Psalmen Het boek Psalmen ontleent zijn naam aan het Griekse woord psalmos, een vertaling van het vaak voorkomende Hebreeuwse psalmopschrift mizmor: een lied dat onder begeleiding van snaarinstrumenten moest worden gezongen. In de Hebreeuwse bijbel heet het boek Tehiliem, Lofliederen. In die titel wordt uitgedrukt dat het psalmboek in zijn totaliteit, inclusief de klaagzangen en gebeden die erin voorkomen, een veelstemmig loflied is op de God van Israël. Het boek behoort tot de Ketoevim, de Geschriften.
Veel psalmen danken hun ontstaan aan de eredienst in cultische centra, zoals de tempel van Jeruzalem, of komen voort uit persoonlijke ervaringen en omstandigheden. Ze zijn voor een deel geschreven en gebundeld voor gebruik in de liturgie. Maar er zijn ook psalmen waarin een verwijzing naar de eredienst ontbreekt. Het boek Psalmen met zijn grote diversiteit aan liederen (klaagzangen, gebeden, hymnen en dankpsalmen) is kennelijk bedoeld voor algemeen gebruik door de hele geloofsgemeenschap.
Voor de meeste psalmen geldt dat het moeilijk vast te stellen is wanneer ze zijn ontstaan. Het boek heeft zijn huidige vorm vermoedelijk pas gekregen tussen 200 en 150 v.Chr. De oudste psalmen zijn waarschijnlijk tussen 1000 en 586 v.Chr. geschreven voor gebruik in de tempel van Salomo, maar een groot aantal dateert uit de tijd van de tweede tempel (na 515 v.Chr.). Een enkele keer is een globale datering uit de inhoud van een lied af te leiden, zoals bij de psalmen die terugblikken op historische gebeurtenissen als de Babylonische ballingschap, die duurde van 586 tot 539 v.Chr.
28-08-2008
De heer vervult wat u verlangt
Psalmen 20
1 Voor de koorleider. Een psalm van David.
2 Moge de HEER u antwoorden in dagen van nood
en de naam van Jakobs God u beschermen,
3 moge hij hulp zenden uit zijn heiligdom,
uit Sion u bijstaan.
4 Moge hij al uw gaven gedenken,
uw brandoffers welwillend aanvaarden, sela
5 moge hij geven wat uw hart verlangt,
en al uw plannen doen slagen.
6 Laat ons juichen om uw overwinning,
het vaandel heffen, in de naam van onze God.
Moge de HEER al uw wensen vervullen.
7 Dit weet ik zeker:
de HEER schenkt de overwinning aan zijn gezalfde,
hij antwoordt hem uit zijn heilige hemel
met de overwinning door zijn machtige hand.
8 Anderen vertrouwen op paarden en wagens,
wij op de naam van de HEER, onze God.
9 Anderen buigen en vallen ter aarde,
wij richten ons op en houden stand.
10 HEER, schenk de koning de overwinning,
antwoord ons wanneer wij u aanroepen.
Om uw macht is de koning verheugd
Psalmen 21
1 Voor de koorleider. Een psalm van David.
2 HEER, uw kracht verblijdt de koning,
luid juicht hij om uw overwinning.
3 U gaf hem wat zijn hart verlangde,
het verzoek van zijn lippen wees u niet af. sela
4 U nadert hem met rijke zegen
en plaatst op zijn hoofd een gouden kroon.
5 Leven heeft hij gevraagd, u hebt het hem gegeven,
lengte van dagen, voor eeuwig en altijd.
6 Groot is zijn roem door uw overwinning,
u tooit hem met glans en met glorie,
7 u schenkt hem voor altijd uw zegen,
u verblijdt hem met het licht van uw gelaat.
8 Ja, de koning vertrouwt op de HEER,
door de trouw van de Allerhoogste wankelt hij niet.
9 Uw hand zal uw vijanden slaan,
uw machtige hand uw haters treffen,
10 u doet hen branden als vuur in een oven
wanneer u verschijnt.
De HEER zal hen in zijn woede verslinden,
vuur zal hen verteren.
11 Hun kinderen zult u op aarde verdelgen,
hun nageslacht uitroeien onder de mensen.
12 Al spannen zij tegen u samen,
al zinnen zij op kwaad, ze bereiken niets,
13 want u zult hen op de vlucht jagen,
u schiet uw pijlen recht op hen af.
14 Verhef u, HEER, in uw kracht,
wij zullen uw macht in liederen bezingen.
Waarom hebt U mij in de steek gelaten?
Psalmen 22
1 Voor de koorleider. Op de wijs van De hinde van de dageraad. Een psalm van David.
2 Mijn God, mijn God,
waarom hebt u mij verlaten?
U blijft ver weg en redt mij niet,
ook al schreeuw ik het uit.
3 Mijn God! roep ik
overdag, en u antwoordt niet,
s nachts, en ik vind geen rust.
4 U bent de Heilige,
die op Israëls lofzangen troont.
5 Op u hebben onze voorouders vertrouwd;
zij hebben vertrouwd en u verloste hen,
6 tot u geroepen en zij ontkwamen,
op u vertrouwd en zij werden niet beschaamd.
7 Maar ik ben een worm en geen mens,
door iedereen versmaad, bij het volk veracht.
8 Allen die mij zien, bespotten mij,
ze schudden meewarig het hoofd:
9 Wend je tot de HEER! Laat hij je verlossen,
laat hij je bevrijden, hij houdt toch van je?
10 U hebt mij uit de buik van mijn moeder gehaald,
mij aan haar borsten toevertrouwd,
11 bij mijn geboorte vingen uw handen mij op,
van de moederschoot af bent u mijn God.
12 Blijf dan niet ver van mij,
want de nood is nabij
en er is niemand die helpt.
13 Een troep stieren staat om mij heen,
buffels van Basan omsingelen mij,
14 roofzuchtige, brullende leeuwen
sperren hun muil naar mij open.
15 Als water ben ik uitgegoten,
mijn gebeente valt uiteen,
mijn hart is als was,
het smelt in mijn lijf.
16 Mijn kracht is droog als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte,
u legt mij neer in het stof van de dood.
17 Honden staan om mij heen,
een woeste bende sluit mij in,
zij hebben mijn handen en voeten doorboord.
18 Ik kan al mijn beenderen tellen.
Zij kijken vol leedvermaak toe,
19 verdelen mijn kleren onder elkaar
en werpen het lot om mijn mantel.
20 HEER, houd u niet ver van mij,
mijn sterkte, snel mij te hulp.
21 Bevrijd mijn ziel van het zwaard,
mijn leven uit de greep van die honden.
22 Red mij uit de muil van de leeuw,
bescherm mij tegen de horens van de wilde stier.
U geeft mij antwoord.
23 Ik zal uw naam bekendmaken,
u loven in de kring van mijn volk.
24 Loof hem, allen die de HEER vrezen,
breng hem eer, kinderen van Jakob,
wees beducht voor hem, volk van Israël.
25 Hij veracht de zwakke niet,
verafschuwt niet wie wordt vernederd,
hij wendt zijn blik niet van hem af,
maar hoort zijn hulpgeroep.
26 Van u komt mijn lofzang in de kring van het volk,
mijn geloften los ik in bij wie u vrezen.
27 De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die hem zoeken, brengen lof aan de HEER.
Voor altijd mogen jullie leven!
28 Overal, tot aan de einden der aarde,
zal men de HEER gedenken en zich tot hem wenden.
Voor u zullen zich buigen
alle stammen en volken.
29 Want het koningschap is aan de HEER,
hij heerst over de volken.
30 Wie op aarde in overvloed leven,
zullen aanzitten en zich voor hem buigen.
Ook zullen voor hem knielen
wie in het graf zijn neergedaald,
wie hun leven niet konden behouden.
31 Een nieuw geslacht zal hem dienen
en aan de kinderen vertellen van de Heer;
32 aan het volk dat nog geboren moet worden
zal het van zijn gerechtigheid verhalen:
hij is een God van daden.
De heer is mijn herder
Psalmen 23
1 Een psalm van David.
De HEER is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
2 Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
3 hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn naam.
4 Al gaat mijn weg
door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want u bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.
5 U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
u zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
6 Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik keer terug in het huis van de HEER
tot in lengte van dagen.
Wie mag de berg van de heer bestijgen?
Psalmen 24
1 Van David, een psalm.
Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft,
de wereld en wie haar bewonen,
2 hij heeft haar op de zeeën gegrondvest,
op de stromen heeft hij haar verankerd.
3 Wie mag de berg van de HEER bestijgen,
wie mag staan op zijn heilige plaats?
4 Wie reine handen heeft en een zuiver hart,
zich niet inlaat met leugens
en niet bedrieglijk zweert.
5 Zegen zal hij ontvangen van de HEER
en recht verkrijgen van God, zijn redder.
6 Dat valt hun ten deel die u zoeken,
die zich tot u wenden het volk van Jakob. sela
7 Hef, o poorten, uw hoofden omhoog,
verhef u, aloude ingangen:
de koning vol majesteit wil binnengaan.
8 Wie is die koning vol majesteit?
De HEER, machtig en heldhaftig,
de HEER, heldhaftig in de strijd.
9 Hef, o poorten, uw hoofden omhoog,
verhef ze, aloude ingangen:
de koning vol majesteit wil binnengaan.
10 Wie is hij, die koning vol majesteit?
De HEER van de hemelse machten,
hij is de koning vol majesteit. sela
Mijn verlangen gaat uit naar U
Psalmen 25
1 Van David.
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit,
2 mijn God, op u vertrouw ik, maak mij niet te schande,
laat mijn vijanden niet triomferen.
3 Zij die op u hopen worden niet beschaamd,
beschaamd worden zij die u achteloos verraden.
4 Maak mij, HEER, met uw wegen vertrouwd,
leer mij uw paden te gaan.
5 Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij,
want u bent de God die mij redt,
op u blijf ik hopen, elke dag weer.
6 Denk aan uw barmhartigheid, HEER,
aan uw liefde door de eeuwen heen.
7 Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd,
maar denk met liefde aan mij
en laat uw goedheid spreken, HEER.
8 Goed en rechtvaardig is de HEER:
hij wijst zondaars de weg,
9 wie nederig zijn leidt hij in het rechte spoor,
hij leert hun zijn paden te gaan.
10 Liefde en trouw zijn de weg van de HEER
voor wie de wetten van zijn verbond onderhouden.
11 Vergeef mij, HEER, mijn grote schuld,
omwille van uw naam.
12 Aan wie in ontzag voor hem leven,
leert de HEER de rechte weg te kiezen.
13 Hun leven verloopt in voorspoed
en hun kinderen zullen het land bezitten.
14 De HEER is een vriend van wie hem vrezen,
hij maakt hen vertrouwd met zijn verbond.
15 Ik houd mijn oog gericht op de HEER,
hij bevrijdt mijn voeten uit het net.
16 Keer u tot mij en wees mij genadig,
ik ben alleen en ellendig.
17 Mijn hart is vol van angst,
bevrijd mij uit mijn benauwenis.
18 Zie mij in mijn nood, in mijn ellende,
vergeef mij al mijn zonden.
19 Zie met hoe velen mijn vijanden zijn,
hoe ze mij dodelijk haten.
20 Behoed mij en bevrijd mij,
maak mij niet te schande, want ik schuil bij u.
21 Onschuld en oprechtheid mogen mij bewaren,
op u is mijn hoop gevestigd.
22 God, verlos Israël,
verlos het van al zijn angsten.
Wees rechter over mij
Psalmen 26
1 Van David.
Doe mij recht, HEER,
want zonder dwalen ben ik mijn weg gegaan,
op u, HEER, heb ik vertrouwd,
ik wankelde niet.
2 Doorgrond mij, HEER, en ken mij,
peil mijn hart en mijn nieren,
3 want uw liefde staat mij voor ogen
en ik bewandel de weg van uw waarheid.
4 Met bedriegers zit ik niet aan,
met huichelaars ga ik niet om,
5 ik haat de kring van slechte mensen,
met wettelozen wil ik niet aan tafel.
6 Ik zal mijn handen in onschuld wassen,
een rondgang maken om uw altaar, HEER,
7 om een loflied aan te heffen
en van uw wonderen te verhalen.
8 HEER, het huis waar u woont heb ik lief,
de plaats waar uw glorie verblijft.
9 Verwerp mij niet met de zondaars,
met mensen die bloed vergieten.
10 Aan hun vingers kleeft onrecht,
hun handen zijn met smeergeld gevuld.
11 Maar ik ga mijn weg zonder dwalen.
Verlos mij en wees mij genadig.
12 Mijn voeten staan op effen grond,
waar uw volk bijeen is, wil ik u prijzen, HEER.
Mijn licht, mijn heil â voor wie zou ik vrezen?
Psalmen 27
1 Van David.
De HEER is mijn licht, mijn behoud,
wie zou ik vrezen?
Bij de HEER is mijn leven veilig,
voor wie zou ik bang zijn?
2 Kwaadwilligen kwamen op mij af
om mij levend te verslinden,
mijn vijanden belaagden mij,
maar zij struikelden, zij vielen.
3 Al trok een leger tegen mij op,
mijn hart zou onbevreesd zijn,
al woedde er een oorlog tegen mij,
nog zou ik mij veilig weten.
4 Ik vraag aan de HEER één ding,
het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de HEER
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de HEER te aanschouwen,
hem te ontmoeten in zijn tempel.
5 Hij laat mij schuilen onder zijn dak
op de dag van het kwaad,
hij verbergt mij veilig in zijn tent,
hij tilt mij hoog op een rots.
6 Daarom heft zich mijn hoofd
fier boven de vijanden rondom mij,
ik wil offers brengen in zijn tent,
hem juichend offers brengen,
ik wil zingen en spelen voor de HEER.
7 Hoor mij, HEER, als ik tot u roep,
wees genadig en antwoord mij.
8 Mijn hart zegt u na:
Zoek mijn nabijheid!
Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken,
9 verberg uw gelaat niet voor mij,
wijs uw dienaar niet af in uw toorn.
U bent mij altijd tot hulp geweest,
verstoot mij niet, verlaat mij niet,
God, mijn behoud.
10 Al verlaten mij vader en moeder,
de HEER neemt mij liefdevol aan.
11 Wijs mij uw weg, HEER,
leid mij op een effen pad,
bescherm mij tegen mijn vijanden,
12 lever mij niet uit aan mijn belagers.
Valse getuigen staan tegen mij op
en dreigen met geweld.
13 Mag ik niet verwachten
de goedheid van de HEER te zien
in het land van de levenden?
14 Wacht op de HEER,
wees dapper en vastberaden,
ja, wacht op de HEER.
Sleur mij niet met de bozen mee
Psalmen 28
1 Van David.
U, HEER, roep ik aan,
mijn rots, houd u niet doof.
Als u blijft zwijgen, word ik
een dode met de doden in het graf.
2 Hoor mijn smeekbede
als ik u om hulp roep,
als ik mijn handen ophef
naar het hart van uw heiligdom.
3 Ruk mij niet weg met de kwaadwilligen,
met hen die onrecht doen,
die hun vrienden vrede wensen,
maar in hun hart zinnen op kwaad.
4 Geef hun wat ze verdienen,
vergeld hun naar hun daden,
naar het werk van hun handen,
laat hen voor hun misdrijven boeten.
5 Voor uw daden, HEER, hebben ze geen oog,
noch voor het werk van uw handen.
Breek hen af, bouw hen niet meer op.
6 De HEER zij geprezen,
hij heeft mijn smeekbede gehoord.
7 De HEER is mijn kracht en mijn schild,
op hem vertrouwde mijn hart,
ik werd geholpen en mijn hart jubelde,
hem wil ik loven in mijn lied.
8 De HEER is de kracht van zijn volk,
een burcht van redding voor zijn gezalfde.
9 Red het volk dat u toebehoort, zegen het,
wees zijn herder en draag het voor eeuwig.
De stem van de heer
Psalmen 29
1 Een psalm van David.
Erken de HEER, o goden,
erken de HEER, zijn macht en majesteit,
2 erken de HEER, de majesteit van zijn naam,
buig u voor de HEER in zijn heilige glorie.
3 De stem van de HEER boven de wateren,
de God vol majesteit doet de donder rollen,
de HEER boven de wijde wateren,
4 de stem van de HEER vol kracht,
de stem van de HEER vol glorie.
5 De stem van de HEER splijt ceders,
de HEER splijt de ceders van de Libanon.
6 Opspringen doet hij de Libanon als een kalf
en de Sirjon als het jong van een wilde stier.
7 De stem van de HEER ontbrandt in vurige vlammen,
8 de stem van de HEER brengt de woestijn tot beven,
beven doet de HEER de woestijn van Kades.
9 De stem van de HEER doet de hinden kalven
en de geiten hun jongen werpen.
Majesteit! roept heel zijn paleis.
10 De HEER heeft zijn troon boven de vloed,
ten troon zit de HEER als koning voor eeuwig.
11 De HEER zal macht aan zijn volk verlenen,
de HEER zal zijn volk zegenen met vrede.
U hebt mij genezen
Psalmen 30
1 Een psalm. Een lied bij de inwijding van de tempel. Van David.
2 Hoog wil ik u prijzen, HEER, want u hebt mij gered
en mijn vijand geen reden gegeven tot vreugde.
3 HEER, mijn God, ik riep tot u
om hulp en u hebt mij genezen.
4 HEER, u trok mij uit het dodenrijk omhoog,
ik daalde af in het graf, maar u hield mij in leven.
5 Zing voor de HEER, allen die hem trouw zijn,
loof zijn heilige naam.
6 Zijn woede duurt een oogwenk,
zijn liefde een leven lang,
met tranen slapen we s avonds in,
s morgens staan we juichend op.
7 In mijn overmoed dacht ik:
Nooit zal ik wankelen.
8 HEER, u had mij lief en ik stond als een machtige berg,
u verborg uw gelaat en ik bezweek van angst.
9 U, HEER, roep ik aan,
u, Heer, smeek ik om genade.
10 Wat baat het u als ik sterf,
als ik afdaal in het graf?
Kan het stof u soms loven
en getuigen van uw trouw?
11 Luister, HEER, en toon uw genade,
HEER, kom mij te hulp.
12 U hebt mijn klacht veranderd in een dans,
mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld.
13 Mijn ziel zal voor u zingen en niet zwijgen.
HEER, mijn God, u wil ik eeuwig loven.
12-09-2008
Ik leg mijn geest in uw hand
Psalmen 31
1 Voor de koorleider. Een psalm van David.
2 Bij u, HEER, schuil ik,
maak mij nooit te schande.
Bevrijd mij en doe mij recht,
3 hoor mij,
haast u mij te helpen,
wees voor mij een rots, een toevlucht,
een vesting die mij redding biedt.
4 U bent mijn rots, mijn vesting,
u zult mijn gids zijn, mij leiden, tot eer van uw naam,
5 mij losmaken uit het net dat voor mij is gespannen,
u bent mijn toevlucht.
6 In uw hand leg ik mijn leven,
HEER, trouwe God, u verlost mij.
7 Wie armzalige goden vereren ik haat ze,
ík vertrouw op de HEER.
8 Ik zal mij verblijden, juichen over uw trouw,
want u ziet mijn ellende,
u kent de nood van mijn ziel,
9 u laat niet toe dat de vijand mij insluit,
u geeft mijn voeten de ruimte.
10 Heb erbarmen, HEER,
want ik verkeer in nood,
mijn ogen zijn gezwollen van verdriet,
mijn ziel en mijn lichaam verkwijnen,
11 mijn leven verloopt in ellende,
zuchtend slijt ik mijn dagen,
door eigen schuld slinken mijn krachten,
tot op mijn botten teer ik weg.
12 Bij allen die mij belagen
wek ik de lachlust,
bij mijn buren nog het meest.
Wie mij kennen zijn verbijsterd,
wie mij zien aankomen op straat
wenden zich af en ontvluchten mij.
13 Vergeten ben ik als een dode, weg uit het hart,
afgedankt als gebroken aardewerk.
14 Ik hoor de mensen over mij fluisteren,
van alle kanten dreigt gevaar.
Ze steken de hoofden bijeen
en smeden plannen om mij te doden.
15 Maar ik vertrouw op u, HEER,
ik zeg: U bent mijn God,
16 in uw hand liggen mijn lot en mijn leven, bevrijd mij
uit de greep van mijn vijanden en vervolgers.
17 Laat het licht van uw gelaat over mij schijnen,
toon uw trouw en red uw dienaar.
18 HEER, u roep ik aan, maak mij niet te schande,
laat de goddelozen te schande staan
en verstommen in het dodenrijk.
19 Zwijgen moeten de leugenaars,
die hoogmoedig en vol verachting
rechtvaardige mensen beschuldigen.
20 Hoe groot is het geluk
dat u hebt weggelegd voor wie u vrezen,
dat u bereid hebt voor wie schuilen bij u,
heel de wereld zal het zien.
21 U verbergt hen in de beschutting van uw gelaat
voor de lagen en listen van mensen,
uw tent biedt hun een schuilplaats
voor de laster van kwade tongen.
22 Geprezen zij de HEER om zijn trouw,
hij heeft een wonder voor mij verricht,
hij ontzette mij als een belegerde stad.
23 In mijn angst had ik gezegd:
Ik ben verbannen uit uw ogen,
maar u hebt mijn smeekbede gehoord
toen ik u om hulp riep.
24 Getrouwen van de HEER, heb hem lief.
De HEER behoedt de standvastigen,
voorgoed rekent hij af met de hoogmoedigen.
25 Allen die uw hoop vestigt op de HEER:
wees sterk en houd moed.
U hebt vergeven
Psalmen 32
1 Van David, een kunstig lied.
Gelukkig de mens van wie de ontrouw wordt vergeven,
van wie de zonden worden bedekt.
2 Gelukkig als de HEER zijn schuld niet telt,
als in zijn geest geen spoor van bedrog is.
3 Zolang ik zweeg, teerden mijn botten weg,
kreunend leed ik, de hele dag.
4 Zwaar drukte uw hand op mij, dag en nacht,
mijn kracht smolt weg als in de zomerhitte. sela
5 Toen beleed ik u mijn zonde,
ik dekte mijn schuld niet toe,
ik zei: Ik beken de HEER mijn ontrouw
en u vergaf mij mijn zonde, mijn schuld. sela
6 Laten uw getrouwen dus tot u bidden
als zij in zichzelf een zonde vinden.
Stormt dan een vloed van water aan,
die zal hen niet bereiken.
7 Bij u ben ik veilig, u behoedt mij in de nood
en omringt mij met gejuich van bevrijding. sela
8 Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan.
Ik geef raad, op jou rust mijn oog.
9 Wees niet redeloos als paarden of ezels
die met bit en toom worden bedwongen,
dan zal geen kwaad je treffen.
10 Een slecht mens heeft veel leed te verduren,
maar wie op de HEER vertrouwt wordt met liefde omringd.
11 Verheug u in de HEER, rechtvaardigen, en juich,
zing het uit, allen die oprecht zijn van hart.
Alles wat Hij doet getuigt van trouw
Psalmen 33
1 Juich, rechtvaardigen, voor de HEER,
de oprechten moeten hem loven.
2 Huldig de HEER bij de klank van de lier,
speel voor hem op de tiensnarige harp.
3 Zing voor hem een nieuw lied,
speel en zing met overgave.
4 Oprecht is het woord van de HEER,
alles wat hij doet is betrouwbaar.
5 Hij heeft recht en gerechtigheid lief,
van de trouw van de HEER is de aarde vervuld.
6 Door het woord van de HEER is de hemel gemaakt,
door de adem van zijn mond het leger der sterren.
7 Hij verzamelt het zeewater en sluit het in,
hij bergt de oceanen in schatkamers weg.
8 Laat heel de aarde vrezen voor de HEER,
en wie de wereld bewonen hem duchten,
9 want hij sprak en het was er,
hij gebood en daar stond het.
10 De HEER doet de plannen van volken teniet,
hij verijdelt wat naties beramen,
11 maar het plan van de HEER houdt eeuwig stand,
wat hij beraamt, blijft van geslacht tot geslacht.
12 Gelukkig het volk dat de HEER als zijn God heeft,