In de stille nachten, doorbreken de sterren het halfverduisterde vensterglas. Onder een laken van witte, woelende kreukels zie ik met glinsterende ogen de grillige vormen dat het nachtlampje op het plafond kaatst. Verlaten, geen ziel te bekennen in de eikenhouten ruimte. Levenloos kijkt het raam neerwaardig op me neer. De huilende wind, de tikkende takken op het vensterglas, houden me wakker. Een vreemde dag noem ik mijn voorbije schoolervaring niet. Maar een dag om weeral helaas niet te vergeten. Weer een nieuwe slag, een nieuwe letter op een vel papier. Mijn vel papier, Maar het heeft geen enkele zin om hierover te praten, want ik reageer misschien te overdreven. Naar mijn vader, die mij in half letterlijke woorden een leugenaar noemde. Was het lafheid? Of was hij gewoon niet geïnteresseerd in mijn leven?
Een paars vehikel rijdt over de geasfalteerde straat. Doelgericht, stuurt hij zich naar mijn school. Mijn moeder - Miriam De Beule - klemt haar handen stevig om het stuurwiel. Waarom ze gestrest zou zijn, dat vraag ik me af. Ze moet gewoon elke dag achter een bureau zitten, als bediende. Ze werkt in een postkantoor. Misschien een nogal vertrouwelijke job, ieders post gaat langs dat kleine venster. Maar meer weet ik ook niet. Mijn vader -Michiel Verkavelen - is zelfstandige, hij heeft zijn eigen garage, elders, buiten het miezerige dorp waar wij onze intrek hebben genomen. Misschien kan ik eveneens nuanceren waar wij wonen. In een vrij oud huis. Maar voor mij hoeft het niet meer te zijn. Ik heet Mathijs, nu, morgen en over enkele jaren nog. Hoe mijn ouders aan deze naam kwamen? Een oud-vriend van mijn vader, eerder een kennis van het Unief. Ik nestel me moeilijk in de gestoffeerde zetel, waarvan de brieven en papieren op mijn schoot nog eens de helft van mijn plaats overnemen. Geen enkel woord, komt er ook maar over haar lippen, de lippen van mijn ma, die apathisch naast me zit. Ik kijk naar de bomen, die in rijen staan langs de weg. Zorgeloos laten ze de wind waaien terwijl ze daar standvastig staan. Ze maken me belachelijk, ze bespotten me. Enkele meisjes met overladen boekentassen, halen ons moeiteloos in. Ik zit al enkele maanden op school en toch heb ik hen nooit gezien. Misschien gelukkig, De fietsers zorgen voor een kleine opstopping, de auto remt bruusk, nog even weg van school.