Inhoud blog
  • Geheime plaatsing
  • Kracht van de klacht
  • Gronden UitHuisPlaatsing (UHP)
  • Gronden OTS
  • Onder Toezicht Stelling (OTS)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Archief
  • Alle berichten
    Blog van netwerk misstanden jeugdzorg
    samen sterk voor een betere jeugdzorg
    27-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omgang grootouders

    Kunnen grootouders ook een omgangsregeling vragen?


    De grootouders kunnen een verzoek doen tot het vaststellen van een omgangsregeling
    (op grond van artikel 377a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek).

    Hiervoor is wel vereist dat zij in een nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind. Dit is
    bijvoorbeeld aan de orde als het kleinkind bij de grootouders in huis heeft gewoond.
     

    Het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking wordt niet aangenomen enkel op
    grond van het zijn van grootouders.

    Als de rechter vaststelt dat sprake is van die nauwe
    persoonlijke betrekking zal vervolgens moeten worden beoordeeld of omgang, en zo ja,
    welke omgangsregeling concreet in het belang van het kind is.

    De omgang kan worden ontzegd als een ontzeggingsgrond aanwezig is.

    De beoordeling is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij de mate van contact zoals dit heeft plaats gevonden van belang is.

    Ook van belang is bijvoorbeeld de mate van gehechtheid van het kind aan degene die de omgangsregeling verzoekt en de praktische uitvoerbaarheid van een omgangsregeling.

    De omgangsregeling is qua omvang steeds maatwerk.

    27-07-2010 om 21:16 geschreven door team netwerk misstanden juegdzorg  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omgangsregeling

    Algemeen
    Onder omgang wordt niet alleen bezoekcontacten verstaan, maar ook telefonische of schriftelijke contacten.
    Omgangsregelingen met minderjarige kinderen waar bureau jeugdzorg mee te maken heeft , zijn onder te verdelen in:

    · omgang met kinderen in de vrijwillige hulpverlening

    · omgang en ondertoezichtstelling van een ouder met gezag belast en het kind

    · omgang en ondertoezichtstelling tussen de niet met gezag belaste ouder en het kind

    · omgang tussen een derde (=een ander dan de ouder) en het ondertoezichtgestelde kind

    · omgang met een kind dat onder voogdij van bureau jeugdzorg staat met een ouder (zonder

    gezag) of een derde.


    Het omgangsrecht is gebaseerd op:

    · Wet op de Jeugdzorg : art 42 Uitvoeringsbesluit

    · Het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden): waarborgt het recht op eerbiediging van het familie-en gezinsleven van ouders en kinderen het zgn. ' family-life'

    · Het IVRK :Verdrag inzake Rechten van het Kind:
    kinderen hebben recht op continuïteit in hun relaties, zij hebben recht op behoud van hun identiteit met inbegrip van familiebetrekkingen. Als een kind van een van zijn ouders of van beiden is gescheiden, moet het recht van het kind om op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact met de ouder(s) te onderhouden, worden geëerbiedigd tenzij dit in strijd is met het belang van het kind

    · Nationale wetgeving: Titel 15 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek regelt de omgang van minderjarigen met de diversen betrokkenen, alsmede de voor bureau jeugdzorg specifieke artikelen 1:263a en 1:263b (artikelen m.b.t. de uithuisplaatsing bij de OTS)van het Burgerlijk Wetboek.


    Omgang en de vrijwillige hulpverlening
    Op vrijwillige basis kan bureau jeugdzorg proberen een omgangsregeling vast te stellen. Dit valt of staat echter met de medewerking van de belanghebbenden. Bureau jeugdzorg kan echter geen omgangsregeling opleggen. De ouder met gezag , de ouder zonder gezag en andere belanghebbenden kunnen de rechtbank verzoeken een omgangsregeling vast te stellen waarbij ook de informatie en consultatieverplichting kan worden meegenomen.

    Bureau jeugdzorg kan ter zitting worden uitgenodigd om hun visie te geven als zij als informant wordt aangemerkt door de rechtbank. (In dit geval is het verstandig om je te wenden tot de juridische afdeling van BJZ omdat er zeer voorzichtig met deze informatie moet worden omgesprongen).

    Minderjarigen van 12 jaar en ouder kunnen zich via een informele rechtsingang wenden tot de kinderrechter. Dit kunnen zij doen door de kinderrechter een briefje te sturen of de kinderrechter op te bellen. Dit geldt ook als een kind uithuis is geplaatst in b.v. een pleeggezin.


    Als er inmiddels een omgangsregeling is bepaald door de rechtbank dan moet Bureau jeugdzorg deze omgangsregeling respecteren. Op grond van gewijzigde omstandigheden kunnen alle belanghebbenden zich wenden tot de kinderrechter teneinde de omgangsregeling te wijzigen. Bureau jeugdzorg kan ter zitting slechts haar visie geven als deze door de rechtbank wordt aangemerkt als belanghebbende.

    Ook in deze procedure hebben minderjarigen van 12 jaar ouder een informele rechtsingang.


    Wijziging van de door de rechter vastgestelde omgangsregeling
    Een al door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling (bijv. na echtscheiding ) dient door Bureau Jeugdzorg te worden gevolgd. Er zijn echter in het kader van de ondertoezichtstelling wel mogelijkheden voor verandering van de contactfrequentie indien dit voor het kind noodzakelijk is. Bureau Jeugdzorg kan dan de kinderrechter verzoeken de omgangsregeling te wijzigen (hoeft geen beperking te zijn, kan bijv. ook wijziging van de tijdstippen inhouden).


    Omgang na uithuisplaatsing

    Als een kind onder toezicht staat en in dat kader uithuisgeplaatst is, hebben de ouders recht op omgang met hun kinderen. Wel heeft Bureau Jeugdzorg de mogelijkheid om het contact tussen de met gezag belaste ouder (met of zonder instemming) en de uithuisgeplaatste minderjarige te beperken, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op het doel van de uithuisplaatsing. Bureau Jeugdzorg zal wel deugdelijk moeten motiveren waarom deze beperking noodzakelijk is.
    Dit besluit geldt als een schriftelijke aanwijzing. Dit betekent dat tegen de beslissing tot beperking van het contact kan worden opgekomen door de ouder met gezag en de minderjarige van 12 jaar en ouder. Zij kunnen de kinderrechter verzoeken de beperking vervallen te verklaren of in te trekken. De kinderrechter heeft in dit kader de bevoegdheid om zelf een omgangsregeling vast te stellen in het belang van het kind.

    Hoger beroep tegen deze beslissing van de kinderrechter is mogelijk omdat het een omgangsbeslissing betreft (- tegen een beslissing op een schriftelijke aanwijzing is normaliter geen hoger beroep mogelijk).


    OTS-omgang - ouder zonder gezag

    Net zoals -met een ouder met gezag kan met de ouder zonder gezag in onderling overleg een omgangsregeling worden vastgelegd. Indien dit niet tot resultaat leidt kan de ouder zonder gezag (=juridische ouder, b.v. de minderjarige moeder of de vader-erkenner) via een advocaat, een verzoek indienen bij de rechtbank tot vaststelling van een omgangsregeling.

    Dit kan de ouder doen op grond van art. 1:377a BW: het kind en de niet met gezag belaste ouder hebben recht op omgang met elkaar.
    De rechtbank kan een omgangsregeling vaststellen op verzoek van de ouders of een van hen en kan deze eventueel voor onbepaalde of bepaalde tijd vaststellen. Het recht op omgang kan ook door de rechter worden ontzegd (al dan niet voor bepaalde tijd ) indien:
    - omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind (bijv. aanmerkelijke onrust en spanningen ten gevolge van de omgang welke ernstige nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het kind);
    - de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang (bijv. de ouder is telkens onder invloed van drugs of alcohol tijdens de bezoekcontacten met het kind, of hij komt de afspraken niet na, of er is sprake (geweest) van seksueelmisbruik of geweld tegen het kind);
    - het kind van 12 jaar of ouder bij zijn verhoor bij de kinderrechter van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken;
    - omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind (dit biedt
    rechter ruimere mogelijkheden om binnen de grote variëteit van gevallen die zich
    voordoen, tot een afgewogen oordeel te komen).

    Recht op omgang door een derde

    Op verzoek kan de rechtbank een omgangsregeling vaststellen tussen het kind en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. Te denken valt (b.v.) aan de biologische vader, de grootouders of overige familieleden en ex-pleegouders. Dit kan zowel ten aanzien van een OTS-pupil als ten aanzien van een voogdijpupil. Voor het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking is een familierechtelijke dan wel een daarmee vergelijkbare verwantschap tussen de verzoeker en het kind als een op zichzelf staand vereiste niet voldoende. De verzoeker dient in alle gevallen (ook wanneer er sprake is van een familierechtelijke verwantschap) bijkomende omstandigheden naar voren te brengen waaruit die nauwe persoonlijke betrekking met het kind volgt.
    Veelal zal er een beroep gedaan worden op het 'family life' : als er family-life heeft bestaan of bestaat dan is een verzoek tot omgang meestal ontvankelijk bij de rechtbank.

    Het verzoek wordt afgewezen, indien het belang van het kind zich verzet tegen toewijzing of wanneer de minderjarige van 12 jaar of ouder bezwaar maakt.

    Voogdij en omgang

    Ook in het kader van de voogdij blijft het recht op omgang tussen de minderjarige met zijn niet (c.q. niet meer) met het gezag belaste ouders bestaan. Hier geldt ook dat een omgangsregeling door Bureau Jeugdzorg in onderling overleg met de ouders kan worden vastgesteld. Indien dat niet lukt of de regeling werkt niet (meer), kunnen de ouders op grond van art. 1:377a BW een verzoek indienen bij de rechtbank, strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling (zie kopje ots-omgang- ouders zonder gezag). Voor een derde, te denken valt aan grootouders of overige familieleden, geldt hiervoor art. 1:377f BW (zie recht op omgang door een derde).

    Omgang en de positie van de minderjarige

    De minderjarige is in principe geen zelfstandige procespartij in het omgangsrecht. Om het kind toch een eigen toegang tot de rechter te bieden, bestaat de mogelijkheid van informele benadering door bijvoorbeeld een briefje of een telefoontje aan de rechter. Deze mogelijkheid vindt zijn wettelijke basis in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek.
    De rechter zal dan een gesprek hebben met de minderjarige en kan adviseren om een bijzondere curator te benoemen (= vaak een advocaat die de belangen van de minderjarige behartigt in de rechtszaal) ingeval van een belangentegenstelling tussen de minderjarige en degenen die het gezag over hem uitoefenen (ouders of voogd). De bijzonder curator wordt benoemd door de kantonrechter.

    Ook kan de rechter indien hem blijkt dat de minderjarige van 12 jaar of ouder daar prijs op stelt, ambtshalve een beslissing geven over omgang met betrekking tot de niet met gezag belaste ouder of een derde, of daarin een wijziging in aanbrengen.

    Dit betreft ook het informeren of consulteren over zaken die de minderjarige aangaan. Hetzelfde geldt voor een minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, maar wel in staat moet worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.

    Deze regeling geldt ook voor de situatie waarbij beide ouders gezamenlijk het gezag hebben, maar de minderjarige bij een van hen woont en een omgangsregeling wenst ten aanzien van de andere ouder.

    Effectuering van de omgang

    De wet kent geen bijzondere dwangmiddelen bij niet-nakoming van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling. Wel kan gebruik worden gemaakt van de bestaande mogelijkheden voortvloeiend uit het Burgerlijk procesrecht (wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Maatstaf bij de beoordeling of aan een omgangsregeling dwangmiddelen moeten worden verbonden is het belang van het kind.

    a. Afgifte kind: op grond van iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening aan diegene aan wie het kind is toevertrouwd van rechtswege het recht tot afgifte van het kind, indien nodig met behulp van politie en justitie. Deze afgifte geldt ook in het geval van niet-nakoming van een omgangsregeling. Artikel 8 EVRM verplicht de Nederlandse overheid (=positieve inspanningsverplichting) tot medewerking aan de afgifte van een kind teneinde de door de rechter vastgestelde omgangsregeling daadwerkelijk mogelijk te maken.

    b. Dwangsom: de gezagsouder kan op straffe van een dwangsom worden veroordeeld tot naleving van het omgangsrecht. Dit kan ook in kort geding worden gevorderd.

    c. Gijzeling: als de ouder met gezag op geen enkele manier te bewegen is tot medewerking aan een door de rechter vastgestelde omgangsregeling kan ook aan de rechter verzocht worden lijfsdwang toe te passen ten aanzien van de ouder met gezag

    d. Kinderbeschermingsmaatregelen: Indien aan de wettelijke gronden van de maatregelen van kinderbescherming wordt voldaan, kan in uiterste gevallen bij problematische omgangszaken de toepassing van zo'n maatregel worden verzocht. Het belang van het kind staat daarbij centraal. Een OTS alléén om de omgang te regelen wordt niet meer uitgesproken, er moet wel sprake zijn van een ernstige bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van het kind. Dit kan wel het geval zijn wanneer de ouder met gezag bijvoorbeeld de omgang met de andere ouder aan het kind onthoudt.

    e. Gezagswijziging: De niet met gezag belaste ouder kan wijziging van het gezag verzoeken, als de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de gezagsbeslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In een dergelijk geval moet worden afgewogen of een ingrijpende verandering van de leefsituatie van het kind wordt gerechtvaardigd door de houding van de ouder die de omgang weigert.

    f. Kinderalimentatie: Uit jurisprudentie blijkt dat in een kort geding de verplichting van de vader tot betaling van alimentatie aan de vrouw ten behoeve van de kinderen wordt opgeschort, zolang de vrouw weigert mee te werken aan de omgangsregeling. Hierin staat het belang van het kind voorop.

    Over het algemeen kan worden gesteld dat de rechters in Nederland terughoudend zijn in het toepassen van bovenstaande dwangmiddelen.

    Indien de ouder zonder gezag niet meewerkt aan de omgangsregeling kan hem of haar een dwangsom worden opgelegd. Ook hier is het belang van het kind beslissend. Aan de ouder met gezag kan in het kader van een ondertoezichtstelling een schriftelijke aanwijzing worden verstrekt als hij/zij niet meewerkt aan de omgangsregeling met de andere ouder.

    De andere ouder kan niet gedwongen worden om omgang te hebben met zijn/haar als hij/zij dat niet wil.

    Informatie en consultatie
    Onder omgangsrecht valt ook het verschaffen van informatie en consultatie. Het verschaffen van informatie en consultatie geschiedt door de met gezag belaste ouder of door derden die over informatie beschikken.

    Uiteraard kan de met gezag belaste ouder ook informatie verzoeken op basis van de hieronder genoemde artikelen.

    A: Informatie en consultatie door de met gezag belaste ouder:

    De ouder die met gezag is belast, is gehouden om de niet met gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind. Te denken valt aan zaken als schoolkeuze, leerprestaties, beroepskeuze of belangrijke zaken op medisch of financieel gebied m.b.t. het kind. Tevens dient de met het gezag belaste ouder de niet met het gezag belaste ouder te raadplegen – zonodig door tussenkomst van derden- over daaromtrent te nemen beslissingen (art. 1:377b BW). Op verzoek van een ouder kan de rechter daarover en beslissing geven. Wijziging van die beslissing is weer mogelijk op grond van art. 1:377e BW, op grond van gewijzigde omstandigheden of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Bureau Jeugdzorg kan de ouder op deze wettelijke plicht wijzen met het verzoek hieraan te voldoen door zijn verantwoordelijkheid hierin te nemen.

    Het gaat er om dat de band tussen de niet met gezag belaste ouder en het kind niet ernstiger aan te tasten dan vaak al het geval is na scheiding. Art. 1:377b BW betreft alleen de juridische ouder maar op grond van artikel 8 EVRM komt dit recht ook toe aan de biologische vader, die in een betrekking tot het kind staat die aangemerkt moet worden als familylife.

    De informatieplicht en/of consultatieplicht kan ook verzocht worden in gevallen waarin geen omgang tot stand is gekomen, bijvoorbeeld als de rechter het recht op omgang heeft ontzegd.

    Ook kan de rechter de informatieplicht of consultatieplicht (op verzoek of ambtshalve) buiten toepassing verklaren. Criterium is het belang van het kind. Consultatieplicht zonder informatieplicht is niet goed denkbaar, andersom is het wel mogelijk.

    B.Informatie door derden
    De niet met gezag belaste ouder wordt desgevraagd (hij moet er dus om verzoeken, de derde hoeft de informatie niet uit zichzelf te verstrekken) door derden die beroepshalve beschikken over informatie inzake belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen, daarvan op de hoogte gesteld. Onder deze bepaling valt zeker Bureau Jeugdzorg als hulpverlenende instantie. De informatie hoeft niet verschaft te worden als die informatie ook niet aan de met gezag belaste ouder zal worden verstrekt(beroepsgeheim) of wanneer het belang van de minderjarige zich tegen verstrekking verzet.( bijvoorbeeld bij een geheime plaatsing of bij uitdrukkelijke wens van de minderjarige dat een ouder geen informatie over de minderjarige mag krijgen). Indien de informatie geweigerd wordt, kan de niet met gezag belaste ouder de rechtbank verzoeken te bepalen dat hij wel recht op die informatie heeft. De rechtbank is verplicht het verzoek af te wijzen als het belang van de minderjarige zich tegen informatieverstrekking verzet.

    In overige gevallen kan de rechter op andere – niet in de wet genoemde- gronden het verzoek afwijzen. Bijvoorbeeld omdat de privacy van anderen in het geding is en hun belangen zwaarder wegen dan die van de niet met gezag belaste ouder bij de verzochte informatieverstrekking. Dit kan dan worden gebaseerd op de wettelijke bepalingen van de wet op de Jeugdzorg en/of de Wet bescherming persoonsgegevens en het op deze wetgeving gestoelde privacyreglement van bureau jeugdzorg.

    Het recht op informatieverstrekking door derden op grond van de wettelijke bepaling heeft alleen de niet met gezag belaste ouder. Andere personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staan hebben dit wettelijke recht niet.

    Wel kunnen zij hun recht op informatie baseren op artikel 8 EVRM.

    Overigens heeft ook de met gezag belaste ouder recht informatie. Het belangrijke verschil met de niet met gezag belaste ouder is dat zij er expliciet om moeten vragen.

    27-07-2010 om 21:13 geschreven door team netwerk misstanden juegdzorg  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gedragswetenschapper
    Algemene kenmerken
    Onder de functie Gedragswetenschapper worden alle functionarissen begrepen, die zijn belast met werkzaamheden ten behoeve van (psycho)diagnostiek en begeleiding en/of behandeling van aangemelde en/of geplaatste jeugdigen en advisering in deze aan betrokken leidinggevende(n) en uitvoerende medewerkers. Daarnaast is de gedragswetenschapper mede verantwoordelijk voor de inhoudelijke kwaliteitszorg betreffende het primaire proces van Bureau Jeugdzorg Utrecht.
    De functie gedragswetenschapper wordt aangetroffen binnen de vrijwillige en gedwongen jeugdhulpverlening van Bureau Jeugdzorg Utrecht.

    ­Doel van de functie
    Het adviseren inzake de algemene en (psycho) diagnostische aspecten van het hulpverleningsbeleid en binnen hulpverleningsplannen en het laten verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de (psycho)diagnostiek en begeleiding en/of behandeling van aangemelde en/of geplaatste jeugdigen en hun cliëntsysteem. Vanuit een gedragswetenschappelijke invalshoek een bijdrage leveren aan algemene beleidsontwikkeling.

    Organisatorische positie
    De Gedragswetenschapper ressorteert onder hiërarchische en operationele leiding van het hoofd staf, maar met een eigen professionele verantwoordelijkheid. De Gedragsweten­schapper geeft functionele aanwijzingen aan uitvoerende medewerkers

    Hoofdactiviteiten
    Het leveren van een vakmatige inbreng in het op- en bijstellen van hulpverleningsplannen zowel op consultbasis als in een team. Het (laten) evalueren van de voortgang van de uitvoering binnen de kaders van het hulpverleningsbeleid van de organisatie. Waarbij te denken valt aan:
    Het geven van consult en consultatie met betrekking tot rapportages, onderzoeksvragen, strafzittingen, omgangs- en bezoekregelingen, uithuisplaatsingen en andere hulpverleningstrajecten.
    Het plegen van interventies wanneer hulpverleningsprocessen stagneren of dreigen te stagneren.
    Het gevraagd en ongevraagd adviseren ten aanzien van het inzette van therapieën
    Het adviseren en ondersteunen van de leidinggevenden, uitvoerende medewerkers en ouders/verzorgers met betrekking tot (bijdragen aan) de uitvoering van de behandeling.
    Het verrichten van (psycho)diagnostiek: te weten het (laten) verrichten van psychodiagnostisch onderzoek ten behoeve van indicatiestelling, behandeling dan wel beslissingen inzake hulp aan de cliënt en zijn systeem.
    Het bevorderen van de deskundigheid van medewerkers door het bespreken van casuïstiek en het geven van vakinhoudelijke ondersteuning en training. Het stimuleren van de kwaliteiten van de hulpverleners en deze productief maken door begeleiding d.m.v. coachingstrajecten.
    Het initiëren van en/of leveren van een bijdrage aan (werk)ontwikkeling van het hulpverleningsbeleid (op basis van gesignaleerde knelpunten in het hulpverleningsaanbod) en de methodiekontwikkeling; en het formuleren van verbetervoorstellen daarin.
    Het uitvoeren en realiseren van vastgestelde beleidsontwikkelingenstaken en projecten.
    Het signaleren van knelpunten in het hulpverleningsaanbod wat aangeboden wordt en het formuleren van verbetervoorstellen daarin.
    Het deelnemen aan de gebruikelijke werkoverleggen.
    Profiel van de functie
    Kennis
    Afgeronde Academisch opleiding in één der gedragswetenschappen
    Kennis op het gebied van diagnostiek gericht op begeleiding en het laten verrichten van behandeling[2]
    Kennis van de sociale kaart
    Kennis van voor de sector relevante methodieken
    Kennis van de wettelijke kaders binnen de jeugdzorg
    Specifieke functiekenmerken

    Sociale vaardigheden voor het onderhouden van contacten met hulpverleners en in het kader daarvan het vermogen tot overtuigen, corrigeren, motiveren en stimulerend optreden t.b.v. een succesvol verloop van de begeleiding.
    Communicatieve vaardigheden voor het voeren van consult/coachingsgesprekken, voor het overdragen van veranderingen van de organisatie van de hulpverlening, voor het invoeren van nieuwe hulpverleningsmethodieken en voor het onderhouden van contacten met externe instanties.
    Stressbestendigheid en improvisatievermogen dat passend is bij de functie.
    In staat om zelfstandig, planmatig en systematisch te werken.
    Oplettendheid, geduld en nauwgezet werken in diagnostiek zijn vereist.
    Activerend, intercultureel en klantgericht 

    27-07-2010 om 21:08 geschreven door team netwerk misstanden juegdzorg  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)


    Archief per week
  • 26/07-01/08 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs