De zwartvoetkat (Felis nigripes) is een katachtige uit de drogere streken van zuidelijk Afrika. De zwartvoetkat is de kleinste kattensoort. Waarschijnlijk is hij nauw verwant aan de woestijnkat.
De zwartvoetkat heeft een lichtbruine vacht, waarover grote zwarte vlekken en strepen lopen. Over de poten lopen brede, donkere ringen. De voetzolen zijn geheel zwart en behaard. Ook de punt van de dikke, korte staart is zwart. De zwartvoetkat heeft slechts een klein neusje. De oren zijn groot en de kop is klein, breed en rond. De zwartvoetkat wordt 27 tot 50 centimeter lang en 1 tot 3 kilogram zwaar. De staart is 13 tot 20 centimeter lang.
Zwartvoetkatten leven in de open zandige halfwoestijnen, steppen en savannen van Zuid-Afrika, Botswana en Namibië, als de westelijke Kaap, de Kalahari en de Karoo. De zwartvoetkatten heeft een voorkeur voor schaars begroeid land, maar heeft wel struikgewas, graspollen of een termietenheuvel nodig om zich in te verschuilen voor gevaar.
De zwartvoetkat jaagt voornamelijk op kleinere zoogdieren, als muizen, gerbils en andere knaagdieren en springspitsmuizen. Ook andere kleine dieren, als hagedissen, vogeltjes, spinnen, termieten en sprinkhanen. De zwartvoetkat is een goede graver, en veel prooien weet hij te vangen door ze uit te graven. Zwartvoetkatten halen voldoende vocht uit het voedsel, en hoeven daardoor zelden tot nooit te drinken.
De zwartvoetkat is een solitaire nachtdier, die twee of drie uur na zonsondergang actief wordt. Na een draagtijd van 63 tot 68 dagen worden twee tot drie jongen geboren in november of december. Het mannetje helpt niet mee met de zorg voor de jongen.
De Gobikat of Chinese woestijnkat (Felis bieti), vaak ook Chinese bergkat of rotskat genoemd, is een wilde katachtige uit Chinese berggebieden. De soort komt echter waarschijnlijk niet voor in woestijnen als de Gobiwoestijn. Over deze soort is slechts weinig bekend.
De Chinese woestijnkat is een vrij stevige katachtige, die 68 tot 85 centimeter lang kan worden en tot negen kilogram zwaar. De staart is echter vrij kort en dik, 30 tot 35 centimeter lang. De dichte vacht is grijzig tot bruinig geel van kleur aan de bovenzijde, met een rode glans. 's Winters is de vacht rossiger van kleur, zomers donkerder. Aan de onderzijde is deze vuilwit. Over de zijden en op de poten lopen enkele vage strepen. Over de staart lopen vijf à zes donkere ringen en heeft een zwarte punt. De schedel is breed en de oren groot, met kleine pluimpjes. De poten zijn vrij kort, met behaarde zolen.
De Chinese woestijnkat komt voor in de lösssteppen, alpenweiden, struikgebieden en bosranden van het Tibetaans Hoogland, in Qinghai, zuidelijk Gansu en het noorden van Sichuan, op een hoogte van 3000 meter. Vermeldingen dat de soort ook noordelijker voorkomt zijn waarschijnlijk vals. Het is waarschijnlijker dat het in deze gevallen gaat om een Aziatische wilde kat (Felis silvestris ornata) of een grote verwilderde huiskat, die voor een Chinese woestijnkat wordt aangezien.
De Chinese woestijnkat is voornamelijk 's nachts en in de schemering actief. Overdag slapen ze in holen in zuidelijke berghellingen. Bergkatten jagen voornamelijk op bamboeratten, fluithazen en woelmuizen, maar ook op vogels als fazanten. Ondergrondse prooien worden opgegraven.
De woestijnkat heeft een opvallend brede kop met grote, naar voren gerichte ogen en grote spitse oren, die ver uit elkaar staan. Hij kan zijn oren neerwaarts naar de grond richten, waarschijnlijk om ondergrondse geluiden op te pikken van zijn prooidieren. De poten zijn kort, met harige voetzolen.
De woestijnkat heeft een zandkleurige tot okergele vacht met een geringde staart. De flanken, schouders en voorhoofd zijn grijzig gekleurd. Ook op de poten zijn dwarsstrepen goed zichtbaar. De strepen zijn het best te zien bij dieren uit de Sahara. Jonge dieren worden geboren met een duidelijk bruingestreepte vacht, die na verloop van tijd vervaagt.
De zandkat wordt 40 tot 57 centimeter lang en 1,4 tot 3,4 kilogram zwaar. De staart is 23 tot 38 centimeter lang.
De moeraskat is een slanke kat die hoog op de poten staat. De staart is relatief kort. De oren zijn spits en hebben een klein kwastje. Op de achterzijde van de oren heeft de kat witte vlekken. Door dit pluimpje wordt het dier ook soms moeraslynx genoemd, alhoewel de moeraskat niet verwant is aan de lynxen. De vacht is egaal gekleurd. De vachtkleur zelf verschilt per individu en populatie. De meest voorkomende vachtkleuren zijn zandbruin, gelig grijs, roodbruin en grijsbruin. De staart is geringd, en ook op de poten lopen donkere strepen. Jonge dieren hebben duidelijk zichtbare strepen, die later verdwijnen. Hij wordt 50 tot 94 centimeter lang en 4 tot 9 kilogram zwaar. De staart is 23 tot 31 centimeter lang. Er zijn dieren bekend die wel 13 kilogram zouden wegen. Mannetjes worden veel groter dan vrouwtjes.
De moeraskat leeft solitair, behalve in de voortplantingstijd. Het mannetje helpt mee met de zorg voor de jongen. Deze jongen worden na een draagtijd van ongeveer 66 dagen geboren. Per worp krijgt een moeraskat-poes 2 tot 5 jongen. De zoogtijd duurt 2 maanden. Na 5 maanden zijn de jongen onafhankelijk en na 18 maanden geslachtsrijp. Moeraskatten kunnen 14 jaar oud worden.
De moeraskat komt voornamelijk voor in waterrijke gebieden met dichte begroeiing, als moerassen, rietbedden en andere gebieden met dichtebegroeide oevers of kusten. De omgeving waarin deze wateren liggen is niet belangrijk, en de moeraskat kan zowel in woestijnen als in vochtige wouden gevonden worden. Ook komen ze geregeld voor in landbouwgebieden, boomplantages en rond kunstmatige vijvers. De moeraskat is niet bang voor mensen en waagt zich geregeld in de buurt van nederzettingen. In de Himalaya zijn moeraskatten tot op een hoogte van 2400 meter waargenomen, in de Kaukasus tot 1000 meter.
In Europa komt de moeraskat voor in Rusland, Azerbeidzjan en Georgië. Het aantal moeraskatten in Europa loopt snel terug en maar een klein deel van de volwassen dieren overleeft in het wild.
De hamster is een vrij groot knaagdier met een korte staart. Hij wordt 200 tot 340 millimeter groot, met een staartje van 28 tot 60 millimeter, en een gewicht van 150 tot 460 gram. De bovenzijde van zijn vacht is gelig bruin, met witte tot gelige vlekken op snuit, schouders en wangen. De onderzijde is zwart. Dit is vrij bijzonder, aangezien bij de meeste zoogdieren de buik lichter is dan de rug. Melanisme komt voor. Hij heeft grote, behaarde oren.
De hamster is van oorsprong een Oost-Europesesteppebewoner, maar met de opkomst van de landbouw verbreidde zijn leefgebied zich meer naar het westen uit. Hij komt voor van Zuidwest-Rusland via de Donauvallei en de Pannonische vlakte door Duitsland tot Zuid-Limburg, Oost-België en Noordoost-Frankrijk. Hij komt niet voor in berggebieden, aangezien hij een losse ondergrond nodig heeft om gangen in te graven.
In Nederland komt de soort enkel voor in Zuid-Limburg, maar de soort werd daar bedreigd. Stichting Das en Boom en Diergaarde Blijdorp hebben samen de laatste korenwolven opgevangen en zijn met deze dieren een fokprogramma gestart. In 2005 is Das en Boom met het fokken gestopt en zijn de dieren verhuisd naar het Gaiapark in Kerkrade. Hamsters die in Nederland in het wild worden gezien, zijn zeer waarschijnlijk nakomelingen van hamsters uit dit fokprogramma.
In België (in het zuiden van de provincies Vlaams-Brabant en Limburg) stond de hamster ook op uitsterven en daarom heeft het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) van de Vlaamse overheid in 2007 en 2008 hamsters uit het Nederlands kweekprogramma bijgezet op de twee locaties waar ze zeker nog voorkwamen...
De hamster is een solitaire soort, die een gangenstelsel graaft. Dit netwerk kan tot twee meter diep zitten, met gangen van een diameter van 6 tot 8 centimeter, en kunnen soms behoorlijk steil zijn, waardoor hij snel kan verdwijnen bij gevaar. Hier legt hij kamers in voor voedselvoorraden, een latrine, en nesten. De nesten zijn vaak bedekt met gras, hooi en ander zacht materiaal. 's Avonds en 's nachts komt de hamster uit zijn hol om te eten. Hij eet vooral zaden, grassen en kruiden, maar ook wortelen, vruchten en granen en dierlijk voer als insecten, slakken, wormen, en zelfs kikkers, muizen en jonge vogels. Het voedsel bewaart hij in zijn wangzakken en neemt het mee naar zijn voedselvoorraden. Daar leegt hij zijn wangzakken met zijn voorpoten. De voedselvoorraad kan tot 65 kilogram aan voedsel beslaan, maar is meestal niet meer dan 15 kilogram. Bij gevaar (vooral vossen) zet de gewone hamster zijn wangzakken op en maakt hij dreigende geluiden.
Als de herfst komt, dicht hij alle uitgangen met aarde. In het diepste nest houdt de hamster van oktober tot april een winterslaap, waarbij zijn lichaamstemperatuur tot 5°C daalt. De winterslaap onderbreekt hij elke vijf tot zeven dagen om te eten van deze voedselvoorraad. Na de winterslaap breekt de paartijd aan. Hierbij dringen de mannetjes binnen in de territoria van de vrouwtjes, waar ze na de paartijd direct weer worden uitgejaagd.
Na een draagtijd van 17 tot 20 dagen worden drie tot vijftien kale, blinde jongen (gemiddeld 4-8) geboren. Na 14 dagen gaan de ogen open en kunnen de jongen het nest verlaten. Na 18 dagen worden de jongen gespeend. De vrouwtjes zijn geslachtsrijp na 43 dagen, waardoor jongen uit de eerste worp vaak nog in hetzelfde jaar kunnen voortplanten. Een vrouwtje kan tot drie worpen per jaar krijgen. De voortplantingstijd eindigt in juli en augustus.
Een dashond is een hondenras; een andere in het Nederlands gebruikelijke naam is teckel. Het ras werd oorspronkelijk gefokt om te jagen op dassen, vandaar de naam dashond
Specifieke kenmerken
Teckels zijn kortbenige langgerekte honden die, zoals hierboven beschreven, in drie verschillende grootteslagen voorkomen:
Standaarddashond: borstomvang boven de 35 cm, gewicht tot maximaal 9 kilo.
Dwergdashond: borstomvang van 30 t/m 35 cm, gewicht variërend tussen 6 en 7 kilo.
Kaninchendashond: borstomvang tot 30 cm, gewicht variërend tussen 4 en 5 kilo.
De teckel is tegenwoordig een gezellige gezinshond, maar is tevens een gepassioneerde jachthond met een groot uithoudingsvermogen. Hij is daarnaast ook een goede waakhond. De teckel is van nature geen gehoorzame hond, maar met de juiste training en veel geduld kan men de hond wel onder appel krijgen.
Kenmerken betreffende de vacht
A.De vacht van een teckel komt in drie verschillende structuren voor, te weten:
Langharig: lange, zachte vacht, die sluik langs het lichaam hangt.
Ruwharig: ruwe, borstelige vacht, op kop en snuit meer volume in de vacht.
B. Naast verschillen in de vachtstructuur zijn er ook uiteenlopende vachtkleuren mogelijk.
Black and Tan
Roodbruin
Wildkleurig (Ruwharige teckels)
N.B. Buiten het bekende black-and-tan, roodbruin en wildkleur is ook grijs of wit mogelijk, met bruingele aspecten bij de onder andere de ogen en de snuit.
Ook verschillende tekeningen in de vacht komen voor.
Tijgertekening: bruine, witte of grijze ondergrond, met bruine, grijze, zwarte vlekken. Vlekken niet te groot.
Stroming in de vacht: roodbruin met een zwarte stroom/glans in de vacht Een echte jager
De teckel kan geweldig komedie spelen om zijn zin door te drijven, en zoekt bewust oogcontact. Voor de puppy is een cursus aan te raden. Wanneer de hond voorbij de puberteit is, wordt hij een trouwe hond voor de baas.
De teckel komt oorspronkelijk uit Duitsland en wordt daar veelal nog als waakhond en jachthond gebruikt. In Nederland werd de teckel voornamelijk gebruikt voor de jacht op dassen. Maar hij wordt ook gebruikt voor de jacht op reeën, wilde zwijnen, konijnen en vossen. In Duitsland wordt hij ook wel 'Waldmann' (Woudman) genoemd, want zelfs het meest verwende teckeltje wordt in het bos een hartstochtelijk jager.
Omdat de teckel van oorsprong een jachtinstinct bezit, is hij in het spel een zeer fanatieke hond. Daarom zal een teckel zich ook prima vermaken met allerlei speeltjes en balletjes. Ook apporteren zou een teckel geweldig vinden, al moet daarmee wel goed rekening gehouden worden met het eigenzinnige karakter van de teckel en is daarom niet altijd te garanderen dat het te apporteren voorwerp ook daadwerkelijk terugkeert. De teckel neemt het dan mee naar zijn mand of andere veilige plek en zal het daar een tijdje houden of daagt zijn baas opnieuw uit om verder te spelen.
Ik ben anthony
Ik ben een man en woon in adjudantekeyserstraat 97 (belgie) en mijn beroep is geen ben een kind.
Ik ben geboren op 14/11/1998 en ben nu dus 26 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: buiten spelen.
mijn interesses zijn draken mijn vrienden en mijn huisdieren (5katten)komt door mijn zus mijn favorieten beesten zijn de