Het is een verdomd groot bos achter ons huis, en waarom ook niet, de wereld is al zo bebouwd. Maar waarom moet dat bos dan ook zo donker zijn? Ik ben altijd al bang geweest in het donker, als sinds ik een klein jongetje was dat nog niet wist waar je wel en niet mocht plassen. En nu ben ik nog altijd bang als de elektriciteit uitvalt en ik ben alleen thuis. Misschien is dit het gevolg van het kijken naar al die gruwelijke horrorfilms toen ik jong was.
Maar daar heeft mijn hond, Nikita, blijkbaar geen last van want vandaag besloot ze even in het bos te trekken. Ik zag ze er zelf inlopen, kwispelend met haar staart en met haar snuit tegen de grond geduwd. Na een goede tien minuten wachten en kijken naar de omgeving besloot ik dat het genoeg was voor vandaag. Ik ging aan de rand van het bos staan en begon te roepen achter Nikita. Daar stond ik dan ook weer vijf minuten, roepend en wachtend, roepend en wachtend. Ik floot een paar keer en toen daar geen respons op kwam besloot ik te doen wat ik in de vijf jaar dat ik woon in ons huidig huis nog nooit heb overwogen. Ik ging in het bos gaan.
De eerste tien meter was ik nog gewoon stil, bij elk geluidje verwachtend dat het Nikita was die in het struikgewas aan het sluipen was. Na de eerste honderd meter begon ik weer te roepen, meer voor mezelf te kalmeren dan voor de hond te vinden. Hoe kan het dat er in een bos nog bladeren hangen na zo'n strenge winter als wij net hebben meegemaakt? Het heldere zonnetje dat vandaag mijn dag aan het oplichten was, verdween blaadje per blaadje, boom per boom. Misschien had ik dan moeten stoppen met wandelen, maar nu heb ik makkelijk praten. Ik zocht toen gewoon mijn hond.
Ik was al een kwartier aan het ronddolen en ik had al geen idee meer waar ik was. Het bos werd donkerder en donkerder, en ik werd banger en banger. Ineens kwam dat liedje van Samson en Gert in me op: Als je bang bent in het donker moet je fluiten! En dat vond ik de beste raad die ik op dat moment kon vinden in mijn hersenpan op zo'n korte tijd. Misschien is mijn fluittoon schel en luid, maar op dat moment klonk het hemels in mijn oren.
Het was zes uur en ik was mijn hond nog altijd kwijt, tijd om naar huis te gaan dus. Ik vond dat een degelijk plan, tot ik me omdraaide en ontdekte dat die rij bomen exact leek op dc rij bomen waar ik juist mijn rug naar had gedraaid. En dat was nog iets dat ik geleerd heb vandaag, Moeder Natuur is een komiek! Ik draaide me opzij, weer exact dezelfde rij bomen. Ik keek naar de zon en dacht na. Miljoenen mensen zochten vroeger zo de weg, aan de hand van de zon. Waarom zou ik dat niet kunnen? Maar ik zou me wel moeten haasten zag ik, want de zon was bijna onder. Ik herinnerde me dat de zon 's avonds altijd binnen schijnt bij mij in de kamer en daar oriënteerde ik me dus op. Met een lichte looppas liep ik naar de zon toen. En langzaam maar zeker kwam ik in een lichter gedeelte van het bos, ik kon mijn vreugde bijna niet bedwingen. Toen werd alles zwart.
Ik werd wakker een bepaalde tijd later (vraag me niet hoelang ik daar lag), in een donker bos met allemaal enge geluiden rond mij. Ik herinnerde me niet wat er was gebeurt en na tien minuten hard nadenken wist ik het nog altijd niet. Maar zoals elke goede detective ging ik op zoek naar de oorzaak van mijn verlies van bewustzijn. Ik concludeerde dat ik simpelweg was gestruikeld over een boomstronk, losgekomen bij de grote storm. Terwijl ik de schade bekeek die de boom had aangericht aan mijn been hoorde ik iets achter me. Verwachtend dat het mijn hond was draaide ik me om met een glimlach op mijn gezicht.
Ik keek in de ogen van een eekhoorntje dat met zijn gekruld staartje zat te kijken naar wat ik ging doen. Na een kleine staar-wedstrijd tussen ons twee besloot ik maar naar huis te gaan. Ik wandelde weg en keek nog eens om naar het eekhoorntje. Het was verdwenen en waarom ook niet, iedereen moest naar huis.
Ik kan nu toch wel al een tijdje zeggen dat ik 18 ben, en daar ben ik redelijk trots op. Dit komt misschien omdat ik altijd het gevoel gehad heb dat ik veel jonger was dan de rest van mijn vrienden. Misschien kwam dit door het feit dat ik op het einde van het jaar verjaar en dus het merendeel van de tijd ook echt jonger ben dan hen. Toen ik eindelijk 18 werd was het geen groot feest bij ons thuis, want ik vertoefde op dat moment in Marokko. Ondanks dat feit heb ik wel genoten van mijn verjaardagsfeestje de week erna, een kleine groep vrienden die ik al een tijdje ken. Maar nu ik 18 ben snap ik niet echt waar al de heisa om was, ik ben eigenlijk nog altijd 17. Maar dan met een jaar erbij, waarschijnlijk. Ik heb nog niet de kans gehad om te stemmen, heb nog geen belastingen moeten invullen, mag nog altijd niet binnen in Engelse pubs. Ik wacht al de hele tijd op een soort van bevestiging dat ik 18 ben. Oké, op papier ben ik 18, maar ik voel me ver van 18! En dan nog het feit dat ik me nog altijd gedraag als een tiener die juist 2 pilletjes Relatine naar binnen heeft. Ik ben ook net zoals alle tieners overdadig actief op Facebook, wat me dus niet specialer maakt dan de meute. Het kan zijn dat iemand die 18 wordt zich ook direct 18 voelt, maar elke dag word ik wakker met dezelfde vraag: Misschien vandaag?
Kijk, afwijzing is bitterzoet. Dit is meermaals bewezen door verschillende pop/rock/en dergelijke artiesten. Maar nooit heb ik echt gesnapt wat dat wou zeggen, misschien gebrek aan ervaring, of gewoon pure ontkenning. Wie zal het zeggen? Maar onlangs heb ik ontdekt dat deze artiesten zwaar gelijk hebben! Dit kan aan mij liggen en mijn makkelijk te overtuigen wilskracht, maar ik geloof het nu wel echt. Afwijzing is bitterzoet. Het zoete gedeelte is het feit dat je weet hoe jouw (het is ongelooflijk moeilijk om hiervoor een woord te vinden) muze zich voelt. Wel, niet helemaal, maar toch wat hij/zij voor je voelt. Het bittere gedeelte daarentegen, is het feit dat je het je aantrekt. Niet alleen de afwijzing maar ook de manier waarop je nu met elkaar omgaat. Je kan zeggen tegen elkaar: 'Zeker, we blijven vrienden, er verandert NIETS!' Dit, en zoveel meer dingen, is klinkklare onzin. Je gedraagt je anders als hij/zij in de buurt is en ... Je begint op alles te letten: Lach je niet te luid als die bepaalde persoon in de buurt is?; Trek je niet teveel aandacht naar jezelf toe als hij/zij dichtbij staat?; Valt het die persoon niet teveel op dat je nog altijd iets voor hem/haar voelt? Dit zijn dan nog gewoon de basisvragen die door je hoofd spoken, soms kan je ook gewoon bullshit denken: Wees hij/zij me af omdat ik niet de juiste parfum draag?; Keek hij/zij naar mij of was hij/zij gewoon aan het weg dwalen? Oké, hij/zij keek zeker naar mij. Zeker? Misschien eens vragen aan de persoon naast mij?; Loop ik gewoon genoeg? Het valt toch niet op dat ik verliefd ben op die persoon? Ik weet dat iedereen dit meemaakt, maar waarom zijn er ook altijd die mensen die afkomen met de meest domme uitdrukking in de menselijke geschiedenis: 'Er zijn nog genoeg vissen in de zee, kop op.' Oké, ik snap de metafoor, maar waarom telkens opnieuw? Opnieuw en opnieuw?! Het helpt niet, zelfs geen klein beetje. Misschien geeft het de mensen die het zeggen een goed gevoel: 'Wel, ik heb hem/haar getroost toen hij/zij in de put zat. Ik heb hem/haar hoop gegeven.' En meestal zijn ze dan bezig tegen iemand anders, die ene persoon die niet die vervloekte zin uitsprak. Ze vragen dan ook meestal aan de enige echte meelevende persoon: 'Waar was jij?' Wel, laat me dat even duidelijk maken, die persoon was de enige die echt steun verleende. Die persoon was het luisterende oor. Dat heeft iedereen die in de put zit nodig: een luisterend oor. Niet één of andere spreekwoorden en zegswijzen-gebruikende nietsnut, die later blijkbaar niets heeft gezegd dat je al niet duizend keer gehoord hebt. Als je dus liefdesverdriet hebt: schreeuw, loop, zing, dans, zet alles van je af - maar weet dat praten ook helpt!