven steken. De mail. Tom met Anna. Jess met deze vreemdeling. Wie is hij? Wat doet hij? Waar komt hij vandaan? XXXXX zijn kusjes. Kusjes van Anna voor Tom. Tom die aan Anna dacht toen hij naast mij wakker werd. Tom die nu slechtsenkele huizen verder met Anna zijn dochter opvoedt. Ik word misselijk. Ik heb een borrel nodig.
De trein rijdt, en rijdt en rijdt. Net als de dagen ze komen en ze gaan, ze stoppen nooit. Dag in uit, op en af naar Londen. Heen en terug, heen en terug.
De trein stopt, zoals altijd aan het eeuwige rode licht. Ik kijk, zoals altijd naar Jess en Jason, het perfecte koppel dat op Blenheim Road 15 woont. Misschien noemen ze ook wel Sara en John, ik zou het niet weten, ik heb ze nog nooit gesproken. De enige reden dat ik überhaupt weet dat ze bestaan is door deze trein het het rode licht. Ze zijn gelukkig, dat zie je als ze op zomerse ochtenden buiten ontbijten of wanneer ze elkaar omhelzen in hun keuken. Ze zijn gelukkig. Ik was gelukkig. Ooit, in diezelfde straat, nummer 23. Ze zijn gelukkig.
Misschien is het omdat ik gek aan het worden ben van de eindeloze treinreisjes zonder doel, maar Jess en Jason zijn een deel geworden van mijn leven, ik heb het gevoel dat ik ze echt ken. In de uren waarin ik op de trein zit te pendelen bedenk ik vaak wat ze aan het doen zouden zijn of wat hun job is of wat hun lievelingseten is.
Ik wou dat ik de tijd kon terugspoelen. Toen ik nog met Tom woonde langs dit spoor. Ik knijp mijn ogen dicht. Ik wil het huis niet zien. Mijn huis, mijn eerste echte huis, van mij en Tom. Mijn huis waar ik alles koos, van tegels in de badkamer tot de pannen in de keuken. Mijn huis waar de crèmekleurige gordijnen nu pastelroze zijn. Mijn huis dat nu van Anna is.
Ik kan niet wachten tot de terugreis, dan zal ik wijn of misschien wodka aan het drinken zijn. Niet uit de fles of een glas nee, drinken op een weekdag kan natuurlijk niet, nee mijn ik zal de alcohol in mijn beker hebben gegoten en geen ziel die iets merkt. Ik kan niet wachten tot de terugreis.