Ik ben Van Der Smissen Rik
Ik ben een man en woon in Zandbergen (Belgie) en mijn beroep is Ex militair van de Belgische Marine.
Ik ben geboren op 06/04/1961 en ben nu dus 64 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Vogels, muziek, computer, natuur.
Ik ben kweker van:
- Grasparkiet
- Agapornis Personata
- Forpus dwergpapegaai
- Catharina parkiet
LID VAN: - A.O.B. Belgie
- De Boskanarie Zandbergen stamnr: ZC 153
- Belgische Nationale exotenclub
Vogels die ik nog te koop heb: geen vogels meer te koop, Vogels gezocht: Japanse meeuwen in TT kwaliteit - roodgrijs - wit - albino - gepareld
Birdierik Altijd bereid te helpen als beginnende vogelliefhebbers problemen ondervinden
30-05-2007
Onderzoek inprenting bij zebravinken
Bij veel vogelsoorten hebben mannetjes en vrouwtjes een verschillend uiterlijk; in de meeste gevallen zijn het de mannetjes die opvallende kenmerken bezitten, terwijl deze kenmerken bij vrouwtjes ontbreken of slechts rudimentaire vorm aanwezig zijn. Een van de mogelijke verklaringen voor de evolutie van zulke extreme secundaire geslachtskenmerken is dat deze mannetjes aantrekkelijk maken voor vrouwtjes. Dat mannetjes met extremere geslachtskenmerken geprefereerd worden door vrouwtjes is inmiddels aangetoond in een groot aantal studies.
De meeste theoretische studies die erop gericht zijn om partnerkeuze verklaren gaan er van uit dat zowel de variatie in een kenmerk van mannetjes alswel de variatie in een voorkeur van vrouwtjes voor dit kenmerk berust op genetische mechanismen. Het is echter bekend dat de variatie in partner voorkeur van vogels sterk wordt beïnvloed door vroege ervaring met ouders en/of nestgenoten.
Bijvoorbeeld jonge zebravinken, die zijn grootgebracht door pleegouders van een verwante soort, het Japanse meeuwtje, vertonen als volwassen vogel een seksuele voorkeur voor Japanse meeuwtjes boven zebravinken. Het leerproces wat hieraan ten grondslag ligt wordt seksuele inprenting genoemd. Lang is gedacht dat seksuele inprenting zou leiden tot een partner voorkeur voor individuen die het meest leken op de stimulus waaraan het jong was blootgesteld. Echter, recente studies hebben laten zien dat er een voorkeur voor partners met een afwijkend uiterlijk bestaat in soorten die ook seksuele inprenting vertonen. Het causale mechanisme dat ten grondslag ligt aan het ontstaan van zulke voorkeuren is echter vooralsnog niet duidelijk.
In deze studie onderzoek ik een aantal aspecten van het proces van seksuele inprenting en de wijze waarop dit proces de partnervoorkeur van zebravink vrouwtjes en mannetjes beïnvloedt tegen de achtergrond van de potentiële evolutionaire consequenties voor het uiterlijk van vogels. Bij de zebravink verschillen de seksen in uiterlijk. Zowel het mannetje als het vrouwtje nemen deel aan de broedzorg. Dit betekent dat jonge zebravinken opgroeien in gezelschap van een moeder, een vader en een aantal nestgenoten. Het is bekend dat zowel de ouders alswel de nestgenoten van invloed kunnen zijn op de latere partner voorkeur. Er is echter weinig aandacht gegeven aan de vraag hoe informatie over individuen die zo sterk in uiterlijk van elkaar verschillen wordt opgeslagen in het geheugen en hoe dit de later van invloed is op de partnerkeuze.
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op deze vraag door jonge zebravink mannetjes gedurende de eerste 65 dagen van hun leven bloot te stellen aan normale grijze en witte zebravinken. Van de aldus grootgebrachte mannetjes werd op volwassen leeftijd hun seksuele voorkeur bepaald door middel van keuzetesten. Dit werd ondermeer gedaan in een testopstelling die bestond uit een centrale kooi met aan weerzijden twee kleinere kooitjes. Tijdens een test werd het mannetje in een centrale kooi geplaatst en in elk van de zijkooien een vrouwtje. De hoeveelheid zang van het mannetje gericht op beide vrouwtjes werd gebruikt als maat voor zijn seksuele voorkeur.
Het blijkt dat het voor de latere voorkeur een groot verschil maakt of een mannetje blootgesteld is geweest aan twee verschillend gekleurde ouders (simultane blootstelling) of dat een mannetje eerst 35 dagen bij ouders van de ene kleur en vervolgens 30 dagen bij paartje van de andere kleur heeft doorgebracht (opeenvolgend blootstelling). Mannetjes die achtereenvolgens blootgesteld worden aan beide kleuren ontwikkelen een seksuele voorkeur voor zowel witte als grijze vrouwtjes. Echter vertonen mannetjes met een verschillend gekleurde vader en moeder slechts een voorkeur voor vrouwtjes met de kleur van de moeder. Deze voorkeur voor de moeders kleur is zelfs sterker dan die van mannetjes die zijn opgegroeid bij ouders van gelijke kleur. Dit laatste duidt erop dat zebravink mannetjes niet alleen seksuele voorkeur ontwikkelen voor vrouwtjes die lijken op hun moeder maar ook seksuele afkeer voor vrouwtjes die lijken op hun vader. Dit betekend dat seksuele inprenting niet alleen een mechanisme zou kunnen zijn dat er toe dient om als volwassen vogel het uiterlijk van de eigen soort of dat van naaste verwanten te kunnen herkennen maar ook als een mechanisme dat er voor zorg draagt dat de beide geslachten op basis van hun uiterlijk kunnen worden onderscheiden.
Recentelijk is gesuggereerd dat wanneer jonge vogels tijdens de inprenting zouden leren om de seksen op basis van uiterlijke kenmerken te onderscheiden, dit zou kunnen leiden tot een voorkeur voor partners met 'supernormale' kenmerken als gevolg van het uit de leerpsychologie bekende fenomeen van 'peak-shift'. Gedurende discriminatie training kunnen dieren worden blootgesteld aan een positieve stimulus, geassocieerd met beloning, en een negatieve stimulus, die slechts in één dimensie verschillend van de positieve stimulus (bijv. in lengte), en niet geassocieerd is met een beloning. Worden deze dieren later getest met een hele reeks verschillende stimuli op dezelfde stimulusdimensie (bijv. variërend van zeer kort naar extreem lang) dan reageren ze vaak het sterkst op stimuli die iets verschillen van de positieve stimulus, en wel zo dat de "piek" in respons verschuift in richting weg van de negatieve stimulus. In de context van seksuele inprenting zou peak-shift dus kunnen leiden tot een voorkeur voor partners met extremere kenmerken dan die van de ouder van het tegenovergestelde geslacht.
In hoofdstuk 3 is onderzocht of mannetjes in de situatie waarbij ze kunnen kiezen tussen een mannetje en een vrouwtje werkelijk gebruik maken van verschillen in uiterlijk om de seksen te onderscheiden of dat in een dergelijk geval verschillen in gedrag de doorslag geven. Het blijkt dat bij zebravink mannetjes sekse discriminatie voornamelijk is gebaseerd op de op jonge leeftijd geleerde verschillen in uiterlijke kenmerken tussen de ouders. De effecten van vroege ervaring zijn zo sterk dat een mannetje een op zijn moeder gelijkend mannetje veruit prefereert boven een op zijn vader gelijkend vrouwtje.
In hoofdstuk 4 onderzoek ik of zebravink vrouwtjes, net zoals mannetjes, een voorkeur ontwikkelen voor partners die lijken op de ouder van de tegenovergestelde sekse (voor vrouwtjes is dat dus de vader). In tegenstelling tot mijn verwachting, ontwikkelden vrouwtjes geen voorkeur voor mannetjes die leken op hun vader maar voor mannetjes die leken op hun moeder. Op het eerste gezicht roept dit de suggestie op dat seksuele inprenting gelijkenis vertoont in beide seksen, in die zin dat beide seksen de moeder gebruiken als model voor de latere seksuele voorkeur. Echter, bij mannetjes wordt de seksuele voorkeur eveneens beïnvloed door ervaring met de vader, zij het in negatieve zin. Bij vrouwtjes kon geen effect van de vader op de latere voorkeur worden aangetoond. De resultaten kunnen de hypothese dat zebravink vrouwtjes de seksen leren discrimineren op dezelfde manier als mannetjes dat doen niet bevestigen.
Ik ben deze blog begonnen om mijn ervaringen en kennis te delen met andere vogelliefhebbers, en ook voor de jonge generatie warm te maken om ook met deze fantastische hobby te beginnen.
Ikzelf ben begonnen met vogels te houden en te kweken op 16 jarige leeftijd, eerst met grasparkieten, later zijn hier kanaries bijgekomen. Deze waren gehuisvest in kooien waar steeds aangebouwd werd totdat het ganse bijgebouw volgebouwd was. Ik werd lid van de vogelvereniging Vogelweelde Outer met als voorzitter Dr. Walraevens, die ik reeds kende sinds ik 5 jaar was. Vele malen heb ik als klein manneke vol bewondering gestaan voor zijn voliére met grasparkieten en andere vogels.
Toen ik trouwde bouwde ik in de tuin mijn eerste voliére van 2 m. lang, 2 m breed en 2,5 m hoog. Al snel moest er bijgebouwd worden omdat mijn vogelbestand steeds uitbreiding nam en het werd een voliére van 4 m lengte. Toen werd ik lid van De Boskanarie in Zandbergen, waar ik nog steeds lid ben. Bij een bezoek aan Park Paradisio heb ik de voliére gezien die ik ooit eens ging bouwen, en mijn droom kwam uit. Bij het begin van de bouw van ons eigen huis in het voorjaar 1994 ben ik eraan begonnen en ze was klaar in januari 1995. Het is de voliére die op de foto te zien is.
Voor de moment heb ik een vogelbestand van 250 vogels, deze bestaat uit: - Kanaries; diverse kleuren - Japanse meeuwen; mokkabruin, zwartbruin, bont, wit. - Zebravinken; maskergrijs, grijs, bleekrug bruin. - Grasparkieten; diverse kleuren - Diamantduiven; witstuit.